No. 16288 LËIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 29 Maart. Eerste Blad. Anno 1913. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. ~W ra als. „Dc Nieuwe Courant" schrijft: Het P a a s oh cong r e s vandeS.-D. A.-P. heeft een zeer eigenaardige houding aangenomen jegens de vrijzinnige concen tratie. Gij hebt daar wel een program opge maakt, over welks inhoud gij het met veel moeite onderling eens geworden zijt, zoo sprak mr. Troelstra de drie vrijzinnige par tijen toe. Maar dat program deugt niet voor ons; het moet anders worden, wilt gij op onzen steun bij de herstemmingen reke nen. Ziehier dus, in plaats van heb uwe, een nieuw concentratie-program, dat ik voor u heb opgesteld. En hij bood aan zijn partij, die het in motie-vorm donderend goedkeurde, een tweede concentratie-p ro- gram aan, waarmede de vrijzinnigen het zouden moeten doen. Dat was een mooi stuk alleen, het is nu eenmaal iets anders dan het stuk, dat den grondslag uitmaakt van de samenwer king der vrijzinnige partijen. Vie zich op dien grondslag laat candideeren, van dien is zelfs in de voor het karakter allerge vaarlijkste Juni-week tusschen den stem- mtilngs- en den herstemmings-dag niet te verwachten, dat hij vlak voor de stembus, half er in, eensklaps een ander program aanvaardt. Het laat zich dan ook aanzien dat hefc vragende S.-D. Partijbestuur van geen en kelen vrijzinnigen herstemmings-candidaat het verlangde antwoord zal bekomen. Het éénige, bij voorbaat gegeven, luidt: Zie het ooncentratie-program, het onze, dat, het welk wij zoo vrij geweest zijn zelf te ver vaardigen, zonder uw hulp en zelfs zonder uw advies. Behalve de officïeele resolutie" was or dan ook op het Paaschcongres nog een an dere, van meer beteekenis, naar ons dunkt. Zij was ingel'aschf in de rede van Troelstra; het was een van die stembuswoorden, welke hun werk doen van het oogenblik, dat zij uitgesproken zijn en waaraan achteraf niet veel ,,herum zu deuteln" valt Dit woord: voor de S.-D. A.-P. kan tusschen coalitie en concentratie, gezien de hooge belangen, die op het spel staan, geen keuze zijn; zij staat zonder eenige aarzeling aan de zijde der concentratie. Ziehier de eigenlijke „resolutie" van het Paaschcongres der S.-D. A.-P., waarmede rekening te houden is. Wat voor wezenlijk verschil maakt het of zij zal worden uitge voerd in den vorm van een of.lcieele aan beveling van een partijbestuur, of in dien van een „laisser aller" van de partijgenoo- ten in duidelijk aangegeven richting Wat de concentratie betreft, uiteraard kan zij den zoo spontaan geboden steun slechts dan zich zonder tegen-bod of -ver plichting laten aanleunen, indien zij zelve zich stiptelijk houdt aan haar grondslag. Dan blijft zij, wie haar ook steunen moge, die zij is. Niet de aanneming der verkiezings-reso- lutie; niet het besluit om daags vóór cle candidaatstelling overal meetings te hou den, acht „Het Huisgezin" het merk waardigste van het Socialietencongres, maar wel, dat de. heer Troelstra meer en meer de allures aanneemt van een alleen- heerscher. Duidelijk gaf mr. Troelstra te verstaan, dat hij verzet tegen het steunen der vrij zinnigen bij de herstemmingen niet kon dul den. Zelf zei de heer Troelstra, dat de con centratie wel moet begrijpen, dat de vrij zinnigen, als ze ni/et komen onder dc zweep van Troelstra, zullen komen onder de kar wats van Lehman. In het district Tiel zal de lieer Tydeman 'door den