Be Automaten van Vaucaason. Auek&oieu. Nieuwe Eaadsels. daar reilde .en, zeilde op den schouder en gultkelde naar huis. „Gauw vrouw doe open! Ik weet niet of ik iemand dood of levend bij me heb!" Moeder Liesbeth pprong op en trad met een gelaat vol bezorgdheid op den armen schipbreukeling toe. „Ia het mogelijk, vader Kijk eensstiet de arme vrouw uit, lijkwit van aandoening, het was Jacob.... ja, het moest Jacob zijn, hun kleine Jacob, dien zij nu al twee jaar mistenoch Heere I zouden ze hem dan weer gekregen hebben om hem weer te moe ten verliezen Alles, alles wat in hun vermogen was deden de oude luidjee, om den schipbreuke ling er boven op te brengen en het mocht dan ook lukken! Teen onze Jacob nu weer cenige dagen aan de betere hand was, vroeg hij vooreerst ver giffenis aan zijn grootouders en vertelde hun toen zijn wedervaren, dat in het kort daarop neerkwam, dat hij mee was gegaan met een schipper naar de West, maai- op de terugreis schijjbreuk had geleden, juist in het zicht van de geliefde haven. Maar een aardig spaarduitje had onze jon gen toch gemaakt en dat was ondanks zijn ongeval toch niet verloren gegaanin een lederen zakje, onmiddellijk op het blcote lijf gebonden, had liij tien gulden bewaard. Het was of in het geheel met Jacob's terugkomst de voorspoed ook weer haar in trede had gedaan in het armoedige visschers- hutje. Den 24sten Februari 1709 werd te Gre noble Jacques de Vaucanson geboren, die later een beroemd werktuigkundige zou worden. Als kind toonde hij een buitenge woon vernuft. Daar zijn vader vroeg ge storven was, leefde hij met zijn moedei' en zijn oom, admiraal de Vaucanson en beiden waren zeer trotsch op hem en bedierven hem op het zeerst. Reeds als kind, nam hjj graag elk ding uit elkaar, dat door middel van raderen liep, om te zien hoe het er van binnen .uitzag. Op zekeren d,ag had zijn oom hem mee genomen naar het stadhuis, waar in een der vertrekken een groote klok stond, dat was een buitenkansje voor onzen kleinen werk tuigkundige. Nauwelijks was zijn oom uit de kamer, of Jacqfues nam een stoel en zette dien zoo dicht mogelijk bij het iuur- werk, terwijl hij dit met de; grootste} aandacht bekeek. Het was veel minder ingewikkeld dan hij ge^aclft had en met geduld en inspan ning zofu hij Viit raderwerk wel kunnen na maken. Hij djurfde er niet aankomen, maai' nam „Yule" op zich nam, zich al heel weinig gunstig onderscheiden en was dus blij, dat hij dit postje eindelijk nog verkregen had, ofschoon het hem weinig geldelijk voordeel afwierp en hij er dus steeds op bedacht was, zijn inkomsten op alle mogelijke ma nieren te vergrooten. Hij vervoer nu kokos olie van Afrika naar Marseille en nam met genoegen af en toe nog eep enkelen passagier op, zoaals nu o.a. vader Raphael met diens pupil; en den ouden zendeling had hij op z'n eerewoord beloofd, goed voor het zwarte koningskind te zullen zctrgen. Vader Raphael, die geneigd was iedereen te beoordeelen naar zijn eigen braven inborst, was veel te goed van vertrouwen geweest in dit opzicht en had den kleinen neger koning benevens diens rijken uitzet, met het grootste gemak aan Conbalard's handen over. geleverd. Behalve dit, had hij den kapitein, ook nog een brief in bewaring gegeven, aan den geestelijke, die directeur van eai kost school was, gericht, en waar hij bij zijn aankomst te Marseille den kleinen zwarte, met hebben en houden zou afgeven, gelijk hij beloofd had. Maar het koffertje vol edelstecnen was voor den hebzuchtigen man natuurlijk een veel te sterke verleiding. Het bevatte im mers een fortuin, waar hij zich het minst rnSakommerd bestaan mee kon verschaffen, ja te ZJ^cs26h-« enn groote^ /TÜhangw, potlood, <ai papier en jeekende heel nauw keurig elk onderdeel na; zoo verdiept was hy in deze bezigheid, dat hij niet me kte, hoe zijn oom binnenkwam. Toen hij diens stem hoorde, schrikte hij zoo, dat hij van tafel opsprong, en zich den voet ver stuikte. Zijn oom droeg hem naar huis en langen tijd moest de arme jongen op een ruststoel liggen. Om zich bezig te houden, vroeg hij eenige stukjes hout en wat ijzerdraad. Men lette er niet op, wat hij knutselde. Eenige dagen later hoorden de huisge- nooten in de kamer waar Jacques lag, luide vreugdekreten; „het loopt, het loopt," gil de hij! Door zijn ijverig nadenken en zijn sta len volharding was hij er met de gebrek kige hulpmiddelen in geslaagd het rader werk van de klok in het stadhuis niet al leen na te maken, maar ook te zorgen, dat het Mep. Van dat oogenblik af droomde de jonge Vaucanson van niets anders meer dan van raderen en van uurwerken. Op het horloge volgde een kerkje waar de klok ken automatisch luidden engelen met de vleugelen klapten en de dienst door au tomatische priesters verricht werd. Op veertien jarigen leeftijd had Jacques zijn schoolstudiën volbracht en maakte voor Lyon een watermachine, die water moest verspreiden in alle