•ZOMDAG5BIAD' IEID-5CH DAGSIAD VAN HET -f RECEPT. AELB RliEI. Zaterdag1 ÏO Mei. Anno 1913. AAA lil De vrouw van den ver moorden inspecteur. DE HEEREHHOED. In cle middeleeuwen droeg m'en een een voudige kap of muts. Maar toen in de men- echen met den nieuwen lust tot leven ook een bphocfte om zich to tooien, een wenseh tot uiting van het persoonlijke ontwaakte, kroonde weldra dc merkwaardigst© bedek kingen do hoofden van de mannen. Men droeg - hooge, kegelvormige suikerbrood-en met bont gegarneerd© kappen, dio rijk met voeren©delstocnen en paarleA bezet waren. Karei VII droeg don eersten vilthoed bij den intocht in Kou aan in 14-19. In 1509 wasi het reeds een oud gebrpik, dat de raad van, (VVorms dien van Frankfurt jaarlijks een hoed van berenvel overzond, om daardoor Vrijheid van tol t© krijgen. In den tijd van Hendrik IV (15891610) was d© hc©d in Frankrijk iets heel gewoons. Deze vorst, zoowel als zijn hof en zijn officieren, droegen hoeden met breed© randen en aan één Jrant opgeslagen. Onder Lodewijk XIV begon men 'do hoeden ook van achter om t© slaan. Zoo ontstonden do driehoekige hoeden, di© nu met breedere, dan weer met smallere randen bijna honderd jaar- in de mode waren. De soldaten versierden ze niet kokardes, tressen en vederbossen. Kort vóór d© Fran- 6che revolutie kwamen eerst in (Engeland, daarna in Frankrijk de ronde hoeden in d© inode. Do groot© soldatenhoed uit den der tigjarigen oorlog was door den puritein Cromwell veranderd in een stijven, tamelijk hoogen hoed mot rechten rand. De kwakers in Amerika namen dezen vorm over en dra gen nu nog die belachelijk© modellen. Toen in den tijd van den Amerikaansehen vrij heidsoorlog een enthusiasmo voor Amerika door geheel Europa ging, nam men van daar den cylinderhoed over als symbool der vrij heid. Bij het openen van de Fransch© natio nal© vergadering droeg de derde stand hom lals zichtbaar protest tegen den driesteek van de absolute heerschappij. Iii het begin was •de cylinder het schrikbeeld van alle elegant© én conservatieve kringen, doch weldra had hij do bevoorrechte) plaats ingenomen, welk© hij in onzen tijd echter wper verloren of verliezen gaat. Garnalenragoufc. 270 gr. gepelde garnalen, 50 gr. boter, 40 gram bloem, 3 dL. melk of bouillon, dL. room, 1 eierdooier, wat} citroensap, zout en peper. B.reiding: De boter smelten in een pan- netje, daarbij do bloem doen en langzaam de melk en den room of den bouillon. Men neemt hiervoor niot te sterk gekruiden kalfs bouillon. De saus 12 minuten laten koken en van het vuur af, den ^klopten eierdooier er door roeren, wat citroensap, zout en pe per en de garnalen, die niet in de ragout mogen meekoken. Bij verkiezing kan er wat fijngehakte peterselie aan toegevoegd worden. Schoonmaak. Ontboezeming in het „Dagboek van een 'Amsterdammer" in „De Tel." Im wunderschönen Monat Mai, Wenn alle Knospen sprangen, Da ist in meinem Haus, Die „Schoonmaak" angefangen. In Londen, Parijs, Berlijn, overal, waar beschaafde meneohen wonen, begint de season" te gelijk mèt de lieve lente. De mensohen leven op cn keeren zich naar het licht. De kunst herademt, tentoonstellin gen worden geopend en op mooi ingerichte sportterreinen worden sympathiek© sport lui door. een ejunpathiek publiek toege juicht. Bi] ons, in het burgerlijkst© aller landjes, worden, zoodra de ficus in de serre een