ZONDAG5BIAD ICID5CH DAGBIAD No, lQ22Mk, RECEPT. vrijwillig aan oen wetenschappelijk meting onderworpen, die het volgende resultaat had. In het jaar 1875 bedroeg de gemid delde Jiebaauisgrootte van de vrouw in En- golanq 1 Meter 60 cM.zij is in 83 jaren mot 5 oM. toegenomen. 1 Daarentegen schijnt de groei bij den man in het begin der laatste eeuw zijn hoogte punt te hebben bereikt, want sedert dien tijd is de gemiddelde grootte van den man in Europa met 6 m.M. afgenomen. Misschien ligt de oorzaak van dit ver schijnsel hierin, dat voor den man de gele genheid tot lichamelijke werkzaamheden rneer on meer beperkt wordt, terwijl de vrouw in dat opzicht in do laatste tiental jaren een voortdurend ruimer veld kreeg. Geneeskundige autoriteiten beweren een stemmig, dat met den groei van het lichaam de ontwikkeling van do berseuen bij de vrouw hand in baud gaat. Ook dit feit is door metingen bevestigd, en bet is te ver wachten, dat een organische vergrooting d«r Trouwenbovseus een geestelijke meer derheid van do vrquw boven den man ten gevolge zal hebben. Ook de schilders hebben geconstateerd, dat do vrouwelijke modellen voortdurend grootcr worden, eu de bekende reclame- teekenaar John Hassel beweert, dat over honderd jaar de vrouw gemiddeld 1 M. 98 oM. groot zal zijn. Zelfs het strottenhoofd is in dezen groei betrokken eu onze klein kinderen kunnen zioh voorbereiden op bet hooren van prima-donna's, die tweede bas ningen. De duidelijkste vorderingen, in groei bij de vrouw maken echter heupen, boenen, hoofd en hals. Sommige boosaar dige lieden rekenen or ook de hoeden en de schoenen met, hooge bakken bij, maar deze luisteraar» verdienen geen geloof. („De Vr.'Ó Een sombere statistiek l Volgens- een mededeeling in het Duitsche tijdschrift „Marz" sterft één man op de tien (wat betreft de Duitsche steden) een gcwolddadigen dood1. In Duitsohland sterven er elk jaar 13,000 tot 14,000 personen tan gevolge van zelf moord, 10,000 door beroepsongevallen, 1G00 worden vermoord en versoheidene duizen den sterven door verschillende ongelukken, Er lijn aldus elk jaar eon 30,000 menschen, dei een gowelddadigan dood st-erven eu dat in voüon vrede. Indien men van de zelfmoordenaars de vrouwen en kinderen uitsluit, blijven er op 300,000 sterfgevallen 10,000 zelfmoorden. Eén man op de -30 pleegt zelfmoord. De oorlog van 1870 kostte het leven aan 26,000 Duiteche soldaten; de nijverheid kost elk jaar 6000 dooden en 70,000 gekwetsten. Alles gerekend, sterft er in de Duitcohe gteden één man op de tien een geweldda- digen dood. Men heeft geen denkbeeld van de energie, die de natie moet verbru'ken om te leven. De krachtsontwikkeling, door een oorlog vereischt, is in vergelijking on beduidend, maar zy schijnt grooter, omdat dan allee in één richting werkt. Het uitsterven van den bloedzuiger. Zóóveel bloedzuigers werden vroeger ge bruikt, dat in bet jaar 1850 bijv. de l'arij- sche ziekenhuizen voor 80,000 Ir. daaraan besteedden. Tegenwoordig wordt daar hoogstens 2Q0 fr. voor uitgegeven. Om vroeger d'e beaoodigde hoeveelheid te ver sohaffen, bestanden in Darijs 12 bijzonde re kweekereijen, van welke ieder per jaar 300,000 400,000 stuks tegen 200 fr. per duizend verkoobt. Nu ie er in JP'arijs nog slechts een bloedzuigerhandelaar, die sleobts 15 fr. per duizend ontvangt. De teelt geschiedde vroeger iu speciaal daar voor ingerichte moerassen, waar oude, lamme