Parijsclie jachtvelden. De kleermaker van den Tsaar. maken; ik mag1 wel zeggen bijzonder graag." „Nul als je er dan zoo speciaal op ge steld bent, dan kan ik misschien wel een middel vinden," peinsde de heer Bergsina. „Ik zal haar even schrijven, dat ze morgenmid- 'dag even op het kantoor komt, ik zal je voorstellen en dan moeten jullie met je bei» den maar verder weten, wat je doet." „Alstublief, collega." En, zooals mijnheer Bergsina het had be loofd, geschiedde het ook inderdaad. Den volgenden dag, bij het sluitingsuur van bet kantoor, wipte Claartje aan, om te vragen, ;wat mijnheer Bergsma haar te vertellen had. „Het is over die betrekking in Nieuwe- schans. Je zult teleurgesteld zijn, maar daar gebeurt niets van. Tochden moed niet laten zakken. Daar kan nog wel eens iets- anders, en, je kunt zoo iets nooit vooruit zeggen, iets beters komen. Maar mag ik eerst even voorstellen Hij stelde de twee jonge nienschen aan elkander voor. Samen liepen ze de straat op. De jonge collega was wèl miet Claartje ingenomen, dat was ten duidelijkste geble ken. Al dadelijk bij den éérsten blik had-ie geglimlacht, zooals je als jong, galant heer tegen een meisje, dat je aantrekt, glim lacht. y>. Neenl dat kon wel in orde komen. Nu de zaak aan 't rollen te brengen. „Hoor 'ns," zedde hij bij den hoek eener straat, „ik moet dat heb ik mijn vrouw beloofd vanmiddag vroeg thuis zijn. Dan zal ik u beiden, maar verlaten, en ik mag bet ongetwijfeld mijn jonge collega wel op dragen, juffrouw Mey naar huis te begelei den." h,Zeker! zeker," haastte deze zich te ver klaren. Aldus geschiedde het ook. |Een vroolijk deuntje fluitend, kWaml de héér Bergsma bij zijn vrouw aan, die hem mét een grom en een snauw ontving en hem zuurkool voorzette, een gerecht, dat-ie anders niet zien kon en dat hij thans met grooten smaak achter elkander oppeuzelde, onder den Voortdurend argwanenden blik van zijn echt- genoote. Toen hij den maaltijd had gebruikt, Veeg de hij^ich den mönd af. „Dat smaakt," lachte hij. „Zóó," hernam' zijn vtouw, en dat was hét eenige woord, dat ze dien avond zei. De heer Bergsma lag op de canapé, trachtte zoo nu en dan te spreken, maar omdat zijn .Vrouwtje geen klank uitte, begon hem dit te vervelen, en landerig keek-ie voor zich uit. 's Nachts vóór ze naar bed gingen, zeide zijn eega: „Nu moet je niet denken, dat ik van jou 'n woord geloof." En daarbij bleef het. Toen, den vijfden dag, weird alles anders'. 1 [Want de postbode belde aan, en in de bus lag een klein envelopje. En in dat envelopje lagClaartje's verlovings-aan- kondiging, mét den jongen collega. Op datzelfde oogenblik werd juffrouw Bergsma véél vriendelijker. Zij zeide „man lief" voor en „manlief" na, en trakteerde hem 's avonds op warme punch. En wie schetst mijnheer Bergsma's verba zing, toen hij den volgenden morgen Claartje's brief in zijn .binnenzak vond? Hoe-ie er gekomen is, kan niemand zeg gen. Juffrouw Bergsma heeft er zich nooit oVer uitgelaten, of zo den brief had ge vonden, ja ofte neen. Onlangs sleepten twee Parijsche fijnproe vers een hotelier .voor den rechter, omdat zij in een lekkeren schotel hazepeper ver dacht uitziende brokstukken .van een dier lijk skelet, mitsgaders ,een zonderling ge vormd aanhangsel hadden ontdekt, dat, vol gens het oordeel van een competent natuur onderzoeker, slechts aan .een rat kon hebben toebehoord. Hoewel de bereiding van het gerecht den culinarischen bekwaamheden van den kok alle eer aandeed, voelden de klagers zich toch door het onderschuiven van het knaagdier, al was het dan wetenschappelijk ook aan den haas verwant, in hun heiligste gevoelens gekrenkt en verlangden genoeg- doening. Het argument van ,den verdediger, dat vóór veertig jaar de voorvaders der bewuste fijnproevers voor oen dergelijk gerecht de hoogste liefhebbersprijzen hadden betaald, ging dan ook niet op. Dc tijden veran deren nu eenmaal. Hoewel dan