No. 16224.
LEIDiOH BA0BI1Ü.B, Saterdag1 11 Januari. Vierde Blad.
Anno 1913.
Brieven yan een Leidenaar,
Eerste Kamer.
Tweede Kamer,
FEUILLETON.
Abby's vader.
CCCCXXXII.
Het kleine staatje, dat elk jaar weer .n
iet begin van Januari doer liet bureau
van den Burgerlijken Stand wordt gepu-
blioeerd, en den loop dor bevolking over
bet afgeloopen jaar aangeeft, wordt door
Telen met belangstelling ontvangen. Er
wordt, en niet geheel ten onreolite, een
graadmeter voor den vooruitgang van de
gemeente in gezien, Men zal echter goed
.doen de cijfers van zulk een statistiek in
Verband met andere faetoreu te beschou
wen en te waardeeren.
Men heeft den loop der bevolking van
onzer gemeente over 1912 Donderdag in
bet Leiaseh Dagblad kunnen lozen. De
'toeneming is zeer matig geweest en be-
idroeg slechts 74. De voorzitter van den
gemeenteraad heeft in de Donderdag ge
houden raadsvergadering, in zijn openings-
Cede op deze geringe toename clan ook
gezinspeeld. Vergelijkender wijze kunnen
W er echter over tevreden wozen. Er zijn
Saaien geweest, dat de bevolking een
.weinig daalde en verleden jaar U-droeg
toename slechts 19. Daar is dus een
Scïeine vooruitgang te bespeuren.
Het aantal geboorten overtrof in 1912
fiet aantal sterfgevallen met 796 ui 1911
fcnet 742, wat- ook een kleine vooruitgang
.aanwijst, en waaruit althans blijkt dat de
gezondheidstoestanc. in 't algemeen geno-
'jnen gunstig was te noem..i. Dit treedt
'toog duidelijker in heb licht, als men het
getal sterfgevallen op zichzelf' beschouwt.
jBLeb bedroeg in 1912 629 tegen T34 in 1911.
(En wanneer men daarbij in aanmerking
toeerat dat 1911 met 1910, wat het 6terfte
Cijfer betreft, reeds gunstig afsteekt hij
'de voorafga? ode tien jaren, dan kunnen
.Wij in dit opzicht al bijzonder tevreden
ftver 1912 zijn. Want wat gaat er boven
Cen goede gezondheid, ook voor de stad
fcelf.
Mogen wo dezen vooruitgang toeechrij-
fr&n aan de toenemende zorg Van de
Volksgezondheid door de gemeentelijke
'overheid, dan verdient deze daarvoor ze
ker onzen dank.
De Vermindering door vertrek overtrof
de vermeerdering door vestiging met- 722.
5>it-. cijfer komt wonderwel met dat' van
het vorig jaar overeen, toen het verschil
723 bedroog. Maar het zou eerst naar
?3jn rechte waarde geschat kunnen wor-
Üleo, wanneer men wist, hoe groot het
[percentage is van hen, die de gemeente
metterwoon verlieten, hetwelk zich even
'fouitcn de grenzen der stad heeft geves
tigd, en die feitelijk Leidenoara zijn ge
bleven. Al hebben zij 'zich geheel of gedeelte
lijk aan heb betalen der stedelijke belas
ting onttrokken, en is dus hun vertrek als
Zoodanig een nadeel te beschouwen, voor
het overige leven ze heb leven der stad
geheel mee».
Ah wij zien hoe groot het aantal nieuwe
Huizen is, dat aan den Rijnsburgerweg in
de laatste jaren is gebouwd, on hoe epoe-
'dïg dezë zijn bewoond, dan is de veronder-
at-elling tooh niet gewaagd dat daar een
jgroofc aantal oud-Leide naars wonen.
