N°. 16252
Donderdag 13 Februari.
A°. 1913.
<§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
TWEE Bladen.
Eerste Blad.
Geen geld voor onze Academische
Instellingen en nog erger.
FEUILLETON.
W raak.
LEIDSCH
PBIJS DER ADVERTENTIES:
Van 18 regela ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17}. GTOOtere lettere naar
plaatsruimte. Kleine adrertentiën van 30 woorden 40 Oente contantelk
tiental woorden meer 10 Oente.-Voor het inoasseerenwordt/0.06 berekend.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per week 9 Cents j per 3 maanden 1 f 1,10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gereetigd sijn 1.30.
Franco per post1.65.
Onze asterisk onder dezen titel beeft de
aandacht getrokken van enkele personen in
Leiden, die in onze Academie en haar in
stellingen bijzonder belang stellen en met
ons de meaning deelien, dat het belang der
gemeente, nauw samenhangt met (den bloei
onzer Universiteit.
„Zeker," wondt ons geschreven, „U hebt
gelijker zal voor onze Universitaire instel
lingen nooit geld zijn, indien daarvoor bij
de betrokken autoriteiten de goede wil
ontbreekt.
Et dient iets gedaan te wordener dient
gehandeld en het „Leidsch Dagblad" be
hoort daarvoor de belangstellenden op te
roepen."
[Wij willen dit, voor zoover wij daartoe
in staat zijn, gaarne doen; doch om suc
ces te hebben, moeten wij allereerst aan
toon en, dat onze stad als Universiteitsstad
stiefmoederlijk wordt bedeeld.
Er was wel geld voor Groningen,
Utrecht en Delft. Wij misgunnen dit dezen
steden niet, maar vragen alleenWaarom is
het er niet, wanneer Leiden er dringend
behoefte aan heeft?
Hoe lang en hoe vaak is er al niet ge
wezen op den onvoldoenden toestand in de
Academische Bibliotheek, gelegen in de
omgeving van de armelijke huisjes van het
Bagijnenliof De laatste verbouwing da
teert van 1862. Wat is in de halve eeuw
na die verbouwing de boekenschat reus
achtig vermeerderd en het gebruik der in
stelling verbazend toegenomen I Verande
ring en uitbreiding is hier zeker wel zeer
dringend. Hebben wij niet gelezen, dat in
zekeren October-storm het dak gedeeltelijk
instortte en dat de directeur in den gnren
stormnacht de kostbare handschriften per
soonlijk heeft bewaakt door ze eigenhan
dig met een groot zeil te bedekken
Het Physisch Laboratorium, in gebruik
voor de colleges van prof Kamerlingh On
nes, den beroemden hoogleeraar, die de
gastheer is geweest van mevrouw Curie,
Idateerende van 1859, voldoet absoluut niet
meer aan de eischen, die men tegenwoordig
aan een laboratorium mag stellen.
De college-zalen in het hulpgebouw van
Ide Academie aan de Klok steeg, zijn ka
mers en kamertjes van een burgerwoning,
waar het mangelt aan licht en aan lucht.
Op de colleges van prof. Kuenen moet
men stoelen aandragen, omdat er gebrek
aan voldoende zitplaatsen is.
De Aula van de Academie is veel te
klean.
Verder ontbreekt er een ontvangzaal voor
congressen. Bij het laatste congres in 1912
(het congres over godsdienstgeschiedenis),
hier gehouden, moesten zittingen worden
gehouden in den Schouwburg.
Over het Academisch Ziekenhuis behoe
ven wij niets meer te schrijven. Sinds jaren
staat h©t al vast, dat dit geheel onvoldoende
is. Op een nieuw Ziekenhuis wachten oo-k
(de verzamelingen in het Ethnographisch
Museum. Het oude gebouw kan daarvoor
wellicht geschikt worden ingericht, waar
door de rijke verzamelingen tot haar recht
kunnen komen en er moderne college-zalen
in gemaakt kunnen worden. Doch hoe
veel jaren rullen er nog voorbij moeten
gaan voor het zoo ver is, waar er nu
nog niet een begin gemaakt is?
