Ho. 16 320. X.EIBSCH DAGBLAD, Woensdag* 7 Mei. Tweede Blad. Anno 1913, Buitenlandseh Overzicht. Eerste Kamer. Tweede Kamer. FEUILLETON. >V raak, Aan bet proces, dat tegen da afg'evaardig- Idfen naar den Ptuisisclien Landdag, de sociaal- Jjjemocraten Borch ardt en Leinert, hangende was, dacht ongetwijfeld niemand ineer. Indertijd heeft deze zaak, huisvrede- jjreuk in het gebouw van dat vertegen w oor- liigend lichaam, heel wat aanleiding tot Kprekcn en schrijven gegeven, maar na de Jyeroordeeling der beklaagden was de storm 'gteluwd. Beide veroordeelden zijn in hooger beroep 'gegaan, door voor het Reichsgcricht Tevisie te vragen van hun proces. Thans is de be slissing gevallen en de beide afgevaardig- lien moeten in hun straf hoe groot die is, weiten we ons niet meer te herinneren toerusten. De afneming van het aantal gehoor- toèn begint ook in Duitschland een brandende kwestie te worden, waarvan het iüationaal belang niet moer te ontkennen 11. In twee Pruisische provinciën heeft overheid zelfs de gewone openbaarmaking in de kranten van de namen der ondertrouwde jein getrouwde paren verboden, ten einde te [voorkomen dat zij met aanbevelingen en ijscouranten van antioonoeptioneele mid- len overstroomd werden. De afneming van biet geboortegetal is dit jaar ook merkbaar In het mindere aantal kinderen, dat voor de lagere school is ingeschreven. De statistiek jpver 1912 is nog niet volledig, maar voor $2 groote steden zijn de opgaven beschikbaar. Al&cmeen wijst zij tegenover een gestadige [yterbeteiing van het sterftecijfer een ver- ffiindoling van het geboortegetal aan. In ?Vtergelijking met 1911, is de afneming van fret aantal geboorten vooral in het oogloo- plend in welvarende steden, waar welgestedden fcn renteniers zich bij voorkeur vestigen. Onder deze slaat Schöneherg al de andere fciat de vermindering van het geboortegetal betreft. Nog treffender worden de getallen Kis men ze met die van tien jaar terug Sfergelijkt. In Schöneherg daalde het aantal geboor ten van 26.5 per 1000 inwoners in 1902 tot 48.7 Lu 1912. Voor München waren deze "pijlers 35.1 en 21.9, voor Leipzig 31.5 en 22.1, voor Keulen 37 en 26.7, voor Neuren berg 38.7 en 25.5, voor Mannheim 42.6 en 28.7 en vcor Dresden 31 en 20.3. Er is dus ften geweldige daling. Onderwijl men in Duitschland betreffende deze kwestie de land acht schonk aan de toestanden in Frank rijk. deed hetzelfde euvel zijn intocht in biet eigen land. En eerst nu, nu gebleken is dat 't met versnelder pas Frankrijk na- J^ölgt, wordt men in Duitschland wakker. Jjet vorig jaar is het onderzoek begonnen fraar het dalen van het geboortecijfer en tw,at men nu ervaart is erger dan vermoed iWlerd. Koning Alfons is naar Par ij s ver trokken. Gistermorgen heeft hij met Romano- tijes, den minister-president, onder enthusiast© toejuichingen Madrid verlaten. Er zijn nog al eenige maatregelen genomen voor de vei ligheid van den koning, o.a. door een ge wiegelde or teering door oen aantal geheime politic-agenten. In Montpellicr zijn boven dien nog een aantal anarchisten aangehou den, die betrokken waren in een complot '(Lat een aanslag op den vorst wilde plegen. Naar aan verschillende Berlijnsche avond bladen uit St.