Het wordt den bewoners er zoo ge
makkelijk gemaakt. Men kan van af den
$tijnsburgei*weg onder Oegstgeesb het
centrum der stad door middel v'on do
Elektrische tram haast nog vlugger berei
ken, dan van een der «Singels, waar inen
niet -ran de tram kan profiteered
Ik be«n dan ook belangstellend naar de
bevolkingsstatistiek van de gemeente
Oegstgeest over 1912 en het zou me riet
verwonderen of daar zal de bevolking wel
rnet een niet onaanzienlijk bedrag zijn toe
genomen.
En de uittocht uit Leiden oven over do
grens bepaalt zich niet enkel tot de ge-
aneente Oegstgeest. Zoeterwoude slorpt er
•Jaarlijks ook wel eenige tientallen op; zoo-
iwel aan den kant van cl en Haag weg als in
kostelijke richting lange den Hoogen Rijn-
'dijk en zuidwaarts over de grens naar den
Zoete vwoudschen weg. Zoo'iil j aarlijksohe
foevolkïnksstatistiek stelt weer eens in het
'licht hoe noodig het is dat de grenzen oh-
,'izer gemeente af en toen worden uitgezet,
en de bewoners, die eigenlijk tot Leiden
behooren ook tob Leiden worden gerekend,
niet alleen deelen in de profijten die het
stadsleven ipeebrengt, maar ook de lasten
mee helpen dragen.
De annexatieplannen, welke ge ruimen'
tijd geleden werden vernomen en bespro-
i ken, schijnen thans weer te sluimeren. Mo-
ge de aandacht van autoriteiten door yer-
i schijnselen als ik hier bespreek, er weder
op gevestigd worden
Doch afgescheiden daarvan, moet zoo-
wel stadsbestuur al's de burgerij zelf, er
j ook naar trachten de stad zoo aantrekke-
j lijk mogelijk te maken.' Het valt niet te
ontkennen dat ook Den Haag nog altijd 'n
groote aantrekkelijkheid voor velen Lei-
denaars blijft vormen. Zoo langzamerhand
worden de lasten er echter ook al hooger,
zoodat men er niet meer behoeft heen te
gaan om 't voordeel. Mogo het peroentage
der plaatselijke directe belasting er nog
iets minder zijn dan in Leiden, dan weegt
daar heb goedkoopere leven in deze ge
meente toch ruimschoots tegen op.
Maar Den Haag heeft voor hen, die van
genieten houden, toch altijd de voorkeur.
En er is voor onze gemeente geen mo
gelijkheid op om in dit opzicht met een
groote stad en allerminst met een stad a's
Den Haag to wedijveren.
Dit sluit echter niet in, dab wij daarom
violen maar moeten laten zorgen. Heen,
het stadsbestuur moet zooveel mogelijk de
1 gelegenheden voor gepaste uitspanningen
helpen bevorderen. Met het oog daarop
j is een subsidie van de gemeente aan den
I Schouwburg, dunkt mij, ook wel te recht-
vaardigen.
j Bovendien voel ik iets voor de k-laohb
eenigen tijd geleden in het „Leidsch Dag-
vd" geslaakt door den ondernemer van
1 uitspanning ,,Het Posthof", de klacht
j n.l. dat hier des Zondags ook na de ge-
I wone godsdienstoefeningen de openbare
vermakelijkheden moeten blijven gesloten,
terwijl in Den Haag bijv. deze open zijn.
Dat bevordert den trek naar buiten nog
meer. Men maakt gelegenheidsreisjes naar
Den Haag, en wat daar genoten wordt en
verteerd, moeten de Leidsohe neringdoen
den derven. Maar bovendien hecht de
Leidenaar zich op deze wijze aan.de vreem
de stad en ontwent aan de eigen plaats,
zocclat er ten slotte een verlangen ont
staat voorgoed Leidenaar af te wor
den. Die gelegenheid behoeft maar oven
gunstig te zijn, om te kunnen verhuizen of
men zegt de etad waarin men eigenlijk
thuis behoort, vaarwel.
