No. 1623®. IsXSIBSCH BA@BLAB, Woensdag* 2® Januari. Tweede Blad. Anno 1913,, Buitenlandseh Overzieht. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. „Eu Attendant V9 Nauw is in het Engelsche Lagerhuis be sloten om de behandeling van het kiesrecht- ontwerp voor deze zitting uit te stellen of de kiesrecht-dametjes verliezen haar bezin ning, bevelen weer daden aan, waarvoor elk waar voorstander van vrou wenkiesrecht de sohouders ophaalt. Mevrouw Pankhurst heeft in een rede voering voor den Socialen en politieken vrouwenbond verklaard, dat men een gue rilla zal voeren. Over de bijzonderheden van het veld- toohtsplan zou zij zich niet uitlaten, die moesten een verrassing voor den vijand blijven. Mej. Annie Kcnney deelde mee, dat men bet openbaar leven onmogelijk zou maken. „Dan zullen de menschen wel naar de re geering gaan en zeggen: wij burgers van Londen (of van het Vereenigde Koninkrijk) willen niet icderen dag met gebroken rui ten zitten. Geef den vrouwen het kiesrecht." Mevr. Pankhurst beloofde in een slot woord, dat de vrouwen even dapper voor haar kiesrecht zullen vechten aio Garibaldi en de zijnen voor de vrijheid. In een andere vergadering werd aange raden, de wetten op alle mogelijke manieren te overtreden. Toen ten slotte de vrouwen optrokken naar het Trafalgar-plein om daar te gaan betoogcn, raakten zij met de politie slaags. Mevrouw Despard en mej. Sylvia Pank hurst zijn gearresteerd, de eerste op het plein, waar zij de menigte wilde toespre ken en zich Verzette, laatstgenoemde in St. Stephans Hall, waar- zij probeerde een schilderij met een grooten steen te vernie len. Beiden zijn later weer vrijgelaten. Te Dublin zijn drie kiesrechtvrouwen aan gehouden, beschuldigd gisterochtend 16 rui ten van het paleis, de oÖficiecle residentie van den onderkoning van Ierland, te heb ben \ernield. Zij zijn tot drie maanden dwangarbeid veroordeeld. Gisteravond verscheen een deputatie van een twintigtal kiesrechtvrouwen voor het parlementsgebouw en verzocht om een on derhoud met minister Lloyd George. Deze weigerde. Bij het weggaan kwamen 'de vrouwen in botsing met de politie, die verscheidenen harer arresteerde. Later zijn een aantal ruiten in Vrhite Hall ingegooid. Toen zijn nog enkele vrouwen ge arresteerd, te zamen 23. Wanneer men de juffies na haar aan houding maar niet onmiddellijk loslaat. Willen ze hongeren, dat is haar zaak, als de overheid maar zorgt, dat er steeds genoeg levensmiddelen in haar bereik zijn, dan is zij verantwoord. Juist de we tenschap, dat niets tegen haar wordt ge daan, maakt de kiesrechtdames zoo dwaas. In Duitsehland zal het dan toch nog komen tot legeruitbreiding. In den Rijksdag is een desbetreffende vraag gesteld en de regeering beweerde, dat dit noodzakelijk is. De Polen in den Duitsohen Rijksdag be reiden een aanval tegen den rijkskanse lier voor. Zij hebben n.l. een interpellatie ingediend omtrent d« voorgenomen ont eigening van Poolsch grond bezit door de Pruisische regeering ten behoeve van de commissie van kolonisatie. Zij verklaren dat die onteigening in strijd is met den geest van de grondwet van het rijk en met de rijkswetten ë'n dat de Pool- eche bevolking ten -zeerste ontstemd is door dezen maatregel. Met de interpellatie, die gesteund wordt door 55 leden van het centrum en die, wat den inhoud betreft, vrijwel overeenkomt met de vraag in October j.l. reeds in de Kamer gesteld, betoogt men blijkbaar niets anders, zegt. de „Yoss. Zeit.", dan een besluit van den Rijksdag uit te lokken, dat de onteigening tegen de opvattingen van den Rijksdag indruischt. Zulk een be sluit zou