No. 16224. LEIDiOH BA0BI1Ü.B, Saterdag1 11 Januari. Vierde Blad. Anno 1913. Brieven yan een Leidenaar, Eerste Kamer. Tweede Kamer, FEUILLETON. Abby's vader. CCCCXXXII. Het kleine staatje, dat elk jaar weer .n iet begin van Januari doer liet bureau van den Burgerlijken Stand wordt gepu- blioeerd, en den loop dor bevolking over bet afgeloopen jaar aangeeft, wordt door Telen met belangstelling ontvangen. Er wordt, en niet geheel ten onreolite, een graadmeter voor den vooruitgang van de gemeente in gezien, Men zal echter goed .doen de cijfers van zulk een statistiek in Verband met andere faetoreu te beschou wen en te waardeeren. Men heeft den loop der bevolking van onzer gemeente over 1912 Donderdag in bet Leiaseh Dagblad kunnen lozen. De 'toeneming is zeer matig geweest en be- idroeg slechts 74. De voorzitter van den gemeenteraad heeft in de Donderdag ge houden raadsvergadering, in zijn openings- Cede op deze geringe toename clan ook gezinspeeld. Vergelijkender wijze kunnen W er echter over tevreden wozen. Er zijn Saaien geweest, dat de bevolking een .weinig daalde en verleden jaar U-droeg toename slechts 19. Daar is dus een Scïeine vooruitgang te bespeuren. Het aantal geboorten overtrof in 1912 fiet aantal sterfgevallen met 796 ui 1911 fcnet 742, wat- ook een kleine vooruitgang .aanwijst, en waaruit althans blijkt dat de gezondheidstoestanc. in 't algemeen geno- 'jnen gunstig was te noem..i. Dit treedt 'toog duidelijker in heb licht, als men het getal sterfgevallen op zichzelf' beschouwt. jBLeb bedroeg in 1912 629 tegen T34 in 1911. (En wanneer men daarbij in aanmerking toeerat dat 1911 met 1910, wat het 6terfte Cijfer betreft, reeds gunstig afsteekt hij 'de voorafga? ode tien jaren, dan kunnen .Wij in dit opzicht al bijzonder tevreden ftver 1912 zijn. Want wat gaat er boven Cen goede gezondheid, ook voor de stad fcelf. Mogen wo dezen vooruitgang toeechrij- fr&n aan de toenemende zorg Van de Volksgezondheid door de gemeentelijke 'overheid, dan verdient deze daarvoor ze ker onzen dank. De Vermindering door vertrek overtrof de vermeerdering door vestiging met- 722. 5>it-. cijfer komt wonderwel met dat' van het vorig jaar overeen, toen het verschil 723 bedroog. Maar het zou eerst naar ?3jn rechte waarde geschat kunnen wor- Üleo, wanneer men wist, hoe groot het [percentage is van hen, die de gemeente metterwoon verlieten, hetwelk zich even 'fouitcn de grenzen der stad heeft geves tigd, en die feitelijk Leidenoara zijn ge bleven. Al hebben zij 'zich geheel of gedeelte lijk aan heb betalen der stedelijke belas ting onttrokken, en is dus hun vertrek als Zoodanig een nadeel te beschouwen, voor het overige leven ze heb leven der stad geheel mee». Ah wij zien hoe groot het aantal nieuwe Huizen is, dat aan den Rijnsburgerweg in de laatste jaren is gebouwd, on hoe epoe- 'dïg dezë zijn bewoond, dan is de veronder- at-elling tooh niet gewaagd dat daar een jgroofc aantal oud-Leide naars wonen. Het wordt den bewoners er zoo ge makkelijk gemaakt. Men kan van af den $tijnsburgei*weg onder Oegstgeesb het centrum der stad door middel v'on do Elektrische tram haast nog vlugger berei ken, dan van een der «Singels, waar inen niet -ran de tram kan profiteered Ik be«n dan ook belangstellend naar de bevolkingsstatistiek van de gemeente Oegstgeest over 1912 en het zou me riet verwonderen of daar zal de bevolking wel rnet een niet onaanzienlijk bedrag zijn toe genomen. En de uittocht uit Leiden oven over do grens bepaalt zich niet enkel tot de ge- aneente Oegstgeest. Zoeterwoude slorpt er •Jaarlijks ook wel eenige tientallen op; zoo- iwel aan den kant van cl en Haag weg