Leven wij hier niet onder dezelfde wet
ten dan elders, waar des Zondags wel mu
ziek mag worden gemaakt, men wel bios
coopvoorstellingen mag geven vroeg
toentertijd de bovengenoemde inzender.
Wij leven hier onder dezelfde Zondags
wet, maar men past deze hier wat stren
ger toe, antwoord ik. En het komt mij
voor, dab heb mede in het belang der stad
zou zijn, wanneer men gepaste vermakelijk
heden ook op Zondag minder aan banden
lei. Waar heb.hoofd der gemeente of het
College van B. en We. ten slotte elk ge
val op zichzelf hebben te" beoordeelen, zou
men het in handen hebben, datgene te we
ren wat minder goed kan worden geacht.
Wie er niet van willen profiteeren kun
nen immers voorbijgaan, en wie er van wil
len genieten, behoeven niet naar Den Haag
of elders te reizen.
Het voordeel is dan aan drie kanten.
De ondernemers in de stad verdienen wat
ei de liefhebbers bewaren in ieder geval
het reisgeld en de stad. blijft levendiger.
Laat men er maar eens oven denken,
daar waar men er iets over te zeggen
heeft.
Men versta mij echter wel. Ik zou niet
graag ter wille van een voordeeltje voor
enkele ondernemers uitspanningen wep-
schen en vermakelijkheden toestaan, die
niet door den beugel kunnen en een slech
ten invloed zouden uitoefenen, ook al wor
den deze elders getolereerd, doch een
vermaak en een uitspanning die men elders
op Zondag kan genieten, en die geen
kwaad kan, mag toch hier ook wel toege
staan worden.
Vergadering van Vrijdag 10 Januari 1913.
VV a t e r s t a a t s b e g r o o t i n g.
Wegens afwezigheid van den Minister van
Waterstaat had de Minister van finnen-
landsche Zaken zich met'de verdediging van
de wetsontwerpen betreffende eerstgenoemd
departement belast!
Bij ontwerp 5 ahtwóordde de Minis-'
tervan Binn ejn lindsch e Za
ken. (de heer Heemskerk) op het verslag,
dat van onteigening pet zone geen sprake
is, en dat de onteigening geen beslag kun
krijgen vóór het gebouw der firma Gerzon
te Rotterdam tot stand kwam.
Bij ontwerp 7 houdt de heer Van
N ierop (lib.) cenige beschouwingen ovsr
de geschiedenis der amortisatie, welke se
dert 1341 hierop neerkwam, dat. geamorti
seerd werd heb bespaarde bedrag.
Onnoodig neemt de staat een verplich
ting op zich. Welk voordeel wordt door die
verplichting voor den staat bedongen?
Men werpt noodeloos een staatsrechtelijke
quaestie op. Wij verbinden heb -nageslacht
om de. amortisatie te verhoogen tot 2 mil-
lioen giilden. Kan dat niet aan de wijsheid
van het volgend geslacht worden overgelfb-
ten Wij leven toch in tijden van gTOoteu
voorspoed, in weerwil dab de begrooting
nauwelijks sluitend is te maken en: zoo zullen
wij de verplichting opleggen, terwijl - wij
Van de toekomst niets weten.
Daarom kan apr. nog ;niet. besluiten zijn
stem aan deze wet te geven en zal hij af
wachten, wat de minister vanfinanciën
tegen zijn bedenkingen znl inbrengen.'
De Minister van Financiën, de
heer Kolkman, beantwoordt de charge, te
gen dit w.o. gedaan. Hij had die nÏ3t
verwacht na het zoo onschuldige af dee-
lings verslag, zoodat hem die onverwachte
bedenkingen zeer Verbazen en beantwoor
ding zeer lastig is. Toch is het een onschul
dig wetsontwerp, zoo in- als. uitwendig.