direct tegen den rijkskanselier gericht zijn. En er zou een meerderheid er voor te vinden zijn, want met de 18 Polen zouden zich waarschijnlijk 90 leden van het centrum en 110 sociaal-democraten tegen den maatregel verklaren. In Denemarken krijgt men waarschijn lijk een zeer origineele werkstaking. Uit Kopenhagen wordt namelijk gemeld, dat de politieagenten van plan" zijn te gaan staken. Gedelegeerden der politiebeambten van het geheele land hebben den minister van justitie om verhooging van salaris ver zocht, maar het antwoord van den minis ter was ongunstig, omdat de financieele toestand inwilliging van de eischen der politie niet schijnt toe te staan. De po litiebeambten denken er nu over in sta king te gaan. De staking te Lissabon neemt steeds grooter afmetingen aan. In de havens rondom de Portugeesche hoofdstad leggen ook de bootwerkers en zeelieden den arbeid neer, zoodat op de Taag de scheepvaart bijna geheel gestaakt is. De verzoeningsgezinde politiek der Zuid- Afrikaansohe boeren, wordt steeds verde digd met de bewering, dat de Eng ei schen daar eigenlij k de meer derheid vormen. Om dus te kunnen re- gecren moest men den steun hebben van een groot deel der Engelsohen. Dit nu blijkt al'erminst waar. In ,,Ons Land" wordt meegedeeld, dat de volkstelling van 1911 heeft bewezen, dat van de blanke be volking van de Unie 51.37 pet. behooren tot de Hollandsohe kerken, 20.3 pet. tot de Anglikaneti, 6.3 tot de Wesleyanen. 4.59 tot de Presbyterianen en 4.22 tot de Room- echen. Van die Roomsohen zijn er nog een aantal niet Engelsch, en zoo kan men zeker ook niet alle anderen tot de Engelsehen rekenen. In elk geval is de Hollandsche bevolking nog flink in de meerderheid, en het aantal hunner dat met de Engelsohen meegaat is zeker niet zoo hoog, dat het de weegschaal naar dien kant zou doen overslaan. Immigratie kan de verhouding voor de Engelschen zeker verbeteren, maar dat ligt nog in de toekomst, en daar staat te genover, dat in de Afrikaander gezinnen het kroost talrijker is dan in Engelsche, en dat een aanzienlijk aantal van de Engel sche inwoners bestaat uit mannen, die of niet getrouwd zijn of hun vrouw in Engeland hebben en, ra een spa .rpot ge maakt t~ hebben, Zuid-xAfrika weer den rug keeren. Het ziet er dus voor de Afrikaanders nog niet zoo kwaad uit, tenzij zij hun taal verlseren en Engelsch worden. Voor generaal Hertzog en zijn volgelin gen is deze wetenschap veel waard. Hun strijd Zuid-Afrika eerst voor de Zuid-Afri kaanders kan daardoor stellig in kracht winnen. Met de stakingen der keliners en confectie werksters te New-York schijnt 'fc op het eind te loopen. -Velen hebben reeds don arbeid hervat. Op welke voorwaarden wordt niet gemeld. Het is dus nog niet duidelijk of deze striid een succes dan wel een verlies is geweest. Wel is bekend en daarop hebben we reeds gewezen, dat voor een deel der blouse-maaksters het loon ver hoogd is. Voor die producten is eon bijzon der kenteeken bedacht, opdat de koopers de naaisters kunnen steunen door die ge merkte blouses te koopen. In een bespreking over het Kon. besluit betreffende de samenstelling der Ministeries van Oorlog en Marine tot een Ministerie van Defensie, schrijft „D e F a k- k e 1" o. a.: Vrij algemeen wordt het nieuwe depar tement met weinig sympathie en met ge ringe hoop op voldoende bestaansvoor waarden begroet. Of er veel aanleiding tot het leggen van een onverbreekbaar verband tusschen Oorlog en Marine is, wordt zeer twijfelachtig genoemd. „Eenheid in het ophouwen der organisa tie'is, naar wij meenen, slechts een fic tie, omdat de organisation van