N©„ 16323. LBIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* lO Mei. Berst© Blad. Anno 1913. Brieven van een Leidenaar. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Wraak. CCCCXXXXVI. Het was zeker voor vele lezers van het ,,Leidsch Dagblad" een verrassing, toen zij dezer dagen het bericht lazen, dat door een onzer architecten aan de jWarmonderlaan (het laantje tegenover •„Pomona") een terrein van 5 H.A. was aangekocht voor het bestuur van het Nederlandsch Zendeling-Genootschap. Min of meer in veronderstellenden zin werd daaraan toegevoegd, dat daarheen de Zendingsohool zou worden verplaatst, welke nu nog, zooals men weet, te Rot terdam gevestigd is. Ik ben thans in de felegienheid dit bericht in alle doelen te evestigen. Het overbrengen van do Zen- dingschool van Rotterdam naar Oegst geest, bij Leiden, is nog slechts ëen kwestie van tijd. En al kan zoo iets niet in een ommezien gebeuren, het zal toch, zooals de geijkte term luidt, met bekwa men spoed geschieden. Over de redenen, waarom het bestuur van het Genootschap dit besluit heeft genomen, zal ik het hier niet hebben. Ongetwijfeld is een der voornaamste re denen deze, dat de zendeling-leerlingen hier in de gelegenheid zijn sommige voor hen noodige colleges aan de Universiteit te volgen, terwijl ae stille, rustige omge ving en het kalme leven in onze stad yoor de jongelui allicht beter wordt ge acht dan het drukke, groote-stads-leven van Rotterdam, waar zij aan allerlei ver leiding en verlokkingen blootstaan. Niet onwaarschijnlijk heelt de omstandigheid, dat onze stadgenoot prof. dr. H. M. van Nes een voorname plaats bekleedt in het Nod. Zendeling-Genootschap en in het bestuur der Zendingsohool, daartoe, ook wel iets bijgedragen. Ik hen hem daar- yoor erkentelijk. Rekening houdende met de groote be- teekenis, welke de Universiteit voor de Opleiding zal hebben, zou eigenlijk de school niet moeten worden gevestigd in de gemeente Oegstgeest, maar in Leiden zelf. Het Raamland, waar reeds het mooie Invalidenhuis staat en waar straks de nieuwe Hoogere Burgerschool zal verrijzen, was daarvoor eigenlijk do aangewezen plaats geweest. Ik weet niet of men daaraan heeft ge dacht. Zeker was de gemeente Leiden wel bereid geweest dat terrein op voor- deeliger wijze af te staan dan zij het in gewone omstandigheden voor bouwgrond zou h"bben gedaan. Of er onderhandelingen in deze rich ting zijn gevoerd, of er zelfs wel aan gedacht is, weet ik niet. Mocht het niet het geval wezen, dan zou het overweging verdienen er nog eens over na te denken. Be gemeente Leiden zou misschien nog wel bereid zijn tot ruit van den aan gekochte n grond met een terrein aan liet Raamland. Kan dat niet en komen de inrichtin gen onder Oegstgeest, ook dan zat Lei den er nog wel iets van profiteeren, pmdat directeur en leeraren, zoowel als de leerlingen, voor een deel op onze gemeente zijn aangewezen. De voornaamste voordeelen zullen dan lechter Oegstgeest in den schoot vallen, dat daarvan zeker niet zou hebben ge- profit ^rd, indien liet niet dicht bij zich hau een Academiestad'. Leiden bezorgt fleze gemeente dus weer een voordeel tje, zooals zooveel andere, die voort- yloeien uit de gestichten „Endegeest", ;,Rhvngccst" en „Voorgeest", wat nog in meerder© mate het geval za' zijn, .wanneer, wat toch wel niet uitblijven kan, te eeniger tijd het nieuwe Acade misch Ziekenhuis tot stand komt. Zoo dringt zich telkens weer de vraag bij ons op, of het eindelijk nu toeh geen tijd wordt, dat liet vraagstuk der uit breiding van de gemeente, vooral in 1de richting van Oegstgeest, tot een op lossing komt. Het plan, om