VQDR DEJEUGD IE-ID5CH DAGBIAD m Hiennre Raadsels. Oplossingen der Raadsels. Goede oplossingen ontvangen van: Correspondentie. No. 16221, Woensdag* 8 Januari. Anno 1913 Papierkunstjes uit de oude doos. Allerlei Spelen en Kunststukjes. Die kreeg zijn verdiende loon. Onderwijzer: „Als de zon plotseling uit-, dooft, wat zou dat voor gevolgen hebben Leerling: „Dat niemand meer zomer sproeten zon krijgen." Onderwijzer: „Jantje wat weet je me van den pajjng te vertellen?" Jantje: ,,Dat-ie zoo glad is als een aal."- Ingez door J. Driessen. Een jongen speelde in bet veld, toen er een jager voorbij kwam, die hem vroeg,, of hij ook wild had gezien? „Ja," zeide de jongen, „wel acht hazen." „Wanneer?" vroeg de jager verblijdt. „Verleden jaar,'* .wpn het antwoord. Ingez. door Joh. Vis. ZijnopVatting. Djoki „Wat heb je daar onder je kin? Eén wrat?" Dook: „Neen, een moedei-vlek." Diok: „En achter je oor?" Dook: „Een vadervlek. Die heb ik giate- ren pas gekregen." Onb eg rij p e 1 ijk. vader, waarom heeft die meneer toob zoo'n kaai hoofd?" „Wel, jongen, omdat hij al zte haar ver loren heeft." „En kon hij daar dan niets meer van terugvinden?" K i n d e r 1 ij k. Moeder: ,jJantje, je moet straks van Oom Fritfl afscheid nemen; hij gaat voor dirie weken naar de baden," Jantjei „Ia hij dan zoo vuil, Moet" Ingez. door Jo en Bertha van Hooidonk. L Mijn geheel bestaat uit 7 letters en ge bruikt men in school. 7, 1, 5 moet men slikken. 3, 6, 4 ia een huisdier. 7, 1, 2 is een metaal. 3, 1, 2 is een lichaamsdeel. Ingez. door „De twee zusjes." II. Zij ging weg, na me nog eens gekust te hebben. Vertel nu eens welken prijs wij kunnen behalen. Eoumaal buiten, zorgen wij Voor niets meer. Lig-je eT lekker warm onder, mijn ventje 7 Ingez. door Francina Veeren. fT'"' HL 'T"i Kunt ge uit de volgende zinnetjes ver borgen dierennamen vinden: Leo, sneel nu zoo valsch niet. Papa aeed zijn laarzen uit. Marie zal mii komen halen. Moeder deed de rasp in de trommel. Met de ebbe Verlieten vele schepen de ha/ven. L Woestijn. n. Waterleiding. IIL Lindedeniep—spar. „Hulsttakje", H. Olivier, „Twee Zusjea"',. „Vroolijke Rina", Anton en Anna Hoo- geveen, „Oranjeman", „Stormvrouwtje", J. van Oijen, „Piet Hein", Joh. Meijer, W. van Kampenhout, Anna en Betsy Kriek, E. en A. Anneeze, A. Leget, „Eikeltje", „Blonde Duinen", D. Corpel, Beppie Kloos, „Wilde Roos", „Zee-offi cier", „Wilde Bob", Eva Bol, „Broer en Zus" Eva Kloots, Jacobus en Arie Ken- beek,' „Appelbloesem", „Padvindster". „Winkelier", H. Driessen, M. Tegclaar, Piet v. d. Walle, „Woudlooper", Mina Bomli, „Het Schelpje", Margaretha Bomli, Thereeia Veeren, H. J. Turenhout, Christiaan de Koning, Coba en Hendrika Kramer, Johanna Eggink, Karei en Annie Halbmeijer, Arie Gille, „Roosje", „Kapi tein", „Juliana", T. v. d. Kwast, Antoon v. d. Kwast, „Goudkopje", Oom. Alke made, Cor Kooroman, H. RanseJaar, Gus- taaf Ammerlaan, Joban Kranenburg, Jerina Exalto, „Wandelende Takjes", Ja cob Johannes Laukhorst, „Caspar de Ro bles", Johannes en Frederik van der Steen, Baartje Horree, „De twee J.'s' Hendrik Schrijnder", „Blondkopje", Joh. Vis, „Asscbepoetster", Nelly van Wijk, Lodewijk en Hendrika Lacourt, Tine Kloos, Nanny Tendeloo, Christiaan Dusoswa, Wilhelmina Zirkzee, Joopie Dusoswa, Schooljuffertje", te L e i d e n. Klazina Broek, G. Visser, A. J. Parmen- tier, „Admiraal Snor", te O e g 61- gee st, Nelly en Oornelis Honig, te Voor schoten. „Kerstklokje", Willem de Jong, Anme Metselaar, Adriana Vogelaar, Herman Wessel, Antje Karens, Flora en Aartje 'Parlevliet, Wilhelmina Parlevliet, te Z o e. terwoud e. Prijzen vielen ten deel aan: Annie Halb- meer en T. v. d. Kwast, te Le idea, en Klazina Broek, te Oegstgeest. V r o o 1 ij k e Rina.'