VOOR DEJEUGD
li-IDSCH DAGBLAD
%z*
•i.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
No. 16325.
Woensdag* 14 Mei.
Anno 1913»
•V.
De verontschuldigingen
van den Koning.
De Eatten-Studentjes.
-1 'idp
„Wel nu nog mooier," bromde hij, „daar
heb ik nog al den tijd voor!"
Maar hij zei maar niets meer tegen zijn
viouw, want dat zou hem toch niet helpen,
daar zij \erbaz«end doof was. Hij nam dus
giraffe junior op, stuurde hem zonder eten
naar bed, terwijl hijzelf do rest van den
avond erg uit zijn humeur bleef.
Den volgenden morgen vroeg ging Papa
naar het hoofd eener bijzondero school en
sprak met de directrice af, dat hij zijn
zoontje eens dadelijk op zicht zou sturen,
om to bepalen, in welke klasse hij kon komen.
Het was een uitgezochte school, want me
vrouw wilde geen apen als leerlingen aan
nemen, onder geen enkele voorwaarde.
Teen Papa thuis kwam, vertelde hij zijn
wedervaren en zond giraffe junior tot diens
groot verdriet naar de directrice toe. Deze
deed hem een streng verhoor ondergaan en
merkte al heel spoedig, dat ze met een
domoor te deen had. Hij kreeg dus een.
plaats achter in do klasse, naast een jeugdig
luipaard. Vóór hem zaten hyena, wolf ju
nior, schildpadje en olifantje. Alles ging
vrij goed, toen de directrioe, die juist dat
uur in de laagste klasse les gaf, hem vroeg,
wat het verschil was tusschen een vierde
van den aardbol cn een vierde van eeai
sinaasappel. Dat was dus lang niet mak
kelijk en toon hij den kop omdraaide, om'
te zeggenj 'lat hij het niet wist, veegdo
hij door die beweging met zijn langen
hals de kameraden, die naast en voor hem'
'zaten va.n do banken. Je kunt je vooratel
len, wat een verwarring dat gaf!
Wolf junior beet den schuldige in do
pcoten, hyena viel hals over kop over lui
paard, dio haa.r in het gezicht krabde dat
liet zoo'n aard had; terwijl olifantjo brulde
of hij vermoord werd. Schildpadjo was flauw
gevallen en toen do directrice hem daar zoo
onbeweoglijk zag liggen, bracht zij hem met
.water en melk tot bewustzijn. Daarop werd
de les voortgezet.
Giraffe junior nam zich voor, den kop
niet moor om te draaien. Poon hij duö
weer cons moest antwoorden, lichtte hij zijn
kop slechts op on stootte eon gat in dc
zoldering, waardoor het arm schildpadje nu
zoo diep onder do kalk werd begraven, dat
het wel oen uur (duurde, eer ze hem weer
terug hadden.
Teen 'a middag-s do school weer begon,
moest giraffo junior voor zijn straf met zijn
kop door de opening van den zolder staan;
hij kon dus geen kwaad meer doen, maar
hij kon ook niet hooren wat er in de les
behandeld werd. Olifantje moest ,toen van
tijd tot tijd zijn slurp als spreekhoorn laten
dienst doen.
Alles ging dien middag heel rustig op
school, maar toen het vier uur was cn giraffe
junior ook mocht weg gaan, kon hij met
geen mogelijkheid zijn kop ,uit do opening
terug1 trekken. Goed-o raad was duur, totdat
een der onderwijzeressen op den gelukkigen
inval kwam, den zwaardviseh, die stads
timmerman was, te hulp te roepen. Deze
meest den armen giraffe nu uitzagen, zoo-
dat hij van onder .tot boven met. zaagsel
bedekt te voorschijn kwam. Do directrice
zond hem naar huis en gaf aan zijn vader
een nota mee met dc onkosten voor het tim
merwerk, benevens een briefje, waarin zij
schreef, dat zij tigm tot haar spijt moest
meedeelen, dat zij in haar inrichting geen
.plaats voor giraffen had.