Het hoofdbezwaar van den epr., dat de
minister een regeling voorstelt, in 1811 ver
worpen, bewijst z. i. absoluut niets De
regeling van 1841 was in ieder geval du
bieus. 't Gaat toch niet aan, om als onze
staatsschuld hoog genoteerd is, een exor
bitant bedrag te amortiseeren. Men is
daartoe niet verplicht.
Nu de minister meer wil aflossen, meent
de heer v. Nierop, dat dé vrijheid aan ban
den wordt gelegd. Dit begrijpt de minister
niet. De bestaande vrijheid komt hierop
neer, dat geen amortisatie geschiedt, als
cle staatsschuld laag efcfjftt. De minister
verdedigt de- amorfcinatijg van het bedrag
van 2 milHoen met bijschrijving vaa de Vrij
komende rente. vi
Aan het nageslacht worden bij dit w.o.
geen lasten opgelegd Het blijft geheel
vrij. Bereikt de amortisatie 2 millioen, dan
zal stop gezet worden. Dus het nageslacht
blijft vrij. Wil het nageslacht nog de vrij
vallende rente er bij nemen, dan moet hit
dab zelf weten. Maar deze wet dwingt nie
mand.
De minister blijft bij de Kamer aandrin
gen op aanneming Van dit w.o., want het
ware ridicuul een aflossing te bestf.ndi
gen, die in 1841 niet is voorzien. Toen kon
de koers nooit 94 bereiken, anders wa *e
toen auders over deze zaak gedacht.
De minister hoopt, dat de groote meer
derheid liem in het thans voorgestelde
systeem zal volgen.
Na repliek van dén heer VanNIerop,
dié volhoudt, dat. het nageslacht wordt be
zwaard, betoogt de M in i-s t e r van
Financiën nog, dat de Voorgestelde re
geling is in het belang der echuldeischers
en heb na. ons komend geslacht in geenen
deele geschaad aal worden.
Op verzoek van den heer Van Nierop
in stemming gebracht, wordt het ontwerp
aangenomen met alle (28) stemmen tegen
1, die van den heer Van Nierop.
De Kamer gaat, na aanemirig rn de
verdere ontworpen, tot nadere bijeanroe-
ping uiteen.
i)
Het was in den tijd van Cromwell Kolo
nel May vair was de jongste officier van bet
lïeger van de Republiek; hij wa3 pas dertig
Jaar. Maar al was hij jong, toch was hij een.
Óud soldaat, gebruind door de zon en ge
kard in den kriik, want hij was soldaat ge-
.worden. op zijn zeventiende jaar; hij had
menig gevecht meegemaakt en hij had zijn
hooge-n-rang in den dienet en de bewonde
ring der menschen stap voor stap verwor-
iven door zijn dapperheid op het veld van
toer. Maar nu had hij ernstige zorgen; oen
tochaduw was op zijn geluk gevallen.
Het was een winteravond; en buiten was
|»et stormachtig en donker; binnen heefüch-
te eeu droefgeestig zwijgen; want de kolo-
fiei en zijn jonge vrouw hadden samen hun
Hart lucht gegeven over hun verdriet,
hadden hun hoofdstuk uit den Bijbel gele
ien en hun avondgebed gezegden nu was
♦r niets meer te doen dan hand in hand
iKuneu te zitten en in het vuur te staren om
fra denken... en te wachten. Zij zouden niet
behoeven t-e wachten, dat wisten zij;
toa de wouw sidderde bij die gedachte.
'Zij hadden een kind, Abby, zeven jaar oud
ton h un afgod. Zij zou zóó binnenkomen, om
hun een nachtzoen te geven, en de kolonel
toefde:
Droog je tranen af, en laten wij voor
6ttr gelukkig schijnen. Wij moeten voor
het o ogenblik vergeten, wat er gaat ge
beuren.".
„Ik zal het doen; ik zal ze inhouden,
hoewel niijn hart breekt."