Ook onze Hortus kan niet meer met
andere inrichtingen van dien aard in het
binnen- en buitenland meedoen en heeft
groote behoefte aan uitbreiding. Hiervoor
zou men het terrein der Doelenkazerne kun
nen bestemmen, die daar met haar roeze
moezige paardenstallen aan den Witten Sin
gel eigenlijk niet behoort. Daardoor zou
men aan den Hortus vergoeden, wat men
hem in 1857 aan terrein ontnam. Want
dit is inderdaad geschied.
In ,,'s Rijks Academie tuin," door H.
Witte, 1887, waarin reeds toen op de on
voldoende ruimte van den Hortus wordt
gewezen, leest men op bladz. 16:
„Het mag daarom te meer verwonde
ring wekken, dat curatoren der Hooge-
school in 1857 konden besluiten, om het
grootste gedeelte van het Bolwerk, het
hoogste en schoonst gelegene,
weer aan den Hortus te ontnemen, voor
het bouwen van een nieuw observator hun,
waarvoor, zoo het toen heette, op geen
andere plaats in de nabijheid der stad een
ander geschikt terrein te vinden of zelfs te
verkrijgen was.
Het werd er toen algemeen voor ge
houden, dat de hoogleeraar in de astrono
mie (prof. Kaiser), het lange dralen met
den aanvang van den bouw eoner door
hem en velen: reeds zoo lang gewenscht e
inrichting moede, om dc zaak voor de Re
geering aantrekkelijker te maken, de op
merkzaamheid gevestigd had op een ter
rein, dat reeds aan de Hoogeschool toe
behoorde, waardoor dus aanzienlijke kosten
.voor aankoop van grond bespaard zouden
worden.
Dat dit denkbeeld, onverschillig door
wien het eerst geopperd, toen het bekend
werd door velen werd afgekeurd,
is licht te begrijpen."
Professor Kaiser schrijft zelf hieromtrent
n.l. over het ontnemen van terreiin van
den Botanisch en tuin
„Als man demzufolge entschlossen war
zür Errichtung der Sternwarte, einen Theil
des botanischen Gartens abzusondern, ha-
ben sich zu meinem Schmerze me ine
sammtlich en Colleg en diesem Ent-
schluss widersetzt," u. s. w.
Het zou voor Leiden van zeer groot be
lang zijn, indien de Botanische Tuin .ver
groot werd met het terrein van de Doelen-
kazerne; die tuin, midden in de stad gele
gen, zij die ook door een hek afgesloten,
zou een heerlijk wandelpark kunnen
zijn.
Om de Regeering te gemoet te komen in
de kosten van de verplaatsing der kazerne,
zou de Gemeenteraad van Leiden haar kos
teloos den daarvoor benoodigden grond
kunnen aanbieden.
Men kan niet alles te gelijk onder han
den nemen, doch laat men dan toch een
begin maken met wat het meest noodig
is. Wanneer er niets wordt gedaan, wordt
de achterstand steeds grooter.
Het geldt hier in de eerste plaats het
belang van het Academisch onderwijs, doch
het belang oijzer gemeente is er ook wel
degelijk bij betrokken.
Hoewel onze Universiteit nog steeds hef
grootst aantal studenten heeft, valt het toch
niet te ontkennen, dat in de laatste jaren
vele jongelui naar Amsterdam gaan, omdat
aldaar voor vele vakken van onderwijs be
tere voorziening is getroffen, zoo bijv. voor
de medicijnen, en voor de Zuidafrikaansche
studenten. En dit zal nog in meerdere mate
het geval wezen, zoodra het Koloniaal Mu
seum gereed zal zijn.
„Moeten wij, Academie- en Stadsburgers
beiden, niet alles aanwenden om afbrokke
ling van onze Universiteit te voorkomen?
Daarvoor hebben wij een alarmkreet aan
geheven niet alleen, maar nu ook met fei
ten aangetoond, in hoe menigerlei opzicht
voorziening dringend noodig is.
Men make zich er niet af met te zeggen,
tiat daarvoor geen geld is. Er worden voor
minder nuttige; zaken wel groote sommen
uitgetrokken.
Wie zal voor een beweging in het be
lang der Universiteit het initiatief nemen,
waar het is gebleken, dat de stuwkracht
van het College van Curatoren niet krach
tig genoeg meer schijnt te zijn?
Ligt hier niet een vruchtbaar terrein
voor de studenten zelf? Zij kunnen, na
eenigen tijd te hebben gestudeerd, uit eigen
ervaring spreken. En van de jeugd moet
en kan ook geestdrift uitgaan, voor het
hooghouden van onze, door de eeuwen heen
hooggeroemde Universiteit.
