De Tree-lunch. RECEPT, verterenden, nerveus hooggespannen aard, terwijl misvormde, oneven tanden het ze kerst bewijs zajn van een beperkt verstand, gepaard met een gestel, dat aanleg voor dyspepsie heeft. De witste tanden zijn niet noodzakelijk de mooiste en zeker niet de gezondste. Zij zijn gewoonlijk week en gaan in den regel ook gepaard met een opvliegend tempera ment. Zeer korte tanden met overstekend tandvleesch zijn ook al geen goed teeken. Zij gelden als het kenteeken van laagheid itn denken en vaak ook in doen uit halsstar- righeid.,, Kort geleden is een aanval op een der oudste Amerikaansehe gebruiken afgesla gen, aldus ,,De Hotelhouder". De bevol king van de stad Los Angeles, in Calif or- nie, toch heeft met overgroots meerder heid het voorstel verworpen om heeren cafe-restauranthouders te verbieden, hun gasten, het o loijt de z.g. rree-kinoh" kosteloos te geven. In elk Amerikaansehe café bevindt zich een, gewoonlijk tegenover de bar, opgesteld buffet, waarop minstens brood of beschuit en kaas, dikwijls ook worst, vleesch en mis schien nog andere spijzen ter gratis dispo sitie van de gasten aanwezig zijn. Deze „lunch-bar" is gewoonlijk zonder bediening; trouwens, er wordt ook geen toezicht op gehouden, zoodat de gast in zijn „vrijheid van beweging" in heb geheel niet beperkt wordt. Zoo komt het, dat dak- wijls iemand met een grage maag, als hij slechts één glas bier verteert, een geheelten maaltijd gratis daarbij kan nemen. Inder daad heeft de „free-lunch" in Amerika reeds menigeen, die, tijdelijk, ja, zelfs som migen, die chronisch aan ongedisponeerd- lieid van hun portemonnaie leden, er bo venop gehouden. Want in het algemeen kan men zeggen, dat een fatsoenlijk gekleed mensch, zon der zelfs één „natte" consumptie te bestel- len, zich in alle bars der stad te goed kan doen, zonder dat, al bemerkt men ook zijn klaploopen, hem daarvan iets wordt gezegd. De „free-lunch" is reeds dikwijls aange vochten geworden, voornamelijk door de dames, en wel in hoofdzaak, omdat de man, die van de gaven van het vrij-buffet ge profiteerd heeft, neiging toont aan de heer lijkheden van de eigen tafel' bij het mid dagmaal niet de noodige eer te bewijzen en ook, wijl het vrije noenmaal hetgeen blijkbaar in Amerika als iets natuurlijks wordt beschouwd nogal hartig wordt voorgediend, waardoor de dorst wordt op gewekt. Toen nu in Californië aan de vrouwen het stemrecht werd verleend, meenden de dames daarvan irn de eerste plaats gebruik te moeten maken om een poging te wa-gen om het instituut der „free-Bunch" te nek ken. Zooals boven is gezegd, is dit haar niet gelukt. Bij de stemming bleek, dat alle mannen vóór het behoud waren en alle stemmende vrouwen tegen. Het was dus ee»n zuivere stemming van „links" tegen „rechts", of, zooals men het wil noemen, van „rechts" tegen „links". Weduwen heneden de vijf jaar. Ze zijn een ware ellende voor de vrouwe lijke Mohammedanen in Fransch-Achter-Ir- clië, die vroege huwelijkenDe cijfers der laatste volkstelling spreken voor zichzelf, zoo schrijft de „Bulletin de l'Asie fran- $aise." In Maart 1911 telde men als getrouwde vrouwen 302,425 meisjes onder de vijf jaar. waarvan 17,700 reeds weduwen waren en voor haar geheele levpn veroordeeld zijn, volgens de Hindoesche gebruiken, in de meest vernederende en moeilijkste positie te leven. Tusschen de vijf en tien jaar stijgt liet aantal vrouwelijke echtgenoOten ton twee-en-een-half millioen, dat van de we duwen tot 94,000. Op de 19,250,000 meisje? van tien tot vijftien jaar, op denzelfden da tum geteld, waren ze&-en-een-half millioen gehuwd; 22,000 waren weduwen. In het ge heel waren 9,412,642 onder de zestien jvar reeds door huwelijksbanden gebonden, ter wijl slechts drie-en-een-half millioen joa- gens dat voorbeeld gevolgd hadden. Die jonge, zéér jonge of te jonge echtgenooten zijn dus, in de meeste gevallen, aan vol wassenen overgeleverd. De cijfers van de volkstelling nog eens verder volgende, con stateert men, dat van de twaalf-en-een-half millioen vrouwen van vijftien tot twintig jaar, tien-en-een-half millioen getrouwd cf weduwen zijn, terwijl van dertien-en-een- half millioen jongens van denzelfden leer tijd slechts vier-en-een-half millioen ge huwd zijn. De opmerking, hierboven gemaakt, wordt dus wel bevestigd. Eigenaardig is het, dat deze gewoonte 7/in de Hindoes door geen enkelen stam, d5e in hun nabijheid leeft, wordt gevolgd. Kruidt aart. 150 gr. bloem, 150 gr. bruine suiker, 125 gr. boter, 3 eieren, 150 gr. rozijnen en de zelfde hoeveelheid krenten, i nootmuskaat, wat fijne kaneel en kruidnagel. Bereiding: De rozijnen en kranten was sohen en van de steeltjes ontdoen in lauw water. De boter roeren tot zij zacht is en er successievelijk