Marktberichten. Burgerlijke Stand. handeling van dit. gewichtige wetsontwerp successievelijk een wending heeft geno men y waardoor spreker zich eigenlijk bijna over zijn medeleden schaamt. De Voorzitter verzoekt den heer Molens zich te matigen. De heer Nolens critiseerde verder de wijze van behandeling, waarbij men met amendementen komt, die het geheele Re- geeringsstelstel omverwerpen en nu weer met op tijidroof berekende moties. Om die reden bestreed ook spreker dadelijke be handeling der motie. De heer Borgesius bepleitte ech ter dadelijke behandeling, omdat het goed is in dezen stand der debatten, een uit spraak der Kamer uit te lokken over een der hoofdbeginselen, nl. de risico-overdracht De heer Troelstra bestreed ook da delijke behandeling, omdat het reine dema- gogie kan genoemd worden als de liberalen zich voordoen als de eenige redders van den boerenstand uit diens benauwenis. Zul ke demagogie is, naar sprekers overtui ging, het eenige motief voor indiening der motie-Roodhuyzen op dit moment. De heer Roodhuyzen verdedigde de dadelijke behandeling en wees de be schuldiging van demagogie als aanleiding tot het indienen der motie af. Ook ligt er niet de minste obstructieve bedoeling aan ten grondslag, gelijk de heer Nolens, erg- denkend, liet doorschemeren. De heer Duys bleef volhouden, dat en kel politieke hakzetterij de grondslag der motie, of liever van het geheele Tellet je is. Overigens moet spreker niets hebben van liberalen, die, toen zij zelf aan het oewind waren, het particuliere initiatief vermoord hebben en er nu in eens zoo krachtig voor opkomen. Het voorstel des Voorzitters, om de m >- tie-Rooclhuyzen in dadelijke behandeling te nemen werd hierop verworpen met 38 te gen 22 stemmen (de sociaal-democraten en rechts, behalve de Voorzitter, tegen linke). De motie zal dus worden gedrukt en rondgedeeld en later worden behandeld. Heden voortzetting van het debat. Overlijden van een milicien. Bïief van den Minister van Oorlog. Naar aanleiding van de opmerkingen bij de mondelinge behandeling van hoofd stuk VIII der Staatsbegrooting voor 1913, met betrekking tot de geneeskundige be handeling van een milicien van het 3de re giment veld-artillerie te Breda, heeft de Minister van Oorlog, als uitslag van het gehouden onderzoek, het volgende mede gedeeld Bedeelde milicien werd 16 December 1912 in het militair hospitaal te Breda opgeno men met klachten over ergen dorst. Door den behandel enden officier van gezond heid werd suikerziekte geconstateerd in belangrijken graad. Hem werd een passend! en meer dan vol doende diëet voorgeschreven, dooh hem werden geen geneesmiddelen verstrekt, aangezien naar het oordeel van den ge neesheer alleen wijziging in de voeding verbetering in den toestand kon brengen. Op verzoek van den vader en van den belanghebbende werd hij 30 December d.a.v., nadat hij ongeschikt was verklaard voor den dienst, uit liet hospitaal ontsla gen, en, onder geleide van een oppasser, naar zijn woonplaats vervoerd. Ongelukkigerwijze nam het ziekteproces een dusdanig onverwacht snel verloop, dat de pafient reeds enkele dagen later over leed. Naar de meening van de geneeskundige autoriteit heeft het vervoer van den pa tiënt, van Breda naar Rotterdam, geen in vloed gehad op het verder verloop van het ziekteproces. Hot monster-proces der auto bandieten. De ,,Tal." goeffc liet volgende uitvoerig te- Lgrajn over de behandeling dezer zaak op Jen derden dag. Het verhoor van Monnier voort ge zet. Om 12 uur komt liet Hof binnen, waarna de president het Dinsdag afgebroken ver- li oor van Mannier alias Sim.cntof weder voort zet. Op de vraag, dio hom gesteld wordt be treffende