Marktberichten.
Burgerlijke Stand.
handeling van dit. gewichtige wetsontwerp
successievelijk een wending heeft geno
men y waardoor spreker zich eigenlijk bijna
over zijn medeleden schaamt.
De Voorzitter verzoekt den heer
Molens zich te matigen.
De heer Nolens critiseerde verder de
wijze van behandeling, waarbij men met
amendementen komt, die het geheele Re-
geeringsstelstel omverwerpen en nu weer
met op tijidroof berekende moties. Om die
reden bestreed ook spreker dadelijke be
handeling der motie.
De heer Borgesius bepleitte ech
ter dadelijke behandeling, omdat het goed
is in dezen stand der debatten, een uit
spraak der Kamer uit te lokken over een
der hoofdbeginselen, nl. de risico-overdracht
De heer Troelstra bestreed ook da
delijke behandeling, omdat het reine dema-
gogie kan genoemd worden als de liberalen
zich voordoen als de eenige redders van
den boerenstand uit diens benauwenis. Zul
ke demagogie is, naar sprekers overtui
ging, het eenige motief voor indiening der
motie-Roodhuyzen op dit moment.
De heer Roodhuyzen verdedigde
de dadelijke behandeling en wees de be
schuldiging van demagogie als aanleiding
tot het indienen der motie af. Ook ligt er
niet de minste obstructieve bedoeling aan
ten grondslag, gelijk de heer Nolens, erg-
denkend, liet doorschemeren.
De heer Duys bleef volhouden, dat en
kel politieke hakzetterij de grondslag der
motie, of liever van het geheele Tellet je is.
Overigens moet spreker niets hebben van
liberalen, die, toen zij zelf aan het oewind
waren, het particuliere initiatief vermoord
hebben en er nu in eens zoo krachtig voor
opkomen.
Het voorstel des Voorzitters, om de m >-
tie-Rooclhuyzen in dadelijke behandeling te
nemen werd hierop verworpen met 38 te
gen 22 stemmen (de sociaal-democraten en
rechts, behalve de Voorzitter, tegen linke).
De motie zal dus worden gedrukt en
rondgedeeld en later worden behandeld.
Heden voortzetting van het debat.
Overlijden van een milicien.
Bïief van den Minister van
Oorlog.
Naar aanleiding van de opmerkingen
bij de mondelinge behandeling van hoofd
stuk VIII der Staatsbegrooting voor 1913,
met betrekking tot de geneeskundige be
handeling van een milicien van het 3de re
giment veld-artillerie te Breda, heeft de
Minister van Oorlog, als uitslag van het
gehouden onderzoek, het volgende mede
gedeeld
Bedeelde milicien werd 16 December 1912
in het militair hospitaal te Breda opgeno
men met klachten over ergen dorst. Door
den behandel enden officier van gezond
heid werd suikerziekte geconstateerd in
belangrijken graad.
Hem werd een passend! en meer dan vol
doende diëet voorgeschreven, dooh hem
werden geen geneesmiddelen verstrekt,
aangezien naar het oordeel van den ge
neesheer alleen wijziging in de voeding
verbetering in den toestand kon brengen.
Op verzoek van den vader en van den
belanghebbende werd hij 30 December
d.a.v., nadat hij ongeschikt was verklaard
voor den dienst, uit liet hospitaal ontsla
gen, en, onder geleide van een oppasser,
naar zijn woonplaats vervoerd.
Ongelukkigerwijze nam het ziekteproces
een dusdanig onverwacht snel verloop, dat
de pafient reeds enkele dagen later over
leed.
Naar de meening van de geneeskundige
autoriteit heeft het vervoer van den pa
tiënt, van Breda naar Rotterdam, geen in
vloed gehad op het verder verloop van het
ziekteproces.
Hot monster-proces der auto
bandieten.
De ,,Tal." goeffc liet volgende uitvoerig te-
Lgrajn over de behandeling dezer zaak op
Jen derden dag.
