No. 16221. XjEIBSCH DAGBLAD, Woensdag* 8 Januari. Tweede Blad. Anno 1913, Tan onzen Oorlogscorrespondent. In de MontenegrijnsGhe loopgraven. Kunst, letteren, enz. FEUILLETON. JrCeti oaac! Devies Groeda, 28 Deo. 1912. Groeda staat boven dezen brief en wel licht zult ge, zoekend op één uwer kaar ten, dit illustere oord niet kunnen ontdek ken, want eigenlijk is het geen dorp, maar een landstreek, ten Oostëh van het meer ,van Skoetari, een tien kilometers van de stad. Ik ben hier in Albanië, 't tooneel van soo menigen opstand der wilde bergstam men en waar voor dezen oorlog geen Vreemdeling kon binnendringen, zonder in aeri der stammen te zijn opgenomen. .Hier in deze vlakte tusschen- het meer au de bergen is reeds heel wat gestreden •n het land, dat voor eenige jaren een JA'are lust voor de oogen geweest moet zijn, 4s thans één woestenij. Geen huis is er gespaard gebleven, over al ziet men de muren der eertijds welva rende hofsteden. Gistermorgen reden dr. Ton Peyer en ik te paard naar de voorpos ten. Thans had ik een ander dier tusschen de knieën dan daarginds in Moestafa Pas ja. De dokter had me zijn eigen vos afge staan, een mooi, flink paard, dat uitste kend ging. Onze weg liep door een verwoeste neder zetting. Reeds bij onze nadering verhief zich plotseling als een zware wolk met een akelig gckrijsch een reusachtig aantal kraaien en een hoek omgaande zagen we de zwartgeblakerde muren van een paar huizen voor ons. De lucht was egaal grijs en somber sta ken die zwarte half ingevallen muren, waar naast een paar boom en met verbrande tak ken, daartegen af. De grond was bedekt met gebróken en vernield huisraad en bebloede kleeding- stukken Toerend slopen een paar honden rond. Plotseling maakte mijn paard een zij- Bprong; voor nyj op den grond lag het lijk van een man, het hoofd doodskop reeds bijna van het lichaam gescheiden, staar de mij met een paar holle oogen aan. Uit het raam van de eerste verdieping hing een vrouwenlijk, voorover, de lange haren naar beneden vallend; één arm ont brak, de andere, al skelet, was omkleed nog met een grauwe lap kleeding. Zwijgend reden we door dit doodendorp, terwijl daarboven ons de kraaien kwaad aardig krijschten, dat we ae in hun bezig heid hadden gestoord. Toen we weer buiten waren, daalden ze direct weer neer. Dat is nu de Balkanoorlog, zeide mijn metgezel, en huiverend daoht ik aan al de ellende, die hier geleden moest zijn. -Zoover het oog reikte, overal zag men ruines; in de gansche streek was geen on geschonden huis te bekennen. Ja tooh: een zaam 6tond ergens een blauw orthodox kerkje, totaal ongeschonden. Dat gaf mij veel te denken. Wie was hier de brandstichter? Zouden de Moham medanen een Christenkerk gespaard heb ben? Na een rit van een goed uur zagen we voor ons een rij vuren: de Montenegrijn- sche stelling. Wij stegen af en na onze paarden oan- 'een boom te hebben gebonden, gingen we te voet verder. Het terrein deed mij zeer sterk aan on ze hoogere poldergronden denken. Hier langs het meer heeft de oorlog dan ook een geheel ander karakter dan overal elders in de bergen, waar gedekte nade ring bijna overal mogelijk Ï6, maar waar aan den anderen kant de verdediger overal achter diepe afgronden en op ontoeganke lijke bergtoppen uitstekend te verdedigen stellingen vindt. Terwijl we voorwaarts gingen merkte ik, hoe de Montenegrijnen, zich overal hadden ingegraven en ook al gravende voorwaarts waren gerukt. Hier dus niet d© er-maar-op-los-gaan tactiek, doch een langzaam, maar zeker gedekt voorwaarts gaan, naar een vooraf opgesteld plan. Overal was van holle wegen en