sociaal-democratischen candidaat Hermans worden bestreden. „Bovendien zal spreker (mr. Troelstra) zelf in de stad Tiel komen spreken." In.geen andere partij, zoo gaat het blad voort, zou worden geduld, dat een leider op zulke wijze optrad, in zoo sterke mate zichzelf op den voorgrond schoof en de par tij met zijn persoon vereenzelvigde. Wel merkwaardig is, dat juist de sociaal democraten. zulk een kraclitmensch aan hun hoofd hebben en dulden. Zij moeten het natuurlijk zelf weten. En ook. de vrijzinnigen moeten hét.weten, of zij onder de opperleiding wcnschcn tc komen van een man, die van zijn macht en qualiteiten zoo sterk overtuigd is. Wij kunnen aan deze dingen niets doen Het gaat alles buiten ons om. Maar toch mag wel even geconstateerd, dat juist een lid der partij, waar dc per soonlijke vrijheid theoretisch in hooge eere is, al de hoedanigheden be^ en ze ook ten toon stelt, om als alleenheerscher op te treden. „Het Centrum" is door hetzelfde verschijnsel getroffen. De heer Troelstra wenschte, dat bij den kiesrecht strijd de socialisten aan de spits der vrijzinnigheid zouden staan. Zij mogen niet achter de vrijzinnigen gaan staan, maar moeten de leiding nemen. De leiding bij de uitvoering van het libe- naal-radieaal concentratie-program Zij moeten aan de spits staan, galmde Troelstra, en ran de vrijzinnige con centratie toeroepen: Ah je mee wilt, ga dan maar mee, maar maak een beetje voort.... De sociaal-demoeraten plaatsen zich dus aan het hoofd der Linkerzijde en Troel stra decreteert, dat liberalen en vrijzin nig-democraten hem zullen hebben te vol gen. Alleen onder de schutse der roode vlag kan er, naar zijn woorden, van de concen tratie en haar program iets terecht komen. De toestand is hiermede op merkwaar dige wiize geteekend. Gij hebt thans de keus tusschen mijn zweep en de karwats van Lobman, ri'ep Troelstra den vrijzinnigen nog toe, wat in elk geval b.eteekent, dat de socialistische dictator niet voornemens is zijn zweep uit ha.nden te leggen, of ongebruikt te l'aten. De liberalen zullen het straks kunnen ondervinden. Het blad spreekt cle verwachting uit, dat de Rechtsche kiezers zullen weten te ver hoeden, dat de striemende zweep terzelfder tijd het land treft. „D c Maasbode" schrijft over Trocl- stra's oongres-rede o.a.: Vóór alles verklaart hij zich vijand van het olericalisme. Het is dus juist, wat on zerzijds altijd is geleerd omtrent den socia- lilstischen geest. Bij de herstemmingen ziedaar de daad zal men clan ook braaf stemmen voor de concentratie-candidaten. Dezen wordt een verklaring voorgelegd, waarin volgens Troelstra's eigen zeggen geen eisohen staan, die de concentratie niet wil, en de koop der socialistische stemmen is gesloten. Wat blijft er bij zulk een aanvaarden der antithese over van de „beginselen" der roodc broeders! Zijn dan onder de vrijzinnigen in het ge heel niet meer verstokte aanhangers van dat •imperialisme en militarisme, vooral van dat kapitalisme, dat men voorgeeft op cle al lereerste plaats te bestrijden? Wij betreu ren het niet, dat er meer zuivere verhou dingen komen, dat het socialisme meer an- ti-clericaal nog dan anti-kapitalistisch blijkt. Het moge eenigen onnoozelen nog meer de oogen openen. Vrage men echter, wat het voor cle vrij zinnigen bcteekenen zal, dat cle S.-D. A.