No. 16221.
XjEIBSCH DAGBLAD, Woensdag* 8 Januari. Tweede Blad.
Anno 1913,
Tan onzen Oorlogscorrespondent.
In de MontenegrijnsGhe loopgraven.
Kunst, letteren, enz.
FEUILLETON.
JrCeti oaac! Devies
Groeda, 28 Deo. 1912.
Groeda staat boven dezen brief en wel
licht zult ge, zoekend op één uwer kaar
ten, dit illustere oord niet kunnen ontdek
ken, want eigenlijk is het geen dorp, maar
een landstreek, ten Oostëh van het meer
,van Skoetari, een tien kilometers van de
stad.
Ik ben hier in Albanië, 't tooneel van
soo menigen opstand der wilde bergstam
men en waar voor dezen oorlog geen
Vreemdeling kon binnendringen, zonder in
aeri der stammen te zijn opgenomen.
.Hier in deze vlakte tusschen- het meer
au de bergen is reeds heel wat gestreden
•n het land, dat voor eenige jaren een
JA'are lust voor de oogen geweest moet zijn,
4s thans één woestenij.
Geen huis is er gespaard gebleven, over
al ziet men de muren der eertijds welva
rende hofsteden. Gistermorgen reden dr.
Ton Peyer en ik te paard naar de voorpos
ten. Thans had ik een ander dier tusschen
de knieën dan daarginds in Moestafa Pas
ja. De dokter had me zijn eigen vos afge
staan, een mooi, flink paard, dat uitste
kend ging.
Onze weg liep door een verwoeste neder
zetting. Reeds bij onze nadering verhief
zich plotseling als een zware wolk met een
akelig gckrijsch een reusachtig aantal
kraaien en een hoek omgaande zagen we
de zwartgeblakerde muren van een paar
huizen voor ons.
De lucht was egaal grijs en somber sta
ken die zwarte half ingevallen muren, waar
naast een paar boom en met verbrande tak
ken, daartegen af.
De grond was bedekt met gebróken en
vernield huisraad en bebloede kleeding-
stukken Toerend slopen een paar honden
rond.
Plotseling maakte mijn paard een zij-
Bprong; voor nyj op den grond lag het lijk
van een man, het hoofd doodskop reeds
bijna van het lichaam gescheiden, staar
de mij met een paar holle oogen aan.
Uit het raam van de eerste verdieping
hing een vrouwenlijk, voorover, de lange
haren naar beneden vallend; één arm ont
brak, de andere, al skelet, was omkleed
nog met een grauwe lap kleeding.
Zwijgend reden we door dit doodendorp,
terwijl daarboven ons de kraaien kwaad
aardig krijschten, dat we ae in hun bezig
heid hadden gestoord.
Toen we weer buiten waren, daalden ze
direct weer neer.
Dat is nu de Balkanoorlog, zeide mijn
metgezel, en huiverend daoht ik aan al de
ellende, die hier geleden moest zijn.
-Zoover het oog reikte, overal zag men
ruines; in de gansche streek was geen on
geschonden huis te bekennen. Ja tooh: een
zaam 6tond ergens een blauw orthodox
kerkje, totaal ongeschonden.
Dat gaf mij veel te denken. Wie was
hier de brandstichter? Zouden de Moham
medanen een Christenkerk gespaard heb
ben?
Na een rit van een goed uur zagen we
voor ons een rij vuren: de Montenegrijn-
sche stelling.
Wij stegen af en na onze paarden oan-
'een boom te hebben gebonden, gingen we
te voet verder.
Het terrein deed mij zeer sterk aan on
ze hoogere poldergronden denken.
Hier langs het meer heeft de oorlog dan
ook een geheel ander karakter dan overal
elders in de bergen, waar gedekte nade
ring bijna overal mogelijk Ï6, maar waar
aan den anderen kant de verdediger overal
achter diepe afgronden en op ontoeganke
lijke bergtoppen uitstekend te verdedigen
stellingen vindt.
Terwijl we voorwaarts gingen merkte
ik, hoe de Montenegrijnen, zich overal
hadden ingegraven en ook al gravende
voorwaarts waren gerukt.
Hier dus niet d© er-maar-op-los-gaan
tactiek, doch een langzaam, maar zeker
gedekt voorwaarts gaan, naar een vooraf
opgesteld plan.