doorwerken; de kruiden, de suiker, de eieren, de bloem, de krenten en de rozijnen. Den vorm met boter insme ren, met een laag poedersuiker bestrooien, met het deeg vullen en zoowat een uur in ucn oven laten bakken. STOFGOUD. Tegensoed kan talenten aan het licht brengen, die voorspoed zou hebben doen slapen. Horatiuï. Moed en gevaar is de halve veldslag. P 1 a u t u s HoeVerdi leerde groeten. In een Italiaansch tijdschrift wordt de volgende Verdi-anekdote verteld: De beroemde componist was van nature een weinig brommig en onbeleefd. Als hij te Genua wandelde, keek hij gewoonlijk „over de menschen heen", om maar niet genood zaakt te zijn, de vele groeten te beantwoor den. Op een zijner wandelingen wercl hein plotseling de weg versperd door een der dames uit de eerste kringen van Genua. Verdi botste tegen haar aan en aan voorbij loopen was geen denken. „Pardon", zei mevrouw. „U bent toch Giuseppe Verdi?" „Jawel", bromde haar slachtoffer. „Dezelfde, clie den Rigoletto geschreven heeft?" „Jawel „Dan moet ik u er toch op atteüt ma ken, dat uw hoed vuil is." Verdi rukte den breedgeranden hoed vlug van zijn hoofd en de dame barstte in een hartelijk lachen uit, want geen stofje was op den hoed te ontdekken. De meester staarde zijn waarschuw ster verbluft aan. „Maar mevrouw, wat beteekent dat?'' „Dat beteekent", antwoordde zij reso luut-, dat niemand op de wereld, ook niet de man, die den Rigoletto heeft geschre ven, zich mag veroorloven tegenover an deren onbeleefd te zijn. Juist wanneer men den Rigoletto gesohreven heeft, moest men speciaal tegenover dames zich de beleefd heid aanwennen, den hoed at te nemen. Yooral wanneer de dame nog wel het eerst groet Verdi hoorde het standje, gedwee aan, presenteerde daarop de dame zijn arm, en wandelde zoo, al zijn kennissen groetend den boulevard af; eindelijk nwn hij dei» hoed maar onder zijn arm ,want het vm „niet te doen", beweerde hij, om hem voortdurend af te nemen. O, de zachte invloed van het vrouwelij" geslacht Slot-verrassing. Staatsman (die 's morgens om negen uren uit zijn bed is gehaald, om zich, in eeD k ?ud vertrek, te onderwerpen aan een lang in-> terview): „En nu, mijn jonge vriend, vril nu zoo vriendelijk zijn me 20 afdrukken van ons onderhoud te zenden, zoodra het in 1 et blad verschenen is, dat u op zoo intelli gente Wijze vertegenwoordigt?" De jonge vriend: „O, het onderhoud kemt in geen blhd, meneer. Ik ben leerling-ste nograaf, systeem-Stijfvinger, en kreeg dé opdracht van mijn leeraar een welbekend politicus te interviewen. Daarom kwam ik naar u, begrijpt u? Ik dank u nog wel, meneer. Goeden morgen, meneer 1" Vreemd. Eerste vr&endin: „Hoe is het mogelijk, dat zoo'n Quibus zin in Aaltje gekregen heeft? Hij kende haar op zijn best veertien dagen Tweede vriendin: „Wel, als hij haar lan ger had gekend, dan zou het zeker nog veel vreemder geweest zijn V erstandige wensch. „Ik begeer niets anders, heeren, dan ge zond verstand", sprak een heer, die te midden van een heftige discussie opstond en zich tot den spreker wendde. „Inderdaad", zeide deze, „u kondet niets noodigers begeeren." De discussie loste zich op in een lang durig gelach. Nog korter. Een amateur-letterkundige had beloofd op geregelde tijden een bijdrage te zenden aan een provinciaal blad. Daar kwam ech ter niet veel van terecht. Toen de tijd daar voor opnieuw gekomen was, schreef hij het volgendj briefje: „Tot mijn spijt kan ik u ditmaal weer geen bijdrage zenden; ik zal het voortaan wat korter moeten doen." Te veel. Een arme, uitgemergelde zieke liet, als laatste hoop, een dokter roepen. Deze, d;e blijkbaar nog weinig praktijk had gehad, maakte een ongehoorde mosterdpleister klaar en legde die den armen drommel op de borst. De ongelukkige keek er met tranen in de obgen naar en zeide: „Zeg, beste dokter, mij dunkt, dat is wel wat véél mosterd op zoo weinig vleesch Moderne moraal. Wil bedenken, waarde zoon, dat wij te genwoordig de arme inboorlingen van Afri ka niet meer stelen en als slaven verkoo- penWij nemen nu hun land en vragen van hen een aardige bijdrage voor het voor recht, hun toegestaan, dat zij er in mogen blijven wonen. Ja, mijn zoon, de wereld is in zake van moraliteit in de laatste halve eeuw sterk vooruit gegaan. Speldenprikken?! Man (met zijn wederhelft aan den arm wandelende): Marie, je loopt precies zoo, dat de menschen je voor een yischvrouw moeten aanzien." Vrouw: „Zeker omdat ik een-stokvisch aan den arm heb?" Een o p s n ij d e r. Karei: „Mijn vader maakte den oorlog van '70 mee, en hij verloor in elk treffen, dat geleverd werd, een arm of een been." Frits: „En hoeveel keer overkwam hem dat?"' Karei: „Veertig keer."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 4