Waar onze studenten op velerlei gebied
zich bewegen en aan tal van nuttige zaken
den stoot geven, zouden wij een Studen
ten vereenigi ng ter Bevordering van de Ma
teriële Belangen onzer Universiteit" naast
de vele andere studentenvereenigingein, wel
ke reeds bestaan, zeer nuttig achten.
Zulk een Vereeniging zou op zaken, zoo-
afè in dit artikel zijn genoemd^ de aandacht
kunnen vestigen; verzoeken bij curatoren
kunnen indienen en er zou over veel wor
den gesproken en geschreven en de aan
dacht van de Regeering zou zoodoende
op onze Universiteit en haar instellingen
blijven gevestigd.
Bedriegen wij ons niet, dan bestaat een
zoodanige Studentenvereniging ook in
Delft, waar er inderdaad veel werkkracht
van uitgaat.
Wie onder de vooraanstaande studenten
neemt hier het initiatief?
Leiden, i3 Februari.
Geruimen tijd later dan men zich had
voorgesteld trok gisteravond het muziek
korps van het Leger des Heils uit Den
Haag van het station alhier spelend naar
0,De Graanbeurs", waar het een uitvoering
zou geven. De belangstelling was er door
het wachten evenwel niet minder op gewor
den: een enorme menschenmassa marcheer
de met het korps mee of w achtte de muzi
kanten op.
Toen dezen in ,,De Graanbeurs" waren
verdwenen, was het in de omgeving daarvan
een kolossaal gedrang. Het hek, toegang
gevende tot het Burchtplein, had men vei
ligheidshalve maar achter het korps geslo
ten, om het telkens enkel even te openen
Voor hen, die de uitvoering binnenshuis wil
den meemaken.
Dit waren er, buiten tot het Leger be
hoorenden, niet zoo heel veel; de zaal was
slechts voor de helft gevuld. Dit was niet
te verwonderen, zei in den loop van den
avond ensign T "Vos, bevelvoerend offi
cier van de afd. Leiden, die de bijeenkomst
leidde; als men had geraadpleegd de agen
da in het „Leidsch Dagblad" voor dezen
avond, had men gezien, dat er tegelijk heel-
wat te doen was.
Staande werd door allen een openings
lied gezongen, geknield door velen een bede,
waarna ensign. Vos allen hartelijk welkom
heette en voorts eenige woorden ter inlei
ding sprak. Daarna kretg men muzieknum
mers te hooreD, soli op verschillende in
strumenten, solo-zang; werd een gedeelte
gelezen uit Gods Woord, legden verschei
den soldaten getuigenissen af en werd ge
vraagd of er ook personen zich wilden ver
binden aan het Leidsche Leger, waarvoor
zich echter thans niemand opgaf.
Met een staande aangeheven slotzang eH
dankzegging werd geëindigd.
Er was tegen halfelf zeer veel goeds ten
gehoore gebracht en driemaal voor het Le
ger gecollecteerd. Blijkbaar waren allen
voldaan over dezen avond van de Leidsche
afdeeling, welke, naar nog was medege
deeld, as. Zondag haar 24-jarige werkzaam
heid hier zal herdenken.
Ondanks de drukte op straat als gevolg
van den optocht van de Le-ger.des-Heils-
tauziek, was de „Volksbijecnkonist" in de
St-adszaal gisteravond weer zeldzaam goed
bezocht. De opkomst was, zouden wij haast
zeggen, grooter dan in de bijeenkomsten to
voren. En daar was dan ook wel reden voor.
Het Leidsch Muziekgezelschap „Onheus"
heeft een goeden naam: in Leiden en waar
het zijn jaarlijksch conoert ging houden,
lag het voor de hand, dat er door muziek
liefhebbers geen enkele kaart ongebruikt ge
laten zou worden. En daar kwam nu het
gemengd zangkoor „Zamglust", onderafdee-
ling van „Volksonderwijs" te Alphen aan
den Rijn, onder leiding van onzen stad
genoot den heer J. Vink, heb concert nog
aanvullen en afwisselen met een aantal zang
nummers en alzoo een nieuwe attractie vor
men.