als in kostelijke richting lange den Hoogen Rijn- 'dijk en zuidwaarts over de grens naar den Zoete vwoudschen weg. Zoo'iil j aarlijksohe foevolkïnksstatistiek stelt weer eens in het 'licht hoe noodig het is dat de grenzen oh- ,'izer gemeente af en toen worden uitgezet, en de bewoners, die eigenlijk tot Leiden behooren ook tob Leiden worden gerekend, niet alleen deelen in de profijten die het stadsleven ipeebrengt, maar ook de lasten mee helpen dragen. De annexatieplannen, welke ge ruimen' tijd geleden werden vernomen en bespro- i ken, schijnen thans weer te sluimeren. Mo- ge de aandacht van autoriteiten door yer- i schijnselen als ik hier bespreek, er weder op gevestigd worden Doch afgescheiden daarvan, moet zoo- wel stadsbestuur al's de burgerij zelf, er j ook naar trachten de stad zoo aantrekke- j lijk mogelijk te maken.' Het valt niet te ontkennen dat ook Den Haag nog altijd 'n groote aantrekkelijkheid voor velen Lei- denaars blijft vormen. Zoo langzamerhand worden de lasten er echter ook al hooger, zoodat men er niet meer behoeft heen te gaan om 't voordeel. Mogo het peroentage der plaatselijke directe belasting er nog iets minder zijn dan in Leiden, dan weegt daar heb goedkoopere leven in deze ge meente toch ruimschoots tegen op. Maar Den Haag heeft voor hen, die van genieten houden, toch altijd de voorkeur. En er is voor onze gemeente geen mo gelijkheid op om in dit opzicht met een groote stad en allerminst met een stad a's Den Haag to wedijveren. Dit sluit echter niet in, dab wij daarom violen maar moeten laten zorgen. Heen, het stadsbestuur moet zooveel mogelijk de 1 gelegenheden voor gepaste uitspanningen helpen bevorderen. Met het oog daarop j is een subsidie van de gemeente aan den I Schouwburg, dunkt mij, ook wel te recht- vaardigen. j Bovendien voel ik iets voor de k-laohb eenigen tijd geleden in het „Leidsch Dag- vd" geslaakt door den ondernemer van 1 uitspanning ,,Het Posthof", de klacht j n.l. dat hier des Zondags ook na de ge- I wone godsdienstoefeningen de openbare vermakelijkheden moeten blijven gesloten, terwijl in Den Haag bijv. deze open zijn. Dat bevordert den trek naar buiten nog meer. Men maakt gelegenheidsreisjes naar Den Haag, en wat daar genoten wordt en verteerd, moeten de Leidsohe neringdoen den derven. Maar bovendien hecht de Leidenaar zich op deze wijze aan.de vreem de stad en ontwent aan de eigen plaats, zocclat er ten slotte een verlangen ont staat voorgoed Leidenaar af te wor den. Die gelegenheid behoeft maar oven gunstig te zijn, om te kunnen verhuizen of men zegt de etad waarin men eigenlijk thuis behoort, vaarwel. Leven wij hier niet onder dezelfde wet ten dan elders, waar des Zondags wel mu ziek mag worden gemaakt, men wel bios coopvoorstellingen mag geven vroeg toentertijd de bovengenoemde inzender. Wij leven hier onder dezelfde Zondags wet, maar men past deze hier wat stren ger toe, antwoord ik. En het komt mij voor, dab heb mede in het belang der stad zou zijn, wanneer men gepaste vermakelijk heden ook op Zondag minder aan banden lei. Waar heb.hoofd der gemeente of het College van B. en We. ten slotte elk ge val op zichzelf hebben te" beoordeelen, zou men het in handen hebben, datgene te we ren wat minder goed kan worden geacht. Wie er niet van willen profiteeren kun nen immers voorbijgaan, en wie er van wil len genieten, behoeven niet naar Den Haag of elders te reizen. Het voordeel is dan aan drie kanten. De ondernemers in de stad verdienen wat ei de liefhebbers bewaren in ieder geval het reisgeld en de stad. blijft levendiger. Laat men er maar eens oven denken, daar waar men er iets over te zeggen