N©„ 16323.
LBIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* lO Mei. Berst© Blad.
Anno 1913.
Brieven van een Leidenaar.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Wraak.
CCCCXXXXVI.
Het was zeker voor vele lezers van
het ,,Leidsch Dagblad" een verrassing,
toen zij dezer dagen het bericht lazen,
dat door een onzer architecten aan de
jWarmonderlaan (het laantje tegenover
•„Pomona") een terrein van 5 H.A. was
aangekocht voor het bestuur van het
Nederlandsch Zendeling-Genootschap.
Min of meer in veronderstellenden zin
werd daaraan toegevoegd, dat daarheen
de Zendingsohool zou worden verplaatst,
welke nu nog, zooals men weet, te Rot
terdam gevestigd is. Ik ben thans in de
felegienheid dit bericht in alle doelen te
evestigen. Het overbrengen van do Zen-
dingschool van Rotterdam naar Oegst
geest, bij Leiden, is nog slechts ëen
kwestie van tijd. En al kan zoo iets niet
in een ommezien gebeuren, het zal toch,
zooals de geijkte term luidt, met bekwa
men spoed geschieden.
Over de redenen, waarom het bestuur
van het Genootschap dit besluit heeft
genomen, zal ik het hier niet hebben.
Ongetwijfeld is een der voornaamste re
denen deze, dat de zendeling-leerlingen
hier in de gelegenheid zijn sommige voor
hen noodige colleges aan de Universiteit
te volgen, terwijl ae stille, rustige omge
ving en het kalme leven in onze stad
yoor de jongelui allicht beter wordt ge
acht dan het drukke, groote-stads-leven
van Rotterdam, waar zij aan allerlei ver
leiding en verlokkingen blootstaan. Niet
onwaarschijnlijk heelt de omstandigheid,
dat onze stadgenoot prof. dr. H. M. van
Nes een voorname plaats bekleedt in het
Nod. Zendeling-Genootschap en in het
bestuur der Zendingsohool, daartoe, ook
wel iets bijgedragen. Ik hen hem daar-
yoor erkentelijk.
Rekening houdende met de groote be-
teekenis, welke de Universiteit voor de
Opleiding zal hebben, zou eigenlijk de
school niet moeten worden gevestigd in
de gemeente Oegstgeest, maar in Leiden
zelf. Het Raamland, waar reeds het
mooie Invalidenhuis staat en waar
straks de nieuwe Hoogere Burgerschool
zal verrijzen, was daarvoor eigenlijk do
aangewezen plaats geweest.
Ik weet niet of men daaraan heeft ge
dacht. Zeker was de gemeente Leiden
wel bereid geweest dat terrein op voor-
deeliger wijze af te staan dan zij het in
gewone omstandigheden voor bouwgrond
zou h"bben gedaan.
Of er onderhandelingen in deze rich
ting zijn gevoerd, of er zelfs wel aan
gedacht is, weet ik niet. Mocht het niet
het geval wezen, dan zou het overweging
verdienen er nog eens over na te denken.
Be gemeente Leiden zou misschien nog
wel bereid zijn tot ruit van den aan
gekochte n grond met een terrein aan liet
Raamland.
Kan dat niet en komen de inrichtin
gen onder Oegstgeest, ook dan zat Lei
den er nog wel iets van profiteeren,
pmdat directeur en leeraren, zoowel als
de leerlingen, voor een deel op onze
gemeente zijn aangewezen.
De voornaamste voordeelen zullen dan
lechter Oegstgeest in den schoot vallen,
dat daarvan zeker niet zou hebben ge-
profit ^rd, indien liet niet dicht bij zich
hau een Academiestad'. Leiden bezorgt
fleze gemeente dus weer een voordeel
tje, zooals zooveel andere, die voort-
yloeien uit de gestichten „Endegeest",
;,Rhvngccst" en „Voorgeest", wat nog
in meerder© mate het geval za' zijn,
.wanneer, wat toch wel niet uitblijven
kan, te eeniger tijd het nieuwe Acade
misch Ziekenhuis tot stand komt.
Zoo dringt zich telkens weer de vraag
bij ons op, of het eindelijk nu toeh geen
tijd wordt, dat liet vraagstuk der uit
breiding van de gemeente, vooral in
1de richting van Oegstgeest, tot een op
lossing komt. Het plan, om de Rotter-
idamsche Zendingschool aan de grens
pnzer gemeente te vestigen, geeft dit
yraagstnk weer niéuwe actualiteit.