de Rotter- idamsche Zendingschool aan de grens pnzer gemeente te vestigen, geeft dit yraagstnk weer niéuwe actualiteit. Het bezwaar, dat de gemeente Oegst- j geest daardoor te veel zou worden ont wricht, vervalt grootendeels, als men 1 ,Wcet, dat de plannen, om schuin tegen- over hot Wilhelminapark een Prins-Hen drikpark aan te leggen, al vasteren vorm hebben verkregen. Wat aan den eenen kant aan Leiden zou moeten worden afgestaan, zou aan den andoren kant weldra opnieuw aangroeien. Oegstgeest zal zich, ook nadat de annexatieplan nen van Leiden geheel of gedeeltelijk doorgaan, nog wei met eere kunnen handhaven onder de dorpsgemeenten in den omtrek. En men kan het moeilijk een onrecht noemen, dat bil onze ge meente gevoegd wordt wat feitelijk bij haar behoort, wat met haar veel meer meeleeft dan met Oegstgeest en wat er niet wezen zou, wanneer Leiden er niet was. En nu spreek ik nog niet eens van het onrecht, dat menschen, die hun zaken in Leiden hebben, hun bestaan er vinden, en van al de genietingen, welke de stad aanbiedt, profiteeren, zich aan een groot deel der lasten onttrekken, door zich even over de grens te vestigen, waar door de overige burgerij naar evenredig heid zwaarder wordt gedrukt dan bil lijk en rechtvaardig is. Of er met betrekking tot de annexa tieplannen, die al sinds jaren aan de ome werden gesteld, in stilte wordt ge werkt, of dat op het oogenblik de zaak in een stadium van rust verkeert, weet ik niet; maar ik meen uit naam van het overgroote deel der Leidsche burgerij te spreken, wanneer ik, met een beroep op de rechtvaardigheid, er nog eens op aandring, dat er eindelijk toch eens een begin "met deze uitteeidingsplannen worde gemaakt. De heeren in Den Haag en God. Staten van Zuid-Holland moeten het nu eens voorgoed weten, dat deze kwestie in den waren zin des woords urgent is. Daar is in den laatsten tijd een stroo ming gaande, om het vraagstuk der ver plichte winkelsluiting tot een verkie zingsparool te maken, en do vraag te stellen aan de Gemeenteraadscandida- ten: „Zijt gij er voor of zijt gij er tegen?" en van dit antwoord de stem van den kiezer te laten afhangen. Ook zonder aan politiek te doen, durf ik 'zeggen, dat dit mij oen glad verkeerde politiek toelijkt, omdat het oordeel óver een enkel bijzonder punt van gemeente belang iemand niet lot een geschikt of een ongeschikt vertegenwoordiger der burgerij maakt. Doch wilde men dezen weg op, dan zou het heel wat meer recht van bestaan hebben den candidaten te vragen of zij voorstanders.zijn van uit breiding der gemeente en met al de krachten en gaven, die zij bezitten, daar voor ook in de Raadszaal willen werken. Daarmede diende men in elk geval niet hot belang van een bepaalde groep van gemoentenaren, maar het algemeen be lang der gemeente, en stellig zal dit vraagstuk in de eerstkomende zes-jarige periode aan de. orde worden gebracht. Zoo goed als ik hét gemeentebestuur, ken, behoeft het echter die aansporing niet, cn ik twijfel er niet aan of liet zal wel in deze richting werkzaam willen zijn, en het feit, dat nu aan den zelfkant onzer, gemeente, doch juist ér huiten, weder oen onderwijsinrichting zal wor den gevestigd, waar vestiging daarvan bijna uitsluitend een gevolg is, dat Lei den er zoo dicht bij ligt, zal hoogere autoriteiten opnieuw overtuigen van de billijkheid van Leidens plannen. „De Nieuwe Courant" laat ©en woord van protest hooren tegen opvattingen, welk© in liet Voorloopig Verslag van d© Eerst© Kamer tot uiting zijn gekomien. Wij lozen daar n.l., aegt het blad dat de Eerste Kamer ©en meerderheid telt, die tevens Re geer ings par