-P. zich zoo vertrouwelijk naast de concentratie stelt. Niemand zal ontkennen, clat van cle roo de partij geen zuigkracht uitgaat. Het pro gram der vrijzinnigen draagt er de dui delijke sporen van. Daarom dreigt de kom pasnaald, waarop de concentratie na veel hoofdbreken haar richting heeft bepaald, door het dicht naderen van dien sterken magneet weer naar links te zullen afwijken. Dat kan onmogelijk anders. De werkelijk heid moet min of meer gaan lijken op het oude lieveldngs-denkbecld der Liberale Unie: een fusie der gcheele linkerzijde. „De Tijd" merkt op: Ondanks de bedrieglijke uitlating van riet concentratie-program tégen de „hersen schimmige" 60ciaal-democraiie, clie stelsel matig de maatschappij ondermijnt, kan een nauwere aansluiting van de vrijzinnige groepen bij de sociaal-democraten in de naaste tóekomst dan ook moeilijk uitblijven. En gegeven dc verbijsterende evoluties, welke men in cle laatste jaren vooral in den allerjongsten tijcl in die partijen heeft kunnen waarnemen, zal men onder den druk van de komende Juni-gebeurtenis- sen nog wonderlijke dingen zien Een bedreiging, door Troelstra. aan hot einde zijner redevoering, -geuit, dat de so cialisten met man en macht naar de rech terzijde zouden overloopen, indien bij de Juni-stembus dc vrijzinnige concentratie naar de ChvistelSjk-historischen zwenkt, was natuurlijk maar een loozc bedreiging, die niet ernstig genomen behoeft tc worden. Het anti-papisme is en blijft ten slotte im mers het alvcrbindende cement „H efc Yolk" schrijft in een nabetrach ting o.a. De stellingname in de verkiezingen was dan ook nog nooit zóó glashelder en pre cies omschreven als thans, cle herstemmin gen inbegrepen. Dat dit zoo zijn kon. vindt ook weer zijn oorzaak in den groei der partij. In 1S05 hadden wij dit niet kunnen doen." Toen zouden wij, als wij voor dezelfde ver houdingen hadden gestaan, een zóó duide lijk, zóó openlijk besluit in zake de her stemmingen niet hebben kunnen nemen zon der gevaar voor eigen positie. Zij die Mian» er op kunnen rekenen onze stemmen bij de herstemmingen te krijgen, als zij hun pro gram eerlijk bedoelen, zouden toen in staat rijn geweest bij eerste stemming dat be sluit zoodanig uit te buiten, dat het on* zelf groote 6chade zou hebben gedaan. Thans is onze kracht volkomen voldoen ie om daar een stokje voor te steken. De so ciale drijfveeren zijn bij duizenden arbei ders-kiezers sterker geworden, zij zijn hun duidelijker geworden, zo hebben het vj.ge anti-clericalisme bij den een, en het mis leidende geloofsargument bij den ander ver drongen cn het grooter bewustzijn maakt, dat zij immuun zijn tegen de verleiding om bij eerste stemming anders te stemmeu dan sociaal-democratisch". Dat bracht ons Sn dc positie thans zon der groot gevaar vóór de eerste stemming reeds cle volle lijnen te trekken voor de gehééle campagne. Dat is dan ook gebeurd. De burgerpors zal zich niet behoeven te beklagen daL zij onwetend is gebleven van wat wij willen, en de clerioalen kunnen, als zo nog een greintje eerlijkheid hebben overgehouden, hun praatjes opbergen, dat wij cle catnpag ne voeren tegen geloof of wat pok, zo zul len verplicht zijn, willen ze niet allen op het Sybrandy-peil dalen, toe te stemmen, dat cle S.-D. A.