gezichts dekkingen gebruik gemaakt, zoodat de loopgraven zich volkomen aan het terrein aanpasten. Het viel on»s daardoor gemak kelijk om in de eigenlijke stelling te komen en na een kwartier gebukt door deze half natuurlijke, half kunstmatige loopgraven te hebben gewandeld, kwamen we eindelijk in de voorste linie. Wat me voor Adrianopel niet gelukt was, dat had ik nu eindelijk voor Skoetari be reikt: ik stond in een infantcrie-loopgraaf. Een officier, ee** gewezen patiënt van dr. Peyer, leidde ons rond en daardoor kon ik tegelijkertijd opmerken, hoe geliefd deze Zwitsersche arts, die bij gebrek aan Mon- tenegrijnsche doctoren zijn hulp, zelfs in de vuurlinie verleend heeft, zich gemaakt had. Overal werd hij zeer eerbiedig ge groet en menigmaal trachtte men hem •zelfs de hand te kussen. Het was een lange loopgraaf, waarin we thaüs gingen. Alleen onze hoofden staken boven de dekking uit. Zoowat op elke honderd me ter stond een man het voorterrein waar te nemen, want al houden de Montenegrijnen zich aan de bepalingen van den wapenstil stand en vallen zij niet aan, de Turken gaan gewoon door, schieten op aHés wat ze zien en van tijd tot tijd probeeren ze eens een uitval. Dicht tegen de borstwering lagen in hun draagbare tentjes de man schappen, in schaapsvellen gehuld en hoe wel het eigenlijk verboden is in de voorste linie, brandden toch overal de vuurtje?, waarbij de arme kerels zich wat konden warmen, want het was akelig waterkoud weer. Waar zijn nu de Turken? vroeg ik en toen wees de officier me een lange, zwarte lijn, een paar honderd meter slechts van ons vandaan. Ik keek hem verwonderd aan. Hij lach te, maar daar kwam het antwoord aL Pang! zei het in een boschje, vlak bij ons, en „sjiet" vloog een kogel over ons hoofd. Onmiddellijk maakten we ons alle drie een decimeter kleiner, tèn einde weer vol komen gedekt te zijn en geen richtpunt meer te bieden. De beide partijen zijn hier dus wel zeer nabij, en als dan ook over eenige dagen de oorlog wellicht weer op nieuw begint, zal hier wel een verwoede strijd gestreden worden. Toch zullen deze laatste paar honderd meter den.Montenegrijnen niet meevallen, want voorzichtig over de dekking kijkend, zag ik overal voor de Turksche stelling een gew eldige ijzerdraa versperri ng. Zoo rondkijkende kreeg ik toch eerbied voor hetgeen de Montenegrijnen hier tot stand gebracht hebben. Het was alles volkomn in orde, voor ons zeer goed gedekt, de velfdwochten, een 25 meter voor de hoofdlijn, en daarmede door zigzagsge-wijze ïoopende. loopgraven ver bonden, en door op verschillende punten naar achteren gaande, de .verbindingsloop graven met de reserves, ongeveer 000 me ter achter de voorste lijn goed gedekt on- dergebraoht. Overal zag ik telegraaflijnen en mén ver telde mij, dat al de telegrafisten op het gehoor werken en nergens een opschrijfap- paraat bestaat. Telefonen schijnen ze niet te hebben en ook begrijp ik me niet- goed, hoe men in zoo'n korten tijd de telegrafisten heeft op geleid, want men schijnt hier voornamelijk gymnasiasten voor genomen te hebben. Misschien heeft men ze. reeds lang tevo ren geoefend. Meer naar achteren lagen de batterijen. Ik zag er twee, elk van twee stukken van 12 c.M., batterijen van nage noeg hetzelfde type als bij ons Waar hiér, de dekking van het terrein tï wenschen-overliet, had men vlak voor de batterij een kunstmatig masker aange legd. Er werd heden niet geschoten; druilerig stonden de kanonnen onder hun waterdich te overtrekken en langzaam liep de schild wacht zich te vervelen. Een batterij, half in een dijk ingegraven, daarvoor èen masker