FEUILLETON.
De Cassette van Nidri.
Een JapansGh meisje.
kan den anderen kant van het "bloemperk
en §loeg hier en daar de knoppen af. Daar
kwam Oesel aan. Nauwelijks zag "Willem
dat, of hij trachtte Sultan op te hitsen
Inet de woorden:
„Poesjes, poesjes."
Maar de hond hield te veel Van zijn kleine
speelkameraad, dan dat liij zich stoorde aan
die laffe ophitser ij. Hij ging naar Oesel
too en begon met hom te spelen. Willem
liep op de dieren toe,- pakte do poes beet en
trok haar aan de staart. Dat was te veel
voor Mariebjc, die haar gast royaal een klap
in het gezicht gaf, terwijl Sultan de partij
van zijn meesteresje op nam cn tegen Willem
opsprong, met de bedoeling hem to bijten.
Gelukkig kwam moeder tusschenbeiden die
door de open warandedeur alles gehoord en
gezien had en nu kortaf zei tegen Willem,
die een keel opzette van "belang:
„Houd op met schreeuwen, Willem, het
is jouw schuld, dat de hond je wil bijten;
hij was er boos over, dat je de poes kwaad
had gedaan. Het spijt mij, dat Marietje
je een klop heeft gegeven, maar zij lean, net
zoo min als ik, velen, dat menschen dieren
plagen. Dat valt rn'ij cok erg van je tegen;
ik dacht, dat jo een flinke jongen was.
Willem ging heen zonder een woord te zeg
gen, terwijl Marietje een beetje beschaamd
over haar plotselinge driftbui in een hoekje
van den tuin ging zitten. Moeder kwam'
naar haar toe en zei vriendelijk:
„Kindlief, ik kan me wel begrijpen, dat
'je daareven boos was op Willem. Ik vond
zijn manier van doen ook allesbehalve aardig,
maar je rnoct bedenken, dat Willcm's moed1 ar
al jaren lang dood is en zijn vader het te
druk heeft, om' zich veel met hem te bemoeien.
Niemand heeft er hem zeker op gewezan,
'dat het wreed is, om dieren te plagen. Be
loof je mij', dat je je best zult doen, orn wat
vriendelijk voor den jongen te zijn? Dan
ben ik er zeker van, dat hij ook aardiger
zal worden. Door boos op hem te blijven,
zou hij zijn slechte gewoonten niet afleercn,
denk je wel kindje?"
Ma Het je keek haar moeder eens even aan,
daar kwani Willem weer binnen met een ver.
legen gezicht. Zonder aarzelen ging Marietje
naar hem toe, treikte hem de hand en zei:
„Zeg Wim, willen we eens krijgertje spe
len in den tuin?"
Willem' knikte en weldra waren de kinderen
druk in hun spel verdiept.
Sultap, die aan Marietje's gezicht zag,
dat de Vriendschap weer gesloten :wps tus.
schen de jonge luidjes, rende ook met Oesel
om: het hardst door den tuin.
Het verdere van de week ging in de grootste
eensgezindheid voorbij en teen Willem weer
naar Amsterdam ging, nam hij zich vast
yoor, nooit meer te zeggen: „Ik houd er
niet van met meisjes te spelen."
Ook had li ij de leelijke hebbelijkheid af
gewend, om dieren te plagen en te kwellen,
-
Nidri had nog niet genoeg blanken ge
zien, om daar feitelijk genoeg over te
durven oordeelen. Och, was hij maar lie
ver te Ikola gebleven, onder de hoede van
zijn goeden grootvader 1 ZooLang vader
Raphael nog meeging, was het nog iets,
ma-ar nu hij zoo heel op zichzelf zou staan
....en Nidri schreide vele heete tranen en
voelde diep, diep heimwee naar zijn groot
vader en naar zijn land.
HOOFDSTUK lil.
De Scheepsjongen pak je
w e g.