heeft. Men versta mij echter wel. Ik zou niet graag ter wille van een voordeeltje voor enkele ondernemers uitspanningen wep- schen en vermakelijkheden toestaan, die niet door den beugel kunnen en een slech ten invloed zouden uitoefenen, ook al wor den deze elders getolereerd, doch een vermaak en een uitspanning die men elders op Zondag kan genieten, en die geen kwaad kan, mag toch hier ook wel toege staan worden. Vergadering van Vrijdag 10 Januari 1913. VV a t e r s t a a t s b e g r o o t i n g. Wegens afwezigheid van den Minister van Waterstaat had de Minister van finnen- landsche Zaken zich met'de verdediging van de wetsontwerpen betreffende eerstgenoemd departement belast! Bij ontwerp 5 ahtwóordde de Minis-' tervan Binn ejn lindsch e Za ken. (de heer Heemskerk) op het verslag, dat van onteigening pet zone geen sprake is, en dat de onteigening geen beslag kun krijgen vóór het gebouw der firma Gerzon te Rotterdam tot stand kwam. Bij ontwerp 7 houdt de heer Van N ierop (lib.) cenige beschouwingen ovsr de geschiedenis der amortisatie, welke se dert 1341 hierop neerkwam, dat. geamorti seerd werd heb bespaarde bedrag. Onnoodig neemt de staat een verplich ting op zich. Welk voordeel wordt door die verplichting voor den staat bedongen? Men werpt noodeloos een staatsrechtelijke quaestie op. Wij verbinden heb -nageslacht om de. amortisatie te verhoogen tot 2 mil- lioen giilden. Kan dat niet aan de wijsheid van het volgend geslacht worden overgelfb- ten Wij leven toch in tijden van gTOoteu voorspoed, in weerwil dab de begrooting nauwelijks sluitend is te maken en: zoo zullen wij de verplichting opleggen, terwijl - wij Van de toekomst niets weten. Daarom kan apr. nog ;niet. besluiten zijn stem aan deze wet te geven en zal hij af wachten, wat de minister vanfinanciën tegen zijn bedenkingen znl inbrengen.' De Minister van Financiën, de heer Kolkman, beantwoordt de charge, te gen dit w.o. gedaan. Hij had die nÏ3t verwacht na het zoo onschuldige af dee- lings verslag, zoodat hem die onverwachte bedenkingen zeer Verbazen en beantwoor ding zeer lastig is. Toch is het een onschul dig wetsontwerp, zoo in- als. uitwendig. Het hoofdbezwaar van den epr., dat de minister een regeling voorstelt, in 1811 ver worpen, bewijst z. i. absoluut niets De regeling van 1841 was in ieder geval du bieus. 't Gaat toch niet aan, om als onze staatsschuld hoog genoteerd is, een exor bitant bedrag te amortiseeren. Men is daartoe niet verplicht. Nu de minister meer wil aflossen, meent de heer v. Nierop, dat dé vrijheid aan ban den wordt gelegd. Dit begrijpt de minister niet. De bestaande vrijheid komt hierop neer, dat geen amortisatie geschiedt, als cle staatsschuld laag efcfjftt. De minister verdedigt de- amorfcinatijg van het bedrag van 2 milHoen met bijschrijving vaa de Vrij komende rente. vi Aan het nageslacht worden bij dit w.o. geen lasten opgelegd Het blijft geheel vrij. Bereikt de amortisatie 2 millioen, dan zal stop gezet worden. Dus het nageslacht blijft vrij. Wil het nageslacht nog de vrij vallende rente er bij nemen, dan moet hit dab zelf weten. Maar deze wet dwingt nie mand. De minister blijft bij de Kamer aandrin gen op aanneming Van dit w.o., want het ware ridicuul een aflossing te bestf.ndi gen, die in 1841 niet is voorzien. Toen kon de koers nooit 94 bereiken, anders wa *e toen auders over deze zaak gedacht. De minister hoopt, dat de groote meer derheid liem in het thans voorgestelde systeem zal volgen. Na repliek van dén heer VanNIerop, dié volhoudt, dat. het nageslacht wordt be zwaard, betoogt de M in i-s t e r van Financiën nog, dat de Voorgestelde re geling