* Vriendelijk dank voor je gelukwensohen, meisje. Je hebt groot gelijk, dat je je niet uit het veld liet slaan door de teleurstelling die je ondervondt. Maar zeg me eens, je hebt toch al eens een prijsje gewonnen, is 't niet? „Hulsttak] e." Waarschijnlijk kwa men de vorige oplossingen te laat in mijn bezit; doch nu heb je beter opgepast, zoo als je ziet. „Stormvrouw tj e." Vriendelijk dank voor het fijne boeltje, dat je mij toe zendt. De volgende weoa, vertel ik je wel een en ander van mijn feestdag. „P a d v i n d s t e r." Vriendelijk dank voor je toegezonden bijdragen. Ik neem je volstrekt niet kwalijk als j e mij niets zendt, omdat je te veel huiswerk moet ma ken, want dat moet natuurlijk voor gaan. „Broer en Zos." Het speet me te vernemen, dat jullie beiden ziek geweest zijn. Wat scheelde er aan Hoe is het je in Breda bevallen? Des zomers is het er wel aardig, vooral in het Mast en Liesbosch. Dora de Bode te Wassenaar. Ik kan me voorstellen, dat jullie dol bent met het kleme zusje, vooral omdat ze zoo voorspoedig groeit i Ze zijn wat aardig die kleintjes en het verwondert me niets, dat je ze me gaarne eens zoudt laten zien. Dank voor je lief portretje, dat van baby krijg ik dan later wel eens van je. „Kleine Z ee-o f f io i e r. Het doet me pleizier dat je het Kerstnummer met zooveel genoegen gelezen hebt. Wat de prijzen betreft, geloof ik niet, dat je je te bekladen hebt, want als ik mij niet vergis, ben jij al meermalen gelukkig geweest. Jeanne v. cLGiesen. Het spijt me, dat het briefje niet voor mij be stemd was, maar voor tante Louise; ik was er al zoo ö'oor gevleid. '1'. v. d. Kwast. Vriendelijk dank voor je golukw.enschen, wil je mij de vol gende week eeuB eemge nieuwe bijdragen doen toekomen? „Duinroósj e. Met genoegen ver nam ik dat je zusje herstellende is en deze week al weer uit mag. Ze treft het, dat 't niet koud is. 'FloraParlevjiet, te Zoeterwoude. Ik dank je zeer voor je gelukwenschen, pij gelegenheid van mijn verjaardag. Wat een mooie kaart heb je mij gezonden. Antje Karens, te Zoeterwoude Voor de prachtige bloemenka-art, mijn vnendehj- ken dank I Annie Metselaar, te Zoeterwoude Natuurlijk wil ik je graag een babte'tje terugschrijven. Ik vind, dat je een heerlij ke vaoantie hebt gehad! „Kerstklokj e", te Zoeterwoude. Dank voor je lief briofje. Ik hoop spoedig ge'egenheid te hebben je spreekwoordraad sel te plaatsen. Christiaan Dusoswa. Of ik de kaart mooi vind? Bijzonder zelfs. Groeten aan Joopie. Aardig van dien kleinen bleu ter, om mij een briefje te schrijven. ,,D e kleine Oranjem an". Voor je hartelijken gelukwensch in den vorm van een mooie kaart, zeg ik je vriendelijk dank. ■Wilhelmina Zirkzee. Ja b;nd Moeder heeft gelijk, wanneer ze zegt, dat gezondheid een schat is, die men niet ge noeg kan waardeeren. Beterschap met je Pa en darik voor je felicitatie-kaart. Tine Kloos. Ik zal eens zien of een van je bijdragen geschikt tot plaatsing i,. Een weinigje geduld, want er zijn deze week vele