Het verhoor van Monnier
voort ge zet.
Om 12 uur komt liet Hof binnen, waarna
de president het Dinsdag afgebroken ver-
li oor van Mannier alias Sim.cntof weder voort
zet.
Op de vraag, dio hom gesteld wordt be
treffende zijn medeplichtigheid aan de mis
daden to Montgaron en Chantüly, antwoordt
Monnier beslist, dat hij aan deze aanslagen
go:-n deel heeft genomen.
„Maar getui.g?n bobbon u herkend", merkte
de prudent op.
„Zij vergissen zich", was het laconieke
Dntwoord, van den beklaagde.
Vervolgens ondervroeg de president liem
naar zijn verblijf bij Gauzj\ den winkelier
van Ivry, in wiens woning Jouin, de sous
chef van den Parijschen veiligheidsdienst,
door Bonmot gedood werd.
Op dat oogenblik staat Gauzy op en ver
klaart, dat Monnier eenige dagen voor Pa-
scken bij hem binnenliep. „Maar de politie
horit dat nooit bemerkt," veegde liij hier
aan toe. Toen do president hem verzocht ge
heid uit te spreken, eindigde de koopman
echter, met te erkennen, dat hij aan Mon
nier een dag of tien voor Pasehen onder
dak verleend heeft.
Hierop gaat de president weder voort met
't verhoor van Monnier. Hij dcct hem opmer
ken, dat hij bij Gauzy, waar hij onderdak
vond, gean gewoon bediende was. Onder
vraagd naar de 1300 francs, die hij Gauzy
bij zijn aankomst te diens huizo ter hand
s lel de, verklaarde Monnier, dat dit bedrag
de opbrengst was van een inschrijving ten
behoeve der propaganda tegen de uitzonde
ringswetten op vrceger veroordeelden.
Toen hij Ivry verliet, onder voorwendsel,
dat hij, daar hij zijn dienstplicht niet ver
vuld haxl, vreosdo gearresteerd te worden,
naru Monnier do reet van dc 1300 francs
mode. Hij werd den 25steoi April bij ver
rassing gearresteerd en riep toen uit: JLk
ben geknipt",,
„"Waarom deze woorden?" vraagt de pre
sident dein aangeklaagde.
„Omdat ik mij aan mijn dienstplicht ont
trokken had."
Toen de president hem ten slotte zeide, dat
hij doel had uitgemaakt van een genoot
schap van misdadigers, antwoordt Monnier,
dat dit oen hypothee© is, en dat men als
eenig bewijs kan aanvoeren de toevallig
heid, dat hij zich bij Gauzy bevond acht
dagen voor Bonnet-, dien hij niet kende.
„Ik heb «een kameraad naar Gauzy ge
stuurd, maar ik wist absoluut niet, dat het
Bonnet was. Ik zou evenmin Bonnot als den
chef van don veiligheidsdienst naar Gauzy
gezonden hebben".
Bij het eindo van het verhoer merkt de
president op, dat men in het lijk van den
ongelukkjgeai beambte der Scoiété générale
to Cliantilly, Legend re, een kogel gevonden
hoeft van hetzelfde kaliber als dat dor wa
penen, dio bij Monnier gevonden werden.
Monnier ontkent dit en zegt., dat liet rap
port van den wapenfabrikant Gastine Poyru
nette onjuist moet zijn, want do wapenen,
die men bij hom vond, werden gekocht na
het gebeurde te Montgexon en Chantüly.
Het verhoor van Soudy, den
man met do karabijn.
De president gaat Vervolgens over tot het
ondervragen van Soudy. Soudy is nog een
jongen. Hij zal binnen een paar dagen 21
jaar worden cn niettemin wordt hij beschul
digd van de fame use man met do karabijn
van Chantilly to zijn. Zooals do president
herinnert, werd hij reeds vier koer veroor
deeld.
Soudy: „Ik protesteer. Ik werd onrecht
vaardig veroordeeld."