zijn medeplichtigheid aan de mis daden to Montgaron en Chantüly, antwoordt Monnier beslist, dat hij aan deze aanslagen go:-n deel heeft genomen. „Maar getui.g?n bobbon u herkend", merkte de prudent op. „Zij vergissen zich", was het laconieke Dntwoord, van den beklaagde. Vervolgens ondervroeg de president liem naar zijn verblijf bij Gauzj\ den winkelier van Ivry, in wiens woning Jouin, de sous chef van den Parijschen veiligheidsdienst, door Bonmot gedood werd. Op dat oogenblik staat Gauzy op en ver klaart, dat Monnier eenige dagen voor Pa- scken bij hem binnenliep. „Maar de politie horit dat nooit bemerkt," veegde liij hier aan toe. Toen do president hem verzocht ge heid uit te spreken, eindigde de koopman echter, met te erkennen, dat hij aan Mon nier een dag of tien voor Pasehen onder dak verleend heeft. Hierop gaat de president weder voort met 't verhoor van Monnier. Hij dcct hem opmer ken, dat hij bij Gauzy, waar hij onderdak vond, gean gewoon bediende was. Onder vraagd naar de 1300 francs, die hij Gauzy bij zijn aankomst te diens huizo ter hand s lel de, verklaarde Monnier, dat dit bedrag de opbrengst was van een inschrijving ten behoeve der propaganda tegen de uitzonde ringswetten op vrceger veroordeelden. Toen hij Ivry verliet, onder voorwendsel, dat hij, daar hij zijn dienstplicht niet ver vuld haxl, vreosdo gearresteerd te worden, naru Monnier do reet van dc 1300 francs mode. Hij werd den 25steoi April bij ver rassing gearresteerd en riep toen uit: JLk ben geknipt",, „"Waarom deze woorden?" vraagt de pre sident dein aangeklaagde. „Omdat ik mij aan mijn dienstplicht ont trokken had." Toen de president hem ten slotte zeide, dat hij doel had uitgemaakt van een genoot schap van misdadigers, antwoordt Monnier, dat dit oen hypothee© is, en dat men als eenig bewijs kan aanvoeren de toevallig heid, dat hij zich bij Gauzy bevond acht dagen voor Bonnet-, dien hij niet kende. „Ik heb «een kameraad naar Gauzy ge stuurd, maar ik wist absoluut niet, dat het Bonnet was. Ik zou evenmin Bonnot als den chef van don veiligheidsdienst naar Gauzy gezonden hebben". Bij het eindo van het verhoer merkt de president op, dat men in het lijk van den ongelukkjgeai beambte der Scoiété générale to Cliantilly, Legend re, een kogel gevonden hoeft van hetzelfde kaliber als dat dor wa penen, dio bij Monnier gevonden werden. Monnier ontkent dit en zegt., dat liet rap port van den wapenfabrikant Gastine Poyru nette onjuist moet zijn, want do wapenen, die men bij hom vond, werden gekocht na het gebeurde te Montgexon en Chantüly. Het verhoor van Soudy, den man met do karabijn. De president gaat Vervolgens over tot het ondervragen van Soudy. Soudy is nog een jongen. Hij zal binnen een paar dagen 21 jaar worden cn niettemin wordt hij beschul digd van de fame use man met do karabijn van Chantilly to zijn. Zooals do president herinnert, werd hij reeds vier koer veroor deeld. Soudy: „Ik protesteer. Ik werd onrecht vaardig veroordeeld." Vervolgens logt hij een beginsel verkla ring af. „Ik wenscih u to verklaren, mijne he eren ge zworenen, dat ik u niot het reoht toeken van nnij te oordoelen. Gij zijt geen boven natuurlijke wezens, noch goden, die slechts bestaan in de fantasie der mythologie. Maar gij zijt m'Bnschen, niets dan men. schen! En gij wilt - mij oordeelen, mij, een onschuldige, die hier op de bank der schande geplaatst ben? Mij, die gevallen ben in de klauwen van dat schrikwekkend werktuig, dat mm justitie noemt? Als ik niettemin mij zal laten ondervragen, dan is dit, omdat ik dc middelen mis om aan deze ondervraging te ontkomen. Maar ik heb de vast© hoop, dat gij, hoeren gezworenen, mij zult ontlasten