is in het belang der echuldeischers en heb na. ons komend geslacht in geenen deele geschaad aal worden. Op verzoek van den heer Van Nierop in stemming gebracht, wordt het ontwerp aangenomen met alle (28) stemmen tegen 1, die van den heer Van Nierop. De Kamer gaat, na aanemirig rn de verdere ontworpen, tot nadere bijeanroe- ping uiteen. i) Het was in den tijd van Cromwell Kolo nel May vair was de jongste officier van bet lïeger van de Republiek; hij wa3 pas dertig Jaar. Maar al was hij jong, toch was hij een. Óud soldaat, gebruind door de zon en ge kard in den kriik, want hij was soldaat ge- .worden. op zijn zeventiende jaar; hij had menig gevecht meegemaakt en hij had zijn hooge-n-rang in den dienet en de bewonde ring der menschen stap voor stap verwor- iven door zijn dapperheid op het veld van toer. Maar nu had hij ernstige zorgen; oen tochaduw was op zijn geluk gevallen. Het was een winteravond; en buiten was |»et stormachtig en donker; binnen heefüch- te eeu droefgeestig zwijgen; want de kolo- fiei en zijn jonge vrouw hadden samen hun Hart lucht gegeven over hun verdriet, hadden hun hoofdstuk uit den Bijbel gele ien en hun avondgebed gezegden nu was ♦r niets meer te doen dan hand in hand iKuneu te zitten en in het vuur te staren om fra denken... en te wachten. Zij zouden niet behoeven t-e wachten, dat wisten zij; toa de wouw sidderde bij die gedachte. 'Zij hadden een kind, Abby, zeven jaar oud ton h un afgod. Zij zou zóó binnenkomen, om hun een nachtzoen te geven, en de kolonel toefde: Droog je tranen af, en laten wij voor 6ttr gelukkig schijnen. Wij moeten voor het o ogenblik vergeten, wat er gaat ge beuren.". „Ik zal het doen; ik zal ze inhouden, hoewel niijn hart breekt." „En wij zullen aannemen wat over ons ia beschikt, en het lijdzaam dragen, omdat wij weten, dat wat Hij doet, reohtvaardig ia en goed bedoeld." „En zeggen: Zijn wil geschiedde l Ja, ik kan dab zeggen met geheel mijn ziel en ge heel mijn verstand. Ik wou, dat ik het ook - met mijn hart kon zeggen." „St! liefste daar komt ze!" Een klein figuurtje met een krulUbol gleed de deur binnen in haar nachtjapon netje en vloog naar haar vader, die haar aan zijn-borst drukte en haar driemaal innig omhelsde. „Och, papa, zóó moet u me niet zoenen; u maakt- mijn heele haar in de war." „Óch, wat spijt me dat; wil je 't me vergeven?" „Natuurlijk, papa. Maar spijt 't u heusch.? Niet maar voor een grapje, maar echt, heusch spijten?" „Nu kijk maar zelf, Abby," en bij bedek te zijn gezicht met zijn handen en deed of hij 9nikte. Het kind had erg berouw, toen zij zag wat voor vreeselijks zij gedaan had, en zij begon zelf te schreien en- aan zijn handen te trekken, terwijl ze zei; „Neen, papa, toe, huil niet: Abby meen de het niet-I Abby zal het nooit weer doen; tóe, papa! Terwijl ze zoo trok en haar best deed om de vingers weg te krijgen, zag ze even een oog, riep uit: „Hè, stoute papa, u huilt heelemaal niet! U maakt maar gek heid Abby gaat naar mama, want u bent niet aardig voor Abby"« van zijn schoot afklimmen, vader sloegvzijn armen om Alj wou maar haar haar heen en zei „Neen, blijf hier, lieveling; papa was stout* 't ia waar, en hij heeft er spijt van; daar, laat ik je traantjes wegzoenen; en dan vraagt papa Abby om vergiffenis en zal alles doen, wat Abby zegt, dat hij doen moet, als strafj daar, nu zijn ee allemaal weggezoend, en geen krulletje is er in de war en al wat Abby vraagt..." Zoo was de vrede hersteld; en dadelijk brak de zon weer door en scheen stralend nit de kinderoogen; zij streelde haars va ders wangen en sprak de straf uit: „Ver tellen, vertellen!" Wat is dat? De ouders