Vervolgens logt hij een beginsel verkla
ring af.
„Ik wenscih u to verklaren, mijne he eren ge
zworenen, dat ik u niot het reoht toeken
van nnij te oordoelen. Gij zijt geen boven
natuurlijke wezens, noch goden, die slechts
bestaan in de fantasie der mythologie. Maar
gij zijt m'Bnschen, niets dan men.
schen! En gij wilt - mij oordeelen,
mij, een onschuldige, die hier op de bank
der schande geplaatst ben? Mij, die gevallen
ben in de klauwen van dat schrikwekkend
werktuig, dat mm justitie noemt? Als ik
niettemin mij zal laten ondervragen, dan is
dit, omdat ik dc middelen mis om aan deze
ondervraging te ontkomen. Maar ik heb de
vast© hoop, dat gij, hoeren gezworenen, mij
zult ontlasten van de hatelijke beschuldigin
gen, die men tegen mij tracht in to brengen."
Dc president: „Ik dacht, dat gij aan de
gezworenen niet het recht toekende«jyan u
ba oordoelen
Soudy: „In de practijk ben ik verplicht,
hun oordeel te aanvaarden."
Daarop gaat Soudy terug naar den tijd,
toen hij het ambacht van krui deniers jon gen
moest uitoefenen. Hij beklaagt zich over
de patroons, bij wio hij in dienst was en
verwijt hun, dat zij ham werkzaamheden,
lieten verrichten, dio boven zijn krachten
gingen. Hij var gelijkt sommige kruideniers
winkel?, waar hij werkte, met do negerhut
van Oom Tom. Het verhaal van zijn on
gelukken schijnt echter zijn medc.beschul.
digden geenszins te verloederen, Want Calle.
min spot en zelfs Kibaltchicho, die overi
gens zoo an beweeglijk is, kan nu niet na
laten te glimlachen.
Soudy gaat voort: „Toen ik de gevange
nis verliet, had üc een ziekte opgeioopen,
waaraan ik nog altijd lijd, zeedat ik niet
meer werken kan. Ik moest tot onwettige
middelen mijn toevlucht nemen om te kun
nen leven. Indien ik, mijne lieeren ma gistra^
ten, sjTiders had kunnen doen, dan zou ik
als iedereen een fatsoenlijk man gebleven
zijn."
Nadat deze uitleggingen afgelcopcn zijn,
gaat de president over tot de aanslagen van
Montgcron en Chantilly. *oudy loochent for
med aan deze misdaden deelgenomen te heb
ben -en verklaart, dat do geluigen, dio miee-
ncn hom herkend te hebben, zich moeten ver
gissen.
De president: „Men heeft u formeel her-
kond als dein man mot de karabijn. Terwijl
uw kameraden de beambten van de „Société
générale" vermoordden, hebt gij den auto
mobiel beWaakt en geweerschoten gelost-
Soudy: „Uit moreel en materieel oogpunt
keur ik de aanslagen tegen het mcnsehclijk
leven af. Ik was trouwens dien dag niet te
Chantilly. De verklaringen der getuigen, die
mij beschuldigen, spreken elkaar tegen."
Soudy bespreekt dan hetgeen door de go-
tuigen gezegd is cm beweert -hieruit de con
clusie te moeten trekken, dat hij onschul
dig is.
De president bespreekt vervolgens ook op
zijn beurt da getuigenverklaringen, dio allo
overeenstemmend de schuld, van Soudy. be
wijzen.
Dc president: „Juffrouw Vuillemin zegt,
da.t gij, naar Gamier verklaarde, hebt deel
genomen aan do misdaden van Montgéron
en Chantilly.
Soudy: „Ik vergeef aan deze vrouw, dat
zij herhaalt, wat haar verdediger haar on
getwijfeld hoeft voorgezegd."
Op «dit moment komt de eigen verdediger
van Soudy tueschenbaide, om zijn cliënt het
zwijgen op te leggen.