paarden als voedsel voor cje dieren dienden. De bloedzuigerteelt zou reeds ge heel uitgestorven zijn, als de export naar Amerika niet bestond, want alleen een deel der artsen aldaar i« het oude systeem van bloedaftapping door bloedzuigers nog trouw gebleven. („Vos MecL") STOFGOUD. Als ik mezelf scheer, 's morgens, bri, ik maar één godaohte: dat ik er naar stre ven wil, om in den spiegel een eerlijk mensch te zien. Viotor Duruj. Het leven is een vervoer van levensmid delen, op' weg naar de eeuwigheid. Geboren worden is het etappen in ilcn trein; het sterven is bet aankomen aan bet doel. Dr. G u p i o M a d a r ij n t j e s-1 i ke ur. Mandarijntjes-likeur maakt men als volgt: Men neemt de echill'en van 12 manda rijntjes en zet die gedurende aoht dagen in een kwart-liter water en een kwart liter brandewijn. Dan kookt men 750 giaw suiker iu driekwart liter water, totdat liet «troop nebtig geworden is; voorts mari£i men alles met liter goedeD brandewijn; daarna filtreerén. Vier tegen één. Een vroom Evangelie-dienaar werd ecus door een ongeloorig geneesheer gevraagd, of hij predikte in de hoop zielen te redden? En toen hij een toestemmend ant- woord kreeg, hervatte de twister: „Hebt gij ooit een ziel gezien?" „Neen," „Hebt gij ooit een ziel geboord?" „Neen," „Hebt gij ooit een ziel geroken?" „Neen." „Hebt gij ooit «en ziel geproefd?" „Neen." „Hebt gij ooit een ziel gevoeld?" „Ja. God dank, dat heb ik", antwoordde de predikant. „Welnu," hernam de twistende dokter, „zoo zijn er van de vijf zinnen vier tegen één, dat er geen ziel is," Hiermede zou de raak hebbeu kunnen eindigen, doob de predikant, even vlug van begrip als vroom van hart, kaalste den bal ter"g, en vroeg aan den geneesheer: jJIebt gij ooit oen pijn gezien?" „Neen", was het antwoord. „Hebt gij ooit een pijn gehoord!" „Neen." „Hebt gij ooit een pijn geproefd!" „Neon." „Hebt gij ooit een pijn geroken!" „Neen." „Hebt gij Ooit een pijn govoeld?" „Ja", antwoordde de dokter. „Welnu dan", hernam de predikant, „zoo zijn er ook vier zintuigen tegen cón, om te bewijzen, dat er geen pijn is: en toch, mijn heer, gij weet dat pijn bestaat, en ik weet dat er een ziel is." De geneesheer scheen verslagen, en ging h'-en zonder een woord meer te ?,«g gen. De verstrooide professor! Professor was zóó verstrooid, dat bij 's ochtends bij het opstaan zijn kleejren niet kon vinden, omdat hij totaal vergeten was, waar hij se dsn vongen avond had neergelegd. Op zekeren dag kreeg hij een pracht van een inval. Hij zou zijn kleeren volgens een, vast plan verdoelen. Pit deed hij dan ook! en zoo kreeg hij een lijstje ongeveer als volgt, „Jas aan den derden kapstok links in den hoek van de kanier; vest en broek op dep. stoel bij bet bed; boordje aan den knop van, de deur; das door den sleutel van de deur, borstrok op den linkeivknop van het bed; overhemd op den reehtcr-knop van betj bedsokken aan de gaskroon; laarzen bui- ten de kamer; professor in bed-" Het systeem werkte prachtig. Den vol genden cc-bt.end vond de oude heer in een, minimum van tijd al zijn kleeren bij elkaar, tot hij aan het laatste nummer van zijn lijstje kwam. Hij rende naar het bed, magr het was leeg. Wanhopig liep hij de kamer op en neer, de handen iu zijn grijze lokken ■en hij riep: „Paar heb je het uqu 1 Non if de pro fes«or weg! Hf ben toch hang, dat bet systeem niet goe-d is!" Mis v e rat»» n. Hij (bestelt bij 7 graden