van wilgeboomen, do grijze hemel, het vlakke land, dat alles dee-d me sterk aan Holland denken. En toen ik in een boom nog een waarne mingspost zag, die zoo naar een plaatje uit onze voorschriften gemaakt kon zijn, was de illusie volkomen. Mijn aandacht werd eensklaps getrokken door een aantal vrouwtjes, die stiekum trachtten te naderen. ,,Daar heb je ze alweer!" bromde onze begeleider. „Het lukt ze tooh altijd onze wachten te verschalken". En hij vertelde me toen hoe de vrouwen en moeders der strijders ze altijd op komen zoeken, om hun eenige versnaperingen te brengen. Nu kon men dat natuurlijk niet toestaan, maar die dappere vrouwtjes sla gen bijna altijd, ook al omdat de schild wachten ze ondanks de orders eenvoudig doorlaten. Wat die arme menschj'es echter moeten doormaken voor ze aan dc linie zijn Met de stoomboot kunnen ze niet meekomen en dus moeten ze wel dagen lang marcheeren en daar de vlakten doorsneden wordt door een breed water, waarover geen brug is, moeten zt wel doojhet gebergte. Dr. Peyer heeft dien tocht gemaakt in het begin van den oorlog en hij vertelde me op clen te rugtocht, hoe hij meermalen gedacht had het er niet levend af te zullen brengen en in de sneeuw te zullen blijven steken. De zon was ondergegaan, toen we naar huis reden en in de vlakte was het donker, maar daarboven gloeiden vuurrood de be sneeuwde toppen, het Alpengloeien. Om ons heen krasten de kraaien en buil den dhonden. Het was een sombere tooht, maar na een vlotten rit wachtte ons de dampende soep in de gezellig verlichts tent J FABIUS. Ken lezing; over Vrouwenkiesrecht te Voorschoten. Men sohr'ijft ons: Zoolang iemand zich den voet niet wondt stoot aan een steen, zoolang weet hij niet hoe hard en scherp zoo'n steen wezen kan; en zoolang een vrouw of meisje leven kan zonder met de heerschende wetten in aan raking te komeu, zoolang weet z"ij niet hoe hard en wreed die wetten soms zijn voor haar. Dat. merkt zij pas, wanneer het leven haar rechtstreeks in aanraking brengt met de wetten, die er van Godswege zijn om de zwakkeren te besehermen, maar die, zelfs in do meest beschaafde landan, de aller zwaksten de vrouw en het kind niet zelden moedoogenLoos blootstellen aan dc zoo vaak ruwe overmacht van den ster leste. Maar liet. zwakke, vereenigd, wordt sterk; cn noch godsdienst, noch zedelijkheid, noch do ervaring der geschiedenis kunnen of zullen het zwakke beletten zich door ver een i ging sterk té makenen met kalmte cn waardigheid op te komen ivoor zijn rechten. Vandaar dan ook dat -reeds sedert vele jaren, in de moest vooraanstaande cultuurlan den, vrouwen van allerlei stand en belij denis zich hebben vereenigd, beu einde in vloed te verkrijgen op dat machtig wapen vaii onzen tijd: de Éftembus, en zoodoende in de parlementen mannen te brengen van hoo'go "en ruime opvatting, bereid om rid derlijk op te treden voor de rechten van vrouw en ki ndr En in alle landen waar de vrouwen invloed- verkregen op de regeering, hééft die invloéd zioh doen gevoelen in een verhoogd peil van openbare zedelijkheid; wórdt or meer gedaan om het kind te be veiligen tegen mishandeling en onzedelijk heid, wordt dc draukstrijd mot gTooter ernst gestreden, worden méér vrouwen in staat gesteld om zich verre te houdon van prosti tutie uit armoede. Ook Nederland is onder meer cm ,,Bond voor Vrouwenkiesrecht' rijk, strijdend© naast en voor hetzelfde doel als de „Verecniging voor Vrouwenkiesrecht Eenig verschil in de strijdwijze geeft juist aan mcér vrouwen, van uHeenloopendc mecningen, de gelegen heid om zich, ieder op Jmar vrijze, te men gen ia den strijd. Een