VOOR DEJEUGD
t IÊIDSCH DAGBLAD
Nieuwe Raadsels.
Oplossingen der Raadsels.
üoede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 1632O. Woensdag1 *7 Mei. Anno 1913.
A
Trouwe gehoorzaamheid.
Open brief aan de
Nederlandscbe Jongens.
„Ja Europa. Azië, Afrika, Australië,
daar ben ik geweest."
„En Amerika
„Dank je, daar ga ik niet heen, daar
woont ean kennis van me, dien ik niet mag
lijden."
Ingez. door Henri van Veggel.
L
Mijn geheel is een meubelstuk.
4, 2, 7 is iemand die iete lekkers kan
maken.
1, 2, 4 is een koppig dier.
4, 5, 6 is een mand.
10, 8, 4 is een deel van een boom.
3, 9 is een muzieknoot.
Ingez. door Laurens Segaaj.
n.
Zoekt uit de onderstaande zinnen een
spreekwoord.
Dat is een stille jongon.
Die waters zijn zeer groot.
Wij hebben pleizier gehad.
Wat zijn dit diepe putten.
Die gronden liggen hoog.
Ingez. door Mimosa"
III.
Mijn geheel is negen letters groot en on
misbaar op school en op het kantoor.
4, 1, 7 wordt 's zomers veel gegeten.
In een 9, 2, 6 loopen de kippen.
7, 8, 1 is een ander woord voor paling.
6, 2, 5, 6 is een ontkennend antwoord.
Een 2, 1 gebruiken de kleermakers.
Een 1, 2, 3 wordt geleerd.
1, 2, 6, 7 is een meisjesnaam.
8, 3, 4, 2, 6 is de hoofdplaats van Drente.
JL
Beter hard geblazen, dan den mond
gebrand.
II.
Kuilenburg.
nx
Boschanemoontje.
„Spring in 't Veld", „Angelusklokje",
Eva Bol, „Kamperfoelie", „Florist",
„Kerstroos", Robijntje", Lena en Betsy
Petersen, „Wilde Hoos", An toon en Anna
Hoogeveen, „De- drie Viooltjes", Marietje
Horrce, Saartje Horreo, „De twee pianis
ten", Nico en Hendrik van Weizen, Henri
Veggel, Leviena van Veggel, „Gera
nium", Johan Via, Bertha van Hooidonk,
Jacobus Montfoort, Louis© Hoogeveen,
„Stormvrouwtje", Amtoon van der Kwast,
Teunis van der Kwast, David Corpel, „As-
Khepoetster", „Padvindster", Arie Gille,
„Vroolijke Eina", Dirk Gaykema, Gustaaf
Ammerlaan, Marie Meyer, „Mimosa", An-
toon en Jan Goldenberg, Jac. Laman, Geer-
truida van Berkel, Dirk Bergman, Lode-
wijk en Hendrika Lacourf, „Blondkopje",
„De twee Zusjes", Jan Schneider, „Aoro-
baat", Dirk Henneveld, A. D. van Rossen,
„Kleine Timmerman", „Rozenknopje",
„Foksia", P. en S. van der Born, „Do
kleine Oranjeman" „Broer en Zus", „De
twee J.'s", „Houdijn", „Kapitein",
„Roosje", „Kleine Zeeofficier", Betsy en
Arie Anneeze, Joh. Eggink, „Orchidae",
„De twee Broeders", Cor Mokkenstorm,
„Viooltje", „Edelweiss", Karei en Annie
Halbmeyer, „Mlohiel de Ruyter", „Marga-
retha", Nico Moonen, „Wandelende Tak
jes", Hendrika van der Rijst, Jacob Lank-
horst, Beppie Kloos, „Nachtegaal", Wim
en Lideke de Graaft, Cat© Coster, Marie
v. d. Burgh, Betsie Righart van Gelder,
..Casper de Robles", „Adelaar", Elisabeth
Sagekuile, Dirk Houthoff, „Erica", Lau
rens Segaar, Mozart", „Neptunus", „Klei
ne Winkelier", „Korenbloempje" „Kleine
Franschman", Geertje Visscher, „Naai
stertje", „Schooljuffertje", Helena Kret,
Andries Kwik, te L e i d e n.
Jan Horsman, te Leiderdorp.