Overal was van holle wegen en gezichts
dekkingen gebruik gemaakt, zoodat de
loopgraven zich volkomen aan het terrein
aanpasten. Het viel on»s daardoor gemak
kelijk om in de eigenlijke stelling te komen
en na een kwartier gebukt door deze half
natuurlijke, half kunstmatige loopgraven
te hebben gewandeld, kwamen we eindelijk
in de voorste linie.
Wat me voor Adrianopel niet gelukt was,
dat had ik nu eindelijk voor Skoetari be
reikt: ik stond in een infantcrie-loopgraaf.
Een officier, ee** gewezen patiënt van dr.
Peyer, leidde ons rond en daardoor kon ik
tegelijkertijd opmerken, hoe geliefd deze
Zwitsersche arts, die bij gebrek aan Mon-
tenegrijnsche doctoren zijn hulp, zelfs in
de vuurlinie verleend heeft, zich gemaakt
had. Overal werd hij zeer eerbiedig ge
groet en menigmaal trachtte men hem
•zelfs de hand te kussen.
Het was een lange loopgraaf, waarin we
thaüs gingen.
Alleen onze hoofden staken boven de
dekking uit. Zoowat op elke honderd me
ter stond een man het voorterrein waar te
nemen, want al houden de Montenegrijnen
zich aan de bepalingen van den wapenstil
stand en vallen zij niet aan, de Turken
gaan gewoon door, schieten op aHés wat
ze zien en van tijd tot tijd probeeren ze
eens een uitval. Dicht tegen de borstwering
lagen in hun draagbare tentjes de man
schappen, in schaapsvellen gehuld en hoe
wel het eigenlijk verboden is in de voorste
linie, brandden toch overal de vuurtje?,
waarbij de arme kerels zich wat konden
warmen, want het was akelig waterkoud
weer.
Waar zijn nu de Turken? vroeg ik en
toen wees de officier me een lange, zwarte
lijn, een paar honderd meter slechts van
ons vandaan.
Ik keek hem verwonderd aan. Hij lach
te, maar daar kwam het antwoord aL
Pang! zei het in een boschje, vlak bij ons,
en „sjiet" vloog een kogel over ons hoofd.
Onmiddellijk maakten we ons alle drie
een decimeter kleiner, tèn einde weer vol
komen gedekt te zijn en geen richtpunt
meer te bieden. De beide partijen zijn hier
dus wel zeer nabij, en als dan ook over
eenige dagen de oorlog wellicht weer op
nieuw begint, zal hier wel een verwoede
strijd gestreden worden.
Toch zullen deze laatste paar honderd
meter den.Montenegrijnen niet meevallen,
want voorzichtig over de dekking kijkend,
zag ik overal voor de Turksche stelling een
gew eldige ijzerdraa versperri ng.
Zoo rondkijkende kreeg ik toch eerbied
voor hetgeen de Montenegrijnen hier tot
stand gebracht hebben.
Het was alles volkomn in orde, voor ons
zeer goed gedekt, de velfdwochten, een 25
meter voor de hoofdlijn, en daarmede door
zigzagsge-wijze ïoopende. loopgraven ver
bonden, en door op verschillende punten
naar achteren gaande, de .verbindingsloop
graven met de reserves, ongeveer 000 me
ter achter de voorste lijn goed gedekt on-
dergebraoht.
Overal zag ik telegraaflijnen en mén ver
telde mij, dat al de telegrafisten op het
gehoor werken en nergens een opschrijfap-
paraat bestaat.
Telefonen schijnen ze niet te hebben en
ook begrijp ik me niet- goed, hoe men in
zoo'n korten tijd de telegrafisten heeft op
geleid, want men schijnt hier voornamelijk
gymnasiasten voor genomen te hebben.
Misschien heeft men ze. reeds lang tevo
ren geoefend. Meer naar achteren lagen de
batterijen. Ik zag er twee, elk van twee
stukken van 12 c.M., batterijen van nage
noeg hetzelfde type als bij ons
Waar hiér, de dekking van het terrein
tï wenschen-overliet, had men vlak voor
de batterij een kunstmatig masker aange
legd.
Er werd heden niet geschoten; druilerig
stonden de kanonnen onder hun waterdich
te overtrekken en langzaam liep de schild
wacht zich te vervelen.
Een batterij, half in een dijk ingegraven,
daarvoor èen masker van wilgeboomen, do
grijze hemel, het vlakke land, dat alles dee-d
me sterk aan Holland denken.