spreekster cn ij vórige propagandiste van dezen Bond hield dpn 7den Januari j.i, een lozing in het Ambachtshuis te- Voor schoten, voor een, jammer genoeg, niet tal. rijk publiek. Inderdaa/i£ liet is te betreu ren, dat zooveel degCifjko kennis, zooveel vuur en ijver cn zooveel spreektaJent wer denneon, niet verspild aan, maar ge noten dóór zóó weiuigf menschen. "Want deze redevoering was- waarlijk het aanhoPren waard. Met tal van voorbeelden staafde me juffrouw Staas hot feit, hoo onbillijk zelfs de jongst-gesmede wetten nog zijn voor de vrouw; ook deelde zij mede welke zegepra len de vrouw reeds behaalde in Australië, in verschillende Staten van N.-Amerika, in Zweden, enz. De weinigen, die cr waren, luisterden met gespannen aandacht, cn de vrucht van raej. Staas' rede wasdat er te Voorscholen niet alleen drie nieuwe leden werden gewonnen, maar dat er ook een sub- afdeel ing van Gen Bond zal worden geves tigd. Zoo had de spreekster dan niet voor niets, ter wille van de goeds zaak, zich tmet echt vrouwe! ij ken moed heen gezet over een zeer ernstigs belemmering: een zware ver koudheid, die. haar hst spreken tot een 'groote inspanning maakte. AVij mogen haar dus wel bijzonder dankbaar zijn. Hot voordragen, van enkele gedichten moest do spreekster wegens haar verkoudheid op geven; maar z'ij -eindigde haar voordracht met een mooi gedeelte uit een redevoering, on langs door do bekend© Selma Lagcriöf op een congres te Stockholm gehouden. Selma Lagerlóf, de echt vrouwelijke vrouw, en de gevoelige, door talloos velen geliefde schrijf ster," stelde in het licht, hoe de vrouw, de eeuwen door, had gewerkt en gezwoegd om to scheppen het tehuis, dat met zijn warmte cn gloed zulk een groote en teedore plaats bekleedt in de harten, de levens en de her inneringen der individuen; en hoe, in an dere tijden met andere eischen, de vrouw niet mag worden belemmerd in haar nieuwe taak: mode tc werken aan het ideaal: dat d c Staat worde het tehuis waarin, allen zonder onderscheid, mannen en vrou wen, sterken en zwakken, zich gelukkig kunnen voelen. Het schoone denkbeeld, in schoone taal gezegd, werd met gevoel voorgedragen, en alle aanwezigen hebben het betreurd, dat de afwezigen zooveel hebbon gemist. Adama van Scheltema. De dichter Adama van Scheltema komt, naar „Het Volk" verneemt, na zes jaren zwervens in het buitenland, in deze maand weer voorgoed in Holland wonen. N.Y. „T o o a e e 1 v e r e e n i g i n g." Naar ons ter oore kwam ie het nu be klonken, dat het gezelschap van de „Too neel vereeniging" dir. Heyermans na 18 Januari het Grand-Theatre in de Amstel- straat zal gaan bespelen. („Hbld."). Nieuwe opera van Isr. Olm an. Isr. J. Olman, componist der opera „Fjalar" iö bezig aan een nieuwe opera in 4 bedrijven, genaamd „De Woudsirene". De tekst dezer opera is geschreven door den Noderlandschen librettist Jac. van Kampen schrijver van de operette „De Boerenprins", welke na 15 Januari haar première zal beleven. C e n s u u r t e B e r 1 ij n. De censuur te Berlijn heeft Adólf Paul's „Drohnen", dat t© Berlijn in het Kleine Theater zou worden opgevoerd, verboden, omdat „het klokgelui en het gebruik van ritueele woorden door den pastoor op het tooneel als profaneering'' moet worden beschouwd. Het stuk geeft de tragedie van een dronkaard, die beschonken op de be grafenis van zijn kind komt en daar tot een boetedoening komt. De bond van tooneelschrijvers zal zich tegen het verbod verzetten. He n r i Bo rel Volgens het „Scer. Hbl." zal Henri Bo- rel Indië verlaten. Zaterdag is het eerste nummer ver schenen van het „Stichtsch Vrijzin nig Protest.