Evenals do andere beschuldigden, bezat
Soudy, op het oogenblik, dat men hem ar
resteerde, een groote som gekte, waarvan hij
de herkomst niet kon verklaren en die hij
nooit rals zijn eigendom heeft wülen er
kennen, (evenmin als de kleeren, dio men
te Berck sur Mar vond en die hij den dag,
dat dc misdaad van Chantilly plaate had,
droeg.
De president: „Toen men u te Berck ar
resteerde, hadt gij geladen brownings in uw
zak en grij zegt, dat gij aanslagen tegen het
mcnscheldjk leven afkeurt."
Soudy: „Het verblijf aldaar was mij ver.
boden cn ik moest vreezen, dat do politie
mij wegens deze overtreding zou arreebee-
rcn.
Zoo de agenten mij niet verrast hadden,
dan zou men <»n lijk meer gevonden heb
ben."
Do president eindigt het verhoor met Soudy
te bekekenen, dat hij vervolgd wordt we
gens het deel uitmaken van een veroeniging
van misdadigers.
Soudy: nIk heb Bonnot en Gar nier nooit
gekend. Mijn loven heb ik doorgebracht in
dc gevangenissen en hospitalen. Ik ben ncoit
in het gebouw der „Anarchie" geweest ©n
ik voeg hier aan toe, dat, toen ik verklaar
de, dat men te Bcrck een lijk meer gevonden
zou hebben, zoo ik niet bijtijds gearresteerd
was, ik mijn eigen lijk bedoelde."
De zitting wordt daarop geschorst.
Een incident.
Na. het hervatten der zitting vraagt de
verdediger van Medge, mr. Charles le Bre
ton, dat men acte neme van zijn verklaring,
dat hem gedurende de schorsing der zitting
niet toegestaan werd de zaal binnen te gaan,
.waar „zich de beschuldigden bevonden.
Het Hof verklaart, na een,igen tijd be
raadslaagd te hebban, dat het bij een zoo
belangrijk geding, onmogelijk is, de verdedi
gers gedurende dc schorsingen eener zitting
tot de beschuldigden toe te laten. De verde
digers kunnen vrij met de beschuldigden in
de zittingzaal of in do kamer van den con
cierge spreken.
Men gaat nu over tot
het verhoor van Carouy,
een reizend koopman, die 29 jaar oud is.
De president merkt op, dat hij vroeger
nog nooit veroordeeld werd, hoewel hij ver-
schei done misdaden op zijn kerfstok heeft. Hij
gaat ,den golieelen levensloop van Carouy na,
dio bijna voortdurend in België, waar
liij geboren werd, woonachtig was. In 1909
kwain hij naar Parijs.
De president: „Gij zijt begonnen met u
in anarchistische kringen te bewogen van
liet oog^nblik af-, dat gij niet moer gewerkt
hebt. To Brussel waart gij directeur van
het dagblad „Lo Révolte" en ge hebt
daar Callemin, Deboé, Kibadtehiohe en vele
anderen, die gij te Parijs teruggevonden hebt,
beren kennen."
Carouy: „Ik moest wel ophouden met 't
verrichten van geregelden arbeid, toen mén
vernam, dat ik anarchist was, want men
weigerde overal mij in dienst te nemen."
Do president„Te Parijs hebt gij den val-
schcn naam van Maury aangenomen."
Carouy: „Dit was om werk te zoeken,
want mijn naam duidt aan, dat ik een Relg
bsn en do Belgen staan nu eenmaal niet
als goede werklieden bekend. Overigens heb
ik altijd een groote liefde gevoeld voor al
wat Fransch was."
De president: „Men zal zich misschien
beklagen, dat deze liefde niet altijd van zeer
teederen aard was." (Algemeens hilariteit,
dio zich voortplant tot op de banken der be
schuldigden).
Di president gaat voort: „Men heeft u
vervolgens gezien op de bureaux der „Anar.
chie" te Romainville."