bijdragon ingekomen. Nelly van Wijk. „Beter laat dan nooit", moet je maar denken en daarom doet het mij genoegen, dat je op het laat ste oogenbMkje nog de oplossingen hert ingezonden. „Asschepoetste r". Neen, iievc vriendin, ik ben niet boes, dat je de vorige week verzuimd hebt, om mij de oplossingen toe te zenden, en zal maar hopen, dat je, getrouw aan je belofte, in het nieuwe jaar met kracht aan den arbeid zult gaan. J o h. V i s. Ik hoop met j'ou, lieve Jo, dat ik nog vele jaren de Kinderrubriek zal, mogen schrijven. Dank voor je gelukwt-n schen. Saartje Horree. Ook namens mijn dochter dank ik je voor je lieve wensehen De kaart vind ik heel mooi. „De twee kleine pianisten" Aardig van je, om mijn verjaardag niet te vergeten. Wat een allerliefste kaart heb jo mij gezonden. Beppie Kloos. Ik kan be6t begrij. pen, dat jullie grootmoe's verjaardag lees- telijk geTierd hebt; want bij oude luidjes denkt men onwillekeurig; het kon de laat ste maal wel eens zijn. Alle kinderen, die mij hnn geluk wenschen zonden, in den vorm Van mooie felicitatie-kaarten, hartelijke briefjes, et.z. betuig ik daarvoor mijn besten dan1-. MARIE VAN AM6TEL. «>.s ris e.*. /«CA ma Vriendjes, in mijn jeugd kon men, als het kermis was, kleine jongens langs de huizen zien loopen met gevouwen papiertjes in de hand, waarvan ze allerlei voorwerpen wisten te maken. Daarbij dreunden ze dan een varsje op. Bij voorbeeld: ze vouwden het papier als de kast van een harmonika en zongen dan: „Een handharinonika om mee te spelen 1" Dadelijk daarop veranderden zo het eeli', twee, drie in een neepjeskapje en zeiden „Een kornelje zooals mijn grootmoeder [draagt!" Zoo ging het dan verder en dan eindigden ze meestal met: „Een zoutvat „En van ieder een kleinigheid, dan heb ik (ook wat!" Nu de kermis hoe langer hoe meer ver dwijnt, ziet men ook de vroegere kermis- typen: Ivoper&i Janus, de berenleider en ook de zooeven genoemde jongetjes niet meer. De bedoelde papierkunstjes zullen dus de meesten van jelui wel niet kennen en zelfs -nooit gezien hebben. Gelukkig heb ik uit - ijjn jongen tijd er verscheidene onthouden en die wil ik jullie nu eens leeren. Voordat we echter aan de kunstjes zelf beginnen, moeten we eerst leeren hoe we het papier, waarmee, de kunstjes worden uitgevoerd, vouwen moeten. "We koopen daarvoor een stuk stevig, maar vooral niet te dik papier, bijv. een soort perkament papdei'. Het papier moet flink groot zijn, ongeveer 80 c.M. lang en 80 c.M. breed. Dit vel papier wordt overlangs, dus op de korte zijden doormidden gesne den en de beide helften op de smalle zijden aan elkander geplakt. Daardoor krijgt men een lange smalle reep van 160 c.M. lang en 80 e-M. breed. Deze lange reep wordt nu weer overlangs in drie gelijke doelen gevouwen en de beide buitenste gedeelten wederom doormidden. -We krijgen dus een lange reep papier, dat in vijf gedeelten gevouwen is, juist zooals Fig. 1 ons lait zien en waarvan het middelste vak dubbel zoo groot is, als de vier andere aan weerszijde liggende vakken A, B, O en D. Door al dat vouwen hebben we nu! eeD reep papier gekregen, die 160 c.M. lang en 10 c.M. breed is. Hiermede is het vouwen evenwel nog niet afgeloopen, maar komt het lastigste vouw werkje pas aan." We moeten mi dat lange eind papier opvouwen in haxmonikaplooien elk van ongeveer een centimeter breedte. Dit