Papa was allesbehalve in zijn schik en
koelde zijn eerste woede, door giraffe junior
flink om de ooren te geven; daarop wendde
hij zich tot zijn vrouw en zei, dat ze haar
kind niet uit het oog mocht verliezen. Mama
▼•rontsehuldigde zich met te zeggen, dat
'haar huiselijke bezigheden haar niet veroor
loofden zoontje-lief steeds na t-e loopen, maar
gaf tevens den goeden raad om giraffe ju
nior professor Wituil tot lceraar te geven.
Papa dacht er evenwel niet aan en zoo
werd zoontje een echte domoor die zelfs
nooit zijn eigen naam heeft leeren spellen.
Maar misschien is er nog een kans voor hem
dit verzuim in te halen, want vader is
van plan, een grooto som gelds beschikbaar
te stellen tot het oprichten van een: Leer
school voor giraffen, wier opvoeding in hun
hun jeugd verwaarloosd werd.
De jongen vond hem.
Sir Bartle Frere was bekend als een groot
reiziger, staatsman, maar bovendien als
iemand, die alles voor anderen overhad en
en hen hielp waar hij maar kon.
Toen hij op zekeren dag weer van oen
zijner buitenlandsche reizen terugkwam,
zond Lady Frere, zijn vrouw, oen lakei naar
het station om hem te halen.
,,Maar hoe zal ik hem herkennen, me
vrouw?" vroeg de bediende, die pas in
dienst was, en zijn meester nog nooit had ge
zien.
,,0, dat zal je niet moeilijk vallen," ant
woordde movrouw ,,Zie maar uit naar
iemand, die bezig is een ander te helpen."
Toen de trein aankwam, kreeg do lakei
weldra een heer in het oog, die een oude
juffrouw bij het uitstijgen uit een derde
klasse-coupe hielp.
De lakei liep op den heer toe en vroeg
hem of hij Sir Bartle Frere was, waarop de
heer eenigszins verbaasd moest bekennen,
dat hij dat werkelijk was, want hij herinner-
do zich niet de lakei ooit gezien te hebben.
Bij den stam der Bcohuana's, negers op
de Zuid-Westkust vaai Afrika, worden merk
waardige plechtigheden verricht, als jongens
in den rang der mannen worden opgenomen.
Livingstone, de groote ontdekkingsreiziger
van het „Zwarte Werelddeel" heeft een ge
deelte van een dergelijke ceremonie beschre
ven als volgt:
Een aantal jongens van omtrent veertien
jaar stonden geheel naakt, op oen rij. Tegen
over hen, stond een gelijk aantal mannen
dio ieder een langen tak in de hand hadden
van een 9oort heester, waarvan het hout
zeer sterk, taai en buigzaam is. Zoowel
de mannen als de jongons voerden een
wonderlijken dans uit; elk dier laatsten
was voorzien van een paar sandalen, die hij
in plaat® van aan de voeten, aan do han
den droeg.
„Zult gij uw vee goed weiden?" vroeg een
man.
„Dat zM ik," antwoordt de jongen en
houdt tegelijk zijn van sandalen voorziene
handen boven zijn hoofd.
Dan springt de man vooruit en slaat met
alle maeht naar het hoofd van den jongen.
De slag wordt met de sandalen opgevangen,
maar door de veerkracht van den stok krult
deze met zulk een kracht over het hoofd van
den jongen heen, dat hij een diepe snede
maakt in den rug, want het bloed springt
er uit te voorschijn, of die met een mes ge
sneden was
Het ergste is nog, dat de jongens, op
straf van niet te worden toegelaten, ver
plicht zijn hun dans te vervolgen, en vroo-
lijk en gelukkig uit te zien; kortom, geen
spier van hun gelaat te vertrekken, bij de
vreesolijke slagen, die hun lichaam overdek
ken met bloed en bun rug met litteekens,
die gedurende heel hun leven niet meer
verdwijnen.
Alleen de oudere onder de mannen mogen
de jongens op deze wijze onderrichten en de
oudsten onder hen zijn de rechters. Voor
deze strenge soort proef zijn dus héél sterke
zenuwen noodig; gelukkig is de huid der
Wilden ook veel ongevoeliger voor dergelij
ke proefnemingen.
Ingezonden door Louise Hoogeveen.
Vader: „Een kind mag nooit zeggen: ik
wil."