Carouy: „Ik heb met Lerulot de „Anar
chie" in den steek gelaten, om mij naar Or
leans te begeven, waar ik het beroep van
kranten ver kcoper uitoefende, want ik be
schikte over zeer veel energie."
Carouy kwam vervolgens bij do „Anarchie"
terug, maar daar hij gezocht werd in ver
bond met verscheidene inbraken, verdween hij
plotseling uit Romainville, om te Saint Thi-
bault des Vigries te gaan wonen. Ook uit
deze plaats verdween hij plotseling ©enige
uren, voordat een huiszoeking plaats had.
Deze huiszoeking bracht aan het licht, dat
hij val salie sleutels, loopers, wapenen en een
zakboekje, waarin verscheidene formules tot
het vervaardigen van bommen waren op.ge-
teekend, in zijn bezit had.
De president somt de verschillende misda
den cn misdrijven op, die aan Carouy ver
weten worden. Vooreerst noemt li ij eon dief
stal van beeldjes en zijden artikelen, die 30
Moi 1911 to Saint Germain en Loye begaan
werd.
Carouy verklaart, dat hij dezen diefstal,
niet bedreven heeft.
De president spreekt vervolgens van den
diefstal eener schrijfmachine, 4 Juli 1911 te
Nancy begaan. Deze machine werd bij
Carouy te Saint Thibault teruggevouden.
Carouy: „Ik heb deze machine op 'n open
bare marlet te Ivry gokocht."
De president: „Go waart anders to Nan
cy in cl ion tijd en ook nog eenige dagen later
en ge bcvoudt u daar in gezelschap van Cal
lemin en Dicudonné."
Carouy„Dit zijn alle zeer te betreuren
toevalligheden, die mijn zaak veel moeilijker
maken, maar ik heb niet deelgenomen aan
den diefstal van deze machine."
Nu wordt een inbraak, die 24 Augustus
1911 te Affortviüo bedreven werd, ter sprake
gebracht. Carouy ontkent de dader van deze
inbraak to zijn.
Ds president: „Gij hebt medeplichtigen
gehad, die u formeel als den dader aanwij
zen. Eén van licn werd tot vijf jaar1 gevan
genisstraf veroordeeld en is zeer beslist in
zijn verklaringen over u. Daarenboven heeft
'n stationsboanibte u eveneens herkend. Gy
ziit toen slechte aan een arrestatie ontko
men door het lossen van revolverschoten op
een gendarme."
Carouy blijft ontkennen, dat hij de dader
is van de inbraak in het postkantoor te Ro
mainville. Hij verklaart, dat de postzegels,
die bij hem gevonden zijn, door hem van
een vriend gekocht werden.
De president spreekt vervolgens over een
diefstal te Chatou, in het huis van een han
delsman gepleegd. Een der gestolen pand
brieven werd door Carouy voor geld aan
vrouw Detweiler verkocht.
Carouy gaat voort met alles te ontken
nen.
De president: „Gij zijt medeplichtig n»ii
den diefstal van den automobiel van den
heer Normand te Boulogne sur Seine".
Het is deze automobiel, die gediend heeft
tot den aanslag in de Rue Ordener. Op dat
oogenblik woonde Carouy te Bobigny, bij
Detweüer.
De president: „Gij waart daar met uw
tweeën, toen de auto aankwam."
Carouy: „Ik sliep. Men maakte mij wak
ker om mij te laten helpen bij het binnen
brengen van het voertuig. Ik dacht, dat het
de auto was van Magignon, een vriend van
Detweiler."
De president: „Ge wist heel goed, dat
de auto van Magignon een oud prul was,
terwijl het voertuig, dat aankwam, zich in
zeer goeden staat bevond, en niet gerepa
reerd behoefde te worden."
Carouy: „Ik wist daar niets van."
De president: „Maar maakte het binnen
komen van zoo'n auto geen vreemden in
druk op u?"
Carouy: „Neen".
