De iwsel ren en !mn Fop.
Ahnighito werd hier kostelijk verzorgd
<Loor haar moeder en kreeg evenals haar
(andgenootjes, dagelijks een verfrieschend
pad; en dat heel den Poolechen winter door,
die sóó streng ie, dat onze gewone thermo
meter» er onbruikbaar rijn, omdat het glas
er van springt! Maar je moet ook niet ▼ra
gen hoe heel het hm» er op ingericht was,
dierenhuiden overal, tegen de muren, op de
vloeren en in de bedden, die bij voorkeur
van wit berenvel en eiderdons waren!
Toen de barre tijd van het Noorderlicht
weer voorbij was, ging Ahnighito dagelijks
in haar slede uit en voor dien tocht was rij
In het nationale Eekimo-kostuum gekleed:
een warm broekje, zoo dik mogelijk gevoerd
en een soort trui van berenvel, die heele-
maal over de handjes doorliep en over het
hoofdje alleen een nauwsluitend beren
kapje
Dit broekje heet, in de taal van het land:
'Nonnekie, en is gevoerd met rendierhuid,
waarmede de laarsjes ook van binnen be
kleed zijn. Het truitje heet: Rapatah.
Aldus uitgedost nam Ahnighito deel *.an
de spelen der kleine Eskimo's die haar, om
der wille van haar sneeuwwit „rapetahtje"
als een soort wezen van hcoger orde be
schouwden: een kleine sneeuwfee
Nog eens zoo mooi vonden ze haar in haar
allerliefste zomerkleedingzoo iets fantas
tisch hadden ze nog nooit gezien, als de
lAmerikaansche met haar zijden sokjes, haar
verlakte pantoffeltjes en haar wit netel-
'doeksch jurkje met zijden ceintuur, uit rij
den giDg. Yan verre kwamen de boeren
jnet hun vrouwen en kinderen aangereden,
alleen maar om haar te zien -*n als een
gunst verzochten de moeders, om haar ens
oven te mogen betasten, om te voelen, of
tij waarlijk wel leefde 1
Haar bleek gezichtje kwam hun dan tok
tls iets boveDaardsch voor, want je moet
biet vergeten, dat de Eskimo's zich 1 xuir
keel zelden wasschen, zoodat hun gelaat
heel vuil en goor ziet.
Ahnighito was vier jaar, toen zij in Ame
rika terug kwam en hier had zij nooit meer
de gelegenheid, zich in het Eskimo-pakje te
steken, want dit was haar al heel gauw be-
faauwd geworden, daar zij groeide als kool,
toodra ze zich weer in haar vaderland be-
Vond.
Haar ouders hadden haar echter verschei
dene malen doen kieken en als het eens heel
warm is, kükt heel de familie op dit por
tretje bij wijze van afkoeling.
Het was muisstil in de kinderkamer, er
waren twee vensters en voor ieder raam
stond een kleine gedaante, maar met den
rug naar elkaar toe. De tweelingen hadden
gekibbeld.
En dezen keer was het echt gemeend;
niet zoo'n kibbelpartijtje, dat met een kus
eindigde. O neen, het was een ernstig geval I
Ik zal jullie eens vertellen, hoe het aan
kwam. Een week geleden waren ze jarig ge
weest en hadden o.a. ook ieder ©en neger
popje gekregen. Alles was in vrede gegaan,
tot op, dezen dag. Zij hadden sooals ge
woonlijk, met hun poppen gespeeld, toon
WIm opeens had uitgeroepen:
,,Mijn negerpop heeft meer krullen da a
de jouwe."
Hugo bekeek toen nauwkeurig de beide
kroefskopjes en kwam tot de slotsom, dat de
poppen niet ieder evenveel krullen hadden.
Nu hadden de tweelingen altijd alles pre
cies hetzelfde gehad, zoodat het Wim niets
aanstond, dat zijn pop op de een of andere
manier verschilde van die va-t Hugo.
Eindelijk besloten zij een krul van Wim's
negerpopje uit te trekken. Maar Hugo trok
helaas te hard en hield den heelen pruik in
rijn handjeWim maakte zich hierover zoo
boos, dat hij rijn broertjes pop met alle
macht op den grond smeet, met het treurig
gevolg, dat er geen stukj e an heel bleef.
