IiHÏBBuH BACFSIeAlS, Bonderfeg' 6 Feïsraarl. Tweede Blad. AnsiolÖidi. Grondwetsherziening. FEUILLETON. Tweede Kamer. No. 1624®. Ingediend is een wetsontwerp tot het in overweging-nemen van twaalf voorstel len van verandering in de Grondwet. Algemeene Beschouwingen. De Regeering is van meening, dat de Grondwet zelve die grondslagen van. het kiesrecht heeft te leggen, en dat die grond slagen niet worden aangetroffen in de for muleering, welke artikel 80 thans behelst. Vermits het gezin is de kern der maat schappij moet in de eerste plaats aan do hoofden van gezinnen het kiesrecht wor den toegekend. De leden van het gezin ver keer en als regel in zoodanige afhankelijke positie, dat zij de maatschappelijke zelf standigheid missen, welke voor de toeken ning van het kiesrecht noodzakelijk is. Wie echter, ofschoon lid van een gezin, of geheel staande buiten elk gezinsverband, in de maatschappij een zelfstandige plaats inneemt, behoort in denzelfden gedachten- gang ook tot het kiesrecht te worden ge roepen. Bij een en ander heeft de Regee- Ting alléén mannen, geen vrou- ,w e n op het oog. Ook in de Staatscommissie was geen meerderheid voor vrouwenkiesrecht te vinden. De kring der verkiesbaren van de Eer ste Kamer is aanmerkelijk uitgebreid. Voor de Eerste Kamer zullen daarom ver kiesbaar zijn te verklaren dezelfde perso nen als voor het lidmaatschap der Twee de Kamer in aanmerking kunnen komen. Het denkbeeld om aan d!e Eerste Ka mer een recht van regres toe te kennen in den door de Staatscommissie voorgedra gen vorm, vond instemming bij de regee ring. De Staatscommissie heeft een uitbrei ding van art. 171 voorgesteld, welke de uitkeeringen uit 's Rijks kas eveneens zou verzekeren aan bestaande gezindheden, die tot dusver Diet in het genot daarvan waren en aan gezindheden, in de toekomst door afscheiding of splitsing ontstaan. Bovendien zouden de eenmaal toegekende subsidien, aan de hand van het zielental van elke gezindheid, om de tien jaar ge normaliseerd kunnen worden. En eindelijk was een bepaling voorgesteld ten deel heb bende, dat het gezamenlijk bedrag het welk ten behoeve der plaatselijke gemeen ten eener samengestelde gezindheid of kerk wordt uitgekeerd, meer dan thans, naar gelang van de behoefte, ever die plaatselijke gemeenten zou kunnen wor den verdeeld. Na ampele en herhaalde overweging kan de Regeering dit voorstel niet volgen, 's Rijks schatkist te ontsluiten voor iedere vereeniging die zich in de toekomst als kerkgenootschap zal gelieven aan te die nen, ontmoet ernstige bedenking. Ook het denkbeeld om sedert tal van jaren geno ten uitkeeringen, welke een historisch.cn achtergrond kunnen aanwijzen, bij afne mend zielental te verlagen, zou, werd het verwezenlijkt, tot ernstige ongelegenheden leiden. Buitendien is het gebleken, dat de beoogde verdeeling van het gezamenlijk bedrag der uitkeeringen over de verschil lende gemeenten naar gelang der behoef te, althans ten aanzien van de Ned.-Herv. Kerk met het oog op de kerkelijke regle menten onmogelijk is. De voorziening in die behoefte zal dus in nauwere aanslui ting aan de historisch verkregen rechten en de bestaande toestanden moeten ge schieden. Het bestaande artikel eerbiedigt in het eerste lid de historisch verkregen rechten, terwijl het tweede lid niet alleen toelaat om de in het eerste lid bedoelde uitkee ringen te verhoogen of te vermeerderen, doch mede ruimte laat om, bij gebleken behoefte, ook aan gezindheden, welke tot nog toe geen uitkeeringen genoten, de voor leeraarstraktemenfen