De twee gezelschappen vulden het gabeelo
ruime podium en zij hebben beiden, op ver
dienstelijke wijze hun taak vervullend, in
aangename afwisseling een mooien avond,
gegeven. "Wij zouden niet weten aan wie
dor beiden wij den schoons ten eer 2 palm zou
den moeten uitreiken. Wij willen vaststel
len, dat het dankbaar applaus,rzoowel „Zang-
lust" als „Orpheus" gold.
Aan het einde werd nog een krans aan
geboden.
De Comimissaïis der Koningin in Zuid.
Holland heeft aan dr. G. H. van Waas-
bergen, arts te Leiden, vroeger te Heerjans-
dam, op diens verzoek eervol ontslag ver
leend als lid van de GezondheicLseomiiiisstie
te BaTendrecht. 1
Te Leidschendam is, blijkens mede-
deeling in „De Rott.", een vereeniging tob
stichting cn instandhouding van een christe
lijk© school opgericht.
Vcor de kosten van herstelling van do
schade, door den op 30 September 1911 ge
woed hebbenden storm aan de plantsoenen
in Den Haag toegebracht, werd door den
Raad aldaar' beschikbaar, gesteld f 50,000.
Deze raming, die zeer globaal was, blijkt
thans ongeveer f 15,000 te laag te zijn-
Door B. en Ws. van Rijswijk werd aam
besteed de bouw van een ziekenbarak. In
gekomen waren 22 biljetten. Het laagst bleek
ingeschreven door den heer M. de Graaf,
te Leidschendam, voor f 7772; het hoogst
door den heer W. P. van Holstein, in Dea[
Haag, voor f 12,713.
Gisteren begaf H. M. de Koningin zicht
met klein gevolg per auto naar Sohevenin-
gen, waar H. M. aan de buitenhaven uit
stapte. Vergezeld van den directeur van
do visschershaven, kapitein Bakker, begaf'
H. hj[. zich naar het einde van de noordesv
pier, ter plaatse waar Zondagochtend de-,
Sclieveningsche logger No. 246 stootte en.
zonk.
Hier waren aanwezig, behalve schipper
Gornelis do Niet en twee der ODvarcn .cA-
van den cestranden logger, do gohoeL be.
manning van de motorreddingtxit, die de
buitengewoon gevaarlijke redding van de
bemanning van den logger met zooveel m<x-d.V
en beleid hadden volbracht, n.l. schipper
KI aas sen met zijn beide stoere zoo-.s, de;
haven bedien de Zwart., em d^. monteur Kamn,
En verder de beambte bij den havo3^dier.iti
Smit met vijf der havenbedionden, 'e even
eens zulk een belangrijk aandeel in doa;
moeilijke redding hadden.
H. M. sprak den kranigen schipper vai
de reddingboot cn elk der mannen van zijn
personeel, zoomede de redders, behoorendsa
tot het personeel van den havendiens*, toe
en informeerde met groote belangstelbagf
naajr alle bijzonderheden van de reddi: g,
terwijl H. M. van schipper De Niet. cn zijn;
m-anncn nader vernam hoe de lo^sr in dezen
moeilijken toestand geraakte.
H. M. herinnerde de redders aan do bij
zondere belangstelling, welke ook Z. K. H.
den Prins vervult voor alles, wat het rod.
dingwezen betreft, en verklaarde er ook
daarom prijs op t© stellen, hun een per
soonlijk blijk to geven van Haar inge.iOM
menheid met deze welgeslaagde redding.
Naar aanleiding van een daartoe ingc
komen verzoek van oen achttal slagersver
©enigingen had de „Nederlandscho Slagers.
bond" tegen gistermiddag een buitengewone
algemeeno vergadering uitgeschreven in
„Maison Boer", in Amsterdam, ten einde te;
bespreken de vraag: „Welke middelen kun
nen er worden aangewend om tob verlaging
der voeprijzen te geraken of althans te voor
komen, dat die nóg meer oploopon
De heer Vega (Amsterdam) zei de o. m.y
dat door den invoer'van bevroren vleesclu
do slager feitelijk nog meer wordt bedreigd
dan door de verhoogde veeprijzen. Immers
wordt in verschillende slagerijen dit Ar-
gentijnsche vleesch vcor „h an dols vlees ch" oni.
gezet, en dat doet den 3 lager, die hier
voor zich niet wensoht te leenen, groot
nadeelwij hehben dus onze vijanden in
onze eigen concurrenten. Spreker zou wen-
schen, dat geschiedde, waarop reeds in de
Kamer is gewezen door de sociaal-democrat
tische ledendat deze, bevroren vlossolv
verkoopende, slagers een bordje voor hun
ïa.am kregen, waarop werd aangekondigd,
dat zij bevroren vleesch omzetten, zooals
ook do maïgarino.verkoopers het publiek aan
kondigen, dat dit artikel door hen wordt
omgezet.