„En wij zullen aannemen wat over ons
ia beschikt, en het lijdzaam dragen, omdat
wij weten, dat wat Hij doet, reohtvaardig
ia en goed bedoeld."
„En zeggen: Zijn wil geschiedde l Ja, ik
kan dab zeggen met geheel mijn ziel en ge
heel mijn verstand. Ik wou, dat ik het ook
- met mijn hart kon zeggen."
„St! liefste daar komt ze!"
Een klein figuurtje met een krulUbol
gleed de deur binnen in haar nachtjapon
netje en vloog naar haar vader, die haar
aan zijn-borst drukte en haar driemaal
innig omhelsde.
„Och, papa, zóó moet u me niet zoenen;
u maakt- mijn heele haar in de war."
„Óch, wat spijt me dat; wil je 't me
vergeven?"
„Natuurlijk, papa. Maar spijt 't u heusch.?
Niet maar voor een grapje, maar echt,
heusch spijten?"
„Nu kijk maar zelf, Abby," en bij bedek
te zijn gezicht met zijn handen en deed of
hij 9nikte. Het kind had erg berouw, toen
zij zag wat voor vreeselijks zij gedaan had,
en zij begon zelf te schreien en- aan zijn
handen te trekken, terwijl ze zei;
„Neen, papa, toe, huil niet: Abby meen
de het niet-I Abby zal het nooit weer doen;
tóe, papa! Terwijl ze zoo trok en haar best
deed om de vingers weg te krijgen, zag ze
even een oog, riep uit: „Hè, stoute papa,
u huilt heelemaal niet! U maakt maar gek
heid Abby gaat naar mama, want u bent
niet aardig voor Abby"«
van zijn schoot afklimmen,
vader sloegvzijn armen om
Alj wou
maar haar
haar heen en zei
„Neen, blijf hier, lieveling; papa was
stout* 't ia waar, en hij heeft er spijt van;
daar, laat ik je traantjes wegzoenen; en
dan vraagt papa Abby om vergiffenis en
zal alles doen, wat Abby zegt, dat hij doen
moet, als strafj daar, nu zijn ee allemaal
weggezoend, en geen krulletje is er in de
war en al wat Abby vraagt..."
Zoo was de vrede hersteld; en dadelijk
brak de zon weer door en scheen stralend
nit de kinderoogen; zij streelde haars va
ders wangen en sprak de straf uit: „Ver
tellen, vertellen!"
Wat is dat?
De ouders hielden hun adem in en luis
terden. Voetstappen, flauw opgevangen
tusschen de windvlagen door. Zij kwamon
al nader en nader, luider, luider Toen
gingen ze voorbij en stierven weg. Da
ouders haalden verlicht doep adem, en de
vader ging vertellen.
„Moet het vroolijk zijn?"
„Neen, papa, een griezelig verhaal."
Papa wou liever iets vroolijks, maar het
kind stond op haar recht; er was overeen
gekomen, dat ze alles mocht verlangen wat
ze wou. Hij was een goed puriteinsch sol
daat en had zijn woord gegeven: hij zag,
dat hij heb houden moest. Zij zeide: „Papa-,
we moeten niet altijd vroolijkc verhaaltjes
vertellen. Nurse zegt, dat de menschen niet
altijd vroolijk zijn. Is dat waar, papa? Zij
zegt het."
De moeder zuchtte en haar gedachten
keerden weer naar haar zorgen terug. De
vader tei zacht: „Het id waar, lieveling-
Zitting van Vrijdag 10 Januari.
Oorlogsbegrooti ng.
De heer Marohanb oritiseert do op
drijving der oorlogsuitgaven en verwijt de
opvolgende ministers, die men een grief wil
maken van die opdrijving, dat zij zich steeds
achter hun voorgangers verschuilen. Spre
ker, er óók op wijzende,, dab "ïfe naar de 40
milHoen beginnen te loopen voor defensie
uitgaven, dacht, dat we er nu eindelijk eens
zouden zijn, zoo langzamerhand. Maar nu
komt deze Minister weer met groote uitga
ven voor reorganisatie, en nu zullen we ook
moeten vliegen ten slotte.