Toen kon Hugo zijn drift niet bedwingen
en gooide Wim's pop naast de overblijfse
len der zijne.
De tweelingen keken elkaar verwoed aan,
keerden elkaar den rug toe en gingen ieder
voor een venster staan.
Twee paar blauwe oogjes keken naar bui
ten in de zonnige straat. Langzamerhand
miesohien kwam het door het zonlicht, mis
schien kwam het doo*- hun eigen goedhar
tigheid, keken de oogjes minder boos en
verdwenen de rimpels uit de beide voor
hoofdjes.
Wat was het stil in de kamer 1
Hugo keek even over zijn schouder, juist
op het oogeDblik, dat Wim ook over zijn
schouder keek. Gauw wendden de krulle-
kopjes zich naar het venster.
Weer was alles doodstil in de kamer.
Toen keken zij opnieuw naar elkaar en
nog eens en nog eens, totdat ze op elkaar
toeliepen, eenigszins verlegen tegen elkaar
lachten en vrede sloten.
Ieder nam zich stellig voor, nooit meer
zoo erg te kibbelen, En rij namen zich nog
wat voor in stilte: n.L elke kleinigheid dia
rij in hun beursje kregen, zorgvuldig op te
sparen.
Hugo was zoo vervuld van doze gedachte,
dat hij er niet op lette, hoe Wim hetzelfde
deed, terwijl omgekeerd Wim niets van
Hugo's spaarzaamheid merkte.
Nu kregen zij altijd ieder precies het
zelfde geld. En zoo had op zekeren dag ook
ieder der joDgens precies hetzelfde bedrag
opgespaard.
Wim giDg naar zijn moeder toe, fluister
de haar iets in het oor en gaf haar een pa
piertje. Een oogenblik later vertelde Hugo
zijn moede een groot geheim en stopte haar
een dergelijk papiertje in de hand.
Moeder glimlachte en ging uit. Toen zij
buiten op straat was moest zij nog eens zoo
hard lachen, maar ze vertelde nooit gehei
men over, zoodat niemand ook wiet, waarom
moeder glimlachte.
Toen rij thuis kwam, had rij twee pakje»
in d» hand en ging naar boven, om haar
mantel en hoed af te leggen,
Doar klonk een bescheiden tikje aan de
deur en piepte een blond krullenkopje om
den hoek.
,,Hebt u Het, moedert" fluisterde Hugo.
„Ja jongenlief, hier is het", ?.ntwcordde:
moeder. Hugo nam het pakje aan en gaf
rijn moeder een kue om haar te bedanken.:
Op dat oogenblik werd er weer zacht ran
de deur getikt en stak Wim zijn hoofd om
den hoek.
Hij schrikte even, toen hij zijn broertje
zag; en moeder keerde zich even om, om
haar lachen te verbergen. Hij zag een pak
je op de tafel liggen en riep uit:
„O u hebt het gekregen", moeder; „ik zal
het nu maar geven 1"
Hij nam het pakje op en liep er mee op
zijn broertje toe; en Hugo kwam op hem
toegeloopen met een pakje onder den arm,
dat als twee droppelen water op het pak
je van rijn broertje geleek.
In elk daarvan zat een kleine negerpop.
Beide jongens hadden hun spaargeld ge
bruikt, om er voor elkaar een te koopen.
Dat was een pret, toen zij de poppen te
voorschijn haaldenMoeder lachte ook har
telijk mea en elle drie hadden een pleizier
van belang. Wim zei nu hebben wij weer
ieder een negerpop; allebei met precies
hetzelfde aantal krullen.
Arm in arm gingen de broers naar de
kinderkamer met de poppen, die er precies
eender uitzagen.
Ingez. door Joh. Vis.
Al geschild.
Kleine Greta moest een sigaar halen voor
oom Hendrik. Triumfeerend komt ze er mee
aandragen, het dekblad in de eene, de si-
'gaar in de andere hand.
„Oom, hier is de sigaar. En ik heb hem
al voor u geschild."
Ingez door „Aviateur."
Een nog langer woo r d.