noodige fond sen toe te leggen. Daar het geen verplich ting te dien aanzien schept, kan elk geval op zichzelf beoordeeld worden, zoodat dus vereenigingen die slechts als pseudo-ker- kelijke gezindheden zijn te beschouwen, geen aanspraak kunnen doen geiden. De bepaling laat ruimte om bij een wet na dere regelen voor de toepassing van art. 171, tweede lid, te stellen. Met het oog daarop wordt een aanvulling van het Grondwetsartikel onnoodig geacht. Het grondwettelijk voorschrift, waarin het onderwijs regeling vindt, is, wat de hoofdstrekking aangaat, niet meer van de zen tijd. Aan het bijzonder onderwijs dient volgens de regeering de plaats toegewe zen te worden, welke daaraan ook krach tens de macht der feiten toekomt. Slechts voor zoover dit te kort schiet trede de Overheid op. De waarborg, dat overal, waar de behoefte daaraan zich openbaart, gelegenheid zal bestaan voor hét genieten van van Overheidswege gegeven lager on derwijs, wordt daarmede niet prijs gege ven. Voorts moet de Grondwet, ten einde aan den eisch der billijkheid te voldoen, aan scholen door particulieren opgericht gelijke geldelijke aanspraken tegenover de Overheid verzekeren als aan openbare scholen. Het bestaande art. 195, dat in elke Ka mer twee derden van de uitgebrachte stemmen bij tweede lezing vordert, heeft ten gevolge, dat 17, wellicht zelfs nog min der leden van dc Eerste Kamer, een Grondwetsherziening kunnen tegenhouden. Niet ten onrechte wordt daaraan een grief .tegen het Elfde Hoofdstuk ontleend. Indien de tweede lezing geschiedt in ver- eenigde vergadering en het voorstel, zal het zijn aangenomen, ten minste 26 stem men van leden der Eerste Kamer en 51 stemmen van leden der Tweede Kamer moet verwerven, blijft aan de Grondwet haar bestendig element verzekerd, zonder dat aan de zucht tot behoud al te groote invloed wordt toegekend. Hierin is een kleine afwijking van het voorstel der Staatscommissie gelegen, welke 76 stem men eischt, onverschillig of ze van leden der Eerste, dan wel van leden der Tweede Kamer afkomstig zijn. De Regeering meent, dat, al kunnen de beraadslagingen over de tweede lezing in yereenigde ver gadering worden gevoerd, bij stemming geen combinatie van een minderheid uit de eene met een meerderheid uit de an dere Kamer den doorslag mag geven. l)e artikelen. Yan het grondgebied en van de inwoners. Aan de toelichting tot de artikelen der verschillende wetsontwerpen is het volgen de ontleend: in art. 1 wordt voor het ver volg alle twijfel weggenomen over den aard van de rechtsverhouding tusschen het Rijk en de Koloniën. Het opschrift sluit zich daarbij aan. In art. 6 wordt den wetgever vrijheid gegeven uit te maken, of voor elke natura lisatie een wet eisch zal blijven, dan of ook naturalisatie bij Koninklijk Besluit, met inachtneming van de door de wet te stellen, algemeene voorwaarden, mogelijk zal wor den gemaakt. Yan den Koning. De volgorde van erfopvolging behoeft eenige aanvulling- De bedoeling der Grond wet ten aanzien van de kinderen, die la&er dan 309 dagen na den afstand worden ge boren, is onzeker. De gewijzigde redactie heft deze onzekerheid op. De geldende be paling vordert de wettelijke toestemming tot het vorstelijk huwelijk slechts afgezien natuurlijk van den regeerenden koning voor prinsen en prinsessen van het regee- rend stamhuis. Deze laatste uitdrukking is te eng. Immers, zij omvat niet de zoons en dochters van een regeerende Koningin, aangezien deze leden zijn van een ander stamhuis. Ook voor den vermoedelijken