-Blad". Het wordt uitgegeven bij de firma Van Boekhoven en staat on der redactie van dr. H. L. Oort. Naar de „Hervorming" meldt, is het Nieuwe Testament in Esperanto versche nen. Het is een uitgave van heb Britsch en Buitenlandseh Bijbelgenootschap. Dr. Za- menhof, te Warschau, de vader van deze wereldtaal, is aan een vertaling van het Oude Testament bezig. De heer H. Vrendenherg Czn. heeft, na 25 jaren als zoodanig werkzaam te zijn ge weest, ontslag genomen als redacteur van hét weekblad ,;Nieuw Leven", en is opge volgd door dr. j. H. de Mtiïnck Keizer, predikant, te IJsbreehtum. In Mei a.s. zal het Stadttheater te Bre men met geheel compleet ensemble in den Grooten Schouwburg te Rotterdam „Der Ring des Nibelungen" komen opvoeren. Alle decors en koetuums zijn door.de stad welwillend voor deze gelegenheid afge staan. In het laboratorium van Edison heeft in het openbaar een proef plaats gehad met Edison'e nieuwste vinding, de kinetophoon, de sprekende bioscoopfilm. De proef schijnt uitnemend te zijn geslaagd, fragmenten uit Julius Ceasar, uit II Trovatore werden op gevoerd, terwijl te voren een op het film voorgestelde explicateur in een toespraak tot het publiek, die duidelijk gearticuleerd overkwam, de nieuwe vinding uiteenzette. lteleedigiog van Joden. In de „Prov. Gron- Ct." komt een klacht voor over minder vriendelijke bejegening van Israelie'cn door studenten to Groningen. De schrijver zegt daarvan „De soène, dio ik j.l. Zaterdagavond in een café aan do. Vischmarkt bijwoonde, was van zoo stuitenden aard, dat daarover af zonderlijk dient te worden geklaagd. Groep jes studenten, althans meneeren met bloe men in hun knoopsgat, ontzagen zich niet, Joodsciio medebezoekers, mensohen, die niet in het minst aanleiding daartoe gaven, open lijk te hoonen door toevoegiagcn als dio, welke men zoo nu en dan nog van de straat jeugd verneemt, geroep van „hiss, hiss" en „hoed-af Jeude' opmerkingen, als „je moet er uit" cn andere deels krenkende, deels pla gende toespelingen op het Amsterdamschc Trianon-voorval. Brutaal plaateten zioh deze candidaat-inteLlcotueelen tegenover de genen, dio in hun oogen daarvoor in aan merking kwamen, dames niet uitgezonderd, om zoo hun spotwellusb bot te vieren., Goe. dig-vermanende opmerkingen van den kas- telein hadden b'ijna geen uitwerking. „Ik kan mijzelf nog niet indenken, go- achte redactie, dat ik van deze toonoolea inderdaad getuige ben geweest. Jn '>veiken tijd, in wolk land leven wij toch „Ziet, in den t'ijd, waarin honderd jaren zijn verloopen, sinds de leerstelling van vrij. hoid en gelijkheid reeds lang als axioma, was erkend, en bij dc lierovering der vrij heid gold als goede winste uit den t'ijd der vernedering, bij do intrede van het jaar, waariu do groote vrijhoidsfèeston staan to worden gevierd, moet een groep van nyvero burgers vragen, ondor dc anderen geduld to worden. „Welnu, z'ij vragen hot bij deze. „In het land,' voor hetwelk een Jood mot zijn arbeid voor do internationale rechts vorming en verdraagzaamheid jaar in jaar uit nieuwe lauweren en wereldroem verovert daar moot do Jood ziju rechten als menscli, ja zelfs zijn recht, op een mensehwaardige bejegening vindicecren. Het z'ij zoo, wij doen hot bij deze." Do schrijver wijst er op dat dit geschiedt in de stad waar Jozef Israels het lcvens- lioht zag. Kapitein Thomson. De Driehoek-correspondent van „Do Tel." schrijft: De Nederla.ndsche attaché bij 'tGriek- sche leger, het lid der Tweede Kamer, kapitein L. W. J. K. Thomson, bevindt zich op het oogenblik in Philippiades, in de nabijheid waarvan dezer