En toen ik in een boom nog een waarne
mingspost zag, die zoo naar een plaatje
uit onze voorschriften gemaakt kon zijn,
was de illusie volkomen.
Mijn aandacht werd eensklaps getrokken
door een aantal vrouwtjes, die stiekum
trachtten te naderen.
,,Daar heb je ze alweer!" bromde onze
begeleider. „Het lukt ze tooh altijd onze
wachten te verschalken".
En hij vertelde me toen hoe de vrouwen
en moeders der strijders ze altijd op komen
zoeken, om hun eenige versnaperingen te
brengen. Nu kon men dat natuurlijk niet
toestaan, maar die dappere vrouwtjes sla
gen bijna altijd, ook al omdat de schild
wachten ze ondanks de orders eenvoudig
doorlaten.
Wat die arme menschj'es echter moeten
doormaken voor ze aan dc linie zijn Met
de stoomboot kunnen ze niet meekomen en
dus moeten ze wel dagen lang marcheeren
en daar de vlakten doorsneden wordt door
een breed water, waarover geen brug is,
moeten zt wel doojhet gebergte. Dr. Peyer
heeft dien tocht gemaakt in het begin van
den oorlog en hij vertelde me op clen te
rugtocht, hoe hij meermalen gedacht had
het er niet levend af te zullen brengen en
in de sneeuw te zullen blijven steken.
De zon was ondergegaan, toen we naar
huis reden en in de vlakte was het donker,
maar daarboven gloeiden vuurrood de be
sneeuwde toppen, het Alpengloeien.
Om ons heen krasten de kraaien en buil
den dhonden. Het was een sombere
tooht, maar na een vlotten rit wachtte ons
de dampende soep in de gezellig verlichts
tent
J FABIUS.
Ken lezing; over Vrouwenkiesrecht
te Voorschoten.
Men sohr'ijft ons:
Zoolang iemand zich den voet niet wondt
stoot aan een steen, zoolang weet hij niet
hoe hard en scherp zoo'n steen wezen kan;
en zoolang een vrouw of meisje leven kan
zonder met de heerschende wetten in aan
raking te komeu, zoolang weet z"ij niet hoe
hard en wreed die wetten soms zijn voor
haar. Dat. merkt zij pas, wanneer het leven
haar rechtstreeks in aanraking brengt met
de wetten, die er van Godswege zijn om
de zwakkeren te besehermen, maar die, zelfs
in do meest beschaafde landan, de aller
zwaksten de vrouw en het kind niet
zelden moedoogenLoos blootstellen aan dc zoo
vaak ruwe overmacht van den ster leste.
Maar liet. zwakke, vereenigd, wordt sterk;
cn noch godsdienst, noch zedelijkheid, noch
do ervaring der geschiedenis kunnen of
zullen het zwakke beletten zich door ver
een i ging sterk té makenen met kalmte cn
waardigheid op te komen ivoor zijn rechten.
Vandaar dan ook dat -reeds sedert vele
jaren, in de moest vooraanstaande cultuurlan
den, vrouwen van allerlei stand en belij
denis zich hebben vereenigd, beu einde in
vloed te verkrijgen op dat machtig wapen
vaii onzen tijd: de Éftembus, en zoodoende
in de parlementen mannen te brengen van
hoo'go "en ruime opvatting, bereid om rid
derlijk op te treden voor de rechten van
vrouw en ki ndr En in alle landen waar de
vrouwen invloed- verkregen op de regeering,
hééft die invloéd zioh doen gevoelen in een
verhoogd peil van openbare zedelijkheid;
wórdt or meer gedaan om het kind te be
veiligen tegen mishandeling en onzedelijk
heid, wordt dc draukstrijd mot gTooter ernst
gestreden, worden méér vrouwen in staat
gesteld om zich verre te houdon van prosti
tutie uit armoede.
Ook Nederland is onder meer cm ,,Bond
voor Vrouwenkiesrecht' rijk, strijdend© naast
en voor hetzelfde doel als de „Verecniging
voor Vrouwenkiesrecht Eenig verschil in
de strijdwijze geeft juist aan mcér vrouwen,
van uHeenloopendc mecningen, de gelegen
heid om zich, ieder op Jmar vrijze, te men
gen ia den strijd.