troonopvolger, wanneer deze tot een ander stamhuis behoort, geldt de bepaling niet. In een en ander voorziet een voorgedragen artikel. Het gebod, in art. 23 vervat, mist sanctie. Deze mag, vooral met het oog op de mogelijkheid dat op een vreemden vorst de Nedcrlandsche Kroon overgaat, niet ont breken. Een termijn van negentig dagen de Staatscommissie vond twintig voldoen de is gekozen, die van rechtswege het verlies van de Kroon ten gevolge zal heb ben, zoo vóór het verstrijken daarvan de beslissing niet is genomen. Wordt het Koninklijk inkomen uit 's Rijks kas met f 200,000 verhoogd, en dus op f 800,000 gebracht dan is, daarbij gevoegd het inkomen uit de domeinen, het gezamenlijk inkomen nog lager dan bijv. het inkomen der Kroon in België, dat reeds in 1863 op 3,300,000 francs werd be paald. Van het vastleggen van het inkomen in de Grondwet is geen bezwaar te duchten, mits slechts bij nieuwe troonsbeklimming gelegenheid voor den wetgever bestaat, wij ziging in het bedrag van dit gedeelte van het inkomen der Kroon te brengen voor het tijdperk der regeering van den nieuwen Koning. De uitgaven voor het onderhoud van dc zomer- en winterverblijven bedragen, al rekent men daartoe niet de meubileering, aanzienlijk meer dan f 100,COO 's jaars. Het is dus in overeenstemming met de bedoe ling van het voorschrift de f 50,000 door de Grondwet; toegestaan althans te ver dubbelen. De. redenen welke er voor pleiten aan de dochter des Konings die de vermoedelijke troonsopvolgster is een gelijk inkomen te verzekeren als den Prins van Oranje, lig gen voor de hand. Een prinses, eenmaal in het genot van bedoeld inkomen, zal dat vol gens het tweede lid behouden, ook al mocht zich het uitzonderingsgeval voordoen, dat later nog een Prins van Oranje wordt ge boren. De regeling van het regentschap behoef? .in verschillende opzichten aanvulling en verduidelijking. Met het behoud van de tegenwoordige volgorde der artikelen ware deze niet licht te verkrijgen. Daarom wordt een eenigezins andere indeeling van de af- deeling voorgesteld. Aan den ingang van de Zesde Afdeeling die de macht des Konings regelt, dient de erkenning te worden geplaatst, dat grond wettelijk bij hem de hoogste staatsmacht berust. Dit geschiedt door omschrijving van de drieërlei richting, waarin deze macht zich uit. Ter wettiging van hetgeen de praetiik bliikt. te vorderen wordt thans ook de mo gelijkheid voorzien, dat. uit kracht van een Algemeen en Maatregel door een orgaan van het uitvoerend gezag voorschriften wor den gegeven. Aldus getroffem voorschrif ten zullen, om door etraffen te worden ge handhaafd, uitdrukkelijk steun moeten vinden in de wet. Goedkeuring van alle gesloten verdragen door de Staten-Gen er aal vóór de bekrachtiging door de Staats commissie voorgesteld meent de Regee ring na ernstig overleg niet te mogen aan bevelen. In het formulier van afkondiging is aan de woorden ,,Bij de gratie Gods" grond- wettelükon ondergrond gegeven De erken ning, dat alle macht van God afkomstig is, behoort ook in de Grondwet niet te ont breken. In overeenstemming met de gebrui kelijke schrijfwijze wordt voorgesteld het woord ..salufc" in het formulier te lezen „saluut". Het woord „ministers" kan in de Grond wet vervangen de uitdrukking „hoofden van ministeriecle departementen". Volgens de nieuwe formuleering zal het duidelijk worden, dat de woorden „naar welgeval len" ook op de benoeming doelen. Al mog* de Kroon niet zonder rekening te houden met de partij-verhoudingen in de Sfcaten- Ger.eraal haar raadslieden