dagen de Grieken en de Turken gestreden heb ben. Kapitein Thomson maakt het - naar uit van hem ontvangen brieven te berichten valt uitstekend, wat zijn gezondheidstoestand betreft. Wel is hij, evenals vele anderen, eenige dagen on wel geweest, als ge\olg van de afschu welijke en ondraaglijke lucht, die in zijn omgeving door de talloozc lijken werd verspreid, maar z'n gezondheid is ove rigens zeer goed. Hij heeft af en toe nog al ontbering geleden. Hij trok met de Grieken naar verschillende plaatsen, leefde dagen achtereen van wat scha pen vleesch en brood, cn moet zicli met vijf attache's van andere landen, met een uiterst beperkte en primitieve slaap- gelegenheid tevreden stellen. Over dol behandeling is hij overigens wel te spre ken. Tot dusver hebben z'n brieven evenals die der andere attache's niet onder censuur gestaan, maar de vorige week is daarin verandering gekomen. De attache's hebben het Kers Heest ge zamenlijk geviera en een Kerstboom op gemaakt, waaraan zij gehangen hebben, wat zij bemachtigen konden. Zoo kocht de lieer Thomson te Philippiades in een klein winkeltje een zakdoek, waarop 't Fortret van Koningin Wilhelmina en rins Hendrik geborduurd waseen aar dig souvenir uit dat nietige Turkscbe plaatsje. Dc postdienst moet niet schitterend zijnde brieven van hier komen ginds met veel vertraging aan. Kapitein Thomson heeft de vorige maand bij den koning van Griekenland aan tafel gegeten. Verschillende attache's zijn reeds vertrokken, maar de heer Thomson denkt nog eenige weken bij 't Grieksche leger te blijven. l>e film-censnur in Louden. De heer G. A. Redford, de pas aan gestelde censor van bioscoopfilms te Londen, ten gerieve der fabrikanten en huurders, begon dezer dagen zijn werk zaamheden met een staf van vier mede- beschouwers., in 't kleinste kinotheater in het Vereenigde Koninkrijk, op de twee- de verdieping van oen gebouw aan de Shaftesbury Avenue. De beklagenswaardige juryleden zul len vijf dagen per week, en niet min der dan acht uren per dag naar het afdraaien der films moeten kijken, en alle films die op en na 1 Maart a. s. verschijnen, zullen mr. Redford's hand- teekening nioeten dragen. In een onderhoud met een reporter ver klaarde dc censor, dat onder de films, die een zeer zorgvuldige beschouwing verdienen, o.a. zijn, die betrekking heb ben op Bijbelsche onderwerpen, detec tive-verhalen, bokswedstrijden, „roeren de" drama's en „bain-mixte"-toonoelen. Als een gedeelte van een film hem niet bevalt, aldus mr. Redford, dan noodigt hij den maker uit tot een bespreking over aan te brengen wijzigingen, en daar bij zal hij meer gebruik denken tc ma ken van iele diplomatie dan van de „ge pantserde vuist." DOOR LOUSStï 3. B. Nadruk verboden). Slot Zoo opgewonden was Robert niet, of hij zag nog aan haar gezicht, wat er voor bit ters omging in haar ziel. Hij greep haar handen, hij drukte ze aan zijn borst, met die onwillekeurige onvormelijklieid, zooals zij gewenscht had, dat hij een paar dagen geleden ze veroverd had, en met een stem die trilde, zeide hij nu warm en week: „Vergeef me, Adèle als ik... als ik je be droefd heb. Ik was een dwaasIk trachtte mijn hartstocht te bestrijden, tot eiken prijs wilde ik mijn liefde overwinnen, en ik was slecht, wreed, dwaas Victoire heeft gewonnen, ze i« sterker gebleken dan ik, ik kan niet langer zonder haar. Maar ik ben zoo doodelijk ongerust nu, zij was zoo ziek. O... tante, ik heb niemand dan u die ra© helpen kan, wees edelmoedig. O, ga naar haar toe,... ik smeek U...!'' „Tante" Savernius glimlachte weemoe- dig. Voor dit \erhelderende, verteederen- de vuur