Jdeuwe loot schiet, de gordijnen afgeno men, de schooreteenen geveegd, de bedden gelucht en de elegantste vrouw loopt den heelen dag met een stofdoek over baar hoofd en een druppel aan haar neus van wege de kou en -den tocht, en als je 's mid dags tweo uren over don tijd je eten krijgt, vindt je in do soep de eteenen pijp van dien stukadoor, die, tusschen twee vegen van zijn witkwast -door, met de meid in de keuken heeft gestoeid. Ik heb fatsoenlijken buiten landers meermalen gevraagd of zij de „.schoonmaak" kenden en zij had'den er nooit van gehoord en toch waren zij zelf niét onreiner dan een gemiddelde Hollan der en hun huizen waren toch ook stof- en insecten-vrij. Als ik eiken dag een bad neem heb ik dan nog e^is per jaar een extra-wassehing noodig? Er zijn bonden voor de trekhonden en tegen de vivisectie, maar is de schoonmaak niet grooter kwelling voor het lieflijk© beest, dat „man" heet? Lodewijk XI en zijn sterren wichelaar. Lodewijk XI had, vóór hij naar de samen komst te Perinne vertrok, zijn sterren wichelaar geraadpleegd over den uitslag van die reis en was volkomen gerustgesteld; madr ongelukkigerwijs beantwoordde de uit slag niet aan de voorspelling en het leven van Lodewijk raakte zelfs in gevaar. Bij zijn terugkomst liet de vertoornde Vorst den bedrieger bij zich roepen en had van te vo ren den beul Tristan bevel gegeven, om in een zijvertrek te wachten en nauwlettend acht te geven op alles, wat er gebeuren zou. Wanneer de man, dien hij verwachtte, op het punt was om te vertrekken en de Koning dte woorden: „Ga heen in vrede, mijn vader", tot hem richte, was alles in orde en kon Tristan heengaan. Maar wan ner bij tot hem zedde: „Daar is ©en hemel boven ons!" moest Tristan hem met zijn ge won o handigheid hoe eer boe beter naar de andere wereld helpen. Even later kwam Galiotti, zoo heette de sterrenwichelaar, binnen en toen de Koning den man zag, ontstak hij in hevige woede hij verweet hem, hem door zijn raad aan een vreeselijk gevaar te hebben blootge steld, en hem voor den gek gehouden en door mooi© praatjes wijsgemaakt te heb ben, dat hij werkelijk de toekomst voorspel len kon. „Welnu, mijnheer d/e sterrenwichelaar," .voegde hij er schamper bij, „gij verheft er u op, dat gij zoo goed weet, wat er gebeu ren zal, weet go nu misschien ook binnen hoeveel tijd go sterven zult?" Lodewijk had namelijk plan om hem op staanden voet te doen terechtstellen. „Sire!'' antwoordde de slimme Italiaan, die wel een valstrik vermoedde, pik kan het u niet precies zeggen, maar één ding weet ik wel: ik zal drie dagen vóór uw Majesteit .sterven. De koning, die zeer bijgeloovig was, was over dio voorspelling lang niet op zijn ge mak; hij geleidde den astroloog naar den uitgang, wierp een blik vol ingehouden angst naar de deur, waarachter Tristan ver scholen zat, en herhaalde luide: „Ga heen in vrede, mijn vader, ga heen in vrede !"