tij is en op wier weg het uit dien hoofde ligt de tot stand-koming der Itegxieringsontworpen met don moesten spoed te bevorderen. Verder dat men in een tegon de behandeling der Raden- wet gebruikt argument do uiting zag van do politieke zienswijze der oppositie!, waar togen de Regeeringsmeerder- h e i d behoorde op te komen. Het moe ten goede Kuyperianc-n geweest zijn, die in de afdeolingen der Eerste Kamer zoo spraken. Want ziellier de zuivere Kuy- per-tbeorie, op grond waarvan de „minister- presiden in 1904 de Eerste Kamer ont bond na de verwerping der Hooger-Onder wijs-wet. De Eerste Kamer is volgens deze leer niet anders dan een doublure van de Tweede. Hier gelijk daar moot het Kabinet steunen op oen „Regeeringsmtrorderheid" cn staat het tegenover een oppositie". Reide Kamers zijn uiting van éénzelfde politieke gedach te; de heerschappij der politieke meerder heid moet onbeperkt zijn. Het is tegen deze met onze constitutie strijdige theorie, dat Buys zijn waarschu wende stom verhief op een oogenblik, het welk de politieke meerderheid van thari9 alle re«den heeft dankbaar te godenken. Ter wijl hij de Eerste Kamer, grootendeels uit liberale ©lementen samengesteld, dringend ried aan de door de Tweede aangenomen Schoolwet-Maokay haar goedkeuring te schenken, bezwoer hij haar toch geen ge hoor te verleenen aan de stelling van som migen, dat bij een Regeeringsvorm als de onze elke Kamer do belangen dient van de partij harer meerderheid. ,,Dc roeping van een Hoogerhuis zoo schreef hij is niet altijd en overal dezelfde, maar nooit is zij aan die van de Volkskamer gelijk Staat ginds het cijfer op don voorgrond, hier (in den Senaat) hot politieke inzicht van de leden; en dat inzicht brengt hen noodzakelijk tot de overtuiging, dat het nooit, de roeping zijn kan van het Hooger huis aan de meerderheid der Volkskamer haar regeeringsrecht t*e betwisten, maar enkel om die meerderheid te dwingen gematigd te zijn en de rechten van de minderheid te eer biedigen." De liberale Eerste Kamer heeft in 1890 naar Buys geluisterd en zich tegenover het kabinet-Mackay niet gedragen als „oppo sitie". En ook sindsdien hoeft zij meerma len haar onafhankelijkheid van het engere partijwezen, dat de Tweede Kamer gebonden houdt, aan den dag gelegd en er een eer in gesteld, die te handhaven. Niet bij de linkerzijde alléén, neeri, ook bij velen rechts, heeft de aanstootelijke ontbinding van 1901 ergernis gewekt als een aanslag op het karakter zelf van het Ncderlandsche Hoo gerhuis. Moge dan ook, nu, in do mondelinge beraadslaging, de valsche theorie, die in bat Verslag wederom den kop opstak, krachtiger tegenspraak ontmoeten dan zij vond in het Verslag. Wij staan aan den vooravond van een Grondwetsherziening, waarbij, naar zich laat aanzien, in de wijze van samenstelling noch in de bevoegdheden der Eerste Kamer ingrijpende veranderingen zullen worden ge bracht. Wake diA Kamer zelve, met woord en daad, tegen ontaarding van haar k a- rakter. Men weet, dat. in hot slot van de rede, door mr Troelstra in de Kamer bij de be handeling van het Kustfonds gehouden, hij verklaarde, dat, als het Uoodig is, men op de sociaal-democraten zal kun nen rekenen voor tie verdediging van het land. Het W e e k b 1 a d van „H et Y o 1 k'- bsva.t nu het volgende, verzoek om inlich ting" van den .partijgenoot Th. v. d. W(aerdón). Troelstra heeft bij de behandeling der kustverdediging de volgende woorden ge sproken ,,Er wordt gevraagd: Wilt gij het vader land niet verdedigen? Ja-, mijne heeren! Wanneer daar in de tegenwoordige bedee ling (verhoudingen?) een aanslag komt op de onafhankelijkheid