Het bezwaar, dat de gemeente Oegst- j
geest daardoor te veel zou worden ont
wricht, vervalt grootendeels, als men 1
,Wcet, dat de plannen, om schuin tegen-
over hot Wilhelminapark een Prins-Hen
drikpark aan te leggen, al vasteren vorm
hebben verkregen. Wat aan den eenen
kant aan Leiden zou moeten worden
afgestaan, zou aan den andoren kant
weldra opnieuw aangroeien. Oegstgeest
zal zich, ook nadat de annexatieplan
nen van Leiden geheel of gedeeltelijk
doorgaan, nog wei met eere kunnen
handhaven onder de dorpsgemeenten in
den omtrek. En men kan het moeilijk
een onrecht noemen, dat bil onze ge
meente gevoegd wordt wat feitelijk bij
haar behoort, wat met haar veel meer
meeleeft dan met Oegstgeest en wat er
niet wezen zou, wanneer Leiden er niet
was.
En nu spreek ik nog niet eens van het
onrecht, dat menschen, die hun zaken in
Leiden hebben, hun bestaan er vinden,
en van al de genietingen, welke de stad
aanbiedt, profiteeren, zich aan een groot
deel der lasten onttrekken, door zich
even over de grens te vestigen, waar
door de overige burgerij naar evenredig
heid zwaarder wordt gedrukt dan bil
lijk en rechtvaardig is.
Of er met betrekking tot de annexa
tieplannen, die al sinds jaren aan de
ome werden gesteld, in stilte wordt ge
werkt, of dat op het oogenblik de zaak
in een stadium van rust verkeert, weet
ik niet; maar ik meen uit naam van
het overgroote deel der Leidsche burgerij
te spreken, wanneer ik, met een beroep
op de rechtvaardigheid, er nog eens op
aandring, dat er eindelijk toch eens een
begin "met deze uitteeidingsplannen
worde gemaakt.
De heeren in Den Haag en God. Staten
van Zuid-Holland moeten het nu eens
voorgoed weten, dat deze kwestie in den
waren zin des woords urgent is.
Daar is in den laatsten tijd een stroo
ming gaande, om het vraagstuk der ver
plichte winkelsluiting tot een verkie
zingsparool te maken, en do vraag te
stellen aan de Gemeenteraadscandida-
ten: „Zijt gij er voor of zijt gij er tegen?"
en van dit antwoord de stem van den
kiezer te laten afhangen.
Ook zonder aan politiek te doen, durf
ik 'zeggen, dat dit mij oen glad verkeerde
politiek toelijkt, omdat het oordeel óver
een enkel bijzonder punt van gemeente
belang iemand niet lot een geschikt of
een ongeschikt vertegenwoordiger der
burgerij maakt. Doch wilde men dezen
weg op, dan zou het heel wat meer recht
van bestaan hebben den candidaten te
vragen of zij voorstanders.zijn van uit
breiding der gemeente en met al de
krachten en gaven, die zij bezitten, daar
voor ook in de Raadszaal willen werken.
Daarmede diende men in elk geval niet
hot belang van een bepaalde groep van
gemoentenaren, maar het algemeen be
lang der gemeente, en stellig zal dit
vraagstuk in de eerstkomende zes-jarige
periode aan de. orde worden gebracht.
Zoo goed als ik hét gemeentebestuur,
ken, behoeft het echter die aansporing
niet, cn ik twijfel er niet aan of liet zal
wel in deze richting werkzaam willen
zijn, en het feit, dat nu aan den zelfkant
onzer, gemeente, doch juist ér huiten,
weder oen onderwijsinrichting zal wor
den gevestigd, waar vestiging daarvan
bijna uitsluitend een gevolg is, dat Lei
den er zoo dicht bij ligt, zal hoogere
autoriteiten opnieuw overtuigen van de
billijkheid van Leidens plannen.
„De Nieuwe Courant" laat ©en
woord van protest hooren tegen opvattingen,
welk© in liet Voorloopig Verslag van d©
Eerst© Kamer tot uiting zijn gekomien.
Wij lozen daar n.l., aegt het blad
dat de Eerste Kamer ©en meerderheid telt, die
tevens Re geer ings par tij is en op
wier weg het uit dien hoofde ligt de tot
stand-koming der Itegxieringsontworpen met
don moesten spoed te bevorderen. Verder dat
men in een tegon de behandeling der Raden-
wet gebruikt argument do uiting zag van
do politieke zienswijze der oppositie!,
waar togen de Regeeringsmeerder-
h e i d behoorde op te komen.