De president: „De vrouw van Detweiler
zeide toen: „Dat is de auto, waarvan Ca
rouy gesproken heeft.
Detweiler interrumpeert: „Dat is gelo
gen!"
De president, sprekend over den aanslag
in de rue Ordener, merkt op, dat Carouy
na den aanslag de vlucht genomen Reeft.
Carouy: „Ja, maar dat was met het oog
op een uitwijzingsarrest en voor alles vrees
de ik de gevangenis. 1' Teemaal heb ik zelfs
geprobeerd mij om het leven te brengen,
zóó bang was ik voor de gevangenis."
De president: „Te Thiais is een oud©
rentenier vermoord, tegelijkertijd met zijn
knecht. Diefstal was het motief van de
misdaad. Een bedrag van 60,000 francs werd
gestolen en Carouy en Medge zijn de daders
van dezen moord.
Carouy verklaart, dat hij onschuldig is.
De president: „Bertallon heeft vinger
afdrukken gevonden, die geen twijfel laten
aan uw medeplichtigheid aan deze mis
daad."
Mr. Zevaes: „Praten wij niet van Ber-
t ill on 3 We weten, wat die man en zijn
systeem waard zijn."
De advocaat maakt dan een toespeling
op een arrest van het opperste gerechts
hof, waarbij het systeem van Berfcillon
waardeloos werd verklaard.
De procureur-generaal: „Waarop heeft
uw toespeling betrekking?"
Mr. Zevaes: „Op de Dreyfus-affaire."
De procureur-generaal: „Ik kan niet
toelaten, dat men een man aanvalt, wiens
wetenschap algemeen erkend wordt".
Mr. Zevaes: „Ik ben hieromtrent niet
dezelfde meening toegedaan als gij".
De procureur-generaal: „Wat vinger
afdrukken betreft, heeft zich nog nooit
een vergissing voorgedaan".
Mr. Zevaes: „Ik stel hier tegenover het
groot aantal vrijspraken, die in weerwü
van belastende verklaringen van Bertillon
gevolgd zijn".
De president maakt aan dit incident een
einde en richt zich vervolgens wederom
tot Carouy. Hij wijst hem er op, dat hij
vroeger gezegd heeft, de namen der be
drijvers van deze misdaad te kunnen noe
men.
Carouy: „Dat is waar."
Mr. Zevaes: „Men zou hen alsnog ver
volgen en daarom aarzelt Carouy hun na
men te noemen".
De procureur-generaal: „Ik geef mijn
woord', dat ik hen niet vervolgen zal".
Mr. Zevaes: „Ze zijn in het buitenland
en geef hun een vrijgeleide".
De procureur-generaal: „Dat is niet in
mijn macht".
Ten slotte verklaart Carouy zioh nog
maals onschuldig. Hij zegt, dat de wapens,
die bij hem gevonden werden, 6leohts
moesten dienen om zelfmoord te plegen,
ten einde aan de gevangenis te ontsnap
pen.
De zitting werd vervolgens opgeheven.
In het proces, thans te Parijs tegen de
auto-bandieten gevoerd, is door den voor
zitter van den beklaagde Callemin de be
kentenis ontlokt, dat hij met zijn kame
raad, Deboé, twee dagen na de misdaad in
d'e rue Ordener naar Amsterdam is ver
trokken, om met zekeren v. cL B. zaken te
doen. "Volgens Callemin bestonden die af
faires in het beramen van een smokkel-
plan. Doch de voorzitter zei, dat Deboó
de effecten bij zich had van den aanslag
in de rue Ordener, en beiden naar v. d. B.
in Amsterdam zijn gegaan om door diens
bemiddeling die papieren te verzilveren.