ook tegenwoordig de rat aan het proviandeeren van Parijs alleen nog op bescheiden wijze en in onherkenbare ver momming deelneemt, speelt dit dier toch nog de rol van gewaardeerd wild in het jachtgebied der lichtstad .en aan leen spe ciaal ambtenaar wordt door den Gemeen teraad dit jachtmonopolie opgedragen. Wel is waar ontvangt hij voor zijn werkzaamhe den slechts het zeer bescheiden salaris van 1800 francs per jaar, terwijl ^>en verzoek om traktementsverhooging hem pas kort ge leden geweigerd werd, maar de uitoefening van zijn japhtrecht jn de onderaaxdsche jacht velden, in de riolen, levert hem en zijn hel pers een aardige bijverdienste op. Het neer gelegde wild wordt hoofdzakelijk aan bont werkers afgeleverd, welke, zooals eveneens uit een onlangs .afgewikkeld proces bleek, het eenvoudige vel van het knaagdier tot prachtige pelterijen weten tte verwerken en als Hudson-otter voor hoogc prijzen aan den man of beter gezegd aan dc vrouw weten te brengen. De ratten jager beschikt over geraffineerde vangmethodes, om den edelen pels van het wild niet te beschadigen. Natuurlijk zorgt hij er voor, hoewel er voor dit wild geen officieele gesloten jachttijd bestaat, dat de dieren niet geheel en al worden uitgeroeid; een goed jager is tegelijkertijd een goed kweeker, en men zegt, dat de man zelfs leen kleine kweekerij onderhoudt om de mooist mogelijke exemplaren te verkrijgen. Ook voor levend wild vindt hij afnemers. Het „Ratodrome" te Neuilly, waar bijterigo jachthonden en zenuwachtige fox-terriers op het rattenvangen worden gedresseerd, heeft dcorloopend gToote behoefte aan zulk mate riaal geen wonder dan ook, dat drieste stroo- pers dikwijls genoeg den weg kruisen van den ambtelijken rattenvanger. In de onder- aardsche jachtvelden treffen zij somstijds ook nog anderen buit aan, vooral mooie vette paling en nu en dan ook adders en andere slangetjes. Bij die heeren jagers, wier j ach terreinen geheel en al boven den grond liggen, de honcUndieven, zijn 'twee categorieën te on derscheiden: de officieele hondenvanger, die op dieren zonder meester jacht maakt, om ze in de Eourrière, het stedelijk asyl voor dieren, af te leveren, en de strooper, diei op rasexemplaren loert, om ze weer te ver- koopen. Beide categorieën bedienen zich van dezelfde vangmethodes. De jager stelt zich bij het aanbreken van den dag, met den lasso gewapend, verdekt ep en besluipt het niets vermoedende wild, dat begeerig in de open vuilnisbakken voor de deuren rondsnuffelt. Eloep! Daar vliegt het touw en de arme viervoeter is in den strik gevangen. Ge lukkig als hij weer een 'goeden baas vindt en niet bestemd is om dn het instituut-Pasteur of in de snijkamer der Universiteit als slacht offer der wetenschap te sterven! Dat het vak van hondenvanger zijn geld wel opbrengt, blijkt ontwijfelbaar, wanneer men verneemt, dat volgens de statistiek jaar lijks 10,000 honden in Parijs een buit van dergelijke jagers worden. Moeilijker en minder loonend is de jacht op het geslacht der katten, dat mét de; gemzen jacht duidelijke sporen van overeen komst vertoont. "Welke rol dit neergelegde wild speelt in de keukens der wereldstad, daarover geeft geen enkele statistiek vol doende inlichtingen. De jacht op gevogelte wordt te Parijs door geestdriftige jongeren uitgeoefend, die allen vrijschutters zijn en meenen een patent te kunnen ontberen. In de kleine gerechtelijke kroniek zijn de vogelvangers, die het op de vogels der openbare parken, van zwanen en eenden tot de kleine brutale musschen toe, voorzien hebben, steeds terugkeerende verschijningen. Aan de strengste vervolging is om begrijpelijke redenen de zachte duif blootgesteld. De ijverigste duiven jagers, wier gebied aan don linkeroever, in het kwartier Latin ligt, hehooren tot het Slavi sche ra^ Voor de Fransche nationaalsport, het hen gelen, biedt de Seine, in welker gele golven velerlei merkwaardige