Het moe ten goede Kuyperianc-n geweest
zijn, die in de afdeolingen der Eerste Kamer
zoo spraken. Want ziellier de zuivere Kuy-
per-tbeorie, op grond waarvan de „minister-
presiden in 1904 de Eerste Kamer ont
bond na de verwerping der Hooger-Onder
wijs-wet.
De Eerste Kamer is volgens deze leer
niet anders dan een doublure van de Tweede.
Hier gelijk daar moot het Kabinet steunen
op oen „Regeeringsmtrorderheid" cn staat
het tegenover een oppositie". Reide Kamers
zijn uiting van éénzelfde politieke gedach
te; de heerschappij der politieke meerder
heid moet onbeperkt zijn.
Het is tegen deze met onze constitutie
strijdige theorie, dat Buys zijn waarschu
wende stom verhief op een oogenblik, het
welk de politieke meerderheid van thari9
alle re«den heeft dankbaar te godenken. Ter
wijl hij de Eerste Kamer, grootendeels uit
liberale ©lementen samengesteld, dringend
ried aan de door de Tweede aangenomen
Schoolwet-Maokay haar goedkeuring te
schenken, bezwoer hij haar toch geen ge
hoor te verleenen aan de stelling van som
migen, dat bij een Regeeringsvorm als de
onze elke Kamer do belangen dient van
de partij harer meerderheid. ,,Dc roeping van
een Hoogerhuis zoo schreef hij is
niet altijd en overal dezelfde, maar nooit
is zij aan die van de Volkskamer gelijk
Staat ginds het cijfer op don voorgrond,
hier (in den Senaat) hot politieke inzicht
van de leden; en dat inzicht brengt hen
noodzakelijk tot de overtuiging, dat het
nooit, de roeping zijn kan van het Hooger
huis aan de meerderheid der Volkskamer
haar regeeringsrecht t*e betwisten, maar enkel
om die meerderheid te dwingen gematigd te
zijn en de rechten van de minderheid te eer
biedigen."
De liberale Eerste Kamer heeft in 1890
naar Buys geluisterd en zich tegenover het
kabinet-Mackay niet gedragen als „oppo
sitie". En ook sindsdien hoeft zij meerma
len haar onafhankelijkheid van het engere
partijwezen, dat de Tweede Kamer gebonden
houdt, aan den dag gelegd en er een eer
in gesteld, die te handhaven. Niet bij de
linkerzijde alléén, neeri, ook bij velen rechts,
heeft de aanstootelijke ontbinding van 1901
ergernis gewekt als een aanslag op het
karakter zelf van het Ncderlandsche Hoo
gerhuis. Moge dan ook, nu, in do mondelinge
beraadslaging, de valsche theorie, die in bat
Verslag wederom den kop opstak, krachtiger
tegenspraak ontmoeten dan zij vond in het
Verslag. Wij staan aan den vooravond van
een Grondwetsherziening, waarbij, naar zich
laat aanzien, in de wijze van samenstelling
noch in de bevoegdheden der Eerste Kamer
ingrijpende veranderingen zullen worden ge
bracht. Wake diA Kamer zelve, met woord
en daad, tegen ontaarding van haar k a-
rakter.
Men weet, dat. in hot slot van de rede,
door mr Troelstra in de Kamer bij de be
handeling van het Kustfonds gehouden, hij
verklaarde, dat, als het Uoodig is, men op
de sociaal-democraten zal kun
nen rekenen voor tie verdediging
van het land.
Het W e e k b 1 a d van „H et Y o 1 k'-
bsva.t nu het volgende, verzoek om inlich
ting" van den .partijgenoot Th. v. d.
W(aerdón).
Troelstra heeft bij de behandeling der
kustverdediging de volgende woorden ge
sproken
,,Er wordt gevraagd: Wilt gij het vader
land niet verdedigen? Ja-, mijne heeren!