-Petersburg gemold wordt, het zeker, dat de tsa a.r deel zal n e- e n aan de trouwpleohtigheid Van de dochter des Keizers. De tsaar zal Over land naar Berlijn komen. Naar het beet, komt de minister van buifcenlandsche Kaken, Sassonof, mede. Aan deze ontmoeting wordt beg-rijipelijker- vrijs nog al eenige waarde gehecht. Nog een ander staatshoofd heeft de aan dacht op zich gevestigd. Het is president 'Poincaré. Men weet, dat de president geen Voorvechter is van de doodstraf. Ook Fal- üères was dit niet. Meermalen verleende aeze gratie, en dat hij het wel eens niet deed kwam onder den invloed der publieke 'Opinie. Dat Poincaré het doodvonnis van 'drie der autoband eten geen wijziging deed Óndergaan, is in Frankrijk ook eenigszins toegeschreven aan den drang uit het volk, dat meer veiligheid verlangde, en hoopte <Jit te verkrijgen door 't drietal doodvon nissen. Nu evenwel heeft Poinoaré gelegen heid gehad zijn mildere opvattingen te too- nen. Hij beeft het doodvonnis van een Spaansche koopvrouw, die een landge- noote had vermoord, veranderd in levenslange gevang en iestraf- Spanje heeft op het gebied der bewape ning en legeruitbreiding groote plannen. De minister van oorlog Luque heeft aan een medewerker van de ,,Imparcial" het een en ander medegedeeld van zijn hervor mingsplannen. Voor de kustverdediging, uitbreiding der oorlogshavens en aanschaf fing van zwaar geschut, zullen 2 00 mfl- lioen pesetas noodig zijn, voor den bouw van nieuwe kazernes 107 millioen. De vred'essterkte van het leger zal ge bracht worden op 133.000 man, waarvan 50.000 man in Marokko. De gisterochtend op het Elysée gehouden ministerraad heeft de ministers van finan ciën en van oorlog opgedragen een onder zoek in te stellen naar de voorwaar den onder welke vergoedingen kunnen worden gegeven aan gezinnen, wier zoons voor het derde jaar onder de wapenen moeten blijven. De minister van openbare werken is ge machtigd een wetsontwerp in te die nen op de militaire luchtvaart, de veiligheid van vliegers en van het pu bliek en de regeling van het luchtvaartver- keer en de landing van vliegtuigen. Over het wetsontwerp op het vrouwen kiesrecht hebben gisteren in het Lagerhuis minister Asquith eD minister Grey 't woord gevoerd. Asquith sprak tegen het ontwerp, Grey er voor Beiden deden uitkomen, dat dit het eenige onderwerp is, waarover zij sedert 27 jaar van meening verschillen en verklaarden dat, hoewel dè regeering in deze aangelegenheid verdeeld is, zij het toch eens is over de wijze waarop de kwestie van het vrouwenkiesrecht moet worden behan deld Het Lagerhuis heeft in tweede lezing het wetsontwerp op het vrou we n k i e s t ech t met 266 tegen 219 stem men verworpen. In het Lagerhuis is ook nog een andere kwestie ter sprake gekomen., De afgevaardigde George Greenwood heeft gevraagd of, nu het Roode Kruis geen bescherming verleent aan hen, die op het slachtveld gewonde paarden of andere dieren uit hun lijdon willen helpen óf hun het lijden verzachten, de regeering de betrokken mogendheden niet zou willen uitnoodigen, de conventie van Genève aldus te wijzigen, dat veeart sen, paardenamibulanoes en in het algemeen erkende vereenigingen van hulpverschaffing voor dieren door het Roode Kruis gedekt worden. Aohund, de onder-minister van buiten- landsehe zaken, zei dat de regeering ae zaïk in gedachte zou houden tegen den cr-I. dat de volgende vredesconferen- t i e bijeenkomt. Vergadering van Dinsdagavond. Voorzitter: J. E. N. baron Schimmelpen- ninck v. d. Oye v. Hoevelaken. Regeling van werkzaamheden. De Voorzitter deelt mede, dat de Cen trale Sectie besloten heeft Woensdag en vol gende dagen in de afdeellngen te vergaderen, tot onderzoek van de Ziektewet en het wets ontwerp betreffende den kindertoeslag aan onderwijzers. Niets meer aan de orde zijnde, gaat de Kamer tot nadere bijeenroeping uiteen. De heer Van Idsinga, lid voor Bodegra ven, die zeer geruimen tijd wegens onge steldheid de vergaderingen der kacner niet heeft bijgewoond, nam gisteren deel aan de