vorst): „Koffie' maar „Koffeinfreien. i" De ijallner (na een poo\terug); „De pa troon vraagt ot u het niet te koud vindt om nu hu i te o koffie te drinken? (Kaf(e< ini Efeien)," („Jugcnd,") Teleurstelling. „Ik heb den heelen nacht geen oog dicht kunnen doen, doordat ik voortdurend aan den wissel moest denken, die vandaag vervalt," „Och, had me dat maar gezegd; ik had je heel gemakkelijk kunnen helpen." „Kun je me dan het gold voorschieten?" „Dat niet, maar ik heb thuis een praeb tig slaapmiddel." Overtuigend bewijs. Zij: „Lievoling, houdt- je van me?" Hij (haar herhaaldelijk zoenend): „Ik wou, dat je 'n tweehoofdig weze-n was. Dat 's al, wat ik zeggen kan." Niet zoo bedoeld. Oude jongejuffrouw: „Ik vind, dat mijn portret zeer weinig gelijkt." Fotograaf: „Ja, maar u hebt ook ver langd, dat het mooi moest zijn." Voortors Gaat: „KellDer, waar zijn je. hersens van daag? Eerst serveer je de visch en daarna breng jb me pas de socpl" Kelbicr (vertrouwelijk): „Nou, roeneer, om u de v aarhi id te zeggenhet werd hoog tijd dat .je viscb op tafel kwam, er was o! 'n luchie aan 1" Een gelukkig man, - „Het gélukkigst uur van heel mijn dag is liet' dutj® na- droi eteri." „En ik dacht, dat jij nooit een dutje deedt," „Neen, ik niet, maar mijn vrouw wel." BoojeaUsp „In mijn.nieuwe viUa beb ik een eet zaal', kerel, zoo boog: je kunt hot plafond niet zien!" „De eetzaal in de mijne ia veel origineo Ier. Die is zóó laag: je kunt er allecu sclio) ètep 1" Onbedaabt. „Dit is de poedel van mijn buuraaoi ik verzeker je, dat hij verstandiger js dan zijn baas." „Zoo'n hond heb ik vroeger ook gehad: Uit de kazerne. Sergeant: „Kerel, je bent een...; enfin, als er erwtensoep gegeten wordt met jouw ooren er in, dan zal geen mensch durven beweren, dat het erwtensoep met v»r- kensooren ia I'S Zaterdag: 11 Januari. Anno 1913. 'v VAN HET AAA ««««aftttfta*****# AAA ©oprit en Heü^e. Deo» J, C. (Nadruk vsrbcden.) VVVWVW»#V/t/ Het is zwaar, de historie te vertellen, zoo, alt zij gebeurd is, Want ge moet begrijpen, wat het woord „eenzaamheid" beteekeot. Het is onmogelijk het te verklaren: maar zij, die bij geval de hoeve van Gerrit Mon tizaan in bet dorpke Zwiorwolde gezien hebben, nadat Gerrit Montizaan tot ge vangenisstraf was veroordoeld zullen wc, tan, waarom men aarzelen moet van een zaamheid te spreken, en het begrip van dit woord ie bepalen. De oenzaamboid wag als een «jee) d'-r bciuve van Gerrit Montizaan zourU de hand eens moordenaars een deel is van den man, dien do moordenaar vermoorden wi), en zooale een vlam een deel van een brandend l^is. Voor sommigen bestonden de hoeve en het larui niet misschien slechts oen warnet van inistcekende lijnen, gehuld iu oen grauwen nevel der alleen- heerschendc eenzaamheid. Het was bij dag en bij nacht M absoluut stil, dat het min ste geluid een verre echo had; ja, dat er, «at klank betreft, geen verschU was tus- schen dag en nacht: een blinde zo",' wan neer bij 10 de hoeve met de neergeslagen gordijnen had gezeten, zeker geen onder scheid bespeurd hebben tusschen bet go- ruisob van bet light en van douker, zij bet don, dat wellicht een uil rijn klagenden schrei uitstiet ver boven de zwijgende aarde, en dat hij daardoor het duister her kende. Voor de rechtbank hebben zij het allen verklaard, waarom dit Jand en deze hoeve gebannen waren door zóó zwai'éu vloek. Gerrit Montizaan wa? jong getrouwd met Heiltje 't Zand: heisaI hoe vroolijks bruiloft. Werd er liefde in 't groen gc- spaard of bier of rood of brandewijn of anisette? Of koffie, kaas, melk, boter ,.f stoats, krentenmik of nagelhout of wnt nok te bikken viel? Was er dan ooit van zijp leven bossender en stampende r ge danst met de zware, ouderwetsch-wügen- houfcen klompen dan dién bruiloftsavond? Nog spreekt men in Zwierwolde van het iriorig festijn, en in de herberg „Het Wapen van Zutfep" hangt achter glas de bstealde quitantie - drie en vijftig gul den en twee en twintig oents al® goed oorbeeld voor de overigen- Het eerste jaar was een jaar van zóó groot geluk voor de Montizaan», voor Gerrit pd Heiltje, dat men or in de geheel» streek over praatte. Zij zongen onder lint werk: ep op hun gezichten, men wist niet waar, érgepe, in de uitdrukking van hun oogen, van bun mond, was de ernst van 't geluk gespreid. De geestelijke kwam het liefst bij de Montizaan». Want zij waren zwijgende, verstandige, gevoelige menschen, inetowie te praten viel', en zij hadden het 1) Met verandering van namen historisch. leven lief. Er werd eep kind iu de hoevs geboren. 01 bet doopmaall Alleen vrien den en gebureu waren genoodigd, het wa» oen stil feest, zonder «Lans en drank., zoo dat velen zioh verbaasden, dat het oen feest geweest was. Waarom praatte men van het doopinaal bij do Hontizoans meer en inniger nog dan van hun bruiloft? Weder een jaar. Hot leven was een kin- derspel voor de Montizaans. Des daags werkte hij op b-et land, in stal en schuur, en zij, als de jongen insliep, kwam bij hem, en arbeidde in zijn nabijheid. Zij zo gen in elkanders oogen, dat «ij gelukkig waren, en spraken niet van bun ge'uk. Na den maaltijd speelde hij eiken dag tien mi- nuten met zijn kind, en beiden hadden het gevoel, of rij daarom en daarom alleen werkten. Toen werd de jongen ziek. Al dien tijd durfde Gerrit Montizaan bijna niet thuis komen: in de hoeve zat de vrouw, eeD hoek op haa-r schootmaar «ij las er nooit in. Uren en uren achtereen staarde «ij wezen loos naar den knaap, die angstig met rijn vuistjes heeo en weer sloeg, als wilde hij den Dood verjagen. Doch de adem des doods was geklemd tussohen de mur-n, en in de St-iite tartte oen zwijgende stem. Gerrit Montizaan was niet thuis, toen de knaap stierf. Maar toen de geestelijke bet bero op het land kwam zeggen, en zijn handen zacltkens op zijn schouders legde# slloeg hij op den grond neer, gelijk een os, door een feilen bijlslag getroffen. Uij droeg zijn leed als iemand, bij wien het gevoel van smart maar kort duurt: tv> was een roensoh, die door troost getroost wordt, ep die daarom aan een ieder zijn' verdriet toont. Thuis echter zat de vrouw gelijk een bewustelooze. Zij antwo-wdde met geen enkel woordslec-ts even toen de timmerman hipnenkwam, om de maat te nemen voor de doodkiet, zag rij Gerrit een oogenblik aan, maar niet anders dan «en (lier, dat slaag vreest. Hij was weder aan bet werk gegaan, allén morgen, -n alleen was hij ernstger geworden. Zij ech ter zat den gsheelen dag «til op een stoel, haar boofd steunend tucsehen beide tan den, en rij bewoog rich niet, wanneer hij van den arbeid thuis kwam. Zelf had hij voor zijn eten te rorgen en kamer en schuur te reinigen. Het viel bom op, dat «ij altijd waohtte, tot hijzelf uit den scho tel had gegeten, vóór rij spijs t-ot zich nam. Zij leed aan vervolgingswaanzin en rosen de, dat. hij haar vergiftigen