land- en zeemacht zoozeer uiteenloopen, dat zij met elkander zoo ongeveer niets te maken hebben. Onder „eenheid in het beleid der oor logsvoorbereiding" een min of meer duister begrip zal men vermoedelijk moeten verstaan eenheid van opvatting omtrent het, in tijden van oorlog of oor logsgevaar gezamenlijk en in onderling, harmonisch verband optreden onzer strijd krachten te land en ter zee. De wijze, waarop dit optreden zal moe ten plaats hebben, staat echter zelfs niet ter beoordèeling van den komenden Mi nister van Landsverdediging, maar van den opperbevelhebber van land- en zee macht, aan wien de handhaving van de onzijdigheid of van de verdediging van den vaderlandschen bodem zal moeten worden toevertrouwd. De verantwoordelijke Minister van de Kroon kon, als zoodanig, daarvoor nooit de aangewezen man zijn. De opperbevel hebber moet volkomen zelfstandig optre den, naar eigen inzicht en overtuiging en overeenkomstig zijn karakter. Vrij moet hij zijn van elke inmenging, hetzij men hem die van de zijde der Regeering dan wel van die der Volksvertegenwoordiging mocht willen opdringen. De Minister van Defensie of van Lands verdediging echter is en blijft een admi nistratief ambtenaar, die op de wijze, waarop de strijdkrachten zullen optreden, geenerlei invloed kan of mag uitoefenen, en met dit feit valt o. i. het groot voor deel weg, dat de samenvoeging, oppervlak kig beschouwd, schijnt te geven. Wellicht schuilt in verband met dat feit, in die vereeniging z£lfs een gevaar. De historische, en uit den aard der zaak alleszins verklaarbare zucht tot inmen ging van de zijde der Regeering in de handelingen van den opperbevelhebber van land- en zeemacht, zal er eerder door worden aangewakkerd dan gedoofd. De strategische vraagstukken inzake de landsverdediging behooren bestudeerd en uitgewerkt te worden in de bureelen der staven van land- en zeemacht. Voortdu rend overleg en blijvende samenwerking der Departementen is noodig, doch daar voor is hun administratieve vereeniging allerminst noodzakelijk. Want verder dan tot voorstudiën kunnen die besprekingen niet gaanvastgesteld kan er niets wor den, dat verder zou reiken dan de eerste opstelling der strijdkrachten. Dit, wat betreft de strategische zijde van het no vum. Naar aanleiding van het besluit van de afdeeling Leiderdorp van „Patrimo nium" om aan het bondsbestuur te verzoe ken, zich tot de Regeeririg te wenden met het verzoek om het misbruik van den naamdes Heerenop publiek ter rein van overheidswege .strafbaar te stellen, schrijft het ,.\V eelcbla d v oor de Vrijzinni ge Her v o r m den": „Wij achten het zeer natuurlijk, dat iemand niet gaarne ruwe vloeken aan hoort, maar zouden het toch nogal beden kelijk vinden, een strafbepaling, als hier wordt gevraagd, in te voeren. Het zou ook lastig worden voor wie te beslissen bad, wat als misbruik van den naam des Heeren gelden moet. Zonder vloe ken wordt naar ons oordeel herhaaldelijk de naam des Heeren misbruikt. In orthodoxe bladen stuiten wij er meer malen op. Zelfs Godslasteringen treffen wij daarin soms aan. „Maar ,,Patrimonium"-raenschen, ge trouwe volgelingen van Kuyper en Talma, zullen daarover wel anders oordeelen." In „Het Centrum" lezen wij onder het opschrift Woord en daad het vol gende De v r ij z in nige concentratie is evenzeer tegen de sociaal-democraten als tegen de „clericalen" gericht. Dat heeft men kunnen lezen in het con centratie-program en in de commentaren, daarover in de liberale pers gegeven. Maar naast, of liever tegenover deze woorden staan de feiten. En die feiten doen. telkens uitkomen, dat in