Do heer Smijtink (Amersfoort) wees er op,
dat door de Regecring van hot Argentijn
sche vleesch een recht wordt gecischt van
zes oents per kilo; dat maakt op een lcoej
van 300 kilo de som van f 18. De Ilolland-
sclie slager moet voor oen koe mot huid len
haar een accijns van 10 pCt. betalen, dat
is dus een veel hoogere belasting-. Spreker,
hoopt, dat men den Ministerop doze on-,
billijkheid zal wijzen.
Nadat de gedachtenwisseling was gesloten,
Nadruk verboden).
11)
Toen Laurent binnentrad, was hij ver
wonderd Marie-Rose niet te zien. Hij had
verwacht, haar bij haar vader te zullen
vinden. H^j wilde spreken, maar de ka
pitein voorkwam hem:
Mijnheer de Soulaimes, zei hij ik
ben bij toeval te weten gekomen, wat er
met u is voorgevallen. Ik heb vernomen,
dat uw kolonel uw eer gered heeft en dat
u hebt willen eterven. Weet, mijnheer, dat
ik den diepsten eerbied heb voor het'le
ger, dat door n beleedigd is. Wil u mij
thans zeggen, wat.u hier komt doen?
Beschaamd boog Laurent het hoofd.
Hij kon ternauwernood een antwoord vin
den.
Mijnheer, veroordeel mij niet. Ik
ben reeds zwaar genoeg gestraft, stamel
de hij.
Er heerschte een oogenblikstilte, toen
hernam de kapitein op stroeven toon:
U heeft mijn vraag niet beantwoord.
Wat komt u hier doen?
Laurent begreep, dat alles hem ontviel,
dat zijn droomen nooit verwezenlijkt zou
den worden, dat Marie-Rose voor hem.
verloren was.
Hij moest zich aan de leuning van een
stoel vasthouden, om niet neer te zinkon,
en het kostte hem groote inspanning zijn
tranen te weerhouden.
O, mijnheer, mijnheer, zei hij. Ik
smeek u opnieuw, veracht mij niet. Als u
wist, hoeveel berouw ik heb. Het is nu te
laat, dat weet ik, en toch kan ik niet ver
trekken, alvorens mijn hart voor u te heb
ben uitgestort. Eén hoop blijft mij over,
mijnheer, en wanneer die mij ontnomen
wordt, dan ben ik verloren.
Hij begreep wel, dat de oude kapitein
zijn geheim geraden had en zonder een
naam te noemen, ging hij voort:
Ik bemin haar 1 Ik bemin haar 1 Laat
mij trachten, haar waardig te worden, het
verleden te herstellen. Misschien bemint
zij mij ook. Zij heeft het moeten begrij
pen, ofschoon ik het haar niet gezegd
heb. Ik bemin haar zoo vurig, dat ik er
haar niet over durfde spreken. O, mijn
heer, als u wist, welk een wanhoop zich
van mij heeft meester gemaakt-
Ik wist... ik heb gezien,-dat ge mijn
dochter bemint.
En zij? Zij"?
Daarover hebt ge u niet meer te be
kommeren.
Heb medelijden met mij!
Nooit zult ge het weten, nooit zult
ge haar weerzien.
Laurent ging met wankelende schreden
naar de deur, maar daar gekomen, keerde
hij zich om en riep den kapitein toe:
Zeg haar dan, dat haar liefde mij had
kunnen redden, en wanneer ik nu slecht
word en al dieper en dieper zink, dan is
het, omdat gij het zoo gewild hebt.
Nauwelijks had hij het vertrek verlaten,
of Marie-Ro9e kwam bij haar vader terug.
Zij had alles gehoord. Zij weende niet,
maar op haar gelaat was een uitdrukking
van diepe droefheid zichtbaar.
Zij deed) haar vader geen enkel verwijt,
maar haar stilzwijgen zei meer dan dui
zend woorden.