.Zoontje: „Ja, dat zegt U nu; maar mama
heeft mij vanmorgen verboden om te zeggen:
ik wil niet."
Vader: „Doe je vingers uit je mond
Jantje."
Jantje: „Maar vader, ik heb ze er niet
in."
Vader: „Steek ze dan in je mond zoo
en doe ze er dan dadelijk weer uit."
Ingez. door Laurens Segaar.
Verslaggever (eener stadscourant"): „Zeg
eens meisje, kan ik mevrouw even spreken?"
„Mevrouw is uit, mijnheer.'
„Verslaggever: „Een ander lid der farai
lie dan?"
„Zij zijn allen uit mijnheer."
Verslaggever „Er is hier, zoo ik gehoord
heb, brand geweest, niet waar?"
„Ja mijnheer, maar die is ook uit."
Ingez. door „Mimosa".
Pietje slim.
Meester: „Hoe heet ge, ventje?"
Pietje: „Net als mijn grootvader, meester."
Meester: „En hoe heet jo grootvader?"
Pietje: „Net als ik, meester."
Meester: „Jawel, maar hoe heeten jullie
allebei?"
Pietje: „Precies hetzelfde meester."
Moeder: „Foei. Karei lig je nu nog in
bed, sta gauw op, en schaam jc."
KareiOch Ma laat u me nog maar een
poosje liggen, ik kan me in mijn bed tc-cb
ook wel schamen."
Onvorwachtant. woord.
„Wat is het beste boek?" vroeg een on
derwijzer aan een leerling.
„Aaltje de keukenmeid", luidde het ant-'
woord, „want als mama daarin leest, krijgen,
we 's middags altijd wat lekkers op tafel."
Ingezonden door „De kleine Fransohman."
L
BogravenPlaatsen.
Mijn vader eet graag oesters, ik houd. er
niet van.
Mijn moeder had elf tantos en negen ooms.
Loop toch wat harder wij komen anders,
niet op tijd.
Kareis peetoom gaf hem op zijn verjaar
dag een horloge.
Hij liep voorbij de ka) el door niemand ge
zien.
Ingez. door „Mimosa".
n.
Mijn geheel bestaat uit tien letters; ik ben
de' naam van een boom en mijn zaden die
nen tot het bereiden van een donkergekleur
den drank, die heerlijk smaakt.
Een 7, 2, 10 is ontplofbaar.
10, 2, 9, 1 is een plaatsje in Limburg.
en 10, 8, 4 wordt in den winter gebruikt
Een 6, 5, 1 is een boom.
Ven 3, 8, 1 vindt men op een zeilboot.
Een 7, 9, 1 is een koppig dier.
Ir_ezonden door „Kleine Zee-officier."
III.
Mijn geheel is een onmisbaar persoon.
1, 3, 9, 3 is een mannetjes schaap.
Een 6, 2, 10, 2, 9, 10 is een vrucht.
6, 4, 12, 13 is een verscheurend dier.
Een 8l 7, 11 staat om den tuin.
Op een 2, 5 laadt men steenen.
3, 4,12, 13 is een groot water.
Het w«a® op een avond vóór den slag
van Ivry in het jaar 1590. Hendrik IV
streed dapper togen zijn machtige vijanden
'die hem niet als koning van Frankrijk wil-
,den erkennen. Nu had hij met een groote
overmacht to dtoen, want zijn legertje was
niets ,in vergelijking met de vele troepen,
waarover zijn tegenstanders konden be
schikken.
Hoe arm hij dus op dat oogenblik ook
was, en welke moeielijke dagen hij door
leefde, hij bleef altijd even opgewekt en.
geestig. Zijn vrienden bewonderden de
flinkheid en oprechtheid en dc wijze, waar
op hij hen allen nog wist op te beuren en
er den moed wist in te houden.