hielden hun adem in en luis terden. Voetstappen, flauw opgevangen tusschen de windvlagen door. Zij kwamon al nader en nader, luider, luider Toen gingen ze voorbij en stierven weg. Da ouders haalden verlicht doep adem, en de vader ging vertellen. „Moet het vroolijk zijn?" „Neen, papa, een griezelig verhaal." Papa wou liever iets vroolijks, maar het kind stond op haar recht; er was overeen gekomen, dat ze alles mocht verlangen wat ze wou. Hij was een goed puriteinsch sol daat en had zijn woord gegeven: hij zag, dat hij heb houden moest. Zij zeide: „Papa-, we moeten niet altijd vroolijkc verhaaltjes vertellen. Nurse zegt, dat de menschen niet altijd vroolijk zijn. Is dat waar, papa? Zij zegt het." De moeder zuchtte en haar gedachten keerden weer naar haar zorgen terug. De vader tei zacht: „Het id waar, lieveling- Zitting van Vrijdag 10 Januari. Oorlogsbegrooti ng. De heer Marohanb oritiseert do op drijving der oorlogsuitgaven en verwijt de opvolgende ministers, die men een grief wil maken van die opdrijving, dat zij zich steeds achter hun voorgangers verschuilen. Spre ker, er óók op wijzende,, dab "ïfe naar de 40 milHoen beginnen te loopen voor defensie uitgaven, dacht, dat we er nu eindelijk eens zouden zijn, zoo langzamerhand. Maar nu komt deze Minister weer met groote uitga ven voor reorganisatie, en nu zullen we ook moeten vliegen ten slotte. Spreker betoogt, in verder verband hier mee, dat de legeruitgaven steeds zullen blij ven stijgen zoolang er niet komt een com pleet overzicht van wat er noodig is, en dab kan alleen de Bezuinigings-Commissie ge ven. Wat de leger-orgamsatic betreft, deze gaat lijnrecht in tegen de evolutie van ons leger in de richting van een volksleger, om dat zij ons leger in vredestijd op oorlogs sterkte wil brengen. Ze is een uiting van onmacht op het gebied van organisatie. Te genover de cijfers van de Zwiteersche leger- sterkte legt de Minister het met zijn be grooting allertreurigst af, concludeerde spreker na nadere beschouwingen over het eindcijfer. Hierna komt de Ministervan Oor- 1 o g aan heb woord, die voorloopig zich bepaalde tot enkele speciale piunten, om Dinsdag de meer principieele quaesties te behandelen. Nog in dit zittingjaar kan worden ver wacht de herziening van de pensioenrege ling voor onderofficieren en bij de volgende begrooting kan verwacht worden verbete ring van de positieregeling voor non-com battanten-onde ro f f ioier en De klachten over de niet uniforme uni formeering in verband met de nieuwe te nue acht spr. zeer overdreven. Er is, met het oog op de kosten, een vrij lang over gang,stij dp erk noodig en spreker vindt in de klacht van den heer Ldeftinck nog geen aanleiding, verandering in dien termijn te brengen. Versterking van het garnizoen te Zu't- phen zal nog eens nagegaan worden. Maar een vaste belofte kan niet gegeven worden. Klachten over knoeierijen bij de keuring in de provincie Groningen zijn reeds van ouden datum, maar nooit is een feit gecon stateerd dat tot vervolging aanleiding heeft gegeven. Van een parlementaire enquête te dier zake verwacht de Minister niets. Als dienst verrichting kan het geven van muziekuit voeringen op Zondag door de stafmuzi kanten niet bevolen worden, maar zij doen liet- vrijwillig, omdat het salaris niet vol doende is om te bestaan. Dinsdag a.s. elf uren voortzetting van 7s Ministers rede. Een nieuwe vinding op het gebied van bloembollcnatellingen. Van den heer W. v. d. Laan te Voorhout,) Een onzer correspondenten te Warmond schrijft ons Tot nog toe, was en is het geregold ge bruik der bloembollenstellingen, in bolien- huizén of schuren