van de hatelijke beschuldigin gen, die men tegen mij tracht in to brengen." Dc president: „Ik dacht, dat gij aan de gezworenen niet het recht toekende«jyan u ba oordoelen Soudy: „In de practijk ben ik verplicht, hun oordeel te aanvaarden." Daarop gaat Soudy terug naar den tijd, toen hij het ambacht van krui deniers jon gen moest uitoefenen. Hij beklaagt zich over de patroons, bij wio hij in dienst was en verwijt hun, dat zij ham werkzaamheden, lieten verrichten, dio boven zijn krachten gingen. Hij var gelijkt sommige kruideniers winkel?, waar hij werkte, met do negerhut van Oom Tom. Het verhaal van zijn on gelukken schijnt echter zijn medc.beschul. digden geenszins te verloederen, Want Calle. min spot en zelfs Kibaltchicho, die overi gens zoo an beweeglijk is, kan nu niet na laten te glimlachen. Soudy gaat voort: „Toen ik de gevange nis verliet, had üc een ziekte opgeioopen, waaraan ik nog altijd lijd, zeedat ik niet meer werken kan. Ik moest tot onwettige middelen mijn toevlucht nemen om te kun nen leven. Indien ik, mijne lieeren ma gistra^ ten, sjTiders had kunnen doen, dan zou ik als iedereen een fatsoenlijk man gebleven zijn." Nadat deze uitleggingen afgelcopcn zijn, gaat de president over tot de aanslagen van Montgcron en Chantilly. *oudy loochent for med aan deze misdaden deelgenomen te heb ben -en verklaart, dat do geluigen, dio miee- ncn hom herkend te hebben, zich moeten ver gissen. De president: „Men heeft u formeel her- kond als dein man mot de karabijn. Terwijl uw kameraden de beambten van de „Société générale" vermoordden, hebt gij den auto mobiel beWaakt en geweerschoten gelost- Soudy: „Uit moreel en materieel oogpunt keur ik de aanslagen tegen het mcnsehclijk leven af. Ik was trouwens dien dag niet te Chantilly. De verklaringen der getuigen, die mij beschuldigen, spreken elkaar tegen." Soudy bespreekt dan hetgeen door de go- tuigen gezegd is cm beweert -hieruit de con clusie te moeten trekken, dat hij onschul dig is. De president bespreekt vervolgens ook op zijn beurt da getuigenverklaringen, dio allo overeenstemmend de schuld, van Soudy. be wijzen. Dc president: „Juffrouw Vuillemin zegt, da.t gij, naar Gamier verklaarde, hebt deel genomen aan do misdaden van Montgéron en Chantilly. Soudy: „Ik vergeef aan deze vrouw, dat zij herhaalt, wat haar verdediger haar on getwijfeld hoeft voorgezegd." Op «dit moment komt de eigen verdediger van Soudy tueschenbaide, om zijn cliënt het zwijgen op te leggen. Evenals do andere beschuldigden, bezat Soudy, op het oogenblik, dat men hem ar resteerde, een groote som gekte, waarvan hij de herkomst niet kon verklaren en die hij nooit rals zijn eigendom heeft wülen er kennen, (evenmin als de kleeren, dio men te Berck sur Mar vond en die hij den dag, dat dc misdaad van Chantilly plaate had, droeg. De president: „Toen men u te Berck ar resteerde, hadt gij geladen brownings in uw zak en grij zegt, dat gij aanslagen tegen het mcnscheldjk leven afkeurt." Soudy: „Het verblijf aldaar was mij ver. boden cn ik moest vreezen, dat do politie mij wegens deze overtreding zou arreebee- rcn. Zoo de agenten mij niet verrast hadden, dan zou men <»n lijk meer gevonden heb ben." Do president eindigt het verhoor met Soudy te bekekenen, dat hij vervolgd wordt we gens het deel uitmaken van een veroeniging van misdadigers. Soudy: nIk heb Bonnot en Gar nier nooit gekend. Mijn loven heb ik doorgebracht in dc gevangenissen en hospitalen. Ik ben ncoit in het gebouw der „Anarchie" geweest ©n ik voeg hier aan toe, dat, toen ik verklaar de, dat men te Bcrck een lijk meer gevonden zou hebben, zoo ik niet bijtijds gearresteerd was, ik mijn eigen lijk bedoelde." De