- Berijmd Marktbericht. De marktberichten zijn in den regel niet erg aantrekkelijk voor de gewone dagblad lezers. Dat heeft een berichtgever van „De Pots" te Zevenaar er toe gebracht, om zijn relaas van de veemarkt aldus in to kleeden Onze tweede markt was droef te aanschou wen, Maar ruim honderd stuks vee stonden aan de touwen. Dat deed de concurrentie van Doesburg en Eist, Van laatstgenoemde plaats zeker wel het felst. Van vreemde kooplui zag men ernstig loeren Naar 't schoone vee, maar slim zijn de boe ren, Zij hielden hun koeien en pinken duchtig op geld, Daarvoor moesten heel wat guldens wordien geteld. Toch werd menig beestje van d© touwen ontbonden, Het had dan een anderen meester gevonden. Veel schade deed de geringe aanvoer dtus' niet Zooals men uit dit ver slagje wel ziet. En waarom van biggen en zwijnen gezwe gen? Er is er geen één bij zijn krulstaart gekre gen. De proef. Een paar jonge dames waren het er on eens over wie over 't algemeen het meest ij del zijn, mannen of vrouwen. „Ik zal je straks bewijzen, dat ik gelijk heb',, verzekerde degene, die de manneD voor de ijdelstc schepselen hield. Later, aan het diner, waaraan verscheide ne heeren deelnamen, bracht zij het ge sprek op kleednng in het algemeen en ver klaarde „Het is bekend, dat de meest begaafde mannen het slordigst zijn op hun kleeren. Als bewijs kan dienen, dat de geleerdste man hier aan tafel een gekreukte das om heeft." En zij glimlachte haar vriendin toe, toen alle mannen de hand) aan hun das brach ten. Wat dan? In een cursus over eerste hulp bij onge lukken werdi gesproken over <le beste mid delen ter behandeling van bevrorenen. De onderwijzende arts waarschuwde voor het aanbrengen van kachelwarmte in zulk een geval; beter was het, den bevrorene in de sneeuw te leggen en hem zachtjes met sneeuw in te wrijven. Een der toeschouwers vond de inlichtin-, gen niet volledig genoeg en vroeg du6: „Maar als 't nu in den zomer gebeurt, wat" dan?" Dappere menscken. Man en vrouw zijn verdwaald in een groot bosch. Het wordt donkerder, natter, kou der, later. En zij vinden maar geen uitweg.* Ineens hij: „Och, Mientje, steek je gebit liever in je taschje. Dat klappertanden maakt mij zenuwachtig. Nog ergerl „'Ach, edelachtbare," zei de gevangene, „u weet niet hoe hartverscheurend het is een vrouw te hebben dSe kan koken, maar het niet doen wil." „Neen," zei de rechter, en hij voegde er troostend aan toe: „Dank don Hemel, man,5 dat je geen vrouw hebt, die niet kan koken en 'fc wel wil doen." Nog niet te laat. Dienstmeisje (zeer opgewonden, tot haar uit do sociëteit thuiskomenden heer): „Mijn heer, uw vrouw is bezig haar koffer te pak ken, zij wil er vandoor..." Heer: „Sst, epreek zachtjesI Ik zou bijna te vroeg gekomen zijn !"- S t e r k 1 „Is u gisteren in den schouwburg ge weest?" „Ja, maar ik heb niet veel van de voor stelling gezien. Er werd namelijk zoo'n af grijselijk stuk gegeven, diat allen toeschou wers de haren te berge rezen, en ik zat juist op de achterste rij." Geenmenschoneter. „Gevraagd een nette Zit- en Slaapkamer, liefst gelijkvloers, met kapokmatras, en 's morgens een sneetje roggebrood en een glas melk en een ei, en 's middags geen var- kensvleesch en geen kinderen, f 35 per maand."- Cavalerie en Cavalier. Ontmoet zij op haar weg do cavalerie, wat schrik! Maar met een enkelen cavalier is zij danig in haar Bohik "•si s DOOR JEAN DUTAMEE. (Nadruk verboden.) Blanche Fournay, de vrouw van ©en der ijverigst© politic-inspecteurs, die Parijs ge kend heeft, stond met de concierge van haar woning .te praten, toen een collega van nnar man hij haar kwam, ©n haar vroeg, af zij ©ven mede naar liet bureau wild© gaan. „Waarom dan?" vroeg zij verwonderd. „Omdataarzelde de ander. „Er is iets met Pierre gebeurd I" riep zij bijna schreeuwend. De collega