aangebracht, iu werke lijke stellingbouw aan te brengen, zoo dat dé bladen of afdeeling^n steeds horizont-aal komen te liggen. Op eik stellingblad kunnen slechts een beperkte hoeveelheid boDen worden uitgestort, omdat anders bet doel er van, het drogen der bollen, niet wordt bereikt. Bij het steeds uitbreiden der cultuur, moet met do bollenberging bij heel wat kweekers gewoekerd worden en m-oefc vaak door verkoop en vroeg leveren plaats ge maakt worden voor andere. De narcisbollen laat men zelfs tegenwoordig veel op het land liggen, om ze direct daar vandaan af te leveren, daar juist veel narcissenkwec- kers, behoefte hebben aan goede en vol doende bergplaats. Sterk drogou, of veel regen oefenen op die daar aan alles blootgestelde bolLn een minder goede werking uit. en om hierin afdoende verbetering te brengen is de nieuwigheid van groot belang en veel ent. De stelling of beter narcissenachuur, hier bedoeld, heeft verticale bladen (staande bladen), waardoor opsluiten aan beide zij- den noodig is, en om een goed derikbzeli te verkrijgen, stelt men zich voor een groo- te platte glaekist bijv. die een maatverdeo- ling heeft van drie Meter breed; 9$ Meter hoog en c.a. 0.2ó Meter diepte; doch bjjnn geheel van niet-door'ouigbaar vlechtdr«\ad. stant zoo'n afdeeling overeind, dan brengt men evenveel afdeelingen als men noodig heeft op eenvoudige wijzo aau. Na instor< [- ting, wat. boven in moet geschieden, rollen de bollen geleidelijk langs een plank, vel- ke schuin afloopt naar beneden op den bo dem, waardoor zij steeds naar een punt» glijden, waar een klep is aangebracht om ze gemakkelijk er uit op to -vangen, en 'n manden te bergen. In iedere afdeeling kan c.a. 18 H.L. bol len geborgen worden, terwijl ieder afdee ling nog weer in- kleiuere kan onderver deeld worden. Tusschen iedere afdeeling voldoende- ruimte voor ventilatie, en wordt op zichzelf afgedekt, wat weer met de an- dere een dak vormt. Of deze nieuwe soort van berging alleon' voor narcissen dienstig kan wezen? In hoofdzaak wel, doch niet onwaarschijn lijk is t, dat zij voor tulpensóorben, althans om deze droog te krijgen zal. warden ge bruikt, zood.it deze daarna schoongeinaakfi kunnen worden cn dan eerst in du gewone bollenschuren geborgen." En wat ongetwij feld nog1 een ding' van groot belang is-'; dat het gebruik spoedig tot algemeenheid zal brengen, is, dat zij goedkoopor is dato, welk soort stelling tot nog toe vervaardigd. Do heer Yan der Laan zal octrooi oj> zijn nieuwe vinding nemen en wol in den, uitgebreidslcn zin, zcodat niets op hot ge. bied -van verticale boll c ns tel Li nge nmag! gefabriceerd woTden buiten hem. Voor belangstellen dom is do hoogst een voudige, doöh pracüisclie vinding te bezich tigen bij den ju'it vin der aan zijn woning! te Voorhout. Het zal ons dan óók niet verwonderen óf! deze soort van bollenberging zal spoedig voldoenden opgang mak-en. De groote berg. ruimte en toch betrekkelijk geringe omvang, het gemakkelijk in elkaar zetten en de ga- ringe ruimte noodig om, uit elkaar geno men, opgeborgen to worden, en niét heit minst het groote voordeel dat ze verplaats baar is naar die plek waar men ze wenschtv zijn te groote voordeden, dan dat deae niet door den praktischen kweclcer' zullen worden gezien. ii De gonddidatiiilan op het rasteland« De 'Londënsche correspondent van del „N. R. Ct." schrijft; Gelijk ik geseind héb, beginnen de her haalde gouddiefstallen op het vasteland dö assuradeurs bij Lloyds terdege te veront rusten, en dat met goede reden. Zij zijn nog niet bekomen van den schok over de ontdeking der nog altpos geheim zinnige rooverij van de 10,000 