zitting wordt daarop geschorst. Een incident. Na. het hervatten der zitting vraagt de verdediger van Medge, mr. Charles le Bre ton, dat men acte neme van zijn verklaring, dat hem gedurende de schorsing der zitting niet toegestaan werd de zaal binnen te gaan, .waar „zich de beschuldigden bevonden. Het Hof verklaart, na een,igen tijd be raadslaagd te hebban, dat het bij een zoo belangrijk geding, onmogelijk is, de verdedi gers gedurende dc schorsingen eener zitting tot de beschuldigden toe te laten. De verde digers kunnen vrij met de beschuldigden in de zittingzaal of in do kamer van den con cierge spreken. Men gaat nu over tot het verhoor van Carouy, een reizend koopman, die 29 jaar oud is. De president merkt op, dat hij vroeger nog nooit veroordeeld werd, hoewel hij ver- schei done misdaden op zijn kerfstok heeft. Hij gaat ,den golieelen levensloop van Carouy na, dio bijna voortdurend in België, waar liij geboren werd, woonachtig was. In 1909 kwain hij naar Parijs. De president: „Gij zijt begonnen met u in anarchistische kringen te bewogen van liet oog^nblik af-, dat gij niet moer gewerkt hebt. To Brussel waart gij directeur van het dagblad „Lo Révolte" en ge hebt daar Callemin, Deboé, Kibadtehiohe en vele anderen, die gij te Parijs teruggevonden hebt, beren kennen." Carouy: „Ik moest wel ophouden met 't verrichten van geregelden arbeid, toen mén vernam, dat ik anarchist was, want men weigerde overal mij in dienst te nemen." Do president„Te Parijs hebt gij den val- schcn naam van Maury aangenomen." Carouy: „Dit was om werk te zoeken, want mijn naam duidt aan, dat ik een Relg bsn en do Belgen staan nu eenmaal niet als goede werklieden bekend. Overigens heb ik altijd een groote liefde gevoeld voor al wat Fransch was." De president: „Men zal zich misschien beklagen, dat deze liefde niet altijd van zeer teederen aard was." (Algemeens hilariteit, dio zich voortplant tot op de banken der be schuldigden). Di president gaat voort: „Men heeft u vervolgens gezien op de bureaux der „Anar. chie" te Romainville." Carouy: „Ik heb met Lerulot de „Anar chie" in den steek gelaten, om mij naar Or leans te begeven, waar ik het beroep van kranten ver kcoper uitoefende, want ik be schikte over zeer veel energie." Carouy kwam vervolgens bij do „Anarchie" terug, maar daar hij gezocht werd in ver bond met verscheidene inbraken, verdween hij plotseling uit Romainville, om te Saint Thi- bault des Vigries te gaan wonen. Ook uit deze plaats verdween hij plotseling ©enige uren, voordat een huiszoeking plaats had. Deze huiszoeking bracht aan het licht, dat hij val salie sleutels, loopers, wapenen en een zakboekje, waarin verscheidene formules tot het vervaardigen van bommen waren op.ge- teekend, in zijn bezit had. De president somt de verschillende misda den cn misdrijven op, die aan Carouy ver weten worden. Vooreerst noemt li ij eon dief stal van beeldjes en zijden artikelen, die 30 Moi 1911 to Saint Germain en Loye begaan werd. Carouy verklaart, dat hij dezen diefstal, niet bedreven heeft. De president spreekt vervolgens van den diefstal eener schrijfmachine, 4 Juli 1911 te Nancy begaan. Deze machine werd bij Carouy te Saint Thibault teruggevouden. Carouy: „Ik heb deze machine op 'n open bare marlet te Ivry gokocht." De president: „Go waart anders to Nan cy in cl ion tijd en ook nog eenige dagen later en ge bcvoudt u daar in gezelschap van Cal lemin en Dicudonné." Carouy„Dit zijn alle zeer te betreuren toevalligheden, die mijn zaak veel moeilijker maken, maar ik heb niet deelgenomen aan den diefstal van deze machine." Nu wordt een inbraak, die 24 Augustus 1911 te Affortviüo bedreven werd, ter sprake gebracht. Carouy