stemming over het kustverdedigingsontwerp Hij is blijkbaar nog niet geheel hersteld, want hij hield het hoofd gedekt en verliet. dadelijk na de stemming de vergadering weder. Omtrent de stemmingen van gisteren het volgende Eerst werd het amendement-Eland, om het Vlissingsoh© fort niet te bouwen, met 54 tegen 35 stemmen verworpen en daarop het kustverdedigingswetöontwerp met de zelfde stemmen-verhouding aangenomen, 't Ging telkens rechts tegen links, behaive dat de heer Van Karnebeek, de éénige uit zondering, zioh bij de rechterzijde schaarde. Aan de rechterzijde ontbraken 6 leden, de he eren Van den Berch van Heemstede, Jans sen-, (Maastricht),. Arts, Passtoors, Van Sasse van IJsselt en Van Lijnden van San- denburg. Van links'ontbraken de heeren Van Doorn, Roessingh, Duys en Troelfetra. V o o r s t e 1-A a 1 b e r s e c.s. betref fende den bakkersnacht- arbeid, enz. Uittreksel Memorie van A n tw o o r d Naar aanleiding van de opmerking in het Voorloopig Verslag, dat in de kringen der belanghebbenden weinig instemming met dit voorstel is getoond, meenen de voor etellers, dat aan dit feit, een te groot ge wicht werd gehecht. Immers was het niet begrijpelijk, dat de warme voorstanders van het verworpen wetsontwerp in hun teleur stelling niet aanstondls in staat waren rustig te overwegen, wat het voorstel van wet practisch hun bracht? Uit de uitlatingen, waarop in het Voorloopig Verslag wordt gedoeld, bleek zonneklaar, dat niet aan allen de werkelijke strekking en practische draagwijdte van dit wetsvoorstel voldoende duidelijk was. "Wat den twijfel betreft, of, uit een oog punt van goede parlementaire gebruiken, in casu wel aanleiding bestond voor toepas sing van het recht van initiatief, wijzen de voorstellers er op, dat zij, toen het desbe treffend wetsontwerp verworpen was, niet alleen stonden in de meening, dat hier voor gebruikmaking van het bedoelde recht alls aanleiding was. Nauwelijks toch was bekend geworden, dat door hen het initiatief tot het indienen van een wetsvoorstel zou wor den genomen, of van meer dan één zijde verluidde, dat men gelijk plan had opgevat, waaruit wel blijkt, dat meerdere leden der Kamer, tot zeer verschillende groepen be- hoorend, van meening waren, dat er aan leiding bestond voor toepassing van het recht van initiatief. In het Voorloopig Verslag was betoogd, dat die Staat wel den nachtarbeid der gezel len mag verbiedenmaar, wanneer daar door de concurrentie-verhoudingen zooda nig gewijzigd worden, dat vele patroons zeer ernstig nadeel zoiiden ondervin-den, ja, zelfs hun bedrijf gehèe] ten gronde zouden zien gericht, zou de Staat niet bevoegd zijn, zelfs wanneer hij daartoe het middel zag, door eenigen maatregel deze ongewenschte en te betreuren gevolgen van het verbod van nachtarbeid te vorkomen. Hiertegenover meenen de voorstellers, dat sooiale maatregelen, welke strekken om aller samenwerking te verzekeren tot dat gene, wat zonder aller samenwerking voor de enkeling niet mogelijk is, geheel liggen binnen de grens van de Staatstaak. Maat regelen als verbod van nachtarbeid, ver plichte winkelsluiting en andere, zijn te rechtvaardig uit dat gezichtspunt. Door dwingend ingrijpen verzekert hier de Staat het goed, dat (wegens de concurrentie) voor allen onbereikbaar is, zx>olang nog maar enkelen weigeren mede te werken. Overigens kunnen de voorstellers geens zins toegeven, dat heb niet mogelijk zou zijn, een principieel verschil tusschen het verbod van patroonsarbeid en het vervoer- verbod aan te wijzen, en dat het derhalve onbegrijpelijk zou zijn, hoe tegenstanders van het eene met het andere zouden