kunnen benoe men. de keuze der personen blijft bij haar. Van de State n-G eneraal. In aansluiting aan hetgeen in de Alge meene beschouwingen werd opgemerkt, wordt in de eerste plaats aangeteekend, dat de Regeering het bereiken van den vijf en twin tig jarigen leeftijd als eisch voor 't kiesrecht wenscht gesteld te zien. Op jeug diger leeftijd mag niet de onbevangenheid van oordeel worden ondersteld, welke nochtans onmisbaar is. De uitdrukking, „zij die in gevangen schap of in hechtenis zijn" is vervangen door „zij die krachtens rechterlijke be schikking van hun vrijheid zijn beroofd". Deze laatste aanduiding omvat ook de voor eenigszins langeren duur gedetineerden en i6 bovendien minder specieus. De uitslui ting wegens verlies van beschikking en be heer is beperkt tot de gevallen, waarin dit verlies een gevolg is van krankzinnigheid of zwakheid van vermogens. Het faillisse ment behoort, naar de nieuwere begrip pen, zoodanig gevolg niet te weeg te bren gen. De bedoeling is als reden van uitsluiting van het kiesrecht beperkt tot onderstand van Overheidswege of van een niet-kerke- lijke instelling. Wanneer toch een kerkgenootschap zijn leden ondersteunt, is dit te beschouwen als een inwendige aangelegenheid welke op één lijn i6 te stellen met hulp door familie leden onderling aan elkander verstrekt. Daarentegen is de eisch gesteld, dat de geldelijke onderstand gedurende ten minste drie maanden in het burgerlijk jaar moet zijn genoten, om niet elke tegemoetkoming van voorbijgaanden aard met verlies van het kiesrecht gepaard te doen gaan. De mogelijkheid wordt geopend, tot invoering van een stelsel van evenredig kiesrecht. Art. 8-1 is aangevuld met de bepaling, dat alleen zij, die wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking cf het beheer over hun goederen verloren heb ben, niet verkiesbaar zijn. Verlenging van den zittingduur der Twee de Kamer met een jaar zal rustigen en ge- stodigen arbeid bevorderen. Zoowel aan ministerie als Kamer is thans voor den ge wonen gang van zaken een te kort tijdsbe stek toegemeten. De tegenwoordige regeling der schade loosstelling van de leden der Tweede Ka mer geeft tot gegronde bezwaren aanlei ding. Zij is vooreerst te laag, weshalve ver hooging wordt voorgesteld. De Staatscom missie wenschte het bedrag dier verhooging bepaald te zien op f 500, maar de Regee ring meent, dat de onevenredige vermeer dering van werkzaamheden in aanmerking genomen, een schadeloosstelling van f3000 stellig niet te hoog is. Yoor den Voorzitter ware het bedrag der schadeloosstelling op f 8000 te bepalen. Ook meent de Regee ring, dat na aftreding billijkheidshalve aanspraak op pensioen bestaat.voor de Ka merleden. De Grondwet kan echter be zwaarlijk met het oog op de complic itiën, indien uw anderen hoofde recht op pen sioen bestaat, het bedrag daarvan regelen. Volstaan moet worden met een imperatie ve opdracht aan den wetgever. In de twee de plaats wordt door de bestaande rege ling een door niets gewettigde premie ge steld op het wonen te 's-Gravenhage. Daar om gebiedt het eerste lid den wetgever voor het bijwonen van alle vergaderingen zoowel van de volle Kamer als van de com mission, vergoeding van reiskosten toe te kennen. Geschrapt is de onderstelling der vereeniging van het ministerschap met het lidmaatschap der Kamer. De mogelijkheid wordt geopend, dab de Minister, met behoud van zijn volle ver antwoordelijkheid, de Kamer kan doen voorlichten door een met de bijzonderhe den van het onderwerp bekenden ambte naar, die