ZONDAG5BIAD- LB-ID5CH DAGBIAP VAN HE.T Jffo. 16294. Zaterdag 5 April. HET SOHOT. YKIJ KAAR HET RUSSISCH. {Nadruk verboden.) /W\#N/\/>A/M\AAA Toen. ik in N. in garnizoen lag, ontmoette vk zekeren Silvio, die met ons, officieren, zeer vriendschappelijk omging, tot hij plot seling een brief uit Moskou ontving, en ons tot onze groote verbazing mededeelde, dat hij spoedig zou vertrekken. Dienzelfden avond deelde hij mij de reden van zijn voornemen mede. „Zooals u weet, heb ik iederen dag mij tn het pistoolschieten geoefend en u zult verbaasd zijn, dat ik dit heb gedaan. Thans zal ik u alles mededeelen. Vóór eenige jaren diendo ik in een groote garnizoenplaats.- U kent mijn karakter. Ik ben gewoon altijd haantje-de-voorste te zijn; en. „in,_mijn jonge jaren begeerde ik niets "anders; maar het zon niet lang duren, of er kwam mij iets in den weg. Een nieuwe officier kwam bij ons regiment aan, jong, geestig, knap, vroolijk, stoutmoedig, aristo cratisch, en hij nam mijn plaats onder de kameraden in. Ik haatte hem. Op een bal, dat een Poolsch grondbezitter gaf, fluisterde ik hem eeu grofheid toe: hij werd driftig en gaf mij een oorvijg. Wij grepen naar onze sabels. De dames vielen ilauw, nren scheidde, ons, maar nog den zelfden nacht reden wij weg, om te duel- ieéren. De dag brak aan. Ik stond met mijn driö secondanten op de afgesproken plaats. Ongeduldig wachtte ik op mijn tegenstander. De zon was reeds opgegaan, toen ik hem zag aankomen, te voet gaande, in zijn hemds mouwen, zijn uniform vóór zich op zijn degen uitgestrekt; slechts één getuige vergezelde hém. vWij gingen hem te gemoet. Toen wij hem waren genaderd, zag ik, dat zijn muts, welke hij, in zijn hand hield, met kersen gevuld was. Op twaalf pas afstamds stonden wij. Ik had het eerst te schieten; doch mijn woede en mijn haatwaren zoo groot, dat ik de vastheid van mijn hand niet betrouwde, en om tijd te winnen en tot rust te komen, liet ik hem het eerste schot over. Dit Wei gerde mijn tegenstander. Toen werd beslo ten, om het lot te doen beslissen. Hij won. Hij schoot en zijn kogel ging mij door mijn muts.heen. Nu was ik aan de beurt. Einde lijk was zijn leven in mijn hand. Ik zag hem oplettend aan, ten einde op zijn gelaat ten minste een schaduw van angst te ont dekken. Neen! Hij stond vlak voor mijn (listooi en zocht zich uit zijn muts de meest rijpe kersen, en spuwd-o de pitten op den grond, bijna vlak voor mijn voeten. Zijn 'jvermoed stemde mij tot vertwijfeling. „Wat .heb ik er aan," dacht ik, „wan neer ik hem van 't leven beroof, als hij er zoo weinig waarde aan hecht?" Toen beheerschte mij plotseling een kwade gedachte. Ik hield het pistool naar beneden. „Het schijnt mij toe," zei ik, „dat u op dit oogenblik niet in een humeur bent, om te sterven. Liever wilt u ontbijten. Ik wil u niet storen."' „U/ stoort, mij in 't geheel niet," gaf hij ten antwoord, „alstublieft, schiet u maar. Overigens doet u, zooals u wilt. U behoudt het recht tot schieten, wanneer u ook wilt." Ik ging met mijn secondant de kwestie bespreken en verklaarde, dat ik op dat oogenblik niet van plan was te schieten; daarmee was het geval voorloopig afge- loopen. Ik verliet mijn regiment, én trok mij hier in deze plaats terug. Maar sedert dien dag is er geen oogenblikvoorbijgegaan, dat ik niet aan mijn haat gedacht heb. Thans is het uur van piijn wraak gekomen." Hij trok den brief uit z-ijn zak, en las er uit voor. Men schreef hem, dat de ^per soon in kwestie" spoedig met een mooi, jong meisje zou trouwen. „U zult wel kunnen raden," zeide Silvio, „wie de „persoon in kwestie" is. Ik ga naar ifpslrpu. Wij' zullen zien, of hij nu even moedig is al3 vroeger, toen hij de kersen uit zijn muts at- Hiermede besloot Silvio zijn verhaal. Een andere man zou liet gevolg van zijn besluit ondervinden. Do graaf K., de man, die Silvio zoo zwaar had beleedigd. Hij was pas getrouwd. De eerste maand bracht hij op zijn landgoed door. Aan dit huis zou het heerlijkste en het vreeselijksto oogenblik van zijn leven worden