-P. haar standpunt heeft ontleend, uitsluitend eq alleen aan het po litieke en sociale belang van het proleta riaat, zooals zij dat krachtens haar socia listisch standpunt moet inzien. De inhoud van onze resoluties moet elke andere voor stelling onmogelijk maken. In een driestar Positie nemen zegt „D c Standaard": Steeds meer blijkt het noodig, in de Schoo 1-kwestic positie te nemen. Ook ,,D e school metden B ij bel" doet dit, met name op dit gewichtig punt. Te Rotterdam wil de Overheid kweek scholen stichten, en op die kweekscholen den Bijbel brengen. (Het besluit daartoe is inmiddels reeds genomen. Red. „L. D.") Reeds wezen we er op, hoe onuitvoerbaar dit plan is. Niet voor wie den Bijbel be schouwt als een gewoon historie-boek, maar wel voor een ieder, die er Gods Woord in eert. Dienaangaande nu zegt de redactie bij monde van den heer Van Wijlen dit: „De zeer beleidvolle stacl gaat kweek scholen bouwen. En daar zal de Bijbelsche Geschiedenis worden onderwezen. Hoe dat moet, weet ze zelf niet. Zij heeft er geen theologen van naam over gepolst. Heel vromelijk spreekt zij het vi>t, dat ze zich de moeilijkheden niet ontveinst. Toch maakt ze er zich af net een handigen draai. Ze endosseert al het bezwaar naar clen man, die de taak op zich zal nemen. En naar liet schijnt, zal de Raad dat won derlijk endossement erkennen. Intusschcn is dat niets clan een verschuiven van d* moeilijkheid. Win zal de Raad benoemen, één man of meer? Facultatieve splitsing invoeren? In die benoeming knijpt reeds de moeite. Hoe zal deze benoemde man staan tegen over zijn Bijbel? In zijn keuze van verta ling, in zijn lezen, in rijn verklaren? Zal hij daar staan als Christ-geloovige, die leest én spreekt uit de Schrift met het haar in haerent gezag? Of al lezend en spre kend ondermijnen dat gezag? Hoe zal de les geregeld zijn? Zal men vrijstelling geven aan den Jood? De Schrift komt met haar gezag, haar scherpte, haar bewegen tot het geloof. Tot den rijpere van jaren wil ze niet komen met ander gezag dan haar eigen. En laat vrij haar te verwerpen en haar prediker ter deurè te verwijzen, uiit de synagoge te werpen. En dan gaat de prediker voort, schudt het stof van zijn voeten. Hij mag nog een keer wederkomen, nog ee^i tweede maal kloppen, maar erkent toch aan het eind het recht van verwerping. En werpt geen paarlen voor de zwijnen. Dat recht hebben ook cle ouders der kweekelingen en ook die oudere kweekelingen; dat schrik kelijk maar desalniettemin erkende recht. Voor mij bestaat geen Bijbel, dan een Bijbel, die scheiding maakt, ten leven of ten dood. Een, die den Jood is een ergernis en clen Griek een dwaasheid. Een Bijbelsch onderwiis aan rijperen van jaren, dat de geschiedenis van Abraham, en Izaak en Jacob en Mozes en Jozua- en Gideon en al Gods heiligen niet brengt om te spreken van huil geloof, is mij een ergernis. De Openbare School heeft ons volk „ontbij- beld", liier wordt de Bijbel zelf ontbij- beld". En dat mag onze Overheid niet doen. Daarvoor staat onze beleidvolle Rottter- damsche Overheid te hoog. Zoo was onze meening. En zoo in ze nog." Zeker niet te sterk gezegd JHet plan-Va» Vollenhoven. De hoefijzer-correspondent van het „Handelsblad." heeft zich tot don Minis ter van Buitenlandsche Zaken gewend, met verzoek, zijn meening te zeggen over het plan van prof. Vau Vollenhoven, te Lei den, tot het vormen van een internationale politievloot, waarvoor Nederland het initiatief zou moeten nemen. Op cle vraag of cle Minister de interna tionale politie, als door prof. Van Vollon- hoven gewenscht, een utopie acht, ant woordde Z.Ex. „Ik zal mij wel wachten dat te bevesti gen, op gevaar af vau alsdan door den hooggeschatten schrijver geplaatst te wor den in de gelederen der twijfelaars, die