van ons land, zult gij ons oproepen en dan zullen wij aan uw op roeping gehoor geven De oude idee van dienstweigering past in het Tolstoïanisme, staat re-cht tegenover de sociaaldemocrati sche opvattingen. Gij weet, dat ge ook op odq, sociaal-democraten, kunt rekenen, als I wij door u worden opgeroepen, om den plicht te doen, dien wij als burgers van den Nederlandsch en Staat onder het tegenwoor dige regime te vervullen hebben. Of wij dat *1 ,,De Eerste Kamer en de Schoolwet" in „De Gids" van November 1889. gaarne willen en mooi vinden, het wordt ons niet gevraagd; maar dien plicht zullen wij vervullen. Zwakke pogingen, die tot nog toe op internationale congressen wel zijn gedaan, om een uitspraak uit te lokken, hebben geen succes geha.d en ik wil wel zeg gen, dat ik er voor de toekomst niet veel succes van verwacht, want is een klasse in een land zoo goed gedisciplineerd onder eigen leiding, is ze zoo eens van zin en zoo krachtig ,dat zij in tijden, dat de geheel© nationaliteit op liet spel staat, een derge lijke machtsuitoefening aandhirft, dan kan zij meer. Dat is liet standpunt, in 1893 reeds door den ouden Liebknecht ontwikkeld." Nu is on6 standpunt ter zake van het mildtairisme nimmer precies, of laten we zeggen: volledig, geformuleerd. Hoezeer wij overtuigd zijn, dat do Partij tot in haar wezen anti-militarist is, hebben sommige uitingen van vooraanstaanden den indruk meermalen gewekt, dat zij ten opzichte van vaderland" en wat daar zooal aanhangt, nog altijd in burgerlijke vooroordeelen be vangen zijn. Daarom is het gewensoht over ons stand punt t. o. van landsverdediging, enz. zoo veel mogelijk klaarheid te brengen. Bovendien: Wanneer de leider der Ka merfractie bij een gelegenheid als deze het woord neemt, en onze houding prin cipieel wil bespreken, dan willen wij gaar ne zijn woorden tot de onze maken, zijn standpunt deelen. Als het kan Daarom zouden wij gaarne inlichtingen hebben omtrent de bedoeling van Troel stra. Zooals die aangehaalde woorden voet stoots gelezen en verstaan worden, zouden wij ze niet gaarne voor onze rekening ne men. Wij kunnen immers niet verklaren, dat wij ,,'t vaderland" verdedigen willen; wij gevoelen het niet als plicht" als bur gers van. den Nederlandschen Staat aan den oproep van Colijn gehoor te ge ven, enz. Onder plicht verstaan wij in den regel, dat wij een zedelijken plicht hebben; dus hier don zedelijken plicht als goede burgers van den Staat ons lijf en leven veil te hebben voor het vaderland in de oogen- blikken de« gevaars. Er ia echter een' andere lozing mogelijk, n.l. dat Troeletra onder plicht in die woorden verstaat: de door d© wet opge legde zure verplichting, die we morrend moeten ondergaan zoolang wij niet sterk j genoeg zijn het huidige regiem omver te I werpen. Ook Tr. spreekt van het tegenwoordige I regiem en in de slotwoorden van wat wij f aanhaalden is de tweede lezing ook wel eenigsaine te Ta-den. Maar wij zouden è>n om het gebruik, dat j van die woorden gemaakt werd en wordt in Kamer, pers en vergaderingen, èn om meer-klaarheid in dleze voor ons allen zoo belangrijke kwestie van het anti-militaris- me gaarne zien, dat Troelstra cms omtrent den zin zijner woorden nader inlichtte. De „M iddelburgsche Cou rant" sohrijft naar aanleiding van de beslissing over het kustfonds o.a. De deskundigen op militair gebied heb ben het aan de niet-dJeskundigen uiterst moeilijk gemaakt in dit geval een oor deel te vormen, want hun uitspraken stonden lijnrecht tegenover elkaar. Maar de motieven hebben er weinig toe gedaan: het is op een partij-stemming uit- geloopen. De zaak