Wanneer daar in de tegenwoordige bedee
ling (verhoudingen?) een aanslag komt op
de onafhankelijkheid van ons land, zult gij
ons oproepen en dan zullen wij aan uw op
roeping gehoor geven De oude idee van
dienstweigering past in het Tolstoïanisme,
staat re-cht tegenover de sociaaldemocrati
sche opvattingen. Gij weet, dat ge ook op
odq, sociaal-democraten, kunt rekenen, als I
wij door u worden opgeroepen, om den
plicht te doen, dien wij als burgers van den
Nederlandsch en Staat onder het tegenwoor
dige regime te vervullen hebben. Of wij dat
*1 ,,De Eerste Kamer en de Schoolwet"
in „De Gids" van November 1889.
gaarne willen en mooi vinden, het wordt
ons niet gevraagd; maar dien plicht zullen
wij vervullen. Zwakke pogingen, die tot nog
toe op internationale congressen wel zijn
gedaan, om een uitspraak uit te lokken,
hebben geen succes geha.d en ik wil wel zeg
gen, dat ik er voor de toekomst niet veel
succes van verwacht, want is een klasse in
een land zoo goed gedisciplineerd onder
eigen leiding, is ze zoo eens van zin en zoo
krachtig ,dat zij in tijden, dat de geheel©
nationaliteit op liet spel staat, een derge
lijke machtsuitoefening aandhirft, dan kan
zij meer. Dat is liet standpunt, in 1893 reeds
door den ouden Liebknecht ontwikkeld."
Nu is on6 standpunt ter zake van het
mildtairisme nimmer precies, of laten we
zeggen: volledig, geformuleerd. Hoezeer
wij overtuigd zijn, dat do Partij tot in haar
wezen anti-militarist is, hebben sommige
uitingen van vooraanstaanden den indruk
meermalen gewekt, dat zij ten opzichte van
vaderland" en wat daar zooal aanhangt,
nog altijd in burgerlijke vooroordeelen be
vangen zijn.
Daarom is het gewensoht over ons stand
punt t. o. van landsverdediging, enz. zoo
veel mogelijk klaarheid te brengen.
Bovendien: Wanneer de leider der Ka
merfractie bij een gelegenheid als deze
het woord neemt, en onze houding prin
cipieel wil bespreken, dan willen wij gaar
ne zijn woorden tot de onze maken, zijn
standpunt deelen. Als het kan
Daarom zouden wij gaarne inlichtingen
hebben omtrent de bedoeling van Troel
stra. Zooals die aangehaalde woorden voet
stoots gelezen en verstaan worden, zouden
wij ze niet gaarne voor onze rekening ne
men. Wij kunnen immers niet verklaren,
dat wij ,,'t vaderland" verdedigen willen;
wij gevoelen het niet als plicht" als bur
gers van. den Nederlandschen Staat aan
den oproep van Colijn gehoor te ge
ven, enz.
Onder plicht verstaan wij in den regel,
dat wij een zedelijken plicht hebben;
dus hier don zedelijken plicht als goede
burgers van den Staat ons lijf en leven veil
te hebben voor het vaderland in de oogen-
blikken de« gevaars.
Er ia echter een' andere lozing mogelijk,
n.l. dat Troeletra onder plicht in die
woorden verstaat: de door d© wet opge
legde zure verplichting, die we morrend
moeten ondergaan zoolang wij niet sterk j
genoeg zijn het huidige regiem omver te I
werpen.
Ook Tr. spreekt van het tegenwoordige I
regiem en in de slotwoorden van wat wij f
aanhaalden is de tweede lezing ook wel
eenigsaine te Ta-den.
Maar wij zouden è>n om het gebruik, dat j
van die woorden gemaakt werd en wordt
in Kamer, pers en vergaderingen, èn om
meer-klaarheid in dleze voor ons allen zoo
belangrijke kwestie van het anti-militaris-
me gaarne zien, dat Troelstra cms omtrent
den zin zijner woorden nader inlichtte.
De „M iddelburgsche Cou
rant" sohrijft naar aanleiding van de
beslissing over het kustfonds o.a.
De deskundigen op militair gebied heb
ben het aan de niet-dJeskundigen uiterst
moeilijk gemaakt in dit geval een oor
deel te vormen, want hun uitspraken
stonden lijnrecht tegenover elkaar.