kunnen medegaan. Het patroonsverbod bevatte tooh een ver bod, tot den zelfstandig werkenden patroon gericht, om in eigen huis te arbeiden, wan neer hij hetzelf verkoos. Het vervoerverbod verbiedt niets, dat in eigen huis verricht kan worden; maar alleen een werkzaamheid op publiek terrein. In huis blijft de patroon vrij te doen wat hij wil. Alleen, werkt hi» des naohts, dan zal hij gedurende enkele uren van den morgen met zijn deeg ot brood niet op den publieken weg mogep komen. De meening, dat, wordt dit wetsvoorstel wet, de nachtarbeid van de patroons vrijwel doelloos zal zijn, wordt door de voorstellers gedeeld. Ook zij zijn ^an meening, dat thans die nachtarbeid 'door dezen alleen wordt verricht, omdat zij daartoe door den nacht arbeid van anderen, door de ooncurrentio derhalve, worden gedwongen. Houdt die dwang op te bestaan, dan zal voorzeker ook de patroons-nachtarbeid grootendeels ver dwijnen. Moeilijk kan worden ingezien, welk be zwaar hierin schuilt. De voorstellers zijn dan ook van meening, dlat de vele patroons, die de verwerping van het wetsontwerp betreurden, en teleurge steld werden door hun wetsvoorstel, niet voldoende doordacht hebben, dat dit voor stel, hoewel hun de vrijheid latende, om 's nachts te werken, wanneer ze willen, toch den d'wang, om dit te doen, ook wanneer ze 't niet willen, wel degelijk heeft opgehe ven. ftegende tentoonstelling van Japan- sclie klenrendrnkken in het Rijks Etlinographiscli museum. Deze tentoonstelling (1 Mei1 Seiitembeir) bnengt prenten van Utagawa Kunisada (1786 1864), den voornaamsben leerling van Toyo- kuni I. Hoewel in zachtheid van kleur en in gTatie van beweging bij de ouderen ach terstaand, was Kunisada tooh een zeer talent vol sohilder, zooals blijkt uit het tentoon gestelde werk. Het is jammer, dat hij in later tijd veel bonts en oppervlakkigs heeft geleverd, dat zijn naam afbreuk deed. Welk een hoogen dunk hij had van zijn eigen kunst, blijkt uit het feit, dat hij in 1844 den naam van zijn meester Toyokuni aajmam, wat hij door middel van een gelegenheids- prent aan vrienden en bekenden meedeelde. Zoo zijn vele zijner prenten niet Kunisada, maar Toyokuni geteekend. Zijn illustreertalent loeren we kennen uit de deeltjes van BakLn's laatste werk, dat verhalen voor do jonge ridderknapen bevat, omdat in 1842 de „zedenpolitie" van Tedo het publiceeren van romans had verboden. We zien de ridders te paard bij het tornooi op elkaar afstormen, of zich ten do ode voor bereiden, met het puntig zwaard op den buik gericht; of de schilder geeft ons in fijne lijnen een bruiloftsoeremonie, met een achtergrond van schermen met vliegende kraanvogels, symbool van geluk en lang leven. Ook een gastvrij onthaal, met rijst, wijn en visch, op kleine, lage. tafeltjes op gediend, geeft ons een eolit Japanscöi intérieur te zien. Een ander boekje vertoont ons too- neelspelers, die na eon warmen zomerdag op eon in de rivier uitgebouwd platform van een theehuis te Kyoto van de avond koelte zitten te genieten. Eén hunner is, aam zijn gewone rollen getrouw, als vrouw gekleed, en wordt door oen echte geisha met verbazing aangestaard. Dat Kunisada ook een goed landschapschilder was, blijkt uit een plaatje van een ander boek, dat een aardig riviergezicht weergeeft met de gril lige bergen en sparren, ,aan 't Japansche landschap eigen. Wat de losse prenten betreft, daarvan zijn de 75 mooiste op de lessenaars tentoonge steld, terwijl een groobe massa andere in portefeuille ter bezichtiging liggen. Twee onderwerpen beheerschten JCunisada's pen seel, dat ;zien we terstondde vrouw «n het toon eel. De eerste 