Een spreekster cn ij vórige propagandiste
van dezen Bond hield dpn 7den Januari j.i,
een lozing in het Ambachtshuis te- Voor
schoten, voor een, jammer genoeg, niet tal.
rijk publiek. Inderdaa/i£ liet is te betreu
ren, dat zooveel degCifjko kennis, zooveel
vuur en ijver cn zooveel spreektaJent wer
denneon, niet verspild aan, maar ge
noten dóór zóó weiuigf menschen. "Want deze
redevoering was- waarlijk het aanhoPren
waard. Met tal van voorbeelden staafde me
juffrouw Staas hot feit, hoo onbillijk zelfs
de jongst-gesmede wetten nog zijn voor de
vrouw; ook deelde zij mede welke zegepra
len de vrouw reeds behaalde in Australië,
in verschillende Staten van N.-Amerika, in
Zweden, enz. De weinigen, die cr waren,
luisterden met gespannen aandacht, cn de
vrucht van raej. Staas' rede wasdat er
te Voorscholen niet alleen drie nieuwe leden
werden gewonnen, maar dat er ook een sub-
afdeel ing van Gen Bond zal worden geves
tigd. Zoo had de spreekster dan niet voor
niets, ter wille van de goeds zaak, zich tmet
echt vrouwe! ij ken moed heen gezet over een
zeer ernstigs belemmering: een zware ver
koudheid, die. haar hst spreken tot een 'groote
inspanning maakte. AVij mogen haar dus
wel bijzonder dankbaar zijn.
Hot voordragen, van enkele gedichten moest
do spreekster wegens haar verkoudheid op
geven; maar z'ij -eindigde haar voordracht met
een mooi gedeelte uit een redevoering, on
langs door do bekend© Selma Lagcriöf op
een congres te Stockholm gehouden. Selma
Lagerlóf, de echt vrouwelijke vrouw, en de
gevoelige, door talloos velen geliefde schrijf
ster," stelde in het licht, hoe de vrouw, de
eeuwen door, had gewerkt en gezwoegd om
to scheppen het tehuis, dat met zijn warmte
cn gloed zulk een groote en teedore plaats
bekleedt in de harten, de levens en de her
inneringen der individuen; en hoe, in an
dere tijden met andere eischen, de vrouw
niet mag worden belemmerd in haar nieuwe
taak: mode tc werken aan het ideaal: dat
d c Staat worde het tehuis waarin,
allen zonder onderscheid, mannen en vrou
wen, sterken en zwakken, zich gelukkig
kunnen voelen.
Het schoone denkbeeld, in schoone taal
gezegd, werd met gevoel voorgedragen, en
alle aanwezigen hebben het betreurd, dat de
afwezigen zooveel hebbon gemist.
Adama van Scheltema.
De dichter Adama van Scheltema komt,
naar „Het Volk" verneemt, na zes jaren
zwervens in het buitenland, in deze maand
weer voorgoed in Holland wonen.
N.Y. „T o o a e e 1 v e r e e n i g i n g."
Naar ons ter oore kwam ie het nu be
klonken, dat het gezelschap van de „Too
neel vereeniging" dir. Heyermans na 18
Januari het Grand-Theatre in de Amstel-
straat zal gaan bespelen. („Hbld.").
Nieuwe opera van Isr. Olm an.
Isr. J. Olman, componist der opera
„Fjalar" iö bezig aan een nieuwe opera in
4 bedrijven, genaamd „De Woudsirene".
De tekst dezer opera is geschreven door
den Noderlandschen librettist Jac. van
Kampen schrijver van de operette „De
Boerenprins", welke na 15 Januari haar
première zal beleven.
C e n s u u r t e B e r 1 ij n.
De censuur te Berlijn heeft Adólf Paul's
„Drohnen", dat t© Berlijn in het Kleine
Theater zou worden opgevoerd, verboden,
omdat „het klokgelui en het gebruik van
ritueele woorden door den pastoor op het
tooneel als profaneering'' moet worden
beschouwd. Het stuk geeft de tragedie van
een dronkaard, die beschonken op de be
grafenis van zijn kind komt en daar tot
een boetedoening komt.
De bond van tooneelschrijvers zal zich
tegen het verbod verzetten.
He n r i Bo rel
Volgens het „Scer. Hbl." zal Henri Bo-
rel Indië verlaten.