H. en W. van der Bijl, Zus en Corry Dor-
repaal, te Koudekerk.
Johanna Doorneveld, te Noordwijk-
a a n-Z e e.
Rika Flim, Willem Flim, To v. d. V.,
„Arminius", „Madeliefje", „Kleine Tim
merman", „Admiraal Snor", J. Martens,
Hendrik Jesse, te Oegstgoest.
J. de Nobel, te Sassen be im.
Nelly en Cornelis Honig, te Voor
schoten.
Siena van Paridon, te Valkenburg.
Dora de Bode, te W a s s en a a r.
Antje Karens, Aartje en Flora Parle-
vliet, Johanna en Truus van Tilburg,
„Goudvisch", „Leeuwerik", Willem de
Jong, Neeltje Merbes, Adriana Vogelaar,
Wilhelmina Parlevliet, Cornelis Renes,
te Zopterwoude.
Prijzen vielen ten deel aan: „Robijntje"
en „Neptunus", te L e i d e n, en Jan Hors
man, te Leiderdorp.
A n toon en Anna Hoogeveen. Nu
geloof ik toch housch, dat jullie niet goed
gezocht hebben, want ik herinner me dien
schuilnaam héél goed.
J. de Nobel, te Sassenheim.
Vriendelijk dank voor de mooie bloemen-
kaart. Met genoegen vernam ik je ingenomen
heid met het gewonnen boek en hoop, dat
het je een aanmoediging zal zijn om ijverig
met ons te blijven meedoen.
„Wilde Roos." Jai meisje, na de m'ooie
zomersche dagen, die we in het laatst van
April hadden, viel de Hemelvaartsdag ge
ducht tegen en was voor velen een gToote
schade. We willen nu maar op de Pink
sterdagen hopen, alhoewel het nog vroeg in
iden tijd is.
„Angelusklokje." Ik kan me wel
voorstellen, dat je er met je Pa's verjaardag
niet aan toekwam raadsels op te lossen of
een briefje to schrijven en neem je dat vol
strekt niet kwalijk. Met genoegen vernam
ik, da,t jullie een gelukkigen dag hadden.
„Ma.rgaretha." Als je wilt, dat ik
in 't vervolg van je geschrijf notitie zal
nemen, dan moet je allereerst zorgen, dat
je werk er netter uitziet. Je begint dus
met een behoorlijk stuk papier te nemen en
vervolgens zoo netjes mogelijk te schrijven.
MarieBeekman. Aangenaam kennis te
maken, meisje. Je geregelde medewerking
zal mij veel genoegen doen. Ik hoop spoedig
een uitgebraden brief van je te ontvangetn.
Jan Horsman, te Leiderdorp.
Wat prettig, dat je verhoogt bent en nu in
de vijfde klas zit. Ik kan me wel voorstellen,
dat je ouders tevreden over je waren.
„Erica." Wellicht waïen je raadsels nog
niet aan de beurt van plaatsing, meisje
'lief. Je moet daardoor den moed niet ver
liezen, doch maar steeds nieuwe inzenden,
des te meer kans heb je natuurlijk, dat er
iets geschikts bij is.
„Kleine Franschman." Omtrent de
plaatsing van jo raadsels, kan ik onmogelijk
iels beloven, vriendje. Dat zal je dus moe
ten afwachten.
Laurens Segaar. Mot genoegen ver
nam ik jo groolc ingenomenheid met het ge
wonnen prijsje. Nu maar weer flink je best
doen, hoor!
,M op je en Popj e." Jullie schuilnaam
vind ik nog al aardig bedacht. Je moogt
natuurlijk met ons meedoen. Wat alleraar
digst postpapier houden jullie er op na!
Wie van je beiden had den brief geschre
ven?
Nelly Honig, te Voorschoten.
Knap zoo, Nelletje, dat je verhoogd werd!
En broer ook; nu twijfel ik niet of moeder
zal tevreden zijn over haar tweetal»
„Arminiue", te Oegstgeest. Als
je oplossingen goed zijn, dan staat je naam(
op de lijst en verder wordt daar niet over,
gecorrespondeerd, vriendje.
A. Vogelaar, te Zoeterwoudë.
Welzoo, hebt jij het al tot de hoogste klasse
gebracht? Dan zal je de schooljaren spoedig
achter den rug hebben I Weet je al wat
je dan gaat doen?