38 platen zijn aan de vrouw, de rest aan het tooneel gewijd. Allerlei reeksen van prenten, met titels vol woordspelingen en met hoekornamenteu van. verschillenden aard, brengen het dagelijlc- sche leven der jonge vrouwen in en buiten de Yoshiwara de wijk der courtisane's, in beeld. Nu eend zijn landschappen, dan weer bekende votiefschilderijen uit tempels, of tempolklokken van Yedo, door kersebloesemd omgeven, of tooneelen uit een beroemden roman der tiende eeuw, ter versiering in een van de bovenhoeken der prenten afge beeld. *vlaar ook zien we de jonge schoonen aet landschap wandelen en genieten van rie mooie lentebloesems, of van de pracht der juist gevallen en nog steeds neerdwar relende sneeuw, of we zien haar staan op den voorgrond van eon mooi zeegezicht, waar de gloed der ondergaande zon nog straalt aan de lucht, en een vloot van scheepjes huiswaarts heeft koers gezet. Het tooneel, door Toyokuni en de zijnen zoo sterk op den voorgrond geschoven, glanst hij Kunisada in zijn volle, wilde pracht. De acteurs zijn in hun rollen zóó naar 't leven weergegeven, dat men hun scherpe trekken telkens weer kan herkennen. Nu eens drei gend, dan weer gemoedelijk, vertoonen zij toch telkens weer dezelfde karakteristieke koppen. Aardig zijn een paar groote prenten, die een kijkje geven van het leven der acteurs achter de schermen. Op liet tooned- zelf stellen zij zelfs de gevreesde monsters in menschengedaante voor, die, hun hals tot in 't oneindige verlengend, hun hoofd er op uit zenden om de menschen aan te vallenmaar in 't dagelijksch leven wan delen ze uiterst genoeglijk door een sneeuw landschap, één hunner weer uit oude too neel gewoonte als vrouw gekleed en gekapt. Na een reusachtigen worstelaar, met de twee zwaarden der ridders gewapend, krijgen wo eenige van goud en zilver schitterende eurimono's of golegenheidsprenten, waarvan het tooneel of do vrouwen weer het onder werp zijn. Een aardig snoeuwgezicht met twee oude Chineesche helden, de een te paard en de andere voor een open venster vreed zaam zittende te lezen, sluit do rij. De propaganda/' Yam de kiesrechtvrouwen valt nog het volgende te melden. Te Bradford is een loods op het terrein van do Midland-Spoor met een kostbaren irhoud van wol, karpetten, enz. afgebrand. Negentien geladen goederenwagens, die in de loods stonden, verbrandden mede. De schade loopt tegen de 100,000. Even tevo ren was niet ver daarvandaan een wagon met stroo in brand gevlogen. Terwijl aller aandaoht daarop was gevestigd, sloegen de vlammen tegelijk op verschillende punten uit de loods. Dit is de derde Vrij dagavond aohtereen, dat er in Bradford een groote brand is geweest. Men vermoedde, dat d© kiesrechtvrouwen er de hand in hebben, maar meer dan een vermoeden was het, althans Zaterdagavond, nog niet. Er schijnt sprake van te zijn, dat de En- gelsche regeering de Fransche zal verzoe ken, niet verder toe te laten, dat Christabel Pankhurst van Frankrijk uit een veldtocht voert tegen de Engelsohe regeering. Dal Fransche regeering zou haar dan vermoede lijk het land uitzetten. Ook aan het Vrijheidsverborid' van Vrou wen mevr. Despard's vereeniging ii verboden samenkomsten in het Hydepark te houden. Bij het sorteeren van brieven in een post kantoor van een zuid-oostelijk district van Londen, ie oen bom gevonden, gevuld met nifcroglicerine. De bom, waarop geen adrea voorkwam, bevatte genoeg van de ontplof bare stof om het gebouw, waar honderdbn menechen werkten, in de lucht te doen vlie gen. Men dJenkt dat kiesrechtvrouwen de afzenders van het helsche werktuig zijn. Het Openbaar Ministerie heeft in de