souyereinen, die zich op weg naar Egypte bevonden, nog geen twee maanden geleden, en dió met merkwaardige, deskundige .handigheid! nit de kistjes gelicht weyden, om door lood vervangen te worden, en reeds is hup een nieuwe en pijnlijke verrassing bereid, door dien even behendige dieven 5000 pd. et. hebben weten te roovcn uit een bezending goud die voor Brazilië bestemd en daar heen over Berlijn eu Hamburg onderweg was. Bijzonderheden over deze laatste rooverij izijn nog niet-uitgelekt, worden misschien, geheim gehouden, als het kan, maar het zou niemand verbazen, indien men bevond, dat dezelfde 'diéven in beide .gevallen met dezelfde welgeslaagde methode gewerkt hebben. Blijkbaar behooren zij tot oen uiterst bedreven dievenbende die een geheel leger tje van speurders en, politieagenten tot dusverre getart en .verschalkt heeft. Zorgen moeten er komen; het is jammer, maar het is waar." „O, vertel da-ar dan een verhaaltje van, papa; een griezelig verhaal, zoodat wo alle maal zitten te rillen, en denken, dab wij het zijn. Mama, kom dicht bij me zitten en houd een van Abby's handen vast-, want als heft erg griezelig is, dan zitten we ten minste dicht bij elkaar, en dan is het zoo erg niet. Kom, papa, begin maar:" „Nu dan, er waren eems drie kolonels." „O, dat vind ik goed Die ken ik zoo goed I U bent er immers één en ik weet, hoe ze gekleed zijn. Verder, papa." „En in een gevecht hadden ze zioh ver grepen aan do krijgstucht." Die groote woorden vond het kind prach tig en ze keek vol belaag*telling sa ver wondering en zei: ,,ïs dat iets lekkers om te eten, papa?" De ouders moesten bijna even lachen, en de vader antwoordde: „Neen, heel iets anderg, lieveling. Zij gingen buiten hun orders. Hun was bevolen, een schijnoanval te doen op een sterke «telling en in het gevecht te doen alsof ze het verloren,-om zoodoende een uitval van den vijand uit te lokken en het leger van de Republiek gele genheid te geven terug te trekken; maar in hun opgewondenheid gingen ze buiten hun orders, want de schijnaanval werd een echte aanval, en ze namen de stelling stor menderhand in, en wonnen den veldslag, j De proteotor was heel boos over hun onge- j hoorzaamheidprees luin dapperheid, maar beval hun naar Londen te komen om terecht te staan." „Ts dat de groote generaal Cromwell, papa?'* „Ja." „O, ik heb hem gezien, papa! En als hij larigs one huis gaat, zoo hoog op zijn groot paard, met zijn soldaten, dan kijkt hij zoo zoo, ja, ik weet niet precies boe, net alsof hij niet erg tevreden is, cn je kan zien, dat do menschen bang voor hem zijn; maar ik ben niet bang voor heen, omdat- hij naar mij zóó niet keek." „O, mijn lief. praatstertje Nu de kolo nels kwamen nl-s-gevangenen naar Londen en ze worden op hun cerewoord vrijgela ten en mochten afscheid van hun •families gaan nemen voorgoed." Wat was dat Zij luisterden. Weer voetstappen; maar weer gingen ze voorbij. De moeder lei haar. hoofd op den schouder van haar man, om haar bleekheid te verbergen. ,,Zekwameu vanmorgen hier. aan." Het kind deed haar oogon wijd open. „Maar, papa Is het een echt verhaal „Ja, lieveling." „O, wat aardig! O, dan is he.t nog veel aardiger! Toe, ga door, papa. Maar ma ma 1 Lieve mama, huilt u?" „Kijk ej maar niet naar, lieveling. Ik dacht aan... aan de... arme families." „Maarschrei toch niet, mama; 't loopt alles goed af, heusch, dat wilt u r.ien; sprookjes loopen altijd goed af. Ga door. papa, totdat ze verder altijd gelukkig leef den dan huilt mama niet meer." „Eerst namen ze hen mee naar den To wer, voordat ze hen naar huis lietea gaan." (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 13