wilde. H!j pro beerde bet meer dan eens, of hij het zich niet inbeeldde, maar het was haar jnver- sohillig, hoe lang zij te wachten had; niet voordat zij had gezien, dat hij den m vel tijd batron, waagde zii ook maar een hap. Slechts twee keer sprak zij in de maan den, die den Dood volgden. De eerste maal wendde zij zich plots naar hem toe, zooc'at hij terugschrok, als bedreigde zij hem. „Heeft het kina om het leven ge vraagd?" vroeg zij, krankzinnig. „Wat meen je daarmee?" antwoordde hij beóiuusd. „Vertrouw op God, vrouw I" De stilte soheddde hen weder als een dof fe, zware, ondoordringbare walm. De dag buiten was zonder nuance, en d« eenzaam» beid van hun woning was als é9u dicht» wal, die de geluiden van buiten afkaatste» De stilte duurde voort, weken en weke» achter elkander. Haar waanzin bteaf, zoo dat hij bang voor baar werd. Geen dag scheen er te zijn, die zich iu Jicht verhief. Nooit naderoe een mensch de hoeve: er wa» een nieuwe geestelijke in het verre dorp gekomen, die hen eenmaal had be zocht, en slechte de vrouw had ontmoet, die op al zijn woorden geswegen had. Iu het huis was niet een tijd, met een klank, niet een kleur, niet een leven, niet een dood, niets dan de stilte. Want geen der SI menschen dacht meer, en slechts de weer schijn der eenzaamheid brandde als de zon, noviek vaat een brandglas in bun looden bewustzijn. Zóó was 't als een vloek, dl* uit de geluidloosheid spatte, toen rij ten tweeden male sprak. Hij étend iete dichter bij baar dan gewoonlijk, en Ineens stond zij op, of rij hem aanvallen wilde. „Haak me niet aan", schreeuwde rij. Wat moet je?" „Als je me aanraakt, kan bet kind weer doodgaan. Kom niet dichterbij." Hij deinsde achteruit. Hij waagde het niet rijn stem te «teen klinken, en ineen* hervatte de stilte haar ouden gang, en geen klonk drong naar binnen. En dat duurde tien jaar. Tien jaar van geheime, hniva- ringwakkende verschrikking,, Na deze tien jaar kwam er een Zondag morgen, dat Gerrit en Heiltje te zamen in de kamer zaten: hij wilde uien ochtend als gewoonlijk, naar rijn land gaan, maar het verre klokje had geluid en hij was langzaam vorder teruggestapt. Een dag van zonnelicht was het, oooh hij gevoelde het scmneUcbt niet. Hij ging gebogen, en peinsde over den Vrijdag te voren, toen hij naar d« markt wae gereden, en hij ver van de overigen had gestaan. Dat was rijn eenigste gedachte. Hij trad tonnen, rijn vrouw zat op de stoel, en had haar handen gevouwen over haar schoot, gelijk altijd, uren en uren achter elkander in de tien jaar, die voorbijgegleóen waren ais één duistere noaht die geen herinnering laat. Toen stond zij op. Hij zag verbaasd toe, dat rij bet huis uitging, en hij volgde baar met zijn blik, of zij een slanpwande- lares ware. Daarna bezon hij zich en lang zaam. tred voor tred, liep hij haar n-a. Zij stond in de schuur stil, en keek ver dwaasd om zich heen. Hij groep den gaf fel, die te midden van het andere gereed schap stond, zwaaide dien eenige malen in de lucht, en sloeg or haar pardoes mee op 't hoofd. Zonder een klacht te uiten zonk zij ineen. „Dat is voor de tien jaar van ongeluk", riep hij uit Zwijgend slenterde, hij naar het huis en nam twee ijzeren deksels uit de vervallen kast. Hij hield' ze in zijn hand, terwijl bij naar 't dorp ging. Het was nu ook buiten zijn hoeve, ra de berkenlaan, in het dennen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11