deelen der stad. Maar hij hield zich niet alleen bezig, met het maken van kunstwerken, maar dacht er steeds over na, ook machines te vervaar digen, die yoor de Maatschappij van groot nut konden zijn. Hij is het, die den riem zonder einrl heeft uitgevonden. Ook vervaardigde hij ver scheidene machinerieën voor de zijde-in dustrie. De werklieden in de fabrieken, die er van gehoord hadden, dat er voortaan minder werkkrachten zouden nooclig zijn, achtervolgden den uitvinder met scheld woorden, gooiden hem met stecnen; kort om maakten hem het leven op allerlei wijze onverdraaglijk. Zijn wraak was erg vernuftig; hij vond een machine uit, bewogen door één ezel, maar die het werk deed van twintig man I Deze machine is nog te zien yin het museum van kunsten en wetenschappen te Lyon, evenals eenige lappen zijde, die er mede vervaardigd zijn. Heel lang heeft hij gezocht naar een auto maat, waarin duidelijk de bloedsomloop te zien zou zijn, maar door gebrek aan steun en geld heeft hij die niet kunnen afmaken. Hij stierf in 1782, terwijl hij bijna tot op den laatsten dag nog bezig was. zonder zioh ooit in zorgen te behoeven te steken. HOOFDSTUK IV. De Soliat van Nidri. De „Yule" zette kalm haar reis voort; eerst door den Atlantischen oceaan "en ver volgens door de Middellandsohe Zee. De vriendschap tusschen het blanke scheepsjongetje en den zwarten koningszoon werd al inniger en er ging geen dag voorbij, waarop het tweetal niet lange gesprakken had op het uur, dat Pak-je.weg, feitelijk recht had op rust. Het spreekt vanzelf, dat Nidri hij zulke goedé conversat ie.lessèn de Fransche taal uit. stekend machtig werd. Te Teneriffe was ons tweetal al een ge vaar ontkomen, waar zij zich geen van hei den bewust van waren geweest, ofschoon Maxius anders nog al heel gauw op alles bedacht was. De kapitein had beiden jongens verlof gegeven, om eenige uren aan wal te gaan: ja, zelfs mochten zij tot den avond wegblijven. Men begrijpt met welke ge dachten: met genoegen zou de „Yule" het anker gelicht hebben, eer het tweetal wier aan boord was; geen haan kraaide er dan meer naar het- rijke zwarte Koninkje en diens schat, dien Conbalard zich dan veilig kon toj'.ëigenen en om den armen -"beepsjon gen zou nien^of-d rich "'cuk maken, die zou Ingezonden door „Meidoorn." Mania, ik geloof, dat we slecht weer krijgen." „Hoe weet je dat ventje VJ „Wel de barometer is gedaald". „Heb je dat wel goed?" „Ik heb hem zelf de trap af laten vallen." Ingez. door Hendrik Schrijndera. Eenvraag. Oom: „Ja, Ali, het is best mogelijk, dat er menschen op de maan zijn." Kleine Ali: „Oom waar blijven ze dan als er geen maan schijnt?" Indeschool. Meester: „Jan, vervoeg jij het werk woord „onderspit delven"." Jan: „Ik spit onder Delft. Ik spoot onder Delft. Ik heb Delft onder gespoten." Ingez. door „Prinsesje." Op school. Meester: „Wim noem jij een6 drie fei ten waaruit blijkt, dat de aarde rond is." Wim: „De boeken zeggen 't en u zegt '4 en Ma zegt 't." Ingez. door „Hulsttakje." L Zoek uit elk der onderstaande zinnen een woord, zoodat ze te zamen een spreek woord vormen. Zie je daar die hooge huizen? De bladeren vielen van de boomen. Wie zal de bal vangen. Hebt gij veel boeken? De wind waait uit het Oosten. Ingez. door: „Willem Teil." II. Verborgen schoolbehoeften. 1. Max is een knappe neger. 2. Piet ging met zijn Pa, pieren zoeken om te visschen. 3. Wanneer Vader zegt: „werken!" dar begin 'k terstond. 4. Als ik roep „boe, boekruipt onf klein Mietje van angst in een hoek. 5. Pas op gij blaast asch in mijn oog. 6. In dat horloge staat een naam gegrift wel weer dienst nemen op een ander schip, zooais er zoovelen het rolseneiland passeer den. Nidri zou ©veneens wel weer eens meege nomen worden naar zijn vaderland; hij hoorde toch nergens anders thuis, wat had hijzelf nu aan al die schatten: kleeding droeg hij liaast niet en hij at mets anders dan bana nen. Weineen, onze kapitein behoefde i2r zich totaal geen gewetensbezwaar van te maken, redeneerde hij bij zichzelven, die negerjongen zou immers toch niet tegen het Fransche klimaat kunnen, dat was vast en zeker veel te koud voor hem. Maar wonder boven wonder was het twee tal weer veel gauwer aan boord gestapt, dan iemand wel gemerkt had en toen de „Yule" dus weer in volle zee was en kapi tein Conbalard zijn factotum riep, was hij ten zeersten verbaasd, den liandigen jongen te zien verschijnen. Nu moest hij dus op een ander wijze van het negerkoninkje zien ai te komen en dit wel zoo gauw mogelijk, daar de „Yule" geen enkele haven meer aandeed. Hij wist echter niet wat een hechten steun het zwartio bezat in de vriendschap van den blanken scli oeps jongen. Hij zag de kinderen wel dik- ■wijls samen praten en pret maken, maar hij dacht eerder, dat dit gewoon daar uit voort kwam, dat zij nagenoeg van gelijken leeftijd waren. £W,ordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 13