moet vooral precies gebeuren, anders trekt het papier schuin en de vouwen moe ten scherp worden aangebracht. Misschien wil Vader ef Moeder ons bij dit lastige werkje wel eens helpen. Hebben we dit tot een goed einde gebracht, Fig. 2. dan id dé lange reep papier zoo klein ge worden, dat we het met één hand kunnen omvatten (Zie Fig. 2). Nu staat ons niets meer in den wég om met onze kunstverrichting te beginnen, maar hiermede wachten we tot de volgende week. Mil rjs? Mït Mil Cül U3Si U£S COSt Een prettige tafelbuur. Als we aan tafel zitten, voor een nog leeg bord, te waohtcn op de dingen die komèn zullen, dan trachten wie ons onge duld wel eens te verdrijven door met onze vork of lepel te gaan zitten spelen. „Kijk," zeggen we dan tot broer of zus, „kun jij je vork -zoo mooi op den rand van je bord in evenwicht houden? Zie eens, hoe mooi ze wipt,, het is net een weeg schaal Ja, jongelui, met behulp van eenige vor ken kunnen we allerlei aardige kunststukjes uithalen. Herinnert je maar den koorddan ser van den vangen winter. We willen jelui nu weer. eeu paar van dergelijke kunstjes leeren. Allereerst leeren we, hoe we een bord op de punt van een naald kunnen laten ronddraaien. Geen nood dat het bord vallen en breken zal I Als je maar precies doet, wat ik je zeg. Ge moet daarloe op gelijke afstanden aan den rand van het bord vier vorken hangen, wat geen moeilijkheid oplevert, als men de vier tanden, yan elke vork, maar in een halve kurk steekt, die mét den platten kant op het bord rust, zooals de teekening aan geeft. Het konib .er pu maps op agn, het bord prtciee op h'et middelpunt te plaatsen; Heeft men het juiste punt gevonden en het evenwicht Verkregen door het in. of uitschui. ven der .vorken of door ze wat te verbuigen, dan kan m'en zelfs het bord laten draaien, zooals mten wil. Johanna1 Kooym'an. Uw prijs zal aan den Agent te uwemt worden toege zonden. Vraag u het hem maar eens. NEEF HEINEMAN.- Het waren altijd onmogelijke overeen komsten, die er tusschen Herman en den» heer Hermans getroffen werden; dat bomt,! de een wilde er van halen, wat hij halen kon, en de ander wilde zich niet zoo tot alle doeleinden doen misbruiken. De heer Hermans bezat o»p twee kilome ters afstand van het dorp, een praohtigen boomgaard, waar de appelen dit jaar al heel mooi instonden, en om maar geen ter rein te verliezen, had hij onder de appe!- boomen knollen geplant. Nu wilde het toeval net, dat Herman en de heer Hermans namen heel goed waren, om den tijd heen, dat de appelen geplukt moesten worden, omdat de jonge vriend zijn kameraad pas een ekster cadeau had gedaan, die beel duidelijk: goeden dag sprak. Hij had Hem tegelijkertijd een moois kooi present gedaan, die tegen den muur van het huis hing; 's nachts kon de vogel dan vrij om het huis rond vliegen en zoo diendo hij 's morgens als levende wekker. Herman hoopte intussohen wel partij te trekken, van de dankbaarheid, die de heer Hermans hem toonde. „Je hebt mij een groot pleizier gedaan, jongen, met dien vogel", sprak de oude her haaldelijk. ,»,Mijnheer Hermans", luidde nu weer het antwoord, „dat doet mij groot genoe gen, maar zoudt u wederkeerig mij dan Diet een cadeautje willen geven?" „Een cadeautje?... Wat dan vent? Ik Heb je niets te gevent" „Jawel, mijnheer, Ik" wou n alleen maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11