Op den avond dat ons verhaal begint,
bereidde zich zijn legertje op oen veld
slag voor, want Hendrik was van plan, den
volgenden ochtend zijn vijanden aan te val
len; de tijd was nog niet gekomen, waarop
iedere boer, zooals de koning zelf zeide:
„een hoentje in don pot moest hebben" ter
viering van den Zondag. Ook in het kamp
waren do maaltijden bijzonder eenvoudig
en de Koning zelf at 's avonds niet anders
dan een paar korsten droog brood. Zeer
tegen zijn gewoonte, was Hendrik dien
keer tooh eens wol uit zijn humeur, zoodat
de jonge edelman Tich <Je Schomberg, een
Duitscher, die zeer aan den vorst gehecht
wajs, slecht werd ontvangen, toen hij vroeg:
„Sire, kunt gij mij niet een klein voor
schot op mijn soldij geven? Ik kan zoo
haast niet langer voor den dag komen:
mijn schoenen zijn al vijf maanden kapot
en mijn harnas is niets meer waard, zoodat
ik te vena des te meer aan gevaar bloot sta.
Hendrik IV keek Schomberg streng aan
en zei op nog coo'n t-oon:
„Mijnheer, ik geloof niet, diat uw schoe^
nen er slechter aan toe zijn dan de mijnen.
Ook kan uw harnas onmogelijk meer bul
ten rijk zijn, dan hetgeen ik aan het
lichaam draag. Morgen zal er een Blag
plaats hebben en ik verwonder er mij dus
e:eer over, dat gij op zulk een spannend
oogenblik nog aan durft komen met zulke
nietige vragenNog nooit heb ik bijge
woond, dat een man van eer zich den
avond vóór den vel-dlslag nog om geld be
kommerde. Laat mij dus verder met rust
'en trek uzelve ook niets meer aan van de
wereldsche zaken.
Deze scherpe terechtwijzing van den ko
ning had plaats in het bijzijn van verschil
lende edellieden, die verstomd waren over
deze onredelijke woorde-n van den vorst.
De arme Schomberg kreeg een kleur tot
achter de ooren en zei niets meer.
Den volgendon morgen was het schitte
rend mooi weer. Alles was druk in de
weer in het kamp van Hendrik IVde
paarden werden met zorg geroskamd en
;de degens extra gepoetst. Allo maatrege
len waren al genomen; ieder stond op zijn
post en wachtte slechts het geschal van
de trompetten af om to kunnen aanvallen,
toen Hendrik IV te midden zijner officie
ren verscheen. Hij droeg de helm met de
witte pluim, die overal in het heetst van
het gevecht zichtbaar was en die ook nu
weer zijn léger den weg van den roem zou
opvoeren. Het gelaat van den vorst straal
de van hoopvolle verwachting. .Hij glim
lachte en hadl voor allen een bemoedigend
woo id over.
„Graaf" zei hij tegen Guy de Lansae,
„uw oog schittert van moed en belooft
wat goeds voor vandaag."
„En gij, dappere Serguan, als uw
zwaard gebroken is, hebt gij nog uw vuis
ten ov'er".
Juist was hij op het punt te paard te
stijgen, toen hij Tick de Schomberg op
merkte ,die een weinig achteraf stond.
Daar herinnerde zich de ridderlijke ko
ning het voorval van den vorigen avond.
Hij liep naar den jongen man toe, 6tak
hem de hand toe en zei op die eenvou-*
dige manier, waardoor hij aller harten
stal
Vriend, wij gaan dadelijk don vijand
aanvallen; ik kan gedood worden. Nu wil
ik niet. sterven met het gevoel een leelijke
dfciad te hebben gedaan. Gisteren avond
was ik onredelijk tegen Uik smeek u dit
te willen vergeven en mij te willen omheb
zen."
Schomberg kreeg tranen in de oogen on
sprak
„Ik voelde mij gisteravond zeer ongeluk
kig, maar nu verplicht Uw Majesteit
mij voor u te sterven, indien dit noodig
mocht ziiif"
De koning omhelsde hem nog eens en
zei
„Vriendlief, gij zult mij niet de poets
bakken mij van een dienaar als gij zijt, te
berooven.
Weldra bogon de slag en de koning was
overal, waar er gevaar dreigde.
Daar riohtte een zijner vijanden het ge
weer recht op zijn borst; hij had niet den
tijd zich af te wenden maar plotseling
stond er iemand tusechen hem en den vij
andelijken soldaat. Die man was Schom
berg
De kogel drong in diens borst en wonde
hem doodelijkZonder één woord meer te
kunnen zoggen, stierf de arme jongen eenige
oogenblikken later. Hij had dus zijn woord
gehouden, door in dienst van zijn vorst te
sterven, na dezen eerst het leven gered te
hebben.