Vergiffenis, mijn kind, stamelde de
oude man, vergiffenis.
Hij drukte een kus op het voorhoofd
zijner dochter. Dat voorhoofd was koud
als marmer; zij beefde over al haar leden.
Eensklaps wankelde zij, drukte de hand
tegen het hart en zonk half bewusteloos
op een stoel neer.
Te Parijs gekomen, stortte Laurent zioh
in een maalstroom van vermaken en ging
met rassche Bchreden zijn ondergang te
gemoet.
Maar nog öteeds beminde hij Marie-
Rose, en de wond, die aan zijn hart was
toegebracht, genas niet.
Wat was er van Velladier geworden?
Waar verborg hij zijn dochter?
Laurent had alles gedaan om het te we
ten, maar vruchteloos. O, wanneer hij
haar teruggevonden hadHaar zachte
hand zou hem. van den afgrond terugge
houden hebben, maar helaas, zij bleef voor
hem verborgen en hij leefde voort als een
losbol
Op zekeren avond in Maart wandelde
Laurent omstreeks ze vei# uren over den
Boulevard.
Eensklaps hoort hij achter zioh een gil,
door oen vrouwenstem geslaakt, en hij
ziet een aantal menschen, die nieuwsgierig
naar de plaats snellen, van waar die kreet
gehoord werd.
Ook hij naderde.
Het was reeds tamelijk duister, zoo dat
hij niet veel onderscheiden kon. Hij zag
alleen, dat men een oud heer, die ineen
gezakt was, ophief en dat een jongedame
hem schreiend volgde, toen men hem naar
een naburige apotheek droeg.
De oude man had een aanval van be
roerte rgekregenhet bloed stond hem op
de lippen.
Laurent volgde hem eveneens en trad
mede de apotheek binnen. Daar gekomen
legde men den grijsaard neer. Laurent ver
bleekte, hij herkende hem... hefc was ka
pitein Velladior. De jonge dame zag de
omstanders met betraande oogen aan,
haar blik ontmoette dien van Laurent.
Groote Hemel, -u hierl riep zij uit.
Marie-Rose 1
Eensklaps scheen zij het verleden te-
vergeten, zij herinnerde zich slechts, dat
de graaf De Spulaimes haar beminde en
dafc haar vader ^stierf. Zonder zich aan de
omstanders te storen, strekte zij de han
den naar hem uit en snikte:
O, Laurent, Laurent, red hem 1 Red
hem 1
Met die woorden had zij geheel haar
hart voor hem blootgelegd.
Laurent, getroffen door deze bekente
nis, die bij maar al te goed verstond, boog
zich over den grijsaard heen en wijdde de
teederste zorgen aan hem.
Het was reeds te laat.
Velladier lag op een canapé in de ka
mer achter de apotheek. Hij bewoog zich
niet. Zijn oogen waren gesloten, zijn hart
klopte niet meer.
Marie-Rose, die hem daar zoo rustig
zag liggen, vatte weer moed.
Hij wordt beter, nietwaar? vroeg zij
fluisterend aan Laurent. Hij zal spoedig
weer bijkomen.
Laurent durfde niet antwoorden.
Hij slaapt, ging Marie-Rose voort*
Laten wij hem niet storen.
Velladier was dood, maar Marie-Rose
begreep het niet. Zij trok Laurent zacht
mee buiten het vertrek.
Hij moest haar de vreeselijke waarheid
zeggen.
Marie-Rose, lieve Marie, schep moecfc
Zij zag hem angstig aan.
Waarom? Hij is toch kalm?
Hij nam haar hand, zag haar droevig
aan en zei:
Marie-Rose, uw vader is gestorven
Hemel l riep zij uit, groote Hei
mei, dood
Zij snelde terug naar de kamer, waar,
het lijk lag, nam het hoofd haars vadera
in de handen, kuste hem op de kille wan
gen, maar de oogen van Velladier bleven
gesloten, zijn hoofd zonk kond en gevoel
loos op het canapékussen terug.
Marie-Rose slaakte een kreet, zij wan
kelde en zou op den grond ineengezakt
zijn, wanneer Laurent liaar niet had op-«
gevangen.
O, Laurent, Laurent, stamelde zij
Verlaat mij niet. Laat mij niet alleen#
Neen, hij zou haar niet verlaten.
(Wordt vervolgd)-