hij zoo terecht brandmerkt als menschen, die door hun scepticisme de grootste hinder palen tegen doortastende hervormingen opleveren. Ik reken echter, dat aan zijn „daad" een veel grooter gebrek aankleeft dan haar al of niet oogensohijnlijke uit voerbaarheid; zij beoogt, naar mijn be scheiden meening, het in-het-lcven-roepen van iets, dat volkomen overbodig is, voor welks reden van bestaan d*oor niemand nog ooit tot op heden de nijpende noodza kelijkheid daadwerkelijk ia gevoeld en waarvoor dientengevolge niemand bereid kan bevonden worden de noodzakelijke hoeveelheid geestdrift te gevoelen, laat etaan belangrijke offers te brengen. Het geeft een slag in het aangezicht aan het instituut van arbitrage en gaat uit van een aangeboren zucht om traotaten als scheurpapier te behandelen, waarvoor men in de geschiedenis der volkerengemeen schap van de laatste halve eeuw vruchte loos naar de feitelijke bevestiging zal zoe ken. De fout in den opzet van den hoog leeraar is deze, dat bij hem voorop ge staan heeft de patriottische behoefte om Nederland een „daad" te zien verrichten en dat hij daarna is gaan zoeken naar iets* dat voor zulk een daad pasklaar gemaakt# kon worden. Daardoor mist zijn construc tie de onontbeerlijke bestanddeeleu van objectiviteit, van een algemeen en alom gevoelde behoefte, waarin tot heil cler volkeren zoo onverwijld mogelijk behoort te worden voorzien." „Onuitvoerbaar acht u de zaak dua niet?" vroeg de journalist toenx waarop het antwoord luidde: „De totaio overbodigheid eener interna tionale politie is een afdoende grond ons zich het hoofd niet te breken over de mo gelijkheid van haar samenstelling en wer king. Ik wil gaarne toegeven, dat dio puzzle oplosbaar is; maar wanneer ik dan achteruit kijk en zie, dat, sedert meer dan veertig jaren, het aan de diplomatie ge lukt is, Europa voor ook maar één grooten oorlog, welke het in al zijn hoofdgelede ren omvat, tc behoeden, dan vraag ik mij af, waarom het lichtzinnig zou genoemd kunnen worden, om ook het naaste per spectief in diezelfde lichte kleuren te zien; en dan mag ik niet ontkennen, dat ik, in dat tafereel, de internationale politie on der geen anderen vorm dan dio van wijlen onze rustende schutterij of onverhoopt des- uc cis nog als de karabiniers van Offen bach zie manoeuvreeren. „Ziedaar mijn meening over de intrin sieke waarde van het door prof. Van Vol lenhoven zoo schitterend ontwikkelde denkbeeld." Do driehoek-correspondent van „Do Tel." zegt: In verband met deze uitlatingen van den Minister over het denkbeeld van prof. Van Vollenhoven aangaande de organisatie vau een internationale politiemacht, kunnen wi? met zekerheid mededeelen, dat door die uitlatingen het plan nog geenszins van de baan is. Integendeel. Het is ons bekend, dat heti denkbeeld, om Nederland een dergelijk voorstel te laten doen, een punt van ernstig debat uitmaakt in de commissie tot voor bereiding van de derde Vredesconferentie. Er is reden om te veronderstellen, dat> die commissie niet in haar geheel uit te genstanders van het denkbeeld bestaat. Gedurende vijf dagen levend begraven. De vorige week werden door een plotse linge overstrooming in de ijzerertsmijn te Egremont, in Cumberland, drie mijnwer kers van de bovenwereld afgesneden. AL hoewel onmiddellijk het reddingwerk een aanvang nam en men dag en nacht door werkte, slaagde men er niet in vóór Dins dag van de daaropvolgende week, des na-» middags