Maar de motieven hebben er weinig toe
gedaan: het is op een partij-stemming uit-
geloopen. De zaak is niet beslist naar de
individueel© meaning der leden over de
zakelijke kwestie. Er heeft een discipline-
geest gewerkt, die enkele bekende tegen
standers reohts deed vóór stemmen of af
wezig blijven. En we vermoeden sterk, dat
ook links ©en oppositie-geest zijn invloed
heeft doen gelden, en een unaniem „te
gen" heeft doen klinken, waar bij een an
dere partij-constellatie wellicht een minder
beslist verzet zou zijn gebleken. Wij kun- I
nen ons althans niet voorstellen, dat over
een dergelijke kwestie werkelijk alle vrij- j
zinnigen toevallig gelijkelijk denken, noch
wat de militaire zijide, noch wat de inter- j
nationale gevolgen betreft.
We zeggen dit niet alleen, omdat we I
reeds Vroeger enkele bezwaren tegen het
bouwen van een fort te Ylissdngen hebben
bestreden. Ook de houding van zoovele
vrijzinnigen bij de behandeling der jong
ste legel-organisatie hebben we betreurd.
En we doen het ook nu.
Dat er nu een fort te Wissingen komt,
stemt ons niet geestdriftig, want vanzelf
denken we aan de 5i irnillioen, die er voor
noodig zij. Maar eenmaal erkend, dat er
aan de Weeter-Schelde iets dient te ge
beuren voor verbeterde handhaving onzer
neutraliteit, en die noodzakelijkheid er
kennen we ten volle dienen toch ook
daarvoor gelden beschikbaar te stellen.
De heeren dr. Yan Hamel Roos en Har
mens bepleiten in 't „Maa n d b 1 a d te-
gen do Vervalschingen" de nood
zakelijkheid van een officieeion keu
ringsdienst in Neder 1. In die.
Het behoeft nauwelijks betoog, dat, waar
fabrikanten en handelaren zich beijveren
hier te lande hun waren zoodanig te leve
ren, dat zij den toets kunnen doorstaan
•v ji de eisohen der deskundigen, de zaken
geheel anders worden, wanneer het de
„exporten" naar Indic geldt. Daar wordt
het menigmaal slechts een soort sport wie
I t goedkoopste en slechtste goed kan leve
ren, mits het uiterlijk maar genoegzaam
lijkt op deugdelijke waar. Wijn, met water
en spiritus verdund, menie, die alleen de
kleur dier stof bezit: boter, met de noodige
margarine vermengd, of Portwijn, in de ha
vens van Hamburg gefabriceerd, wij noe
men slechts enkele raken op, die in Inclië
grif verkocht worden, en waar tegenover de
fabrikant of koopman niets vermag.
Wij geven onze Regeering in ernstige
overweging zoodra mogelijk in dezen on-
houdbaren toestand, die reeds veel te lang
duurt, verbetering te brengen, door de in
voering van een strengen keuringsdienst,
in dier voege, dat in Ned.-Indië slechts die
waren toegelaten mogen worden, welke het
zij van 'n behoorlijken waarborg en certifi
caat van oorsprong voorzien zijn, of bij aan
komst aan een streng en officieel onderzoek
onderworpen worden. Een instelling van
dien aard zou een zegen voor den handel
op Ned.-Indië zijn, en tal van binnenland-
sche en buitenlandsche knoeip rod neten zou
den ten bate van hygiëne en beurs geweerd
kunnen worden.
Eko schrijft in „Leger en Volk", or
gaan van de Ver. „Ons Leger", do volgende
horinnoring uit het milita;ir«|
leven:
De lichUug „1800 cn zooveel" van. Kei
zooveclst© regiment -vesting-artiHert© xotf
met groot verlof gaan. Ook van deze com<-
pa'gnie stonden de manschappen op de
binnenplaats der kazerne aangetreden; On
gewapend, de vetlaarzen over dc schouders,
hun bundeltje^ uitrustingstukken, die ze
mee naar huis móesten nemen, vóór zich op
don grond en de zakboekjes mót do verlof
passen in de hand. Zoo zou de compagnies
commandant hen straks „afpresentooren"
aan den a fdeólin gig-command an t
,0p-de.plaats-rust'stonden de mansohap-
pen op de komst Van don oversto te wach
ten Aan wat dachten ze De uitdruk
king der gezichten was verschillend. Er wa
ren er, die opgeruimd, er waren or, die een
beetje bedrukt kekener waren eï ook, die
wat uitdagends had don in hun blik, zoo ieto
van: „Straks ben 'k er af en dan doe je me
niks mioer". Yan deze laatsten waren er ech
ter maar enkelen: er heoTsclite een prettige
geest in de de compagnie.