Langzaam sneed de boot door het water
heen, op het dek stond Nidri, totaal van
iedereen verlatenalleen een scheepsjon
gen, zoo ongeveer van zijn leeftijd was be
zig de kabels op te rollen. Een oogenblik
deed hij, of hij hem helpen wilde, en hun
oogen ontmoetten elkaar; ze lachten el
kander vriendelijk toe.
terwijl Marietje geleerd had, met kinderen
om te gaan en niet te gauw ongeduldig en
boos te worden.
„Dus, om drie uur", zei Henri.
„Ja, om drie uur", antwoordde Walter.
„Ma zal de suiker en boter en alles klaar
zetten en dan kom ik je halen. Wij zullen
dolle pret hebben."
„Of wij."
Walter rende weg en Henri ging de ver
aniin binnen.
„Waar is moeder?" vroeg hij haastig.
„Uitgegaan, jongeheer," sprak de meid.
H'enri ging de trap op naar de kinder
kamer. Daar stond juf voer de kleerkast.
„Dat is een buitenkansje, Hemd," zei
juf tot hem. „Je bent uitgenoodigd om op
het kasteel te komen theedrinken. Ik zoek
je fluweelen pakje uit en een schoone
kraag."
Henri's gezicht betrok, maar juf merk
te dat niet.
„Verbeeld je, je zult een echte Japan-
sche dame zien, is dat niet aardig?"
„Ik kan vandaag niet naar het kasteel
gaan, want ik heb Walter beloofd toffee
te komen maliën."
„Kom, je kunt op een anderen dag naar
Walter gaan, Henri," zei juf, „mevrouw
heeft gezegd, dat ik je je beste pakje
moest aantrekken, en dat wij om drie uur
er heen gaan. Zio zoo, ik heb nu alles
klaar gelegd."
Zij deed de kast dicht en liep gauw
naar beneden, om te zien, of de meid goed
de tafel gedekt had.
Henri was erg teleurgesteld. Eu moest
hij zijn vrijen middag in een vreemd hui6
bij een vreemde dame doorbrengen, ter
wijl hij er zich zoo op verheugd had met
Walter toffee te maken. Als mama nu
maar thuis was; met juf er over te spre
ken gaf toch niet, dat wist hij bij onder
vinding.
Onder het middageten was Henri erg
stil, terwijl juf blij waB, dat zij naar het
kasteel mocht gaan dien middag.
„Verbeeld je, een echte Japansche
dame, Henri, en ik zal je nog wat ver
klappen, er is een klem Japansch meisje
ook bij. Is dat niet aardig?"
„Een klein meisje," riep Henri uit, „ik
houd niet van. meisjes^ behalve van Lize,
Walters zusje, Zij zijn zoo..."
„Eet nu maar vlug dow, Henri. Ik
denk, dat je dat Japansche meisje wel
aardig zal vinden."
„Ik wou veel liever naar Walter gaan,
juf."
Maar er hielp niets aan. Precies om
„Jij bent die kleine Negerkoning hè
die door d'en zendeling mee naar Frankrijk
werd genomen?" vroeg de scheepsjongen,
die zich onmiddellijk aangetrokken gevoel
de tot den kleinen zwarten vreemdeling.
„Ja," antwoordden Nidri.
„Hè, versta je Franseh"?" vroeg de
bootsjongen.
„Ja zeker; en ik spreek het zelfs, zoo
als u hoort."
„Wie heeft je dat allemaal geleerd
Ik dacht dat de zwartjes niets wisten."
„Van vader Raphael heb ik een heele-
boel geleerd."
„O nou begrijp ik het, maar hoe heet
je eigenlijk?"
„Nidri."
„Nidri wie?"
„Niö'ri eenvoudig Nidri; is dat dan nog
niet genoeg?"
„Wel je hebt toch altijd een van ook?"
„Ik niet. Jawel, bij het doopeu, heeft
men mij wel Paul genoemd, maar ik
houd mij toch liever aan den naam Nidri,
die de Wabende's mij hebben gegeven."
„Maar je vader dan?"
„Die heette Rumba en mijn grootvader
Mléba."
„Vreemd is dat?" zei de scheepjongen,
maar ging intusschen kalm weer aan zijn
werk.