is niet beslist naar de individueel© meaning der leden over de zakelijke kwestie. Er heeft een discipline- geest gewerkt, die enkele bekende tegen standers reohts deed vóór stemmen of af wezig blijven. En we vermoeden sterk, dat ook links ©en oppositie-geest zijn invloed heeft doen gelden, en een unaniem „te gen" heeft doen klinken, waar bij een an dere partij-constellatie wellicht een minder beslist verzet zou zijn gebleken. Wij kun- I nen ons althans niet voorstellen, dat over een dergelijke kwestie werkelijk alle vrij- j zinnigen toevallig gelijkelijk denken, noch wat de militaire zijide, noch wat de inter- j nationale gevolgen betreft. We zeggen dit niet alleen, omdat we I reeds Vroeger enkele bezwaren tegen het bouwen van een fort te Ylissdngen hebben bestreden. Ook de houding van zoovele vrijzinnigen bij de behandeling der jong ste legel-organisatie hebben we betreurd. En we doen het ook nu. Dat er nu een fort te Wissingen komt, stemt ons niet geestdriftig, want vanzelf denken we aan de 5i irnillioen, die er voor noodig zij. Maar eenmaal erkend, dat er aan de Weeter-Schelde iets dient te ge beuren voor verbeterde handhaving onzer neutraliteit, en die noodzakelijkheid er kennen we ten volle dienen toch ook daarvoor gelden beschikbaar te stellen. De heeren dr. Yan Hamel Roos en Har mens bepleiten in 't „Maa n d b 1 a d te- gen do Vervalschingen" de nood zakelijkheid van een officieeion keu ringsdienst in Neder 1. In die. Het behoeft nauwelijks betoog, dat, waar fabrikanten en handelaren zich beijveren hier te lande hun waren zoodanig te leve ren, dat zij den toets kunnen doorstaan •v ji de eisohen der deskundigen, de zaken geheel anders worden, wanneer het de „exporten" naar Indic geldt. Daar wordt het menigmaal slechts een soort sport wie I t goedkoopste en slechtste goed kan leve ren, mits het uiterlijk maar genoegzaam lijkt op deugdelijke waar. Wijn, met water en spiritus verdund, menie, die alleen de kleur dier stof bezit: boter, met de noodige margarine vermengd, of Portwijn, in de ha vens van Hamburg gefabriceerd, wij noe men slechts enkele raken op, die in Inclië grif verkocht worden, en waar tegenover de fabrikant of koopman niets vermag. Wij geven onze Regeering in ernstige overweging zoodra mogelijk in dezen on- houdbaren toestand, die reeds veel te lang duurt, verbetering te brengen, door de in voering van een strengen keuringsdienst, in dier voege, dat in Ned.-Indië slechts die waren toegelaten mogen worden, welke het zij van 'n behoorlijken waarborg en certifi caat van oorsprong voorzien zijn, of bij aan komst aan een streng en officieel onderzoek onderworpen worden. Een instelling van dien aard zou een zegen voor den handel op Ned.-Indië zijn, en tal van binnenland- sche en buitenlandsche knoeip rod neten zou den ten bate van hygiëne en beurs geweerd kunnen worden. Eko schrijft in „Leger en Volk", or gaan van de Ver. „Ons Leger", do volgende horinnoring uit het milita;ir«| leven: De lichUug „1800 cn zooveel" van. Kei zooveclst© regiment -vesting-artiHert© xotf met groot verlof gaan. Ook van deze com<- pa'gnie stonden de manschappen op de binnenplaats der kazerne aangetreden; On gewapend, de vetlaarzen over dc schouders, hun bundeltje^ uitrustingstukken, die ze mee naar huis móesten nemen, vóór zich op don grond en de zakboekjes mót do verlof passen in de hand. Zoo zou de compagnies commandant hen straks „afpresentooren" aan den a fdeólin gig-command an t ,0p-de.plaats-rust'stonden de mansohap- pen op de komst Van don oversto te wach ten Aan wat dachten ze De uitdruk king der gezichten was verschillend. Er wa