de praotijk de liberalen regelmatig den steun der socialisten verleenen en in roepen tegen de rechterzijde. Dit is de eenvoudige werkelijkheid. Nu weer in Utrecht, bij de herstemmin gen, die voor den Gemeenteraad moeten plaats hebben. Het „deftige" Utrechtsche liberalisme reikt de hand aan de sociaal-democratie, biedt haar zijn steun, in de hoop natuur lijk op wederdienst! Zoo maakt het liberalisme tot „waar heid", wat staat in het concentratie-pro gram, en ook dikwijls in de vrijzinnige pers wordt aangekondigd: dat het zich gelijker tijd keert tegen „clericalen" en socialisten. Het tracht voortdurend met de sociaal democratie onder één hoed te spelen. Onder den titel Het nieuwste snuifje bespreekt de „N i e u w e Rotte rdamsche Co u r a n t" den arbeid van de Staatscommissie, welke tot taak had de Kinderwetten in een beetje verstaanbaarder Hollandse h over te zetten. In het algemeen over de wetstaal spre kend, merkt het blad op: Een Hollandsch-e wet is, als regel, een waar wonder van ingewikkeldheid. Om een futiliteit te regelen, maakt de Hol- landsche wetgever heele reeksen artike len, elk artikel zoo lang, dat men er ivel drie uit kan snijden. Valt er in een be langrijker onderwerp bij de wet te voor zien, dan maken wij een wetboek met den klemtoon op het laatste lid zoo niet twee boeken. We zijn niet meer te vreden met een wet, waar duidelijk en klaar eenige beginselen uit spreken, die door wie het aangaat, den rechter, in de bijzondere gevallen gemakkelijk zijn uit te werken en toe te passen neen, we eischen, dat in de wet alle speciale om standigheden en alle bijzondere gebeurte nissen zullen worden voorzien, en dan, na tuurlijk we zijn zóó sekuur geregeld. We maken ons een vademecum voor het dagelijksch leven. En onder de veelheid van bij de wet beschreven casuïstiek raakt het beginsel van de wet onvermijdelijk zoek. Gevolg is, dat de wet voor ten minste drie-kwart der bevolking kortweg onbe grijpelijk wordt. Kennis van de wet heb ben nog slechts enkele bevoorrechte juris ten, professoren met een sterk geheugen en groote volharding, en nog eenigen meer. Zij twisten dan, hun wijsheid put tend uit de over de wet gewisseld:© stuk ken, over haar „bedoeling", haar „geest", en wat dies meer zij. Maar voor de groote massa blijft de wet een boek vol raadse len. Ons recht is geen volksrecht meer het is speciaal eigendom van wat de heer Van Iclslnga eens genoemd heeft: een mandarijnenklasse. Over den arbeid der commissie schrijft het blad o. m.. Is inderdaad de inhoud van hetgeen de Staatscommissie in haar ontwerp biedt, krek hetzelfde als het wetsadacadabra, dat thans geldt Over deze vraag zullen flinke advocaten en pientere juristen hon derd-uit kunnen redeneeren. Bij de inhul diging van de Staatscommissie heeft de Minister van Justitie gezegd, dat in de Kinderwet een stijl was verkregen, „die den niot-jurist en vaak zelfs den rechts geleerde een begrijpen van de bedoeling des wetgevers belet". Lees wel begrijpen van de bedoeling des wetgevers, dat wil dus, in zuiverder juridische termen, zeg gen: begrijpen van de wet is „belet". Toch moest de commissie de wet zóó be grijpen, dat zij, zonder er moterieele ver andering in aan te brengen, haar in ver standige zinnen vertalen kon. Werd hier niet het onmogelijke gevergd? Evenwel, treuren wij nietAan het ont werp der commissie zal immers een lang leven beschoren zijn. Wellicht is dat ook maar het beste. Want bij alle waardee ring, die men kan hebben voor de poging der commissie, om aan de taal der wet een modernistisch gewaad te verschaffen, zal toch wel niemand willen