„Leeuwerik." De briefjes mdeton des
Maandags vóór negen uut 's morgens aan
ons Bureau bezorgd zijn.
„Michiel de Ruyter." Over ingezon
den bijdragen kan ik natuurlijk niet corres*
pondeeren, daar zulks te veel plaats zou,
vorderen. Je moot dus afwachten of je je
raadsels enz. geplaatst ziet.
„Roosje." Het doet me pleizier,* dat
het nieuwe feuilleton in je smaak valt. Als
je een nieuw raadsel inzendt, dan moet je
do,t op een apart stukje papier schrijven
en er de oplossing onder vermelden.
„Broer en Zus." Neen, kinderen, als
het door hot vele schoolwerk kwam, dat je
niet inzondt, dan neem ik je dat verzuim
niet kwalijk; want dc studie gaat natuurlijk
vóór. Hebben jullie met Pinksteren vacantie?
„Fuchsia." Gelukkig dat je vinger nu
volkomen genezen is en je weer kunt hand-
werken. Ik kan me voorstellen, dat je het
prettig vondt, je bijdragen geplaatst te zien
„Vroolijke Rina." Als je brief ge
reed was, dan was het natuurlijk dubbel;
jammjer, dat die niet in mijn bezit kwam
Gemist had ik hem evenwel niet.
JohaJn Vis. Ik kan me wel voorstellen^
hoe die warme dagen in 't laatst van April,1
jullie tuintje ten goede kwam en hoe de
verschillende vruchtboomen nu met mooie
bloesems prijken en er véélbelovend uitzien
Als 't nu maar niet al te lang regenachtig
blijft, want dan vallen de bloesems zoo spoe
dig af. Vriendelijke groetjes.
„Geranium." Prettig voor je, dat je
verhoogd werd; hartelijk gefeliciteerd met
je bevordering. Je zult het nu wel veel
drukker krijgen, nu er nieuwe vakken bij
komen. Wat algebra betreft moet je maar
goed opletten en zorgen dat je van den be
ginnen af bij blijft.
„Twee Pianisten." Wat heeft Jan
een buitengewoon goeden verjaardag gehad!
Die kan dunkt me in zijn nopjes zijn.
MARIE VAN AMSTEL.
Onderling;© Correspondentie.
Wie heeft voor mij Honings-Maizena
plaatsjes, Album I.
Ik heb in ruil van Honings-Maizena
plaatsjes Nos. 19, 36, 45, 46, 51, 68 (twee
maal), 71, 77.
Blonde Duinen Nos. 52, 86; Bonte Wei
No. 24, 46, '144, 97, 56, 17; Herfst Nos.
57, 32, 23; Zomer No. 15; Lente No. 53
Vier de Jong's plaatjes Nos. 19, 66, 72
87; alles 1 tegen 1.
3 Padvindersomslagen en 1 Sickcns-om-
slag, 1 Korffs-stxookje; deze 1 tegen 3.
Mijn adres is: ANNIE BANNTNK, Gr.
Kerkplein 10, Lochem.
2 *2***2 21 2
t l luil h<il lt>
De geleerde Papegaaien. Hè, wat klinkt
dat verlokkelijk! Wat heeft kleine
Han dan rl veel gehoord op schoolZe zijn
groen; en de eene heeft een hemelsblauw
keeltje en gele staartveeren en heet Minka;
tenvijl Lorretje geheel mosgroen moet zijn
en zulke zachte veertjes heeft, dat het wel
mos lijkt.
,,Jako is rood met bLauw en kan pootjes
geven. Als men hem de hand reikt" zegt hij
,,Goed zoo! Altijd maar vriendelijk zijn/'
,,En dan weer worden Minka en Lorretje
voor een wagen gespannon en Jako«zit op
den bok en houdt de teugels."
Het mooist vau alles is het echtor nog, als
de rose en witte kakatoe aan het woord is.
Dan mag elk der kinderen zeggen, in welk
jaar hij of zij geboren is en als de baas dan
vraagt: boe oud is het k*nd? geeft kakatoe
met zijn pootje net zooveel tikjes op zijn
stang, als de jongen of het meisje jaren
telt! Hij verrekent zioh nooit. Jal wel zijn
het gelieerde papegaaien. Geen wonder, dat
Han watertandt van verlangen, om zulk
een voorstelling eens bij te wonen.