„Geef achtl"... Daar kwam de o Ver
ste zijn bureau uit, Vergezeld door zijn ad
judant.
De overste keek grimmigdat was zijn;
gewoonte. Ik geloof, dat hij het noodig vond,
dat ©en overste gtrimmig keek. Hij deed ten;
minste zijn uiterste best, om, vooral bij plech
tige gelegenheden, zijn wenkbrauwen tb'
fronsen en zijn mondhoeken in een nijdigón
trek omlaag te halen. Hij hield dan ook he»a'-
lemaal niet van onmilitair t gadoe. Zulke!
burgöre in kapot jassen kan ik niet uit
staan Ik moet soldaten hebben 1"
Daar kwam hij dan aan, de overste'.
EenigSzins achteloos nam hij de melding
van den compagnies-commandant in onb
Nadruk verboden).
92.
U begrijpt wel, mijne heeren, dat
ik niet voorzag wat er gebeuren zou. Ik
had niet verwacht, dat er verdenkingen
zouden bestaan tegen mijn secretaris, -lien
ik heb opgevoed en die, zooveel als mijn
zoon is. Laat het u dus niet te veel verwon
deren, wanneer ik u zeg, dat Komaan Goux
afwezig is.
Waar is hij Hij zal toch wel terug
komen? Wij hebben den tijd. Wij zullen wel
op hem wachten, zoolang als dat noodig is.
Dan zou u toch zeer lang moeten
Wachten.
Hoeft hij Parijs verlaten?
Ja.
En zeker ook Frankrijk? vroeg Gaume
spottend.
HTJ beet zich op de lippen om zijn toorn
te bedwingen.
Frankrijk ook, ja., mijnheer Gaarne.
Laat u dat niet zoozeer verwonderen of
verontrusten. Romain Goux is op de hoogte
van mijn zaken. Hij heeft mij meer dan
eens vertegenwoordigd, waar ik anders zelf
heen had gemoeten, waardoor het huwelijk
van mijn lieve Jenny had uitgesteld moe-
ton worden.
Wanneer is hij vertrokken?
Hij moet vanmorgen te Hêvre aan
boord van de „Normandië" zijn gegaan.
En wanneer komt hij terug?
Over een maand, denk ik, als de zaken
daar afgehandeld zijn, en als u mij over
een maand opnieuw dó eer van een bezoek
wilt aandoen, mijnheer Gaume, dan zal ik
Romain Goux geheel te uwer beschikking
stellen.
Gaume werd bleek en mompelde:
W-ij zijn bedrogen.
Een moeilijke keus.
Gaume verborg zijn teleurstelling niet
voor de twee broeders.
Een oogenblik had hij gemeend, zijn duel
te zullen bereiken, en eensklaps was hij er
weer van verwijderd.
Toen zij het- huis verlieten, waar zij
niets meer konden vernemen, begaven zij
zich naar het huis van Laurent in de Bru«-
selsche straat.
Zij moesten met elkaar overleggen.
Wij zijn bedrogen, herhaalde Gaume
woedend.
De twee broeders haclden nog volstrekt
geen verdenking tegen Bertignolles, daar-
oi zei de markies:
Wanneer wij bedrogen zijn, mijnheer
Gaume, dan kan dat toch niet door mijn
heer Bertignolles zijn. Zoo vat u het toch
niet op, want wanneer Romain Goux de
man is, dien vij zoeken, da-n zou de mees
ter medeplichtig zijn aan zijn secretaris.
Dat geloof ik vast en stellig, zei nu
Gaume eensklaps.
Laurent en Michel sprongen op.
Gaumeriep Laurent uit. Zulk een
beschuldiging T
Ik beschuldig niemand. Ik zeg alleen
hoe ik er over denk. Het is wel zeker, dat
ik den rechter van instructie, belast met
het onderzoek in de zaak tegen Mirador,
niet om een bevel tot inhechtenisneming
tegen den Amerikaan zal vragen. Ik zou
niet weten welke reden ik den rechter voor
een dergelijk verzoek zou moeten opgeven.
Niettemin staat dit bij mij vast, zonder den
minsten twijfel. Romain Goux is de moorde
naar van Jactel, en zoo deze moord al niet
door mijnheer Bertignolles is bevolen, dan
draagt hij er toch kennis van en heeft
hij er belang bij, Romain uit onze handen
te houden.