volhouden, dat de wet als geheel er in het ontwerp heel veel eenvoudiger of toegankelijker y-t. is geworden. Wie van de beginselen en Uit strekking der wet gemakkelijk op i- hoogte wil komen, zal verstandig doen, een kleine, duidelijke handleiding boven het uitvoerig commentaar, dat de commissie heeft opgesteld, te blijven verkiezen.. Ds. Houtzagers, van Kootwijk, die cU eerste theologische student aan de Vrij* Universiteit is geweest, bepleit in de „G e l! dersche Kerkbod e", dat de t h e a. logische faculteit aan de Y r ij Univ e r s teit geheel van de Oor. Kerken los wordt gemaakt. De candwiaatsbul zou onaihankelijk van de overtuiging aan den student uitgereikt moeten worden, gelijk het nu nog is, maar hetgeen men schijnt te willen veranderen. Maar men trachte dan tevens te bewerken, dat de Ned.-Herv. Kerk, evenals de Geref." Kerken, die bul erkent, en benoeme ook theologen uit de Ned.-Herv. Kerk tot hoog leeraar aan de V. U., mits zij natuurlijk Ge reformeerd van belijdenis zijn. „De Vrije Universiteit dus geheel vrij",- zegt ds. Houtzagers; „alleen zich gebonden wetend aan de Gereformeerde theologie." Wat doen de vrijzinnigen? De „N ieuwe Rotterdamse h e Courant", erkennende, dat de vrijzinni.' gen bij den aanstaanden verkiezingsstrijd in zooverre in een gunstigen toestand ver- keeren, wijl het bij hen thans tot eensge zindheid is gekomen, in tegenstelling! met het onderling gemok en gemopper in' de gelederen der coalitie stelt toch mei eenigen aandrang de vraag: Wat doen de' vrijzinnigen Het blad doelt daarbij op den grooèeD ijver, dien zoowel de sociaal-demo Ta*on als de rechtsche partijen ontwikkelen ten aan zien van het vaststellen der nieuwe kiezers lijsten, waarvan in den aanstaanden zoroor zooveel zal afhangen. In enkele groote ate- den Amsterdam, Rotterdam, Den Haag.< Utrecht zijn bureaux opgericht, waar ii^ lichtingen worden gegeven hoe men kiezer kan worden. Dat is goed, maar er r:>et meer gedaan worden, vooral in kleinere plaatsen. De sollicitanten voor de kiezers lijst moeten worden opgezocht. Ook moeten de in enkele steden (zooals Den Haag, Gou da, enz.) gevormde propaganda-commissies meeir navolging vinden. Kortom, er moot in de eerstvolgende dagen met ijver gezaaid worden, wil men in Juni op een bevredigen den oogst hopen. „«Bedenkt: het is nu de tijd, waarin df, kiezerslijst e n moeten worden opga maakt. fin-fabriek te ^oordwijk. Evenals andere jaren geven wij ook nu eenige cijfers, betrekking hebbende op de exploitatie van deze gemeente-gasfabriek ge- durende 1912. Er is in 1912 verwerkt 22,110 II. li.; steenkolen, tegen 19,890 II.L. in 1911. Geprcduoecrd588,808 M5. gas, of 26,6 Ms^ per H.L. kolen. In 1911 werd cr gepfrodu.-> oecrd 538,185 M3. gaf of 27.05 M3. per H.L. kol^n. Dat een H.L. kolen in 1911 meer gud leverde dan in 1912, wordt verklaard uit de omstandigheid, dat men tijdens of tam gevolge 'van de mijnwerkersstaking kolen moest aanschaffen van vaak minderwaar dige kwaliteit. Men moest voor lief nemietti, wat 'men krijgen kon. In 1912 is blijkens bc* venstaando cijfers 50,623 M\ gas moer giv produooerd 'dan in 1911. Door de gewom, meters is verbruikt 360,470 M3., dat ijs 28,022 M3. meer dan in 1911. Door muntmeters werd in 1912 gebruikt: 108,928 M3. gas, dat is 20,311 M3. mbej dan in 1911. Er is 28,743 H.L. cokes ge produooerd, waarvan door de ovens, da ver- warming enz. verbruikt is 10,092 H.L., zoo dat voor den verkoop overbleef 18,651 H.L, Voorts werd er 92,000 K.G. teer en 1800 H.L. ammonialcwater geproduceerd. Op 31 Doe. 1911 waren er goplaatst 540 gewone en 213 muntmeters. Op 31 Deo. 1912 waren dezo getallen resp. 5S8 on 286, zoodat gedurende 1912 werden hijgeplaatst DOOR LOUSSE B. B. Nadruk verboden). 