hem tot dit doel vergezelt, of zelf van diens voorlichting gebruik maakt De immuniteit der leden van de Staten- Generaal behoort niet te worden besten digd voor het geval zij zich schuldig maken aan schenking van hun ambtshalve of krachtens beroep bekend geworden gehei men. Het is rationeel de Ministers, de Re- geerings-commissarissen en de ambtenaren, die krachtens art. 94 (nieuw) hun bijstand verleenen in de parlementaire onschend baarheid in den omvang, waarin zij voor de leden der Staten-Gen e raai bestaat, te doen deelen. Wanneer bij het onderzoek van de ge loofsbrieven geschillen riizen is het verkie selijk de beslissing te leggen in handen van een onpartijdige macht, staande bui ten het college waarvoor de toelating wordt gevraagd. Daarom wordt voorgesteld den Hoogen Raad met de beslissing in derge lijke gevallen te belasten. Ten aanzien van den voorzitter van de "Wï-tial*. (iïadruk verheden). 5) Welk bewijs hebt ge dan daarvoor De brief is hem door een vertrouwd persoon ter hand gesteld. Hoc lang geleden? Acht dagen. Is er geen vergissing mogelijk? Volstrekt niet. In ons aller naam heb ik mijn broeder Laure-nt bevolen op heden, 20 Juli, te twaalf Hiren hier te zijn. Weer 'heerschte er diepe stilte in het vertrek. Het sloeg twee uren op de zwart mar meren pendule, die op den schoorsteen mantel stond. Hij zal niet komen, mompelde de zee kapitein dof. Men bleef in angstig zwijgen zitten wachten. Alles bleef stil. Geen voetstap pen werden er in de gang gehoord. Het sloeg half drie. Daarna drie uren. Michel zei op zijn beurt: Hij zal niet komen. Hij durft niet, zei de Bretanger, ter wijl hij zijn gespierde vuisten balde. Daar werden voetstappen in de gang vernomen. Zij naderden het salon. Vol spanning zag men naar de deur. Alleen Michel bleef droevig voor zich uit staren. Hij had die voetstappen wel herkend. Het was zijn broeder niet, die daar naderde. De deur werd geopend en de blinde markiezin trad binnen, geleund op den arm van Gilberte, de dochter van Michel. De markiezin de Soulaimes was een eer biedwaardige dame van vijf en zestig jaar. Haar overvloedig haar was zilverwit. Zij was hoog van gestalte en haar houding was even recht en fier als die van haar bloedverwanten, die aan de tafel zaten. De glimlach van geluk, die haar lippen- plooide, vormde een scherp contrast met de ernstige, sombere gelaatstrekken der vijf heeren, die hier vereenigd waren. Ook Gilberte was droevig gestemd. Van al die treurigheid merkte de mar kiezin niéts, want het licht harer oogen was sedert langen tijd uitgedoofd. Slechts schaduwen gleden langs haar heen, niets was meer zichtbaar voor haar. Gilberte, een mooi, achttienjarig meisje, geleidde haar naa? graaf André. Bij het binnentreden der markiezin war ren allen vol eerbied opgestaan. Michel had hun een veel beteebenenden blik toegeworpen en daarbij den vinger op zijn mond gedrukt. Ieder begreep dien wenk. De markiezin drukte de hand van graaf André en daarna die van de andere fami lieleden. Welke goede wind voert u zoo allen te gelijk hierheen vroeg zij met haar wel luidende stem. Het is zeer lang geleden dat ik u voor het laatst hier vond. Ik ge loof, dat ik u, sinds den doop van mijn zoon Laurent, hier niet bij elkaar heb ge zien. Zij herkende hen allen, zonder dat zij hun naam hoefden te zeggen. Zij tastte slechts met de hand over hun gelaat en dat was voldoende* Hoe maken het de Bretonsche vis- schers, André? Heeft mijn waarde Sylvain reeds eenige vooruitzichten op den rang van vice-admiraal Groeien