„Mogen we gaan vader?" klinkt het in
koor, alfe 's middags heel de familie Water
man aan tafel zat.
„Wanneer heeft de vertooning plaate?*'
vraagt vader.
Nog heeft Papa niet ja gezegd.
„Toe Pappie," dringt Frans wiens vader
zoo moeilijk iets weigeren kan, omdat die
jongen altijd zoo grappig en vleiend uit den
hoek kan komen:
„Nu jal goed dan," zegt vader. „Maar
op één voorwaarde: zorg datje 's avonds
op eThig van zessen met ttv i trompet aan
de Torenstraat staat (vader hoorde n.l. tot
het regiment muzikanten van de grenadiers
en jagers ©n bad eerst een marsoh te maken,
waarbij het zware instrument niet gebruikt
kon worden). Dus hoe is het jongens, kan
ik er op rekenen?"
Klokke zes 6tond het tweetal op den hoek
van genor de straat, terwijl ze om beurten
de zware trompet hadden gedragen.
Vader ils echter nog niet te zien. Waar
Kan hij zoolang blijven? Het ia, of onze
jongens den grond onder de voeten brandt,
zoozeer verlangen zij om toch ook binnen
te gaan in het gebouw dat zij hier van
verre zien kunnen. Want het stroomt al
reeds vol en luide jammert dan ook Frans,
als hij hen daar zoo allemaal ziet staan.
Noch wachtten zij een kwartier, dan kan
Frans het eindelijk niet langer uithouden.
,,Och vader heeft het zeker vergeten," riep
hij, „we zullen gauw de trompet naar huis
brengen, dan kunnen we eir nog net bijtijds
zijn."
„En als hij dan tooh komt?" oppert Hans.
„Nonsens! er is natuurlijk iete tusschen-
beidie gekomen anders zou vader er al
lang zijn."
Maar Han9 antwoordt niets. Hij drukt het
instrument slechts vaster in de armen en
zegt:
„Wee* je wat, Fraoe, ga jij maar ik blijft"
„Dat moet je zelf weten! Maar ik vind
het jammer."
En weg is de groote broer. Hansje blijft
alleen achter en voelt eerst nu hoe koud het
isl De voorbijgangers staren hem met ver
wondering aan en bij iedoren naderenden
voetstap denkt onze kleine jongen, dat dit
dan toch eindelijk wel vader zal zijn, maar
dat is mis!
Een heel uur stapt hij op en neer, nu heeft
hij toch ook geen gevoel meer van de
kou, maar Frans moet nu gauw komen en
dat sohenkt hem weer moed. Aan alle kan
ten stroomden de menschen nu uit hot ge
bouw en alle hebben het druk over de pape
gaaien, dat hoort Hans wel, aan de enkele
woorden die hij opvangt.
Maar Frans kwam niet: hij dacht natuur
lijk, dat Hans al lang naar huis zou zijn en
dus was hij eenvoudig den hoek omgesla
gen en liep vroolijk pratend met een paar
vriendjes naar huis.
Hans is bijna bevroren, maar nog geeft,
hij het niet op: vader heeft nu eenmaal' ge
zegd, dat hij komen zal dus dan doet hij
het ook wel.
Daar komen weer schreden naderbij, dat
zal vador nu toch eindelijk zijn. Maar
eens hoort hij een zwaren val' en een go-
steun en Hansje ijlt naar de plek d°* on-
heils en ziet vader daar liggen, getroffen
door een zware schoorsteenpijp, die ergens
van een dak moet gewaaid zijn.
Gelukkig waren er onmiddellijk menschen
bij de hand en werd er een dokter gehaald
die stelde nu allen gerust: de schouder was
wel getroffen, maar de wond was niet ge
vaarlijk.
Je kunt je de ontzetting der huisge ioo-
ten voorstellen, toen vader zoo thuisge
bracht werd. Hansje's trouwe gehoor/aam-
heid had vader echter gered: als hij niet
onmiddellijk op vad-sr afgelopen had, had
de arme man daar wie weet hoe lang moe
ten liggen en dan was hij misschien nog in
gekomen van kou.