Maar waarom denkt u dat? Yergeef
ons onze ontroering, mijnheer Gaume,
want die is zeer natuurlijk. Bedenk, dat
mijnheer Bertignolles op het punt staat in
onze familie te worden opgenomen, door
het huwelijk van zijn dochter Jenny met
mijn broeder Laurent. Hij wordt dus een
der onzen, zijn eer is ook de onze, en wij
deelen de verantwoordelijkheid van zijn dia
den. Denk aan dat alles, mijnheer Gaume.
Welnu, meent u dan, dat ik daar
niet aan gedacht heb? vroeg de agent, die
woedend was op iedereen, maar ook op
zichzelven.
Maar denk nu ook eens na, mijnheer
de markies, en u ook, mijnheer Laurent
Yooreeret, bewijst de geheimzinnige ver
dwijning van dien cowboy niet, dlat onze
man ten huize van Bertignolles woont en
dus nooh door de voordeur, nooh door de
achterdeur behoefde heen te gaan? Des
tijds'bestouden er nog geen verdenkingen,
zoodat ik daaraan ook niet heb gedacht.
Nu is aller zeer natuurlijk geworden. Ten
tweede: die cowboy was Romain Goux,
mejuffrouw Jenny heeft het openhartig
verklaard. Ten dórde: toen wij mijnheer
Bertignolles omtrent den gast, met wien
hij had gesproken, in verhoor namen, heeft
hij gezegd, dat hij er zioh niets van her
innerde. Hoe wij er ook op aandrongen,
er was niets uit hem te krijgen. Dat is
toch zoo, nietwaar, mijnheer Laurent?
Inderdaad, zei de graaf, en 't heeft
mij ook verwonderd.
Er zijin nu drie dagen sedert het bal
verloopen en daarvan heeft mijnheer Ber
tignolles gebruik gemaakt. Hij heeft zijn
maatregelen genomen, want hij verwachtte
wel, dat wij hem naar zijn secretaris zou
den vragen. Eerst heeft hij ons voortdu
rend om dón tuin geleid en nu wij hem
eindelijk om een conferentie verzocht heb
ben, is de vogel gevlogen, Romain Goux
is verdwenen.
Inderdaad, mompelde de markies,
op het eerste oogenblik moet dat alles
vreemd voorkomen. Tooh schijnen de op
helderingen, die mijnheer Bertignolles ons
gegeven heeft, zeer natuurlijk, en daar
Romain Goux over een maand te Parijs
terug zal zijn, kunnen wij over een maand
wel verder zien.
Gaume lachte.
Ik beweer, dat Romain Goux niet
over .een maand uit New-York terug zal
komen,.zei hij.
Waarom denkt u dat?
Wel, heel eenvoudig, omdat ik niet
geloof, dat Romain Goux vertrokken is.
Maar dan...
Maar dan zouden wij wel een bewijs
hebben, dat mijnheer Bertignolles zajn se
cretaris voor ons wil verbergen, nietwaar!
Zeker.
Welmir dat bewijs fcan ik u gemak
kelijk genoeg verschaffen. Ik zal onmid
dellijk een bekwamen agent naar Havre
zenden, wien ik het signalement van Ro
main Goux opgeef. Zoo zal ik er wel ach
ter komen, of onze man werkelijk vanmor
gen Frankrijk heeft verlaten, zooals mijn
heer Bertignolles beweert.
De twee broeders zagen elkaar verlegen
aan.
Maar, Gaume, welke geheimen reden
zou mijnheer Bertignolles hebben om me
deplichtig te zijn aan de misdaad van zijn
seoretaris? vroeg Laurent.
Ik moet bekennen, dat ik hiervan
niets begrijp.
In dat geval...
In dat geval blijft het precies gelijk.
Wat mij heden gebeurt, is mij nog nooit
tijdens mijn loopbaan van politiebeambte
voorgekomen. Wanneer er een misdaad
was gepleegd, zocht ik altijd naar de drijf
veer en van daar spoorde ik den misdadi
ger op. Nu is het juist het tegenoverge
stelde, want het toeval heeft ona zeer
waarschijnlijk den misdadiger doen ont
dekken, terwijl de drijfveer tot de mie
daad nog in het duister ligt.
Met bevende stem vroeg Laurent:
Maar Jenny, Jenny? Wat zal er bij
dat alles van haar worden?
Gaume keek «eer bedenkelijk voor zioh
ril
(W órdt vetvolgd).;