ontkent de dader van deze inbraak to zijn. Ds president: „Gij hebt medeplichtigen gehad, die u formeel als den dader aanwij zen. Eén van licn werd tot vijf jaar1 gevan genisstraf veroordeeld en is zeer beslist in zijn verklaringen over u. Daarenboven heeft 'n stationsboanibte u eveneens herkend. Gy ziit toen slechte aan een arrestatie ontko men door het lossen van revolverschoten op een gendarme." Carouy blijft ontkennen, dat hij de dader is van de inbraak in het postkantoor te Ro mainville. Hij verklaart, dat de postzegels, die bij hem gevonden zijn, door hem van een vriend gekocht werden. De president spreekt vervolgens over een diefstal te Chatou, in het huis van een han delsman gepleegd. Een der gestolen pand brieven werd door Carouy voor geld aan vrouw Detweiler verkocht. Carouy gaat voort met alles te ontken nen. De president: „Gij zijt medeplichtig n»ii den diefstal van den automobiel van den heer Normand te Boulogne sur Seine". Het is deze automobiel, die gediend heeft tot den aanslag in de Rue Ordener. Op dat oogenblik woonde Carouy te Bobigny, bij Detweüer. De president: „Gij waart daar met uw tweeën, toen de auto aankwam." Carouy: „Ik sliep. Men maakte mij wak ker om mij te laten helpen bij het binnen brengen van het voertuig. Ik dacht, dat het de auto was van Magignon, een vriend van Detweiler." De president: „Ge wist heel goed, dat de auto van Magignon een oud prul was, terwijl het voertuig, dat aankwam, zich in zeer goeden staat bevond, en niet gerepa reerd behoefde te worden." Carouy: „Ik wist daar niets van." De president: „Maar maakte het binnen komen van zoo'n auto geen vreemden in druk op u?" Carouy: „Neen". De president: „De vrouw van Detweiler zeide toen: „Dat is de auto, waarvan Ca rouy gesproken heeft. Detweiler interrumpeert: „Dat is gelo gen!" De president, sprekend over den aanslag in de rue Ordener, merkt op, dat Carouy na den aanslag de vlucht genomen Reeft. Carouy: „Ja, maar dat was met het oog op een uitwijzingsarrest en voor alles vrees de ik de gevangenis. 1' Teemaal heb ik zelfs geprobeerd mij om het leven te brengen, zóó bang was ik voor de gevangenis." De president: „Te Thiais is een oud© rentenier vermoord, tegelijkertijd met zijn knecht. Diefstal was het motief van de misdaad. Een bedrag van 60,000 francs werd gestolen en Carouy en Medge zijn de daders van dezen moord. Carouy verklaart, dat hij onschuldig is. De president: „Bertallon heeft vinger afdrukken gevonden, die geen twijfel laten aan uw medeplichtigheid aan deze mis daad." Mr. Zevaes: „Praten wij niet van Ber- t ill on 3 We weten, wat die man en zijn systeem waard zijn." De advocaat maakt dan een toespeling op een arrest van het opperste gerechts hof, waarbij het systeem van Berfcillon waardeloos werd verklaard. De procureur-generaal: „Waarop heeft uw toespeling betrekking?" Mr. Zevaes: „Op de Dreyfus-affaire." De procureur-generaal: „Ik kan niet toelaten, dat men een man aanvalt, wiens wetenschap algemeen erkend wordt". Mr. Zevaes: „Ik ben hieromtrent niet dezelfde meening toegedaan als gij". De procureur-generaal: „Wat vinger afdrukken betreft, heeft zich nog nooit een vergissing voorgedaan". Mr. Zevaes: „Ik stel hier tegenover het groot aantal vrijspraken, die in weerwü van belastende verklaringen van Bertillon gevolgd zijn". De president maakt aan dit incident een einde en richt zich vervolgens wederom tot Carouy. Hij wijst hem er op, dat hij vroeger gezegd heeft, de namen der be drijvers van deze misdaad te kunnen noe men. Carouy: „Dat is waar." Mr. Zevaes: „Men zou hen alsnog ver volgen en daarom aarzelt Carouy hun na men te noemen". De procureur-generaal: „Ik geef mijn