Zaterdag is het eerste nummer ver
schenen van het „Stichtsch Vrijzin
nig Protest.-Blad". Het wordt uitgegeven
bij de firma Van Boekhoven en staat on
der redactie van dr. H. L. Oort.
Naar de „Hervorming" meldt, is het
Nieuwe Testament in Esperanto versche
nen. Het is een uitgave van heb Britsch en
Buitenlandseh Bijbelgenootschap. Dr. Za-
menhof, te Warschau, de vader van deze
wereldtaal, is aan een vertaling van het
Oude Testament bezig.
De heer H. Vrendenherg Czn. heeft, na
25 jaren als zoodanig werkzaam te zijn ge
weest, ontslag genomen als redacteur van
hét weekblad ,;Nieuw Leven", en is opge
volgd door dr. j. H. de Mtiïnck Keizer,
predikant, te IJsbreehtum.
In Mei a.s. zal het Stadttheater te Bre
men met geheel compleet ensemble in den
Grooten Schouwburg te Rotterdam „Der
Ring des Nibelungen" komen opvoeren.
Alle decors en koetuums zijn door.de stad
welwillend voor deze gelegenheid afge
staan.
In het laboratorium van Edison heeft in
het openbaar een proef plaats gehad met
Edison'e nieuwste vinding, de kinetophoon,
de sprekende bioscoopfilm. De proef schijnt
uitnemend te zijn geslaagd, fragmenten uit
Julius Ceasar, uit II Trovatore werden op
gevoerd, terwijl te voren een op het film
voorgestelde explicateur in een toespraak
tot het publiek, die duidelijk gearticuleerd
overkwam, de nieuwe vinding uiteenzette.
lteleedigiog van Joden.
In de „Prov. Gron- Ct." komt een klacht
voor over minder vriendelijke bejegening van
Israelie'cn door studenten to Groningen.
De schrijver zegt daarvan
„De soène, dio ik j.l. Zaterdagavond in
een café aan do. Vischmarkt bijwoonde, was
van zoo stuitenden aard, dat daarover af
zonderlijk dient te worden geklaagd. Groep
jes studenten, althans meneeren met bloe
men in hun knoopsgat, ontzagen zich niet,
Joodsciio medebezoekers, mensohen, die niet
in het minst aanleiding daartoe gaven, open
lijk te hoonen door toevoegiagcn als dio,
welke men zoo nu en dan nog van de straat
jeugd verneemt, geroep van „hiss, hiss" en
„hoed-af Jeude' opmerkingen, als „je moet
er uit" cn andere deels krenkende, deels pla
gende toespelingen op het Amsterdamschc
Trianon-voorval. Brutaal plaateten zioh
deze candidaat-inteLlcotueelen tegenover de
genen, dio in hun oogen daarvoor in aan
merking kwamen, dames niet uitgezonderd,
om zoo hun spotwellusb bot te vieren., Goe.
dig-vermanende opmerkingen van den kas-
telein hadden b'ijna geen uitwerking.
„Ik kan mijzelf nog niet indenken, go-
achte redactie, dat ik van deze toonoolea
inderdaad getuige ben geweest. Jn '>veiken
tijd, in wolk land leven wij toch
„Ziet, in den t'ijd, waarin honderd jaren
zijn verloopen, sinds de leerstelling van vrij.
hoid en gelijkheid reeds lang als axioma,
was erkend, en bij dc lierovering der vrij
heid gold als goede winste uit den t'ijd
der vernedering, bij do intrede van het jaar,
waariu do groote vrijhoidsfèeston staan to
worden gevierd, moet een groep van nyvero
burgers vragen, ondor dc anderen geduld
to worden.
„Welnu, z'ij vragen hot bij deze.
„In het land,' voor hetwelk een Jood mot
zijn arbeid voor do internationale rechts
vorming en verdraagzaamheid jaar in jaar
uit nieuwe lauweren en wereldroem verovert
daar moot do Jood ziju rechten als menscli,
ja zelfs zijn recht, op een mensehwaardige
bejegening vindicecren. Het z'ij zoo, wij
doen hot bij deze."
Do schrijver wijst er op dat dit geschiedt
in de stad waar Jozef Israels het lcvens-
lioht zag.
Kapitein Thomson.