om vier uur, twee der mijnwerkers uit hun benarde positie te bevrijden. Zes dagen en vijf nachten hadden rij op 227 voet diepte in de aarde doorgebracht. Zij waren beiden ongedeerd en zeer vroolijk. Eén hunner, Cavins geheeten, verklaarde, dat zij proVj/and in overvloed en nog wel voor 14 dagen voorraad overgelaten hadden,, zoodab zij in hun gevangenschap geen hon ger behoefden te lijden. Wij hadden nieb veel anders te doen, dan te eten, wij waren niet ongerust, want wij wisten, dat me» ons te hulp zou komen en wij bevonden 011/ op een veilige plaats. Als wij koud waren, liepen wij wat rond om ons te verwarmen. Veel geslapen hebben wij niet. Nu en dan probeerden we het, maar ons bed was nio>' zeer zacht. De tweede mijnwerker, Ware geheeten, verklaarde, nu en dan wel wa> angstig geweest te zijn, maar voegde hijj er bij met Cavins bij zich, behoeft n$e* mand bank te zijn. De derde mijnwerker is omgekomen. Woï schijnt hij in staat geweest te zijn, zich ia veiligheid te brengen, maar in zijn haast heeft hij blijkbaar een verkeerde ladder ue* nomen, die hem in plaats naar de opper vlakte, naar de machinekamer voerde, waai? het water hem achterhaalde. Deze vergis sing kostte hem het leven. (Nadruk verboden). 61) Zijn moeder, die door smart zoozeer yerzwakt was. De beminnelijke Gilbcrte, die voor Ma- rie-Rose een oprechte zusterlijke genegen heid koesterde. En bovenal Marie-Rose zelf, zijn lieve lentefee. Zij waren zoo gelukkig in hun geheime liefde, dio liefde, zoo waar en rein, die 'zich zelfs geen enkele booze gedachte te verwijten had en dio zoo diep in beider harten had wortel gescholen. Zij spraken zeer zelden met elkaar, maar de blikken, die zij in onbespiede oogen- blikken wieselden, zeiden duidelijk genoog, wat er in hun hart omging. "Wanneer zij door een gunstig toeval eens een oogenblik met elkaar alleen wa ren, dan sloeg Laurent zijn arm om haar heen en fluisterde haar toe: Ik bemin je, Marie Rose, zijt go nu gelukkig En dan antwoordde zij: Ik bemin je, Laurent, cn ik ben ge lukkig, dat ik bij uw moeder ben, uw moe der, die ik liefheb zooals ik de mijne liefhad. Dan verlieten zij elkaar weer, uit vrees verrast te zullen worden, maar hun haT- ten klopten sneller en hun liefde weTd met den dag inniger. Op zekeren Avond wm de familie bijeen in het kleine salon, die met bloemen, herfstbloemen, 's morgens door Marie-Rose cn Gilberte geplukt, versierd was. De markies had zijn werk meegebracht en zat aan de tafel te schrijven, terwijl de beide meisjes zich met een borduurwerkje onledig hielden. De markiezin zat in gedachten verdiept. Ieder zweeg. De pendule sloeg de halve en heele uren en de blinde scheen, geheel vervuld van de gedachte aan Laurent, de uren te tellen. Eensklaps zei zij: Daar is hij. Niemand had nog iets gehoord, maar ook niemand was zoo fijn van gehoor alö de markiezin. Michel 'ging _voort met zijn werk. De meisjes hieven het hoofd op en luis terden. Inderdaad, Laurent trad binnen. Hij wierp Marie-Rose een tee de-ren blik toe en een blos van vreugde kwam op haar bekoorlijk gelaat. Laurent naderde zün moeder. Goeden avond, moeder, zei hij. Hoe is het met u? Een weinig beter, Laurent, hoewel ik nog zeer zwak ben. Zij nam het hoofd van den jongen man tusschen haar beide handen, trok heb tot zich en drukte hem een kus op het voor hoofd. Hij" ging daarop naar Michel, drukte hem de hand en kwam toen bij de meisjes. Weet ge wel, dat men u