zaak der kiesreohtvrouwen em twee mannelijk# voorstanders van vrouwenkiesrecht, die gis teren weer voor den politierechter diende; opnieuw opzienbarende mededeelingen ge daan. Het O. M. zeide, dat de politie in d'e kamer van een der beklaagden een brief van een zekeren Buchner, wonende te Ham burg, heeft gevonden, waarin een plan wordt ontvouwd om in schouwburgen, tin geltangels en concertgebouwen sterk prikkelende poeders te strooien. Eon ander geschrift bevat het plan voofl een aanslag op een scheepswerf, waar men voor 20,000 pond sterling echade d'acht aam te richten. Het O. M. vestigde de aandacht op d# wettelijke aansprakelijkheid van hen, die hebben bijgedragen in de fondsen van dty (Nadruk verboden). 89» Maar een verdenking tegen de redder zijner familie scheen hem zoo onmogelijk, zoo dwaas toe, dat hy zichzelf van grove ondankbaarheid beschuldigde. Indien Remain Goux de man was, dien bój zocht, indien Romain Goux de falsaris, de dief, de moordenaar was, dan moest hij tooh alleen sohulddg zijn; Bertignolles kon zijn medeplichtige niet zijn. Waarom zouden zij die misdaden geza menlijk gepleegd hebben? Hij wierp dtit denkbeeld met afschuw ran zich. Wae Bertignolles niet altijd dezelfde Zelfs op dit oogenblik zag hij Laurent zoo vriendeijk a-an. De goedheid stond op zijn gelaat te lezen. Hij was niet ongerust of ontroerd. Het was werkelijk een dwaasheid hem te verdenken. Jenny zei met een glimlach: Waaraan denkt gij toch, mijn vriend? Hij schaamde zich over zijn gedachten. Hij bloosde. Langer te zwijgen wae hem onmogelijk. 'Dan zou hij juist, getoond hebben, dat er vermoedens bij hem waren gerezen. En dat tegenover Jenny, kon hij dat? Ik denk, Jenny, zei hij, ondanks zioh- •elven verward door hetgeen hij had verno men, dat ik ongelijk had, mij door val- «ohe aanwijzingen te laten misleiden. Men hoort inderdaad zooveel vreemde tong vallen te Parijs... 't Is waar, mijn vader heeft gelijk. Dan Wij ft mij slechts over de vergif fenis te vragen voor mijn dwaze handel wijze... Bertignolles viel hem in de rede: Gij behoeft mij geen vergiffenis te vragen, mijn beste jongen. Ik begrijp -zeer goed uw ongerustheid, en geloof mij, dat ik niet zou aarzelen, wanneer ik daar een einde aan kon maken. Maar laten wij eens verstandig spreken. Wat zou de man, dien gij zoekt, bij mij zijn komen doen De moordenaar van Jactel ia bepaald een ge- meene misdadiger, die gemoord) heeft om te stelen. Welnu, mijn beste vriend, zoo iemand behoort niet tot de wereld, waarin wij leven. Laat mij u eens een goeden raad geven. Geef u geen verdere moeite voor deze zaak. De politie zal den moordenaar wel alleen kunnen vinden. Gij hebt op dit oogenblik wel iets beters te doen. Hij .zag glimlachend naar J enny. De misdaad heeft uw broeder op den rand van een bankroet gebracht, dat is waar; maar, Laurent, dat ia nu al een oude geschiedenis. De fabriek te Nogent zal een hoogt© bereiken, die zij anders nooit bereikt zou hebben, en de vreee voor een faillissement bestaat niet meer. In alles is voorzien, uw broeder en ik hebben niets aan het toeval overgelaten. Alleen de moord op Jactel blijft dus nog over, de anderen krijgen hun herstel, maar ik herhaal u, wat ik zooeven reeds zei: Dat ie het werk van Gaume. Uw broeder is niet de eerste handelaar, wiens kas bestolen en wiens boekhouder vermoord la Al de kooplieden, wien een dergelijk ongeluk heeft getroffen, hebben er toch him leven niet aan gewijd om den misdadiger op te sporen. Wel be schouwd, is het zelfs niet eens uw zaak, maar dien van uw broeder. Dus, mijn best© Laurent, laat mij u een vaderlijken raad ge