zweeg, zooals het zijn plicht was. Tevergeefs trachtte Blanche te weten te komen, wat er geschied was. Zij liep het bureau binnen, ging door, tot aan de kamer van den commissaris. Zij viel neer op haar knieën, schreide luid. „Er is iets met Pierre gebeurd! Er is iets met Pierre gebeurd!" „Stil, mevrouw Fournay, wat ik u bidden mag," zei de commissaris ontroerd. „Uw man heeft zijn plicht gedaan cn de schur ken „Vermoord. Hij is vermoord!" „Bij den Boulevard Malesherbcs. Blijkbaar ben apache, die het uw man betaald wild© zetten, dat hij zoo ijverig 't kwaad heef^be teugeld." ,*,En do moordenaar?." i „Is onbekend." - „Onbekend? Beantwoord me nog cén vraag", oogenschijnlijk was zij gohecl be daard, al beefden haar vingers «nog één vraag: Wie is met de opsporing belast?" „Catull© Ajardin." „Zend cr een ander naar toe. Hij is altijd ijverzuchtig geweest om het suoocs, van mijn pian." „In dergelijk© gevallen, als het de plicht Jvan een politie-man geldt, houdt do .vijan delijkheid op, zeker na den dood." Blanch© brak hartstochtelijk in snikken uit. Doch terwijl zij, overgegeven aan haar smart, haar handen voor het gelaat sloeg, gedacht zij plotseling, dat zij, Blanche Four- aay, den moordenaar van haar mail zou opsporen, en zij vertrok haastig. In het vertrek der inspecteurs informeerde zij waar haar man was vermoord. „Er was geen politie agent in de nabij heid „Neen. Anders was het waarschijnlijk niet gebeurd." „Heeft men' hem' rechtstreeks aangeval len „Waarschijnlijk is de moordenaar achter hem geslopen en heeft hem ©en zwaren zak op het hoofd geslingerd." „Zijn er redenen, om aan to nemlen, dat ajiachen hem hebben vermoord?" vGeen andere dan dat hij bij d© apachen gehaat was en dat hij op een bij apachen gebruikelijke wijze is aangevallen." „Dat alles is nog niet duidelijk. Heeft men al een onderzoek ingesteld?" „Wo hebben Ajardin geraden, om Pèro Boitcux eens in verhoor tc nemen. Wij heb ben al onder elkaar hot uitgemaakt, dat het ©en streek is .voor Pèro Boiteux 1" nEn m „We hebben nog af t© wachten." Juist op dat oogenblik kwam de inspóc- teur Ajardin binnen. Hij boog correct voocr mevrouw Fournay en sprak ccnige woorden van rouwbeklag. Maar mevrouw Fournay giug er dadelijk tc© over de zaak te bespreken. „Hoeft u Pèro Boiteux in verhoor geno men „Ja;. Maar er is geen enkele reden, om hem te verdenken. Père Boiteux wae gister avond in een café bij het station de. Cou,- ronncs." „En dat café heet?" „Café Métro", zcide de inspecteur aar zelend. Blanche wist genoeg. Zij ging naar haar huis, deed een eenvoudig japonnetje aan, bekeek zich even in den spiegel. Zij zag cr kpop genoeg uit, om een man te bekoren. Zij zou de zaak onderzoeken. Wat een inspecteur van politie niot go- lukt©, gelukt© misschien een schoone vrouw. Zij nam een taxi. „Café Métro bij het station do CouTon- ncs", beval zij den chauffeur. Dczo zag liaar even ann, herhaald© do woorden met een glimlach. „Café Metro bij het station de CoUron- 'nes? Als u u vermaken wilt, mevrouw, moet u daar nic^ overdag heengaan, maar 's avonds. Dan is het daar een fideele boel, zoo onaan zienlijk als het café lijkt." „Een a.pachcn-©afé." „Alles komt daar", zeid© hij. „Père Boibeux ook?" D© chauffeur zweeg, opende d© deur van den coupé. Terwijl zij in d© taxi zat, overdacht zij de vraag, waarom de chauffeur zou hebben