ren er, die opgeruimd, er waren or, die een beetje bedrukt kekener waren eï ook, die wat uitdagends had don in hun blik, zoo ieto van: „Straks ben 'k er af en dan doe je me niks mioer". Yan deze laatsten waren er ech ter maar enkelen: er heoTsclite een prettige geest in de de compagnie. „Geef achtl"... Daar kwam de o Ver ste zijn bureau uit, Vergezeld door zijn ad judant. De overste keek grimmigdat was zijn; gewoonte. Ik geloof, dat hij het noodig vond, dat ©en overste gtrimmig keek. Hij deed ten; minste zijn uiterste best, om, vooral bij plech tige gelegenheden, zijn wenkbrauwen tb' fronsen en zijn mondhoeken in een nijdigón trek omlaag te halen. Hij hield dan ook he»a'- lemaal niet van onmilitair t gadoe. Zulke! burgöre in kapot jassen kan ik niet uit staan Ik moet soldaten hebben 1" Daar kwam hij dan aan, de overste'. EenigSzins achteloos nam hij de melding van den compagnies-commandant in onb Nadruk verboden). 92. U begrijpt wel, mijne heeren, dat ik niet voorzag wat er gebeuren zou. Ik had niet verwacht, dat er verdenkingen zouden bestaan tegen mijn secretaris, -lien ik heb opgevoed en die, zooveel als mijn zoon is. Laat het u dus niet te veel verwon deren, wanneer ik u zeg, dat Komaan Goux afwezig is. Waar is hij Hij zal toch wel terug komen? Wij hebben den tijd. Wij zullen wel op hem wachten, zoolang als dat noodig is. Dan zou u toch zeer lang moeten Wachten. Hoeft hij Parijs verlaten? Ja. En zeker ook Frankrijk? vroeg Gaume spottend. HTJ beet zich op de lippen om zijn toorn te bedwingen. Frankrijk ook, ja., mijnheer Gaarne. Laat u dat niet zoozeer verwonderen of verontrusten. Romain Goux is op de hoogte van mijn zaken. Hij heeft mij meer dan eens vertegenwoordigd, waar ik anders zelf heen had gemoeten, waardoor het huwelijk van mijn lieve Jenny had uitgesteld moe- ton worden. Wanneer is hij vertrokken? Hij moet vanmorgen te Hêvre aan boord van de „Normandië" zijn gegaan. En wanneer komt hij terug? Over een maand, denk ik, als de zaken daar afgehandeld zijn, en als u mij over een maand opnieuw dó eer van een bezoek wilt aandoen, mijnheer Gaume, dan zal ik Romain Goux geheel te uwer beschikking stellen. Gaume werd bleek en mompelde: W-ij zijn bedrogen. Een moeilijke keus. Gaume verborg zijn teleurstelling niet voor de twee broeders. Een oogenblik had hij gemeend, zijn duel te zullen bereiken, en eensklaps was hij er weer van verwijderd. Toen zij het- huis verlieten, waar zij niets meer konden vernemen, begaven zij zich naar het huis van Laurent in de Bru«- selsche straat. Zij moesten met elkaar overleggen. Wij zijn bedrogen, herhaalde Gaume woedend. De twee broeders haclden nog volstrekt geen verdenking tegen Bertignolles, daar- oi zei de markies: Wanneer wij bedrogen zijn, mijnheer Gaume, dan kan dat toch niet door mijn heer Bertignolles zijn. Zoo vat u het toch niet op, want wanneer Romain Goux de man is, dien vij zoeken, da-n zou de mees ter medeplichtig zijn aan zijn secretaris. Dat geloof ik vast en stellig, zei nu Gaume eensklaps. Laurent en Michel sprongen op. Gaumeriep Laurent uit. Zulk een beschuldiging T Ik beschuldig niemand. Ik zeg alleen hoe ik er over denk. Het is wel zeker, dat ik den rechter van instructie, belast met het onderzoek in de zaak tegen Mirador, niet om een bevel tot inhechtenisneming tegen den Amerikaan zal vragen. Ik zou niet weten welke reden ik den rechter voor een dergelijk verzoek zou moeten opgeven. Niettemin staat dit bij mij vast, zonder den minsten twijfel. Romain Goux is de moorde naar van Jactel, en zoo deze moord al niet door mijnheer Bertignolles is bevolen, dan draagt hij er toch