Spreker betoogt, in verder verband hier
mee, dat de legeruitgaven steeds zullen blij
ven stijgen zoolang er niet komt een com
pleet overzicht van wat er noodig is, en dab
kan alleen de Bezuinigings-Commissie ge
ven.
Wat de leger-orgamsatic betreft, deze
gaat lijnrecht in tegen de evolutie van ons
leger in de richting van een volksleger, om
dat zij ons leger in vredestijd op oorlogs
sterkte wil brengen. Ze is een uiting van
onmacht op het gebied van organisatie. Te
genover de cijfers van de Zwiteersche leger-
sterkte legt de Minister het met zijn be
grooting allertreurigst af, concludeerde
spreker na nadere beschouwingen over het
eindcijfer.
Hierna komt de Ministervan Oor-
1 o g aan heb woord, die voorloopig zich
bepaalde tot enkele speciale piunten, om
Dinsdag de meer principieele quaesties te
behandelen.
Nog in dit zittingjaar kan worden ver
wacht de herziening van de pensioenrege
ling voor onderofficieren en bij de volgende
begrooting kan verwacht worden verbete
ring van de positieregeling voor non-com
battanten-onde ro f f ioier en
De klachten over de niet uniforme uni
formeering in verband met de nieuwe te
nue acht spr. zeer overdreven. Er is, met
het oog op de kosten, een vrij lang over
gang,stij dp erk noodig en spreker vindt in
de klacht van den heer Ldeftinck nog geen
aanleiding, verandering in dien termijn te
brengen.
Versterking van het garnizoen te Zu't-
phen zal nog eens nagegaan worden. Maar
een vaste belofte kan niet gegeven worden.
Klachten over knoeierijen bij de keuring
in de provincie Groningen zijn reeds van
ouden datum, maar nooit is een feit gecon
stateerd dat tot vervolging aanleiding
heeft gegeven.
Van een parlementaire enquête te dier
zake verwacht de Minister niets. Als dienst
verrichting kan het geven van muziekuit
voeringen op Zondag door de stafmuzi
kanten niet bevolen worden, maar zij doen
liet- vrijwillig, omdat het salaris niet vol
doende is om te bestaan.
Dinsdag a.s. elf uren voortzetting van
7s Ministers rede.
Een nieuwe vinding op het gebied
van bloembollcnatellingen.
Van den heer W. v. d. Laan te Voorhout,)
Een onzer correspondenten te Warmond
schrijft ons
Tot nog toe, was en is het geregold ge
bruik der bloembollenstellingen, in bolien-
huizén of schuren aangebracht, iu werke
lijke stellingbouw aan te brengen, zoo dat
dé bladen of afdeeling^n steeds horizont-aal
komen te liggen. Op eik stellingblad kunnen
slechts een beperkte hoeveelheid boDen
worden uitgestort, omdat anders bet doel
er van, het drogen der bollen, niet wordt
bereikt.
Bij het steeds uitbreiden der cultuur,
moet met do bollenberging bij heel wat
kweekers gewoekerd worden en m-oefc vaak
door verkoop en vroeg leveren plaats ge
maakt worden voor andere. De narcisbollen
laat men zelfs tegenwoordig veel op het
land liggen, om ze direct daar vandaan af
te leveren, daar juist veel narcissenkwec-
kers, behoefte hebben aan goede en vol
doende bergplaats.
Sterk drogou, of veel regen oefenen op
die daar aan alles blootgestelde bolLn
een minder goede werking uit. en om
hierin afdoende verbetering te brengen is
de nieuwigheid van groot belang en veel
ent.