je beide doch ters voorspoedig op, Hubert? Zij zullen nu wel schoone meisjes zijn geworden. Hoe denkt ge over den nieuwen Mimster van Oorlog, Christiaan? Zou hij verbeteringen in het krijgswezen aanbrengen? AJlen antwoordden op deze vragen zoo luchthartig, als het hun op dit oogenblik mogelijk was. Bij Michel, haar oudsten zoon, gekomen, stak zij hem het voorhoofd toe, waarop hij een teederen kus drukte. Hij had zijn moeder onuitsprekelijk lief. Waarom is je broeder Laurent niet hier? vroeg de markiezin aan haar oudéten zoon. Hij is de eenige, die hier nog ontbreekt. Wij wachten hem, moeder. Hij zal wel spoedig komen. De markiezin scheen een oogenblik na te denken, daarop zei zij met weifelende stem: Het is toch niet met een bepaald doel, dat allen hier zoo op denzelfden dag bijeen komen? De Soulaimes zijn arm en gaan zelden op reis. Daartoe moeten bui tengewone omstandigheden aanleiding ge ven, een ongeluk, een ernstige ziekte of een sterfgeval. Er is toch niemand ziek of dood) in de familie? Dan loopt het onge luk nog over. Zeg mij, wat dreigt ons? O, als ik uw gezichten zien kon, dan zou ik het spoedig weten, maar helaas. Michel antwoordde: Neen, moeder, wees gerust, er be dreigt ons niet*) Zijn stem had een weinig gebeefd. De blinde vatte zijn hand en hield die lang in de hare. Zij tastte met haar hand over zijn borst en voelde naar het kloppen van aijn hart. Zij was gerustgesteld. De hand van Michel beefde niet, zijn hart klopte lustig en gelijkmatig. Ik geloof je, mijn beste Michel, ik ge loof je. Eensklaps vroeg zij weer: Waarom is Laurent toch niet hier? Hij zal niet lang meer wegblijven, moeder. De blinde nam weer den arm van Gil berte en ging langzaam heen. Allen namen hun plaatsen weer in en er heerschte weer dezelfde ademlooze, pijnlijke stilte. Eensklaps stond Michel op. Hij snelde naar het venster. Van daar had men het uitzicht op den weg van Parijs naar Nogenb. Men hoorde voetstappen kraken over het kiezelzand in den tuin. De huisdeur werd geopend en daarna weer dicht geworpen en een flinke, vaste tred klonk over de marmeren steenen van de gang. Hij is het, zeide Michel. Ieders gelaat duidde een heftige ontroe ring aan. Hij, die daar kwam, was inderdaad de gene, die men verwachtte: graaf Laurent de Soulaimes, de jongste zoon der blinde markiezin, de broeder van Michel. Hij trad het salon binnen, groette de aanwezigen, bleef op den drempel staan en zeide Vergeef mij, dat ik zoo laat kom. Eerste Kamer wordt dezelfde wijze van benoeming voorgesteld als voor dien van de Tweede Kamer. Daar het Diet vanzelf spreekt, dat het in een besloten vergadering behandelde ge- I heim moet blijven, is het wenscheljjk dit; te doen uitkomen, door aan de Kamer de bevoegdheid toe te kennen geheimhouding op te leggen. Er bestaat geen geldige reden, bij ont binding de sluiting van de zitting door een oommissie buiten te sluiten. (Zie vervolg in het Eerste Blad.) Invaliditeits. en Ouderdoms- verzekering. Minister Talma, de sprekers gis ternamiddag beantwoordende, verzekerde den heer Patijn, dat spreker bereid was een regeling te treffen voor den land- en tuinbouw, waarvan echter niets is geko men door toedoen van de belanghebbenden .zelf, bij welko te veel verschil van inzich ten bestond. De Minister neodigde dea heer Patijn uit, dit onwaar te maken als hij dlit kan. Tegenover den heer Tydeman betoogde de Minister, dat hij allerminst een zwen king had ondernomen in zake het principe van risico-overdracht, want dat hij steeds bereid was deze risico-overdracht