woord', dat ik hen niet vervolgen zal". Mr. Zevaes: „Ze zijn in het buitenland en geef hun een vrijgeleide". De procureur-generaal: „Dat is niet in mijn macht". Ten slotte verklaart Carouy zioh nog maals onschuldig. Hij zegt, dat de wapens, die bij hem gevonden werden, 6leohts moesten dienen om zelfmoord te plegen, ten einde aan de gevangenis te ontsnap pen. De zitting werd vervolgens opgeheven. In het proces, thans te Parijs tegen de auto-bandieten gevoerd, is door den voor zitter van den beklaagde Callemin de be kentenis ontlokt, dat hij met zijn kame raad, Deboé, twee dagen na de misdaad in d'e rue Ordener naar Amsterdam is ver trokken, om met zekeren v. cL B. zaken te doen. "Volgens Callemin bestonden die af faires in het beramen van een smokkel- plan. Doch de voorzitter zei, dat Deboó de effecten bij zich had van den aanslag in de rue Ordener, en beiden naar v. d. B. in Amsterdam zijn gegaan om door diens bemiddeling die papieren te verzilveren. De advocaat heeft daarop laten volgen, dat de Hollandsche politie v. d. B. met rust heeft gelaten. Dit laatste is onjuist, schrijft „De Tel.". Onmiddellijk na den aanslag in de rue Ordener heeft de re cherche van het hoofdbureau, in Februari 1912 v. d. B. gehoord over een bier in den loop van Januari aan een autohandelaar alhier verkochten auto, do© te Gent ge stolen was. Naar aanleiding van ernstige vermoedens heeft de justitie daarna een huiszoeking bij dien Amsterdammer ge daan, en bij dio gelegenheid een brief kaart gevonden, uit Gent afkomstig en in het Vlaamsch geschreven, waarin werd verzocht onmiddellijk de monsterkaart van de biezen te willen opzenden. Die briefkaart was geteekend Jan. De verdachte heeft toen verklaard, dat dit geschrevene betrekking had op zijn zaken; dat hij geregeld in biezen voor meubileering handelde en daarvan de be wijzen voorhanden waren. V. d. B. ging na deze verklaring voorloopig vrij uit La ter kwamen een procureur des konings en een rechter-commas6aris uit Gent naar Amsterdam om v. d. B in het kabinet van dén rechter van instructie aan de Leid- schekade over de gestolen en hier verkoch ten auto aan een verhoor te onderwerpen. Tijdens dat verhoor bleek, dat de ge stolen auto over de pont bij Gorinohem was vervoerd door eenige heeren, waaron der de toen dienstdoende geëmployeerde bij het veer, uit aan hem vertoond© por tretten Bonnot en Gamier beslist meende te herkennen. Zelfs meende deze beambte, dlat v. d. B. ook bij het vervoer was. Dit werd door den genoemden Amsterdammer in de instructie beslist ontkend. Hij ontkende eveneens, voor zoover hem bewust, in eenige relatie tot de hoofdman nen der bende te hebben gestaan. Later doken e andere bezwaren tegen hem op. Buren kwamen de politie meedeelen, dat zij eenige vreemdelingen in v. d. B.'s wo ning hadden gezien. De recherche toog weer op onderzoek uit; de justitie corres pondeerde met Parijs en de politie aldaar wist mede te deelen, dat Callemin en De boé twee dagen na den aanslag in de rue Ordener in Amsterdam waren geweest. Een tweetal Parijeohe rechter^ke ambte naren kwam over, om hier eenig spoor van de gestolen effecten te ontdekken. Bij hi t toen ingestelde onderzoek is v. d. B. zelfs eenige dagen voorloopig in arrest gesteld. Hij ontkende bij zijn verhoor destijds niet, dat enkele Franschen hem hadden opge zocht om zijn bemiddeling in te roepen voor den verkoop van een auto; hij wist echter niet, wie het waren. Toen, om iets te verdienen, had hij zich' bereid verklaard, te trachten den verkoop tot 6tand te brengen. De manipulatie was, zei hij in de instructie, niets vreemds. Als rijtuigmaker van professie, zat bij min of meer in het vak