-1-
dno uur stapten juf en Henri, die er keu
rig netjes uitzag in zijn beste kleeren en
met extra schoone handen o£ weg naar,
het kasteel.
„Wat zal Walter nu wel denken."
„Ik zal even bij hem aangaan op den
terugweg," sprak juf.
„Wees nu aardig en beleefd vanmiddag,
Henri. Het is heel aardig, dat mijnheer
en mevrouw Mertens je vragen. Boven
dienO daar vertelde ik bijna het ge
heim."
„Wacht u even juf, daar komt Walter,
ik moet hem even spreken."
„Goed, dan moet ik hem een boodschap
voor zijn moeder meegeven," zei juf.
„Suiker, boter en amandelen," schreeuw
de Walter al uit de voite. „Kom gauw
mee, Henri."
Henri streed tegen zijn tranen, en juf
sprak:
„Het spijt mij, jongeheer Walter maar
Henri moet vanmiddag gaan theedrinken
op het kasteel."
„Op het kasteel?" vroeg Walter teleur
gesteld.
„Om met een klein Japansch meisje
kennis te ma-ken^' hernam juf.
„Hoe akelig,'' riep Walter uit, maar be«*
gon op eens heen en weer te dansen eq
zong:
„In Japan leefde eens eon man,
Zijn naam was Chicky-Karoo-Karang,
Chicky-Karoo-Karang
„Mischien heet dat meisje ook wel Chicky-,
Karoo. Doe haar mijn groeten hoor. Ik be-',
klaag je, dat je je vrijen Woensdagmiddag
moet gebruiken om met een Japansch meis.'
je te spelen."
„Foei, jongeheer Walter," zei juf, ea
nam Henri bij de hand om den verloren
tijd in te halen.
Een paar minuten liep hij gedwee mee,
rukte zich toen los, terwijl hij riep:
„Ik moet Walter even wat zeggen, ik
haal u dadelijk in, juf".
„Hoor eens Walter," zei Henri haastig,
„kom mij op het kasteel halen, als ik daai
een half uurtje geweest ben. Dan kunnen
wij toch nog toffee maken. Doe het alsje
blieft, Walter."
„Maar...." sprak deze.
„Als moeder maar thuis was geweest,
weet ik zeiier, dat zij het goed had gevon
den, als ik naar jou was toegegaan in
plaats van naar het kasteel. Doe het dus."
Walter zette een bedenkelijk gezicht, ren-
de toen naar huis om er met Lize over te
spreken.
„Weet je wat, Walter", zei deze na eenig
nadenken, „laten wij een briefje schrijven
dat jij dan naar het kasteel brengt. Dan
kan Henri zeggen, als hij het gelezen heeft;
ik moet naar huis, een zeer dringend geval,
Nidii sloeg hem gade en vroeg op eens::
„En jij, hoe heet jij eigenlijk V' ,,Ik? o.
ik heb zooveel namen. Maar aan land noe
men ze mij Marius."
„"Waar is eigenlijk je vaderland?"
Het gelaat van den armen scheepsjongen
klaarde op.
„Marseille. O, dat land is toch zoo prach
tig
Het zwartje bleef eenigen tijd in gepeins
verdiept.
„Marseille", vroeg hij. „Moet de Yulo
daar niet juist aankomen?"
„Ja, zoo is het."
„En i8 dat dan zoo'n mooie stad?"
„Nou, dat geloof ik
Mooier dan Brazanville?"
„Ze zi^n heelemaal niet te vergelijken?"
„Mooier dan Loango?"
„O, wel honderd duizend maalMaar ik
ben nog niet klaar met al die namen op
te noemenvooreerst dus Mariusdan Rei-
noud, dat is die van mijn vader en dan nog
mijn naam hier aan boord van het sohip*
pak je weg!"
Nidri trok een gek gezicht.
„Dat is een moeilijke naam om uit te
spreken."
„Jawel, maar noem jij me maar eenvou
dig Marius. Ze verzinnen hier nu eenmaal
van allerlei dat niet aardig is."