A: „Het woord buurt is het langste,
wat ik ken."
B: „Waarom1?"
A: „Er ligt een uur tusschen de b en t.
B: „Maar dan is leeuw het langste, want
dat is nog een 1 (el) langer dan een eeuw."
Ingez. door J. v. d. Lee te Koudekerk.
In de school.
Onderwijzer: „Dit is de schedel van een
zoogdier. Weet je ook Mulder, van welk?"
Mulder: „Ja, van een dood dier."
Harius lag in zoete rust en droomde van
grootmoeder en de broers en zusjes in Mar-
teille.
De beide samenzweerders lagen nu ook op
tón oor, al kan er van hen niet bepaald
tezegd worden, dat zij den slaap des recht
vaardigen sliepen.
HOOFDSTUK VI.
Muzikaal genot.
De bemanning bestond uit drie en twin-
ag lui en er waren er zeer begaafden on-
ier. De een bezat een onmiskenbaar talent
item, een derde kon allernatuurlijkst aller-
/an vertelleneen tweede had aan mooie
ei dierengeluiden nadoen; een vierde ver-
tond de kunst van goochelen! Maar ciae.
wijfeld werden die allen nog overtroef' door
len Spanjaard Rodrigue, die heel mooi guï-
aai speelde en zichaelven op dit instru-
nent begeleidde, terwijl hij de schoonste
Spaansche romances zong.
Maar, gelijk alle groota talenten, liet hij
ich graag bidden en volgens zijn landaard
<fas hij dan ook zeer trotsch op zijn artisti-
•iteit.
Op een avond trok Pak-je.weg nog eens
"e stoute schoenen aan en vroeg smeekend:
„Toe, Rodrigue, als we vanavond allemaal
vrij af hebben, zing jij ons dan nog een£
tem Andalousisehe romanoe voor; niemand
kan dat zoo mooi als jij."
„Zeker alleen om jou pleizier te doen?"
„Wel ja; waarom niet? Nou weet je wat:
jij krijgt mijn halve portie eten, als je het
dcet."
„Beloof je dat vast?"
„Zoo waar als ik hier sta."
„Nu goed dan 1" zei Rodrigue, die heel
gulzig van aard was.
„En weet je wel: van dis drukke liedjes
dan, waarbij ieder met het refrein moet
invallen."
Rodrigue beloofde het.
Tusschen negen en tien uur kwam de be
manning samen op het dek, zooals dat d©
gewoonte was met zulke warme nachten, en
het was dan ook brandend heet dien nacht,
maar anders was het een prachtige stjrre-
lucht, wat Marius' plannen al zeer begun
stigde.
De matrozen zaten rustig hun pijpje te
rooken en verzochten Rodrigue nu ook, hun
wat voor te spelen. Tot hun groote verba
zing, nam de Spanjaard onmiddellijk zijn in
strument ter hand en preludeerde met in-
nigen warmen toon, waarna hij zijn gezang
begon.
Met ingespannen aandacht zaten allen te
luisteren en gaven luide hun bijval te ken
nen, terwijl Pak.je.weg nog de luidruchtig
ste was in zijn applaus. Even later werd
hij echter niet meer gehoord en hield men
het er voor, dat hij op een hoop takels
was ingeslapen.
Intusschen hield Rodrigue zich precdes
aan zijn afspraak en gaf enkele romances ten
beste, waarbij heel zijn auditorium het re
frein meemaakte en luide overstemde dit
gezang het klotsen der golven.
Op Nidri lette geen mensch en dit was
onze arme jongen ook al gewend. Al sedert
•enigen tijd had de kapitein Marius belast
met de zorg voor zijn kajuit. Natuurlijk
bevroeddo hij op geen stukken na de scherp
zinnigheid van dLen scheepsjongen; alleen
waardeerde hij diens eerlijkheid, een 'rigen-
schap, die bij de rest van de bemanning
ver te zoeken was. En hoe licht kon het
geheim van cle cassette met stof afnemen
bijvoorbeeld niet ontdekt worden: men be
hoefde maar even te drukken op den metalen,
deksel en onmiddellijk sprong het ding
open.
(Wordt vervolgd).