De advocaat heeft daarop laten volgen,
dat de Hollandsche politie v. d. B. met
rust heeft gelaten. Dit laatste is onjuist,
schrijft „De Tel.". Onmiddellijk na den
aanslag in de rue Ordener heeft de re
cherche van het hoofdbureau, in Februari
1912 v. d. B. gehoord over een bier in den
loop van Januari aan een autohandelaar
alhier verkochten auto, do© te Gent ge
stolen was. Naar aanleiding van ernstige
vermoedens heeft de justitie daarna een
huiszoeking bij dien Amsterdammer ge
daan, en bij dio gelegenheid een brief
kaart gevonden, uit Gent afkomstig en in
het Vlaamsch geschreven, waarin werd
verzocht onmiddellijk de monsterkaart
van de biezen te willen opzenden. Die
briefkaart was geteekend Jan.
De verdachte heeft toen verklaard, dat
dit geschrevene betrekking had op zijn
zaken; dat hij geregeld in biezen voor
meubileering handelde en daarvan de be
wijzen voorhanden waren. V. d. B. ging
na deze verklaring voorloopig vrij uit La
ter kwamen een procureur des konings en
een rechter-commas6aris uit Gent naar
Amsterdam om v. d. B in het kabinet van
dén rechter van instructie aan de Leid-
schekade over de gestolen en hier verkoch
ten auto aan een verhoor te onderwerpen.
Tijdens dat verhoor bleek, dat de ge
stolen auto over de pont bij Gorinohem
was vervoerd door eenige heeren, waaron
der de toen dienstdoende geëmployeerde
bij het veer, uit aan hem vertoond© por
tretten Bonnot en Gamier beslist meende
te herkennen. Zelfs meende deze beambte,
dlat v. d. B. ook bij het vervoer was. Dit
werd door den genoemden Amsterdammer
in de instructie beslist ontkend.
Hij ontkende eveneens, voor zoover hem
bewust, in eenige relatie tot de hoofdman
nen der bende te hebben gestaan. Later
doken e andere bezwaren tegen hem op.
Buren kwamen de politie meedeelen, dat
zij eenige vreemdelingen in v. d. B.'s wo
ning hadden gezien. De recherche toog
weer op onderzoek uit; de justitie corres
pondeerde met Parijs en de politie aldaar
wist mede te deelen, dat Callemin en De
boé twee dagen na den aanslag in de rue
Ordener in Amsterdam waren geweest.
Een tweetal Parijeohe rechter^ke ambte
naren kwam over, om hier eenig spoor van
de gestolen effecten te ontdekken. Bij hi t
toen ingestelde onderzoek is v. d. B. zelfs
eenige dagen voorloopig in arrest gesteld.
Hij ontkende bij zijn verhoor destijds niet,
dat enkele Franschen hem hadden opge
zocht om zijn bemiddeling in te roepen voor
den verkoop van een auto; hij wist echter
niet, wie het waren.
Toen, om iets te verdienen, had hij zich'
bereid verklaard, te trachten den verkoop
tot 6tand te brengen. De manipulatie was,
zei hij in de instructie, niets vreemds.
Als rijtuigmaker van professie, zat bij
min of meer in het vak der carosserie. On
danks 'n scherp onderzoek scheen het niet
mogelijk, de ernstige verdenking tegen v.
d. B., als zou hij met de bende in relatie
hebben gestaan, te fundeeren. Ook niet
wat de beschuldiging aangaande den voor
genomen verkoop van effecten betreft.
Sedert is hij hier niet meer gehoord,
doch de justitie te Parijs heeft hem als
getuige in het proces der auto-bandieten
gedagvaard.
Aan die uitnoodiging heeft de man tot
heden niet voldaan.
Dr. Franz Nagl f,
Aartsbisschop van Weonen.
Gezondheidacouimisaie te Bode*
graven.
Door den Voorzitter wordt mededeeling
gedaan van hetgeen is verricht ter uitvoe
ring van de in do vorige vergadering ge
nomen besluiten.