gezwegen. „Is dan Père Boiteux zoo'n gevaarlijk indi vidu, dat men niet over hem spreekt? Hij zal wol een oud man zijn, zeker is hij oen oud man, anders zou men hem. niet zoo'n vaderlijken naam geven. W.clnu! Des to beter." D© auto reed mot razende vaart. Teen zij bij het station de Couronnes waren aangekomen, beval Blanche den chauf feur do taxi stil to doen houden. To voet begaf ze zich naar het café. Er waren weinig menschcn in do kleine, lage, stoffige zaal aanwezig. Blanche be greep niet, waarom zich daar steeds zoo veel publiek verzamelde, cn welke aantrek kingskracht dit krot op de uitgaande wereld uitoefende. Zij zou echter spoedig ,uit haar twijfel worden verlost. Een vrouw, die achter het buffet stond, kwam op haar toe. „U komt zeker hier, om' het wachtwoord to hooren?" „Ja", loog Blanche, „ik heb geen aankon diging ontvangen." „Hot wachtwoord is yanavond „Père Boi teux". Maar wo moeten voorzichtig zijn' wegens den moord op den inspecteur Four nay." 1 l: „Het is nog altijd niet bekend, wiö den moord heeft bedreven?" 'J „Wie den moord heeft bedreven, géén vam id© apachen." 1 j 1 I „Waarom niet?" 1 i 1 I) „Dan was pr hiel! al wel over gespro ken." „Natuurlijk. Dat is heel goed ie begrijp pen. He© laat is vanavond de samenkomst?"; „Om elf uur." „Komt Pcrc Boiteux ook?" 1 „Hij is aanwezig en niet aanwezig, alS altijd „Vcrmond?"< „Juist," 1 „Een vreemde keTel, Père Boiteux. Nie mand kent hem eigenlijk, ©n iedereen weet weer, dat hij bestaat." „Ja, maar hoeveel vermommingen heeft hij ook. Hondorden menschen staan in zijn dienst; bij den een vertoont hij zich in die, bij tien ander in gene gedaante." „Zou hij schuldig zijn aan den moord op inspecteur Fournay?" i „Si!" 1 1 Dien avond was mevrouw Foifrnay op haar poet. Zij reed des avonds tegen elf uren naari het station de Couronnes, en van daar be gaf ze zich weder als des middags naar het1 cafc „Metro." Zij was verbaasd, hoewel zij het niet liet merken toen zij, na liet wachtwoord „Pèr© Boiteux" te hebben gefluisterd, bin nengelaten werd in 'n kostbaar-gemeubileerd salon, waarin zich lieden van allerlei rang en stand bewogen. Do mccsten waren vermomd. Zij kocht ook een klein masker en ging toen langzaam door de menigte. Een elegant gekleed heer, ongemaskerd, voegde zich bij haar. „Ken ik u, schoon masker?" ,,'t Is mogelijk, dat u me kent', zoowel als niet. Wie kent een vrouw? Zij is ge kend cn ongekend als Père Boiteux." „Geestig, inderdaad. Maar Père Boiteux wil niet gekend zijn." „Evenmin als dc vrouw." j „Nooit heb ik u eer gezien." „Ik u dan wel 1 „O ja." Hij lachte even. Er was iets on aangenaams in zijn lach, doch Blapchc deed, of zij liet niet merkte. „Laten we een glas champagne gaan drin ken," stelde zij lachend voor. ?,'t Is goed." zeide hij. Van do anderen afgescheiden zaten zy te zamen. Zij spraken over dc stukken, die dat jaar in Parijs waren gegeven; over con certen, feesten, doch het viel Blanche op, dat hij het vermeed over Père Boiteux to praten. Ln eensklaps rees er ©en ëigenaardig Ver moeden bij haar op. Als d© heer tegenowr haar eens Pèro Boiteux was? Opzettelijk gin'g zo cr toe over, om dien naam uit to spreken. Zij zag, dat hij even terugschrok. „Waarom noemen zo u Père Boitcux?" glimlacht© ze. „Mij vroeg hij. Zij zag hein, a^.n. Zij bemerkt©! dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11