voorwerpen drijven,- wel de beste gelegenheid; maar toch wordt daarin niet het meeste gevangen, ondanks! het spreekwoord, dat zegt, dat het in troe bel water goed visschen is. Ontelbare hengel stokken ziet men langs de oevers in het water hangen, een schilderachtige aanblik; men ziet alleen zelden, dat -een der ge duldig Jachtende visschers door het buit maken van een ongelukkig grondelingetje voor zijn onbegrijpelijk volhardingsvermogen wordt beloond. Kenners zoeken daarom' de plaatsen op, waar rijkere, ofschoon verboden buit lokt. In de vijvers der openbare parken zwemmen hier en daar vette kar peis, die voor de tafels der senatoren gemest worden, zonder vrees rond tusschen glinsterende goud- visschen. Aan den oever hebben schilders met lange manen .en fluweelen jasje hun ezel opgesteld en penseelen, schijnbaar met algehcele overgave, de schoone natuui1 af. Maar listiglijk kronkelt- een hengelsnoer voort, naar den vijver. .Terwijl de parkwachter la waaimakende kindereii tot .de orde roept-, trekt de handig'e muzenzoon met vlugge hand een gevangen karper uit het water en laat dezen ongemerkt in zijn verfkist verdwijnen. Soms is het ook wel een goud- visch, die heeft aangebeten. Dat geeft niets! Goed klaargemaakt door de muze des schil ders, de een of andere Mimi Pinson of Mu sette, smaakt hij bijna als een echte forel uit het Schwarzwald. De illusie doet alles, zoolang men geen goudvischje van een andere soort bemachtigen, en zich met behulp daar van het eten van werkelijke forellen per- mi tteieren kan. Met speciale toestemming' van het Rus sische Hof publiceert het Petersburgsche tijdschrift „Argus" het volgende, niet on-- nardig© verhaaltje: Ongeveer een jaar geleden vervaardigde een Jöodsch kleermaker, zekere Khaim Ku- richkesz, een uniform voor den commandant der Krimdragonders. Toen nu de keazerlijke. familie op haar zomerverblijf te Livadia in de Krim was aangekomen, deelde de Tsaar den commandant in kwestie rtnede, dat d<- Tsarina had goedgevonden tot chef van het dragonder-regiment te worden benoemd;1 waaraan de Tsaar nog toevoegde, dat hij er bij tegenwoordig wilde zijn, pis de comman dant aan de Tsarina werd voorgesteld. „Ik heb nog wel niet de uniform van het. regiment," verklaarde de Tsaar nog, „maar er wel tijd, cr een te vervaardigen. Uw uniform past u uitnemend. iWie heelt die- gemaakt?" En toen nu de commandant ver klaarde, dat Kurichkesz, die voor hem ver vaardigd had, gaf de Tsaar bevel, dat deze ook voor hem .een uniform moest snijden, „die' evengoed moest zitten als die van dén com-' mandant." Dadelijk reed een officier in een 'auto' naar; den kleermaker, en zeide tot hem, zonder nadere verklaring: „Gij moet met mij' mede- komen. "Wees niet bang, later zult ge wel, hooren, waarheen ik u breng. Gij zult pen paar dagen afwezig zijn." Nadat de doodelijk verschrikte snijder van zijn snikkende vrouw en kinderen afscheid had genomen, werd hij in den auto wiegge-' bracht. Vier dagen later keerde hij weer terug en deed toen het verhaal van zijn avontuur. Te Livadia, zoo vertelde hij, was hij naar een „heel hoogen generaal" gebracht, die hem zeide: „Er is je een groot geluk beschoren,1 Korichkesz. De Tsaar heeft bevolen, dat je ©en uniform van de Krimdragonders voor hem moet maken, die evengoed moet passen als die van den; commandant. Ik zal j® nu dadelijk naar het paleis brengen, waar je. naar het werkkahinpt van den Tsaar zult worden geleid, om de figuur van den Tsaar ,te kunnen zien." „Maar," zeide de kleermaker, „ik moet; Z. M. toch de maat nemen; en ik heb mijn^ lellemaat thuis vergeten." Men braicht den; doodsbenauwden kleerma-i ker echter aan het verstand, dat het niet; aanging, den Tsaar aller Russen de maat te nemen. Toen nu de generaal Kurichkesz< naar de werkkamer van den Tsaar bracht, stond Z. H, juist met den, rug naar de deur-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 24