verbonden. Een avond had hij met zijn vrouw een rijtoer gemaakt, toen het paard der gravin begon te steigeren. Zij werd angstig en vroeg hem, het paard aan den teugel te voeren, terwijl zij zich te voet naar huis zou begeven. Toen zag hij bij zijn thuis komst voor de deur een reiskoets staan. Men deelde hem mede, dat er een heer op zijn kamer wachtte, die geweigerd had, zijn naam te noemen, en die alleen gezegd had, dat hij zaken met hem had af te doen. Hij begaf zich in de kamer, en in de duisternis ontdekte hij een man, met stof overdekt, die bij den schoorsteen stond. De graaf ging naar hem toe, en probeerde, of hij hem kon herkennen. „Herkent ge me niet, gTaaf?" vroeg de vreemdeling. „Silvio!" riep de graaf angstig. Zijn tan den klapperden. „Ik ben het," ging gene voort. „Ik mag een schot lossen. Ik ben daarvoor gekomen. Bent u gereed Hij haalde uit een zijner zakken een revol ver te voorschijn. De graaf mat twaalf pas sen, ging in een hoek staan, c.n smeekte vlug te schieten, vóór zijn wouw binnen kon komen. Hij aarzelde en vroeg om licht. Er werden kaarsen binnengebracht. De. graaf sloot de deur, en beval niemand binnen te laten; trotsch daagde hij hem uit, om te schieten. Silvio hief zijn pistool op, mikteDe graaf telde, de secondenHij dacht aan zijn vrouwEen vreeselijke minuut duurde het. Toen liet Silvio zijn wapen zinken. „Dat is jammer," zeide hij, „maar mijn wapen is niet met kersepitten geladen. De kogel is zoo zwaar; maar daar valt me ieta in, dit hier is geen duel, ruaaÉ dat is een moordpartij. Ik ben er niet gewoon aan, om op een weerloos man te vuren/Laten wij van voren af aan beginnen en er om loten, wie het eerst zal schieten." Het draaide den graaf voor zijn oogen. Hij nam het voorstel aan: er werd nog een pistool geladen. De twee tegenstanders rol den een paar papiertjes op, legden ze in een muts" en trokken. De graaf won. „U bent gelukkig iu het spel," riep Silvio uit, met 'ruwén lach. Dp graaf schootschoot mis raakte een schilderij aan den muur. Silvio mikte op zijii beurt. Hij zag cr huiveringwekkend uit. Op dat oogenblik werd de deur geopend, en Mascha, de gravin, stormde naar binnen, en sloeg haar armen beschuttend om den hals van den graaf. Door haar tegenwoordigheid kreeg hij zijn moed weerom. „Lieveling!" zeide hij, „zie'je dan niet, dat. het .allemaal maar grappen zijn? Wat zie je er angstig uit! Ga uit de kamer, drink een glas water," en kom dan terug. Ik zal je dan aan een van mijn beste vrien den voorstellen." 'Mascha twijfelde aan zijn woorden. „Zeg u het mij, is 't waar, wat mijn man zegtT'vroeg zij, zich tot den vreesclijken Silvio wendend. „Is 't waar, zijn het alle- maal grapjes?" „Hij nlaakt altijd grapjes, mevrouw," zeidf Silvio. „Eens gaf hij mij uit <le grap oen oorvijg; en toen uit do grap schoot hij mij een kogel door mijn muts; uit de grap heeft hij me zóoeven niet geraakt. Nu wil ik voor mij ook eens een klein grapje uithalen." Nadat hij deze woorden had gesproken, wilde hij op den graaf mikken in' tégen-, woordigheid van zijn vrouw. Mascha wierp zich voor hem, op haar knieën. •„Sta op, Mascha. Schaam jij je niet," riep de graaf woedend uit. „En u, mijnheer, wilt u een arme vrouw tot mikpunt van uw geestigheden maken? Wil u schieten of niet?" j „Ik zal niet schieten," antwoordde Silvio. „Ik ben voldaan. Ik wilde u angstig zien, niet meer meester van uzelf. Ik dwong1 u op mij te mikken. Ik ben voldaan. U zult' ii mijner herinneren. Ik laat u met uw,1 geweten alleen." Hij ging naar de deur; maar. op den: drempel bleef hij staan, wierp een blik naar de schilderij, waar een gat ingeschoten was, richtte het pistool, vuurdobijna zonder te mikken terwijl hij heenging. Vlak boven het gat, dat de vorige kogettj had geslagen, in een rechte lijn naar boven. De gravin viel flauw. De bedienden durfden Silvio den door- gang niet beletten, vol ontzetting keken' zij hem na. Hij verdween in de stille. Nooit heeft meer iemand iets van hem ge hoord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 19