Toon dé sla# door Hendrik IV gewonnen
was, genoot hij er niet zoo ten volle van,
doordat hij voortdurend aan Schonberg's
dood dacht.
„Elke roos heeft zijn doornen," sprak de
koning ontroerd. De overwinning bij Ivry,
die mij een weg naar Parijs opent, hooft mij
Schomberg doen verliezen. Hij heeft zioh
voor mij opgeofferd.
Nog heden ten dage bewondert ieder
Fransohman de edele zelfopoffering van
Sohomberg, maar ook mogen wij niet verge
ten den koning te bewonderen, die zonder,
eenig gevoel vam valsche schaamte zijn die-i
naar ora vergiffenis smeekte over een belee-'
diging, die hij de<zon had aangedaan.
Hendrik IV heeft ons hierin een goed;
voorbeeld gegeven waaruit wij leeren, datl
wij nooit te hoog boven anderen verhevonj
zijn om him, als het noodig is, vergiffenis te;
smeek en, ook al hebben wij hen niet met op
zet beleedigd.
„Als jelui vaudaag eens flink studeert
èn geen kattekwaad uitvoert," zei mooier-
Ciep, „dan neem ik je eens mee om naar de'
witte muizen hiernaast te kijken."
Do drie katjes in den mand keerde zichi
dadelijk om, strekten hun pootjes uit en'
duwden elkaar vroolijk het warmo nestje uit.l
„Kom," riep Tom, „laten wij dadelijk naar!
de studeerkamer gaan en aan heb wcrkl
tijgen 1"
Tom's uitnoodiging werd onmiddellijk op-;
gevolgd door zijn broertje Grijsjo en zijni
zusje Witvoet: één, twoe drie, liepen allej
do keuken uit naar boven.
Na een halfuurtje kwamen zij bij móeder;
terug, legden hun pootjes op den rand van:
het mandje en koken haar met schitterend^
oogjes nan.
„Mcedermiauwden zij, ,,wjj kennen onzJë
lessen. Hcusch waar
„Wat heb jelui geleerd vroog de oudé
kat. „Ieder moet mij oen stuk van de loé
vertellen. Was hot aardrijkskunde of natuur-,
lijke historie
„Wat is natuurlijke historie?" vroeg},
Gr ijsje. j
„Natuurlijke historie is over vogels eQ/
zoo iets."
^,0, juist, dan hebben wij natuurlijke his
torie geloerd," hernam Gxijeje. „Jij eorst^
Tom," zeiden de anderen tegelijk en gavoij
hem een duw met hun fluweelen pootje.
„Natuurlijke historie," begon Tom met een
pieperig, eentonig stemmetje, net als een
kind, dat zijn les op?egt. „Er ie een gein
vogel in de voorkamer in een kooi."
„Nu is het mijn beurt," sprak Grijsje.;
„Ik zou hem willen opeten."
„Nu ik," viel Witvoetje ongeduldig it,
de rede; „maar wij kunnen hem niét krij.
gen, want
Poes Ciep lichtte haar reohtervoo'rpoot op
en joeg de kindertjes in den mand. „Wat1
zijn jullie ondeugend," sprak zij. „Dat was'
een kanarie in de kooi; daar moet je zelf^
niet naar kijken. Want je kunt er niet
naar zien, zonder te verlangen hem op té
eten. Je hebt iets verlangd, wat voel erger
kan afloopen, dan je hoofd in e«en melkkan
te steken, zcoals jij g-isteren dcedt, Tom.
Dce duë zoo iots nooit woer hoor kinderen!".
Den volgenden dag gingen moeder en kim
dertjes naar don tuin, want het was eeri
heerlijke zonnige dag. Do kleintjes kropen
onder het tuinpoortje door om weer iet^
nieuws te loeren; na een poosje kwamen zjf
bij mceder terug.
„Moeder," riepen zij als uit één mond,
„wij kijken er nipt naar,rnaar wjj hebbeii