De Driehoek-correspondent van „Do
Tel." schrijft:
De Nederla.ndsche attaché bij 'tGriek-
sche leger, het lid der Tweede Kamer,
kapitein L. W. J. K. Thomson, bevindt
zich op het oogenblik in Philippiades, in
de nabijheid waarvan dezer dagen de
Grieken en de Turken gestreden heb
ben. Kapitein Thomson maakt het -
naar uit van hem ontvangen brieven te
berichten valt uitstekend, wat zijn
gezondheidstoestand betreft. Wel is hij,
evenals vele anderen, eenige dagen on
wel geweest, als ge\olg van de afschu
welijke en ondraaglijke lucht, die in zijn
omgeving door de talloozc lijken werd
verspreid, maar z'n gezondheid is ove
rigens zeer goed. Hij heeft af en toe
nog al ontbering geleden. Hij trok met
de Grieken naar verschillende plaatsen,
leefde dagen achtereen van wat scha
pen vleesch en brood, cn moet zicli met
vijf attache's van andere landen, met
een uiterst beperkte en primitieve slaap-
gelegenheid tevreden stellen. Over dol
behandeling is hij overigens wel te spre
ken. Tot dusver hebben z'n brieven
evenals die der andere attache's niet
onder censuur gestaan, maar de vorige
week is daarin verandering gekomen.
De attache's hebben het Kers Heest ge
zamenlijk geviera en een Kerstboom op
gemaakt, waaraan zij gehangen hebben,
wat zij bemachtigen konden. Zoo kocht
de lieer Thomson te Philippiades in een
klein winkeltje een zakdoek, waarop 't
Fortret van Koningin Wilhelmina en
rins Hendrik geborduurd waseen aar
dig souvenir uit dat nietige Turkscbe
plaatsje.
Dc postdienst moet niet schitterend
zijnde brieven van hier komen ginds
met veel vertraging aan.
Kapitein Thomson heeft de vorige
maand bij den koning van Griekenland
aan tafel gegeten. Verschillende attache's
zijn reeds vertrokken, maar de heer
Thomson denkt nog eenige weken bij
't Grieksche leger te blijven.
l>e film-censnur in Louden.
De heer G. A. Redford, de pas aan
gestelde censor van bioscoopfilms te
Londen, ten gerieve der fabrikanten en
huurders, begon dezer dagen zijn werk
zaamheden met een staf van vier mede-
beschouwers., in 't kleinste kinotheater
in het Vereenigde Koninkrijk, op de twee-
de verdieping van oen gebouw aan de
Shaftesbury Avenue.
De beklagenswaardige juryleden zul
len vijf dagen per week, en niet min
der dan acht uren per dag naar het
afdraaien der films moeten kijken, en
alle films die op en na 1 Maart a. s.
verschijnen, zullen mr. Redford's hand-
teekening nioeten dragen.
In een onderhoud met een reporter ver
klaarde dc censor, dat onder de films,
die een zeer zorgvuldige beschouwing
verdienen, o.a. zijn, die betrekking heb
ben op Bijbelsche onderwerpen, detec
tive-verhalen, bokswedstrijden, „roeren
de" drama's en „bain-mixte"-toonoelen.
Als een gedeelte van een film hem niet
bevalt, aldus mr. Redford, dan noodigt
hij den maker uit tot een bespreking
over aan te brengen wijzigingen, en daar
bij zal hij meer gebruik denken tc ma
ken van iele diplomatie dan van de „ge
pantserde vuist."
DOOR
LOUSStï 3. B.
Nadruk verboden).
Slot
Zoo opgewonden was Robert niet, of hij
zag nog aan haar gezicht, wat er voor bit
ters omging in haar ziel. Hij greep haar
handen, hij drukte ze aan zijn borst, met
die onwillekeurige onvormelijklieid, zooals
zij gewenscht had, dat hij een paar dagen
geleden ze veroverd had, en met een stem
die trilde, zeide hij nu warm en week:
„Vergeef me, Adèle als ik... als ik je be
droefd heb. Ik was een dwaasIk trachtte
mijn hartstocht te bestrijden, tot eiken
prijs wilde ik mijn liefde overwinnen, en
ik was slecht, wreed, dwaas Victoire
heeft gewonnen, ze i« sterker gebleken dan
ik, ik kan niet langer zonder haar. Maar ik
ben zoo doodelijk ongerust nu, zij was zoo
ziek. O... tante, ik heb niemand dan u die
ra© helpen kan, wees edelmoedig. O, ga
naar haar toe,... ik smeek U...!''