De stelling of beter narcissenachuur, hier
bedoeld, heeft verticale bladen (staande
bladen), waardoor opsluiten aan beide zij-
den noodig is, en om een goed derikbzeli
te verkrijgen, stelt men zich voor een groo-
te platte glaekist bijv. die een maatverdeo-
ling heeft van drie Meter breed; 9$ Meter
hoog en c.a. 0.2ó Meter diepte; doch bjjnn
geheel van niet-door'ouigbaar vlechtdr«\ad.
stant zoo'n afdeeling overeind, dan brengt
men evenveel afdeelingen als men noodig
heeft op eenvoudige wijzo aau. Na instor< [-
ting, wat. boven in moet geschieden, rollen
de bollen geleidelijk langs een plank, vel-
ke schuin afloopt naar beneden op den bo
dem, waardoor zij steeds naar een punt»
glijden, waar een klep is aangebracht om ze
gemakkelijk er uit op to -vangen, en 'n
manden te bergen.
In iedere afdeeling kan c.a. 18 H.L. bol
len geborgen worden, terwijl ieder afdee
ling nog weer in- kleiuere kan onderver
deeld worden. Tusschen iedere afdeeling
voldoende- ruimte voor ventilatie, en wordt
op zichzelf afgedekt, wat weer met de an-
dere een dak vormt.
Of deze nieuwe soort van berging alleon'
voor narcissen dienstig kan wezen?
In hoofdzaak wel, doch niet onwaarschijn
lijk is t, dat zij voor tulpensóorben, althans
om deze droog te krijgen zal. warden ge
bruikt, zood.it deze daarna schoongeinaakfi
kunnen worden cn dan eerst in du gewone
bollenschuren geborgen." En wat ongetwij
feld nog1 een ding' van groot belang is-';
dat het gebruik spoedig tot algemeenheid
zal brengen, is, dat zij goedkoopor is dato,
welk soort stelling tot nog toe vervaardigd.
Do heer Yan der Laan zal octrooi oj>
zijn nieuwe vinding nemen en wol in den,
uitgebreidslcn zin, zcodat niets op hot ge.
bied -van verticale boll c ns tel Li nge nmag!
gefabriceerd woTden buiten hem.
Voor belangstellen dom is do hoogst een
voudige, doöh pracüisclie vinding te bezich
tigen bij den ju'it vin der aan zijn woning!
te Voorhout.
Het zal ons dan óók niet verwonderen óf!
deze soort van bollenberging zal spoedig
voldoenden opgang mak-en. De groote berg.
ruimte en toch betrekkelijk geringe omvang,
het gemakkelijk in elkaar zetten en de ga-
ringe ruimte noodig om, uit elkaar geno
men, opgeborgen to worden, en niét heit
minst het groote voordeel dat ze verplaats
baar is naar die plek waar men ze wenschtv
zijn te groote voordeden, dan dat deae niet
door den praktischen kweclcer' zullen worden
gezien.
ii
De gonddidatiiilan op het rasteland«
De 'Londënsche correspondent van del
„N. R. Ct." schrijft;
Gelijk ik geseind héb, beginnen de her
haalde gouddiefstallen op het vasteland dö
assuradeurs bij Lloyds terdege te veront
rusten, en dat met goede reden.
Zij zijn nog niet bekomen van den schok
over de ontdeking der nog altpos geheim
zinnige rooverij van de 10,000 souyereinen,
die zich op weg naar Egypte bevonden,
nog geen twee maanden geleden, en dió
met merkwaardige, deskundige .handigheid!
nit de kistjes gelicht weyden, om door lood
vervangen te worden, en reeds is hup een
nieuwe en pijnlijke verrassing bereid, door
dien even behendige dieven 5000 pd. et.
hebben weten te roovcn uit een bezending
goud die voor Brazilië bestemd en daar
heen over Berlijn eu Hamburg onderweg
was.