der carosserie. On danks 'n scherp onderzoek scheen het niet mogelijk, de ernstige verdenking tegen v. d. B., als zou hij met de bende in relatie hebben gestaan, te fundeeren. Ook niet wat de beschuldiging aangaande den voor genomen verkoop van effecten betreft. Sedert is hij hier niet meer gehoord, doch de justitie te Parijs heeft hem als getuige in het proces der auto-bandieten gedagvaard. Aan die uitnoodiging heeft de man tot heden niet voldaan. Dr. Franz Nagl f, Aartsbisschop van Weonen. Gezondheidacouimisaie te Bode* graven. Door den Voorzitter wordt mededeeling gedaan van hetgeen is verricht ter uitvoe ring van de in do vorige vergadering ge nomen besluiten. Ingekomen zijn de Provinciale Bladen No. 125 van 1912 en No. 3 van 1913, betrek king hebbende op de benoeming van den hoofd-inspecteur dr. Th. G. den Houter; missive van dezen hoofd-inspecteur over het zenden van de jaarverslagen; schrijven van den afgetreden hoofd-inspecteur dr. W. P. Ruysch met dankbetuiging voor verleende dienstennegatief bericht art. 9 Woningwet van Oudewater en Reeuwijkj afschrift van een besluit tot onbewoon baarverklaring van perceel Den Ham No. 2 te Boskoop; schrijven van Oudewater over perceel B. No. 328, dat thans te!, schuur is ingericht. De volgende gevallen van besmettelijke ziekte zijn aangegeven, als: te Boskoop 6 diphtheribis, te Reeuwijk en Zwammer- dam ieder 1 diphtheritis en te Waddinx- veen 4 febris typhoidea. Het rapport aangaande melkonderzock te Bodegraven en Moordrecht wordt be handeld. Yervolgens wordt het verslag over 1912 voorloopig besproken, waarna de verga dering wordt gesloten. Statistiek Katwijksclio vissckers- vloot. In 1912 zijn door honderd loggers aan gevoerd 89,694 kantjes haring, d.i. gemid deld per schip 897 kantjes. De besomming van deze vaartuigen be droeg f 1,308,613, d. i. gemiddeld f 13,086 per schip. De hoogste besomming bedroeg f 25,625, de laag6te f 7026. Door bomschuiten werden in 1912 aan gevoerd 25,814 kantjes haring, d.i. gemid deld 536 kantjes per vaartuig. De totale besomming der bomschuiten beliep f 274,339 of f 5837 per vaartuig. De hoogste besomming was f 9150, de laagste f2392. Delft, 5 Febr- Op de vette varkensroarkt waren aangevoerd 168 stuks. Pry's per k?.: late soort /0 57, 2de soort •'052. Srbleduni, 5 Febr. Noteenng Beurscommissie. Moutwijn 112.50 per HL, zonder fust en zonder <T« belasting. Stemming fl uw. Spoeling f 1.60 Graan-"pintus f 23.50 a f 23.75, Melasse Spiritus f20| a f20 75, mwe Spiritus 11.a f—.—. Schiedam, 5 Foor. No* sering van den Bond van Distillateurs m Nederland. Moutwjjn f13.50. Jenever ri7 50, Am9t. proef ^19.—, per H.li, o nt. zonder fust so zonder accjjns. Londen, 5 Fobr. Metalen, (le bears Strait—'Tin contant 222.10/, op 3md. 20.-/-.Chili Koper contant 67.op 3/m. £66.17/6- '/.ink £26 1/3, Lood (Spaanecb) 16.15/ a promp /-. IJzer. (Ie beurs.) Cleveland Middlesb.ro No. 6 contant 6-5/1 en op 1/m. 65/5 koopers. Londen, 5 Febr. Metalen, (-'de b.) Straits-Tin contant 222.5/, op 3/m £21915', Koper contant 66.17/6, op 3 m 66.17/6, Zink 26.1/3, Lood (Spaanecb) 16.16/3 a IJzer. (2e beurs). Cleveland Middlesbro No. 3 64/11 contant, 65/2* op 1 md. koppers. WASSENAAR Ondertronwd:U Bouwman en H. van do Vlekkert. J. van der Vinton Q. W. lltloio: Theresia Maria. D. van A. Gordijn •n P. G. Verwoert. Gerardns .locobus, L. van J. Farlevliet en A. O. Vogels. Willebioidus Cor- nelis Z. van H. P. Corel en C M. J. Kort-nbacb. Cornelia Jacobs Maria, D. van J. Uooijakkers en C. J. den üolla der Cornells üendrikus, L. van J. Pa< levliet en f. Kuyltjes. 0 verl eden:M.J. van der Ham D. 13 j»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 6