voor zusters zou aanzien, wanneer men u zoo bij elkaar riet zitten? zei hij met een glimlacht Daar zou men zich niet in vergissen, zei Gilberte, want wij hebben elkaar lief als zusters. Laurent had een papier in de hand. Wat heb je daar? vroeg Michel. Een brief voor moeder, dien de be steller mij zooeven aan de deur heeft af gegeven. Zeker een circulaire, want hefc adres is met een schrijfmachine geschre ven. Lees mij di-en brief dan eens voor, Laurent, of geef hem liever aan Marie- Rose, zij zal hem wel lezen. Laurent gaf den brief zonder wantrou wen aan het meisje. Zij opende het couvert en ontvouwde den brief. Zij wierp een blik op dit schandelijk smaadschrift. Eensklaps sprong zij op, werd doods bleek en uitte een kreet. Wat is er? vroeg Laurent. De markies zag verbaasd op van zijn werk. Gilberte naderde Marie-Rose, cn zag haar ongerust aan. Wat scheelt er aan, mijn kind? vroeg de blinde. Dat is afschuwelijk, mompelde het meisje. Afschuwelijk. Zij zag Laurent verschrikt aan. Wat zou zij doen? Wat zou zij zeggen? Dien brief voorlezen? Was dat mogelijk? Laurent begreep niets van die plotselin ge ontroering; maar hij vermoedde wel, dat die brief er de oorzaak van wa*. Hij raapte den brief op, dien Marie-Rose had laten vallen. Laurent las hem eveneens en zijn hand beefde. Spoedig echter herstelde hij zich. Een oogenblik kwam de gedachte bij hem op te liegen; te zeggen, dat heb niets te beteekenon had, dat het een circulaire van een of ander magazijn was. Maar hij had een afschuw van <ie leu gen en bovendien zou hij Marie-Roso daar door beleedigen. Trouwens, na al hetgeen de markiezin reeds gehoord had, zou geen uitvlucht meer baten. De blindè was ongerust. Zij had Marie-Rose verslaan, toen zij zeide: Dat is afschuwelijk! De stilte, die daarop gevolgd was, voor spelde niets goeds. De markies was naderbij gekomen en wilde Laurent den brief afnemen. Neen, zei hij. Gij niet. Wat bcteckent dat alles toch? riep Gilberte uit. Lees tocb, Laurent, lees het dan zelf. zei Michel. Neen, ik. ook niet, mompelde Lau rent somber. Zijn hand beeft en zijn blik is beneveld. Er dreigen nieuwe ongelukken, nieuwe smarten, en bij vermoedt reedis van waar het gevaar komt: dat het die verborgen hand weer is, die men maar niet kan ont wapenen. Maar lees dan toch# zei Michel on geduldig., Marie-Rose en Laurent zagen elkaan aan. Zij hadden elkaar begrepen., Geef hier. zei Marie-Rose. Zij nam Laurent den brief uit de hand. Ik zal dien brief voorlezen. Haar stem klonk zwak. Ternauwernood verstond men haar. Tranen ontvloden haaJÖ oogen, toen zij het volgende voorlas: Mevrouw t Het meisje, dat u als gezelschapejuffrouT^ in huis genomen heeft, is de minnares val uw jongst en zoon." Zij laat het papier vallen en zinkt mach* teloos ineen. Laurent vergeet alle voorzichtigheid. II snelt toe, denkt er alleen aan haar t ondersteunen en verraadt zich door d kreet Marie, lieve Marie Ontsteld, verbaasd, bewaarden de an* deren een diep stilzwijgen. Gilberte verwijdert zich, met kicschheid; jegeDS Laurent en jegens Marie-Rose. Onder dc teedcro liefkoozingen van dek beminden man komt het meisje spoedig weer bij. Zij nadert de markiezin en valt haar te vo=et. O, mevrouw, geloof toch.niet aan zulk een laster Dus heb betreft u, het betreft Laiï* rent, zei. dc markiezin. -Er kau van nior tuand anders sprake zijn. Het betreft ons. (Wordt vervolgd^*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5