Bijzonderheden over deze laatste rooverij
izijn nog niet-uitgelekt, worden misschien,
geheim gehouden, als het kan, maar het
zou niemand verbazen, indien men bevond,
dat dezelfde 'diéven in beide .gevallen met
dezelfde welgeslaagde methode gewerkt
hebben.
Blijkbaar behooren zij tot oen uiterst
bedreven dievenbende die een geheel leger
tje van speurders en, politieagenten tot
dusverre getart en .verschalkt heeft.
Zorgen moeten er komen; het is jammer,
maar het is waar."
„O, vertel da-ar dan een verhaaltje van,
papa; een griezelig verhaal, zoodat wo alle
maal zitten te rillen, en denken, dab wij
het zijn. Mama, kom dicht bij me zitten
en houd een van Abby's handen vast-, want
als heft erg griezelig is, dan zitten we ten
minste dicht bij elkaar, en dan is het zoo
erg niet. Kom, papa, begin maar:"
„Nu dan, er waren eems drie kolonels."
„O, dat vind ik goed Die ken ik zoo
goed I U bent er immers één en ik weet,
hoe ze gekleed zijn. Verder, papa."
„En in een gevecht hadden ze zioh ver
grepen aan do krijgstucht."
Die groote woorden vond het kind prach
tig en ze keek vol belaag*telling sa ver
wondering en zei: ,,ïs dat iets lekkers om
te eten, papa?"
De ouders moesten bijna even lachen, en
de vader antwoordde: „Neen, heel iets
anderg, lieveling. Zij gingen buiten hun
orders. Hun was bevolen, een schijnoanval
te doen op een sterke «telling en in het
gevecht te doen alsof ze het verloren,-om
zoodoende een uitval van den vijand uit te
lokken en het leger van de Republiek gele
genheid te geven terug te trekken; maar
in hun opgewondenheid gingen ze buiten
hun orders, want de schijnaanval werd een
echte aanval, en ze namen de stelling stor
menderhand in, en wonnen den veldslag, j
De proteotor was heel boos over hun onge- j
hoorzaamheidprees luin dapperheid,
maar beval hun naar Londen te komen om
terecht te staan."
„Ts dat de groote generaal Cromwell,
papa?'*
„Ja."
„O, ik heb hem gezien, papa! En als hij
larigs one huis gaat, zoo hoog op zijn
groot paard, met zijn soldaten, dan kijkt
hij zoo zoo, ja, ik weet niet precies boe,
net alsof hij niet erg tevreden is, cn je
kan zien, dat do menschen bang voor hem
zijn; maar ik ben niet bang voor heen,
omdat- hij naar mij zóó niet keek."
„O, mijn lief. praatstertje Nu de kolo
nels kwamen nl-s-gevangenen naar Londen
en ze worden op hun cerewoord vrijgela
ten en mochten afscheid van hun •families
gaan nemen voorgoed."
Wat was dat
Zij luisterden. Weer voetstappen; maar
weer gingen ze voorbij. De moeder lei haar.
hoofd op den schouder van haar man, om
haar bleekheid te verbergen.
,,Zekwameu vanmorgen hier. aan."
Het kind deed haar oogon wijd open.
„Maar, papa Is het een echt verhaal
„Ja, lieveling."
„O, wat aardig! O, dan is he.t nog veel
aardiger! Toe, ga door, papa. Maar ma
ma 1 Lieve mama, huilt u?"
„Kijk ej maar niet naar, lieveling. Ik
dacht aan... aan de... arme families."
„Maarschrei toch niet, mama; 't loopt
alles goed af, heusch, dat wilt u r.ien;
sprookjes loopen altijd goed af. Ga door.
papa, totdat ze verder altijd gelukkig leef
den dan huilt mama niet meer."
„Eerst namen ze hen mee naar den To
wer, voordat ze hen naar huis lietea
gaan."
(Wordt vervolgd)*