te aan vaarden, doch altijd onder de besliste voorwaarde, dat zij beperkt moest blijven tot de groote ondiernemingen. Van een verrassenden draai van spreker mag dus geen sprake zijn. Hierop de Regeerings-wijziging van het ontwerp, op het stuk van risico-overdracht, verdedigend, erkende dé Minister, dat zijn regeling een tijdelijk karakter heeft, maar dat moest wel, omdat spreker anders geen grondslag had voor de berekening van zijn premies, als hij niet met bestaande fond een kon rekening houden. Dat de particuliere fondsen niet van de Rijksbijdrage zullen genieten, ligt in den aard van die Rijksbijdrage, die niet gege ven wordt voor rente-verhooging of pre mieverlaging, maar voor inkoop van men- schen, die te oud in de verzekering komen,- en is daarom voor de particuliere fondsen niet noodig. Na de pauze verdedigde die Minister het Regeeringsstelsel tegenover het stelsel- Treub, welk laatste het bewijs levert, dat een invoeging van algemeene risico-over dracht in een invaliditeit»- en ouderdoms- wetgeving niet mogelijk is, hoofdzakelijk omdat elke goede basis ontbreekt voor een op juiste grondslagen berustende be rekening van premie als anderszins, ter wijl de geheele financdeele opzet van de verzekering door risico-overdracht in ge vaar wordt gebracht. De Minister heeft overwegende bezwa/- ren tegen -die amendementen-Treub, omdat zij een systeem bevatten, dat inderdaad niet kan werken en dat niet den prijs loont, welke het den Minister zou kosten, n.l. verscheuring van diéns geheele pre mie-berekening. De heer Roodhuyzen 6loot zich bij den heer Patijn aan in diens critiek op de houding van den Minister tegenover de „Land- en Tuinbonw-Onderlinge" en ver klaarde zich teleurgesteld, dat deze verze keringsmaatschappij in plaats van ver sterkt verzwakt uit dit debat is te voor schijn gekomen. Spreker stelde met ande ren een motie voor waarbij de Kamer de wenschelijkeheid uitspreekt, dat verzeke ringsorganisaties, die geen winstbejag be- oogen, zooals bijv. de Onderlinge Land bouw- en Onderlinge Tuinbouwverzekering, toegelaten moeten worden onder de noo dige wettelijke waarborgen tot het dragen van eigen rieico. De Voorzitter stelde voor, de mo tie dadelijk aan de ord!e te stellen, waar tegen de heeren Duys en De Visser zich verzetten, om vertraging te voorkomen. De heer Nolens meende, dat de be- Zijn groet werd met een koelen hoofd knik beantwoord, zijn broeder, nooh zijn neef, noch zijn ooms stonden op om hem de hand te drukken. Graaf André wenkte hem gebiedend plaats te nemen. Laurent was een rijzig, slank jonkmair met kastanjebruin haar, een fier gelaat, een sierlijk gekrulden knevel en levendige donkerbruine oogen. Hij was vier en twintig jaar en vijftien jaar jonger dan zijn broeder Michel. Zijn rader was kort na zijn geboorte gestorven en Michel was zooveel als een vader voor hem geweest. Hij was de oogappel van zijn moeder. Op het oogenblik, dat wij hem hier voor den familieraad zien verschijnen, is het voorhoofd van Laurent met een diepen rimpel doorploegd, zijn vrijmoedig open hartig gelaat is doodsbleek en zijn oogen staan dof en somber. Hij nam plaats en zeide tot zijn broeder: Ge hadt mij bevolen, hier te komen. Hier ben ik. Wat verlangt men van mij? Graaf André antwoordde: Eenige oogcnblikken geleden was je eerbiedwaardige moeder hier, zij vroeg wat ons hier allen te zaam bracht, of er een ongeluk dreigde... Toen er over zijn moeder werd gespro ken, boog Laurent het hoofd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5