Ingekomen zijn de Provinciale Bladen
No. 125 van 1912 en No. 3 van 1913, betrek
king hebbende op de benoeming van den
hoofd-inspecteur dr. Th. G. den Houter;
missive van dezen hoofd-inspecteur over
het zenden van de jaarverslagen; schrijven
van den afgetreden hoofd-inspecteur dr.
W. P. Ruysch met dankbetuiging voor
verleende dienstennegatief bericht art. 9
Woningwet van Oudewater en Reeuwijkj
afschrift van een besluit tot onbewoon
baarverklaring van perceel Den Ham No.
2 te Boskoop; schrijven van Oudewater
over perceel B. No. 328, dat thans te!,
schuur is ingericht.
De volgende gevallen van besmettelijke
ziekte zijn aangegeven, als: te Boskoop
6 diphtheribis, te Reeuwijk en Zwammer-
dam ieder 1 diphtheritis en te Waddinx-
veen 4 febris typhoidea.
Het rapport aangaande melkonderzock
te Bodegraven en Moordrecht wordt be
handeld.
Yervolgens wordt het verslag over 1912
voorloopig besproken, waarna de verga
dering wordt gesloten.
Statistiek Katwijksclio vissckers-
vloot.
In 1912 zijn door honderd loggers aan
gevoerd 89,694 kantjes haring, d.i. gemid
deld per schip 897 kantjes.
De besomming van deze vaartuigen be
droeg f 1,308,613, d. i. gemiddeld f 13,086
per schip.
De hoogste besomming bedroeg f 25,625,
de laag6te f 7026.
Door bomschuiten werden in 1912 aan
gevoerd 25,814 kantjes haring, d.i. gemid
deld 536 kantjes per vaartuig.
De totale besomming der bomschuiten
beliep f 274,339 of f 5837 per vaartuig.
De hoogste besomming was f 9150, de
laagste f2392.
Delft, 5 Febr- Op de vette varkensroarkt waren
aangevoerd 168 stuks. Pry's per k?.: late soort
/0 57, 2de soort •'052.
Srbleduni, 5 Febr. Noteenng Beurscommissie.
Moutwijn 112.50 per HL, zonder fust en
zonder <T« belasting.
Stemming fl uw. Spoeling f 1.60
Graan-"pintus f 23.50 a f 23.75, Melasse Spiritus
f20| a f20 75, mwe Spiritus 11.a f—.—.
Schiedam, 5 Foor. No* sering van den Bond van
Distillateurs m Nederland.
Moutwjjn f13.50. Jenever ri7 50, Am9t. proef
^19.—, per H.li, o nt. zonder fust so zonder accjjns.
Londen, 5 Fobr. Metalen, (le bears Strait—'Tin
contant 222.10/, op 3md. 20.-/-.Chili Koper
contant 67.op 3/m. £66.17/6- '/.ink £26 1/3,
Lood (Spaanecb) 16.15/ a promp /-.
IJzer. (Ie beurs.) Cleveland Middlesb.ro No. 6
contant 6-5/1 en op 1/m. 65/5 koopers.
Londen, 5 Febr. Metalen, (-'de b.) Straits-Tin
contant 222.5/, op 3/m £21915', Koper contant
66.17/6, op 3 m 66.17/6, Zink 26.1/3, Lood
(Spaanecb) 16.16/3 a
IJzer. (2e beurs). Cleveland Middlesbro No. 3
64/11 contant, 65/2* op 1 md. koppers.
WASSENAAR Ondertronwd:U Bouwman
en H. van do Vlekkert. J. van der Vinton Q. W.
lltloio: Theresia Maria. D. van A. Gordijn
•n P. G. Verwoert. Gerardns .locobus, L. van J.
Farlevliet en A. O. Vogels. Willebioidus Cor-
nelis Z. van H. P. Corel en C M. J. Kort-nbacb.
Cornelia Jacobs Maria, D. van J. Uooijakkers en
C. J. den üolla der Cornells üendrikus, L. van
J. Pa< levliet en f. Kuyltjes.
0 verl eden:M.J. van der Ham D. 13 j»