„Tante" Savernius glimlachte weemoe-
dig. Voor dit \erhelderende, verteederen-
de vuur van echte liefde, versmolt alle j
kleinzielige wrok. Zoo ze dan zichzelve 1
niet meer verwarmen mocht aan dien koes
terenden gloed, omdat zij dat heilig vuur
bande uit haar jeugd en het nu te laat
was, welnu, dan zou zij voortaan misschien
nog gelukkig kunnen zijn door een ander
gevoel, even groot en machtig als liefde in
een vrouwenbestaan: toewijding.
Zij aanvaardde haar rol van „tante" nu
in allen eriist. Zij wilde waken met moe-
derlijke teederheid over het geluk van die
twee „kinderen
Snel maakt© zij haar plan. Zij nam zijn
hoofd tusschen haar beide handen en
kust© hem op het voorhoofd: „Dwaze jon
gen," zeide zij, moederlijk geruststellend:
„Waarom m© toch niet eerder toever
trouwd, dat je Victoire lief hebt. Wees nu
maar gerust, we gaan naar haar huis. Ik
zal een rijtuig laten halen, alles zal nog
terecht komen, o, dat zal-je z:en...
Hij knielde bijna voor haar neer in zijn
dankbaarheid: „Ik dank u. Maar als ze
nog maar beter wordt zij echeen zoo doo
delijk ziek...
„Kom, kom, verbeelding! Natuurlijk
maak-jij je ongeruster over haar dan een"
ander. Zij zal uitgeput geweest zijn, be
vangen door het akelige weer; ikzelf, die
zoo sterk ben, was er immers ontdaan van.
Dat zal wel terecht komen, ze was rog
nooit ziek... vroeger. Als zij maar eventjes
vervoerd kan worden, breng ik haar bij
mij en zij zal hier blijven, totdat jij haar
haalt in jelui eigen tehuis
Tante Savenius glimlachte heel hoopvol
tegen hem: „Laat ons geen tijd verliezen.
Kom...
Toen het rijtuig stilhield voor het kleine
benedenhuis in de Sumatrastraat, hielp
Robert tante Savernius uitstappen. De voor
deur stond aan en tante Savernius ging
het eerst het huisje binnen. Robert zag
haar dat leelijke gangetje doorgaan en
haar élégant figuur verdwijnen in juffrouw
Hclmond's zitkamertje.
Nog stond hijzelf in het smalle gangetje,
toen hij haar een doordringenden gil hoor
de slaken. Hij vloog naar binnen, h^.vig
verschrikt. In een hoek der kamer, -laar
waar hij ook eens gezeten had, na dat on- j
gelukje met zijn knie, stonden nu tante
Savernius en de waschvrouw, juffrouw
Helmond's hospita, gebogen over... iets,
wat hij nog niet zag. Hij begreep echter, j
dat daar achter hen, in den krakenden,
leunstoel, dien hij zich nog zoo goed herin
nerde, Victoire zijn moest, maar de ge
stalten der twee vrouwen verborgen bet
tengere persoontje geheel. Hij deed een j
stap in de richting van die groep. Bij een
tweede schred© struikelde lnj over een
voorwerp op den grond. Onwillekeurig zag
hij naar omlaag en bemerkte, dat l\ij in zijn
haast bijna gevallen was over een van Jen 1
voet gegleden schoentje, heel klein, boel j
oud, met slappe, verrafelde, verscheurde
strikjes, die als gebroken neervielen...
etervensmoede...
D.e veelzeggende strikjes... als een nood
lottig voorgevoel overviel hem toen een
wilde angst. Doodelijk ontsteld boog hij om
beide vrouwen, en zag in de armen van de
onooglijke waschvrouw, Victoire, was
bleek, met half geloken oogen, het hoofdje
op zijde gebogen als dat van een dood vo
geltje... Victoire Helmond, die gestikt was
in den helderen rooden levensstroom, die
in wilden schuimenden overvloed haar uit
mond en neus ontsprongen was, en nu nog
in donkere plekken schitterde op haar klee-
ren, op het geruite- schort van de wasch
vrouw, op het versleten koeharen kleed...!
Een nederig sterven, na een nederig
leven.
Maar de kleine juffrouw Helmond had
haar zin. Geen lang ziekbed had 7ij ge
kend; het „Einde" was haar komen over
vallen te midden van haar werk: zij waa
„gesneuveld op het veld van eer I