kennis van en heeft hij er belang bij, Romain uit onze handen te houden. Maar waarom denkt u dat? Yergeef ons onze ontroering, mijnheer Gaume, want die is zeer natuurlijk. Bedenk, dat mijnheer Bertignolles op het punt staat in onze familie te worden opgenomen, door het huwelijk van zijn dochter Jenny met mijn broeder Laurent. Hij wordt dus een der onzen, zijn eer is ook de onze, en wij deelen de verantwoordelijkheid van zijn dia den. Denk aan dat alles, mijnheer Gaume. Welnu, meent u dan, dat ik daar niet aan gedacht heb? vroeg de agent, die woedend was op iedereen, maar ook op zichzelven. Maar denk nu ook eens na, mijnheer de markies, en u ook, mijnheer Laurent Yooreeret, bewijst de geheimzinnige ver dwijning van dien cowboy niet, dlat onze man ten huize van Bertignolles woont en dus nooh door de voordeur, nooh door de achterdeur behoefde heen te gaan? Des tijds'bestouden er nog geen verdenkingen, zoodat ik daaraan ook niet heb gedacht. Nu is aller zeer natuurlijk geworden. Ten tweede: die cowboy was Romain Goux, mejuffrouw Jenny heeft het openhartig verklaard. Ten dórde: toen wij mijnheer Bertignolles omtrent den gast, met wien hij had gesproken, in verhoor namen, heeft hij gezegd, dat hij er zioh niets van her innerde. Hoe wij er ook op aandrongen, er was niets uit hem te krijgen. Dat is toch zoo, nietwaar, mijnheer Laurent? Inderdaad, zei de graaf, en 't heeft mij ook verwonderd. Er zijin nu drie dagen sedert het bal verloopen en daarvan heeft mijnheer Ber tignolles gebruik gemaakt. Hij heeft zijn maatregelen genomen, want hij verwachtte wel, dat wij hem naar zijn secretaris zou den vragen. Eerst heeft hij ons voortdu rend om dón tuin geleid en nu wij hem eindelijk om een conferentie verzocht heb ben, is de vogel gevlogen, Romain Goux is verdwenen. Inderdaad, mompelde de markies, op het eerste oogenblik moet dat alles vreemd voorkomen. Tooh schijnen de op helderingen, die mijnheer Bertignolles ons gegeven heeft, zeer natuurlijk, en daar Romain Goux over een maand te Parijs terug zal zijn, kunnen wij over een maand wel verder zien. Gaume lachte. Ik beweer, dat Romain Goux niet over .een maand uit New-York terug zal komen,.zei hij. Waarom denkt u dat? Wel, heel eenvoudig, omdat ik niet geloof, dat Romain Goux vertrokken is. Maar dan... Maar dan zouden wij wel een bewijs hebben, dat mijnheer Bertignolles zajn se cretaris voor ons wil verbergen, nietwaar! Zeker. Welmir dat bewijs fcan ik u gemak kelijk genoeg verschaffen. Ik zal onmid dellijk een bekwamen agent naar Havre zenden, wien ik het signalement van Ro main Goux opgeef. Zoo zal ik er wel ach ter komen, of onze man werkelijk vanmor gen Frankrijk heeft verlaten, zooals mijn heer Bertignolles beweert. De twee broeders zagen elkaar verlegen aan. Maar, Gaume, welke geheimen reden zou mijnheer Bertignolles hebben om me deplichtig te zijn aan de misdaad van zijn seoretaris? vroeg Laurent. Ik moet bekennen, dat ik hiervan niets begrijp. In dat geval... In dat geval blijft het precies gelijk. Wat mij heden gebeurt, is mij nog nooit tijdens mijn loopbaan van politiebeambte voorgekomen. Wanneer er een misdaad was gepleegd, zocht ik altijd naar de drijf veer en van daar spoorde ik den misdadi ger op. Nu is het juist het tegenoverge stelde, want het toeval heeft ona zeer waarschijnlijk den misdadiger doen ont dekken, terwijl de drijfveer tot de mie daad nog in het duister ligt. Met bevende stem vroeg Laurent: Maar Jenny, Jenny? Wat zal er bij dat alles van haar worden? Gaume keek «eer bedenkelijk voor zioh ril (W órdt vetvolgd).;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5