van echte liefde, versmolt alle j kleinzielige wrok. Zoo ze dan zichzelve 1 niet meer verwarmen mocht aan dien koes terenden gloed, omdat zij dat heilig vuur bande uit haar jeugd en het nu te laat was, welnu, dan zou zij voortaan misschien nog gelukkig kunnen zijn door een ander gevoel, even groot en machtig als liefde in een vrouwenbestaan: toewijding. Zij aanvaardde haar rol van „tante" nu in allen eriist. Zij wilde waken met moe- derlijke teederheid over het geluk van die twee „kinderen Snel maakt© zij haar plan. Zij nam zijn hoofd tusschen haar beide handen en kust© hem op het voorhoofd: „Dwaze jon gen," zeide zij, moederlijk geruststellend: „Waarom m© toch niet eerder toever trouwd, dat je Victoire lief hebt. Wees nu maar gerust, we gaan naar haar huis. Ik zal een rijtuig laten halen, alles zal nog terecht komen, o, dat zal-je z:en... Hij knielde bijna voor haar neer in zijn dankbaarheid: „Ik dank u. Maar als ze nog maar beter wordt zij echeen zoo doo delijk ziek... „Kom, kom, verbeelding! Natuurlijk maak-jij je ongeruster over haar dan een" ander. Zij zal uitgeput geweest zijn, be vangen door het akelige weer; ikzelf, die zoo sterk ben, was er immers ontdaan van. Dat zal wel terecht komen, ze was rog nooit ziek... vroeger. Als zij maar eventjes vervoerd kan worden, breng ik haar bij mij en zij zal hier blijven, totdat jij haar haalt in jelui eigen tehuis Tante Savenius glimlachte heel hoopvol tegen hem: „Laat ons geen tijd verliezen. Kom... Toen het rijtuig stilhield voor het kleine benedenhuis in de Sumatrastraat, hielp Robert tante Savernius uitstappen. De voor deur stond aan en tante Savernius ging het eerst het huisje binnen. Robert zag haar dat leelijke gangetje doorgaan en haar élégant figuur verdwijnen in juffrouw Hclmond's zitkamertje. Nog stond hijzelf in het smalle gangetje, toen hij haar een doordringenden gil hoor de slaken. Hij vloog naar binnen, h^.vig verschrikt. In een hoek der kamer, -laar waar hij ook eens gezeten had, na dat on- j gelukje met zijn knie, stonden nu tante Savernius en de waschvrouw, juffrouw Helmond's hospita, gebogen over... iets, wat hij nog niet zag. Hij begreep echter, j dat daar achter hen, in den krakenden, leunstoel, dien hij zich nog zoo goed herin nerde, Victoire zijn moest, maar de ge stalten der twee vrouwen verborgen bet tengere persoontje geheel. Hij deed een j stap in de richting van die groep. Bij een tweede schred© struikelde lnj over een voorwerp op den grond. Onwillekeurig zag hij naar omlaag en bemerkte, dat l\ij in zijn haast bijna gevallen was over een van Jen 1 voet gegleden schoentje, heel klein, boel j oud, met slappe, verrafelde, verscheurde strikjes, die als gebroken neervielen... etervensmoede... D.e veelzeggende strikjes... als een nood lottig voorgevoel overviel hem toen een wilde angst. Doodelijk ontsteld boog hij om beide vrouwen, en zag in de armen van de onooglijke waschvrouw, Victoire, was bleek, met half geloken oogen, het hoofdje op zijde gebogen als dat van een dood vo geltje... Victoire Helmond, die gestikt was in den helderen rooden levensstroom, die in wilden schuimenden overvloed haar uit mond en neus ontsprongen was, en nu nog in donkere plekken schitterde op haar klee- ren, op het geruite- schort van de wasch vrouw, op het versleten koeharen kleed...! Een nederig sterven, na een nederig leven. Maar de kleine juffrouw Helmond had haar zin. Geen lang ziekbed had 7ij ge kend; het „Einde" was haar komen over vallen te midden van haar werk: zij waa „gesneuveld op het veld van eer I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5