Een voldoening die Hans had, dat was
onbeschrijfelijk en Frans had erge spijt-, dat
hij liever naar de geleerde papegaaien was
geweekt; dat verzeker ik je.
Lieve Jongens!
De Meimaand is er!
Of gij haar weet te genieten, nietwaar!
Gij laat aan dichters gaarne over, haar
heerlijkheid, in schoone woorden, te bezingen.
De lekkere luoht, met bloemengeur, de
frissche blaadjes aan de boomen, de zonne
schijn, de juichende vogelen, zij maken u
„dol" van vreugde!
Hoera! De juichende vogelen!
Daar verschijnen opeens voor mijn geest:
een schoone tak, aan bladeren rijk, en op
dien tak, een vogelnest en, uit dat nest,
jonge vogelkopjes, bcgeerig de halsjes rek
kend, om van Moedertje een lekker hapje
BAQ tfl nemen. Ook Vadertje komt, met voed
sel aangedragen, maar vergeet niet, van
louter levenslust, telkens, even zijn lied uit
te galmen.
Genoegelijk sta ik, goed verborgen, té
kijken, hoe goed beide diertjes hun levens
taak verrichtente zorgen voor hun kroost.
Opeens verschijnt een jongenshand, die
grijpt naar 't nest, en, vóór ik het'
verhinderen kan, is 't weg genomen
Ik voel iets van eeu steek in 't hart!
Ik tracht do jongens achterna te snellen
en vind de jonge vogeltjes, doodgekwaktl
Vadertje en Moedertje boor ik, angstig,
schreeuwen
O, Jongens, het uithalen van vogelnesten
is u niet te vergeven
Ik begrijp heel goed, hoe prettig 'tbosch
n stemt, hoe prettig 't is, daarin iets extra
moois aan te treffen: een plant, of bloem of
dier, in haar of zijn omgeving!
Een diertje vermoorden, kan toch goen
pleizier voor u zijn! Ge hebt toch ook
een hartje onder uw kiel
Het over te brengen naar uw omgeving,
is u w lust, maar is 't zijn lust?
't Is maar een dier! zal misschien een
énkele uwer, mij in gedachten toevoegen.
Het vogeldiertje, dat, dpor u, zoo gemin
acht wordt, is took, met allen zorg, ge
schapen 1
Niet, om doelloos door u vernietigd te
worden! En ook niet, om uit zijn omgeving
te worden gerukt, en in een kooi to leven!
Wolk leven heeft het daar!
Stelt u een oogenblik voor, dat ge opge
sloten waart, voorgoed, wel met eenig eton
en drinken, maar zonder éénige bezigheid
Het vogeltje, in de kooi, mist elke bezig
heid.
Voor zijn onderhoud hoeft het niet te
zorgen, en, ziet het in de blauwe lucht, en,
in 't groen, dan zal zijn vermogen, omi
daarin rond te vliegen, hem met de tralies
in aanraking brengen en die roepen hem
steeds wreed toe: „Gevangene!"
Het diertje, in de kooi, is wel te beklagen!
Ik denk nog niet eens aan de gevallen,
dat men den gevangen vogel vergeet; ver
geet, hem eten te geven! Zijn water te
verfrisschenZijn droeve, kleine woning té
reinigen! Dat hij soms geen licht of luch^
heeft! Dat de vriendelijke gevangenbewaar
ders dan nog eischen door den vogel té
worden toegezongen en ook daarvoor nog
wreede maatregelen weten te nemen!
Misschien zijn er onder u wel, die zich
Padvinders noemen, of den geest der Pad
vinders bezitten.
Gij stolt u dus voor eiken dag, minstons,
één goede daad to verriéhten!
Gij weet wel, heel scherp, uit to maken,
wat een goede daad is!
Laat de schepping haar sohoone Werk vol
tooienHaalt geen vogelnesten uit!
Verhindert het, waar ge kunt!
De wereld heeft behoefte aan goede men
schen, nóg meer dan aan knappe!
Luistert naar de stille stom van uw hart
in de eerste plaats.
Gij zijt de hoop van 't Vaderland!
Stelt ons niet te leur!
Als postscriptum, nog éven dit: Laat uw
ho^d ni&t met u,w fiets meeloopen, pp uw