ven, want ik houd van u als een vader. Be moei u minder met dien cowboy, en bewijs wat meer liefd'e aan haar, die weldra uw vrouw zal zijn. Jenny glimlachte nog altijd. Ik kan mijn vader geen ongelijk ge ven, zei zij. Men zou waarlijk zeggen, dat gij mij niet bemint. Ik laat u alleen, zei Bertignolles. Gij moet die booze gedachten van hem ver drijven, Jenny, en maken, dat hij alleen aan u denkt en aan uw geluk. Hij ging heen. Toen hij op zijn kamer was teruggekeerd, waar hij zeker kon zijn, dat hij alleen en onbespied was, viel hij op den stoel voor zijn schrijftafel neer. Allerlei woeste go- dachten bestormden hem, en die veinzerij viel hem zwaar. Hij vermoedt iets, mompelde hij. Wat? Dat weet hijzelf nog niet. Maar het vermoeden groeit in zijn geest aan. Dat huwelijk moet epoedig voltrokken worden, want, wanneer hij na zijn huwelijk de waarheid verneemt, dan ia het reeds te laat. Laurent en Jenny waren thans alleen gebleven. Tevergeefs wendde Laurent pogingpen aan om vroolijk te srija. Hij had willen KÜoieQ, maar dat kon hij niet. Hij «oobt naar woorden wan liefde en teederheid voor het meisje, wier schoon e oogen hem zoo smeek end aantstaarden; m&ar hij vond die woorden niet. Zij begreep, wat er bij hem omging en werd ernstdg. Voor een verliefde wae Laurent inder daad al zeer zonderling. Nog nooit had hij die zoete woorden gesproken, die zij zoo vurig van hem ver langde te hooren: Ik bontin u. Het wae, alsof zij hem op de lippen brandden, en een onweerstaanbare macht hem belette ze uit te spreken. Zij loosde een diepen zucht. Ik zou .zoo gaarne willen, dat gij ge heel de mijne waart, Laurent, zei zij. Mijn vader heeft gelijk, uw geest dwaalt altijd af. Uw lichaam is hier, maar uw ziel zoek ik tevergeefs, ik vind haar niet. Jenny, vergeef het mij. Ik ben zoo ongelukkig. Ongelukkig, terwijl gij weet, hoe ik u bemin I Ongelukkig, terwijl ik u onder allen heb uitverkoren, Laurent. Ongeluk kig, terwijl ik uw vrouw zal zijn en u met lichaam en ziel zal toebehooren! Ongeluk kig, nu ik u mijn geheel e leven echenk I O, zeker, Jenny, ik ben gelukkig en trotsoh op uw liefd'e, maar gij weet van waar mijn onrust komt, die mij zelfs in uw tegenwoordigheid verstrooid maakt. Het betreft mijn eer. Uw eer staat niet op het spel, geloof dat gerust. Het is een zedelijk herstel van eer, dat ik moet verkrijgen. Ik ben van zulke vreeeehjke daden besohuldigd geweest, de zwaarst© verdenkingen hebben op mij ge rust. Het toeval, Laurent. Neen, niet het toeval, Jenny, maan een verborgen hand, die mij en mijn fa milie overal vervolgde. Die hand wil ik opsporen en straffen. Haar werk is nu geëindigd, mijn vriend. Om 't even. O, Jenny, vergeef mij, dat ik u over mijn wraakplannen spreek, nu do dag van ons huwelijk nadert en ik slechts aan one toekomstig geluk moest denken. Daarom ben ik zoo ongelukkig. Hij zweeg. Zij greep zijn hand. Het zij zoo, L :rent, sprak zij treu rig. Wanneei ,j dan niet over onze liefde kunnen spreken, laten wij dan over uw wraak spreken. Hij beefde. Sedert het heengaan van Bortignollea had hij zioh voorgenomen, haar omtrent dien Romain Goux uit te liooren, en nu durfde hij niet, maar zij gaf hem zelf het middel er toe in de hand. Gij vergeeft mij du6, Jenny? Helaas, mijn vriend, ben ik er niet reeds aan gewoon geraakt u to vergeven t Hij begreep het stille verwijt en het deed hem ontroeren. Toch ging hij voort"? Ik zou het mij later verwijten, indieü ik u niet eenige inlichtingen had gevraagd omtrent... Omtrent? Dien Romain Goux, waarvan wij zoo* even spraken. (Wordt vervolgd).;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5