11) Zij deed de bestellingen en Jacqueline haastte zich, alles dadelijk goed te keu- Ten; zij snakte er naar uit den winkel te komen. Nooit heeft Hendrik Groenboom begre pen, hoe hij nog zoo goed door deze vijf minuten is gekomen. O, als die mooie blauwe oogen, met dien geheel verander den blik, maar eens cén oogenblik hem hadden willen aanzien, één seconde slechts fcijn stommen, wanhopenden blik hadden willen beantwoorden...Maar zij wilde hem niet aanzien, het toeschietelJko meis je van gisteravond bestond niet meer, dit was slechts de freule Wangelen van Hoorn tot den Everaertsberg, voor wie een toko houder slechts bestond om in haar be hoefte aan postpapier te voorzien. Even bleek als hij, even ontdaan, maar toch met hooghartige ongenaakbaarheid in gezicht en houding, week zij geen hal ven voetstap van de zijde harer moeder, volgde zij deze als haar schaduw; zij gaf hem geen seconde gelegenheid voor een wenk, een woord een veelzeggenden oog opslag. Hendrik Groenboom besloot den drink beker der vernedering tot op den bodem te ledigen, misschien wel met de hoop, cp den bodem nog één droppel zoete hoop te proeven. Hij bracht de beide dames tot I aan haar rijtuig, bleef in gebogen houding bij het portier staan naast «ten stal jon- j gen, denzelfden, wien hu gisteravond het werk uit de handen had genomen. Geluk kig voor hem, hebben Inlanders gezichten, waar niets op te lezen staat, geboren lakeien als zij zijn. Och, wat gaf Hendrik Groenboom om zijn eigen knechten-hou ding op dat oogenblik, hij had zich wel in het stof van den tuin willen wentelen voor één verzoenenden blik van haar, maar zij ging langs hem zonder hem te zieu, zon der hem te groeten... „Mevrouw, freule..." Mevrouw groette beleefd terug, de freule zag uit het portier. De paarden trokken aan, het rijtuig reed weg. „Een net manneke, Jacqueline, heb-je niet gemerkt, dat die mijnheer je groette, toen wij wegreden? Kind, wees toch be leefd, vooral voor je minderen, dat is onze plicht." „Een winkelbediendeklonk het snij dend scherp, veel te 6cherp; daardoor kreeg die uitroep veel van een wanhoops- kreet, die kwam uit een ten diepste ge wond hartje. Mevrouw Wangelen in haar onwetendheid verwonderde zich over zooveel verborgen scherpte bij haar mee gaand dochtertje: „Foei kindlief, het is heel verkeerd zoo trotsch te wezen Een winkelbediende is toch ook een menseh." Een mooie, algemeeno theorie: als ma ma eens alles wist... Jacqueline werd vuurrood bij die gedachte. Het rijtuig van mevrouw Wangelen pas seerde, bij het hek van de toko een dogcart die er juist wilde binnenrijden. Een klei- ne, dikke dame, in sarong en kabaai, boog zich wat uit het karretje om de neide dames te groeten. Zij herkenden mevrouw Hobbeldonk. En dat ordinaire vrouwtje was „Ziju" tante! Jacqueline beet zich op de lippen, hoe diep was zij gedaald „Was dat niet je gastvrouw van gister avond?" „Ja, mama", Jacqueline stond doodsangst uit, dat haar moeder eindelijk Hendrik Groenboom zou herkennen, meer zou vra gen... over haar vernedering. Ja, eindelijk had zij het goede woord gevonden. Want zij schaamde zich; zij noemde het vernede rend, onteerend, voor een freule Wange len, dat zij een oogenblik had kunnen den ken aan een „man'' zoo ver beneden zich. Zij kreeg een gevoel over zich als ware zij schuldig aan een geheime fout. Zij ge loofde op dit oogenblik dat zij.Hendrik Groenboom, den tokohouder, zou kunnen haten. Misschien ware zij gevleid geweest, als zij slechts van zijn verlangen naar haar had gehoord. Werd niet in overoude tijden menig jonkvrouw van kooge ge boorte aangebeden en bewierookt door een troubadour of page? Zulk een ver eering kwam heel goe-d in het kader van haar hoogmoedige opvattingen. Maar geen water van alle zeeen kon den avond van gisteren en haar eigen... toeschiete lijkheid wegwas9chen. En juist om die zwakte, haar eigen zwakte, haatte zij hem. Als zij geleefd had in de middeleeu wen had zij hem gaarne in een onderaard- schen kerker van haar kasteel willen wer pen... zoo niet erger. Maar zij leefde in onzen tijd. ,,Hij" bleef in alle vrijheid die hij was, maar ook „Zij" bleef de jonkvrouwe Wangelen van* Hoorn tot den Everaertsberg, met al haar uiterlijko minzaamheid en innerlij- ken grenzeloozen hoogmoed. Nooit meer, na dien eenen gelukkigen avond, gevolgd door den noodlottigsten morgen van zijn leven, ontmoette Hendrik Groenboom de freule Wangelen, daar wist „Zij" voor te zorgen. Zij vroeg niet in haar gekwetsten hoogmoed, of ook hij soms leed, voor haar bestond de „man", Hendrik Groenboom, niet meer, slechts de wonde plek van gekwetsten hoogmoed in eigen boezem. Zij waakte er voor, dat voortaan zulke „onvoorzichtigheden" niet meer konden plaats hebben. En zij alleen wist, welken angst zij uitstond, dat hij, met de onbeschaamdheid van zijn soort, toch trachten zou haar weg te kruisen. En, dat dit toch nooit gebeurde aan zijn kieschheid toe te schrijven, dat kwam nooit in haar op. Wel was zij gelukkig, toen langzamerhand haar onrust overging in de oude zelfgenoegzaamheid nu niemand uit haar of zijn omgeving iets scheen be merkt te hebben van haar tijdelijke intimi teit met Hendrik Groenboom. Zij nam nooit meer in zulke kringen uitnoodigin- gen aan, Lucretia, mevrouw Hobbeldonk zag zij in maanden niet en toen nog maar op een afstand. In één woord Jacqueline kreeg spoedig de rust terug, die zij een oogenblik ver loren had. De tijd kwam, dat de Indische dagbla den het aanstaand vertrek naar Patria meldden van den Vice-President, baron van Wangelen van Hoorn, maar toch nog altijd tot den Everaertsberg. Het pensioen was reeds sinds eenige maanden verdiend, do illusie, van zich ook nog van den Everaertsberg te mogen noemen, nam al vaster vormen aan. Want weer waren er noodlottige berichten gekomen van de oude erftantes. Een strenge winter had, trots vereering voor jaegerwol, de infuen- za binnen de ondoordringbare muren van het kasteel toegelaten en de oudste der freules genoodzaakt, te verhuizen naar het Mausoleum in het park, de laatste aard- sche rustplaats der Wangelens. De eenig overgebleven tante^ reeds zwak van geest door ouderdom, was geheel kindsch ge worden door zooveel leed. De zaak-waar nemer der familie schreef naar Indië, dat het hoog tijd werd voor den aanstaanden heer en meester der familiebezittingen, in. persoon zijn uitgestrekte goederen te ko men beheeren. Zoo werd dan eindelijk besloten het land der vreemdelingschap te verlaten, dat zoo dikwijls in morrende oogenblikken 't oord der ballingschap was genoemd Onder de menigte, die het aanzienlijk echtpaar tot aan Tandjong Priok uitge>- leide deed, merkte Jacqueline Hendrik Groenboom op. Hij 6tond, wel wat vrij postig in de voorste rijen der heeren en dames, allen kennissen van de familie Wangelen. Zij -had hem in maanden niet gezien, maar zij herkende hem dadelijk, evenals vroeger, ondanks alles, opnieuw getroffen door zijn aangenaam uiterlijk, zijn eerlijk, openhartig gezicht, dat thans zooveel bleekor zag dan vroeger. (Wordt vervolgd.)-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5