FEUILLETON. JAN SAVE. Van een Kerstboom en een Kerstkindje. Anekdoten. Lnxi werk verdeeld hebban in drie klaasm. Klaeso I teldo acht mededingers, di© eLk een prijs ontvangen. Deze prijswinnjcirs zijn: L. Monhemius, prijs: „Onze Marine- Glorie." BeriJia Bijtel, prijs: „De geheime tuin." T. W. v. d. Laan, G. W. v. Bemmel, C. J. Akkerman, AV. J. Valk, J. Erades en P. v. d Sid (die het grootste aantal dieren gevonden heeft) die allen een boek werk van „AVorumeus Buning" ontvangen. Klasse II bevplte 28 deelnemers, namelijk: Leiden: B-tb Agerbeek, A. Asperslag, J. Botormans, D- do Rruyn, S. de Rruyn, E. Cohen, M. Cohen, A. van Dijk, F. W» A. Elkerboufc, P. El kor bout, P. Frank, J. M. Hendrik&en, Tine Koene, S. v. d. Kwast, Cr. Musegaas, F. Niericker, J# P. Otto en J. Vallen tgoecL Gouwsluis: J. de Graaf, M. do Graaf. K a t w ij k a/fl. R ij nC. v. Beelcn. Leider dorp: P. Peeters. Oegstgeest: J. Wj. Martens on .T. Martens. V oorschoten: D. Lubaoh, M- Metselaar en W» Mjotöolaar. Zoeterwoude: J. van Tilburg- HiervooT hebben wo 12 prijzen beschik baar .gesteld. £*rij «winners in deze kla.sse zijn (bij loting): Margaretha Cohen, F. ~W. A. Elk-or- bout, Paulus Frank, J. M. Hendriksen, T. v. d. Kwast, Frjts Niericker en J. P. Otto, allen te Leiden. M ar ij t je de Graaf, Gouwsluis.; AV. v. Beoion, Katwijk-Rijn. Lól i_l P. Peeters, Leiderdorp. j jfj J. AV. Marlens, Oegstgeest. 11 Johanna v. Tilburg, Zoeterwoude, aan wie ieder oon der verhaten van Andrio6sen ten deel valt. Klasse III telde 72 deelnemers, n.l. Mciuclert Barkema, A. W. van Bentcm, Jan van Ben tem, H. Bokern, P. v. d. Born, G. II. Boter, J. Boter, J. Boter, M. Boter, J. Car ton, M. Crama, A. van Dissel, B. Dreef, A. J. Filippo, AV. J. Goedbloed, H. J. Gorree, hL Groen, Anna. Hoogeveon. AntoOn Hooge- veen, Jo van Hooidonk, J. Hoorens van Heyningen. S. Hómse, Tine Kloce, G- de Koning, C. de Koning, H. G. Lek, AV. Luit jes, J. Mank, C. Middendorp, Jaantje Ober, T. Ouwerkerk, J. PauLides, R. Paulkdes, A. Peterzen, B. Peterzen, G. Raar, J. Raar, H. Ranse laar, B. Rijn bende, Marie van Schie, ,W. J. Smit, P. H. den Tonkclaar, C. Val len tgoed, H. Vroom, P. Vroom, A. van Wee- ren, J. Werner, Jan Welter. Bodegraven: E. Windhorst- Hi 11e- gom: Tet-jo Rijpkoma, Trijntje Rijpkemo, Jan 10; De steensnijder en zijn dochter zaten ge zellig in het hoekje bij den haard. Goeden dag saam", rei Jan, met een stem, die zijn best deed, om zoo opge wekt en natuurlijk mogelijk te doen klinken. „Goeden avond," antwoordde Cyrille, strak voor zich uitziend. ,,Ik heb goede zaken gemaakt den laat- eten tijd," sprak Jan, „dus heb ik een klein souvenir meegebracht voor Leenbje en tege lijkertijd haalde hij het armbandje te voor schijn. Maar vader Cy rille stond op en sprak met weigerend gebaar: „Neen, dank je Jan. Deentje zal niet gediend zijn van dit ca deau. Ik weet heelemaal niet, waar het geld vandaan komt, waarmede je het betaalde." Jan werd bleek van ergernis. „Ik had niet durven denken", sprak hij, „dat mij hier een dergelijke ontvangst ten deel zou vallen." „Dat is dan toch je eigen schuld, manne ke. AVanfc wie van beiden is nu veranderd, wij of jij?" „•Wat hebt U mij dan te verwijten?" Een oogenblik bleef Cyrille zwijgen. Toen sprak hij met waardige houding: „Wat ik je te verwijten heb Jan?,Hoor eens hier- Dat heele jaar door, dat we wederzijds van eikaars vriendschap genoten, heb ik niet j opgehouden, je steeds wijzen raad te geven, •/ooals ik tegenover mijn eigen zoon zou heb ben gedaan, want ik had medelijden met je, dat je na den dood van je vader alleen Bijpkema. Koudekerk: J- v. d. Lee. Leiderdo;rp:J. M. van Leeuwen. Lisse: Jac. Kooyman en Johanna Kooyman. O u da- hoornL E Schouten en L. I Schouten. R ij n s b u r gC. H. van Klaver en, D. van Klaveren en A. Zandbergen. Voorhout: M. Knoppert. Voorschoten: Corn. Honig. Warmond: D. Bader. Wassenaar: M. de Jong en K. Klarcmbea-g. Zooterwoudo: A. W. Parlevliet, F. Paxlevliet, A Voge laar, G. Vonk, K. Vonk eai S. Vonk. Aroor deze klasse haddon we 10 prijzen be schikbaar. Pry «winners in klausfei UI ziijnG. J. Boter, W. J. Goedbloed, G. de Koning, C. Middendorp, C. Vallentgoed te Leiden- Tetje Rijpkoma, H i 11 e gom. Joh. Kooyman, Lis se- J A Zandbergen, Rijns burg. A. Vogelaar en G. Vonk, Zooterwöndlei, dei allen oen verhaal van „Louwerse" of „Grimm" ontvangen. Behalve al do hierboven genoemden, heb ben we tal van oplossingen ontvangen, die niet mochten moodingen, omdat ze het ver- eischte aantal dienen niet geraden hadden. Daaronder waren evenwel inzenders, die zóó hun best hadden gedaan, dat we meenden ook hun een kansje to moeten gieven. Voor hein hebben wo een Vijftal werkjes van „Starn- perius" als troostprijzen bestemd. Deze zijn ten doel gevallen aan: Abram Leget, A. v. d. Lof, A. Beokma, te Leiden. G. Zekveld, te Ouderkerk a/d Am- s tel. Klarina van Ammers tc Wassenaar. Den gelukkigen winnaars veel plezier met hun prijzen. Opdat ook onze lezers kannen zien welke mooie teekenéngen we ontvangen liebhen, zullen we enkele er van na Kerstmis iu onze Vestibale tor bezichtiging hangen. An n a en Anton Hoogeveen. Zoo als je hobt kunnon lezen, waren jelui niet de ecnigen, die het vergeten hadden. En al is het lot je niet' gunstig geweest, je hebt toch nog een kansje gehad. Flamingo. Vriendje, je brief is me niet recht duidelijk. Als je zoo vol ijver je toekening gemaakt hebt, waarom heb je haar dan niet ingezonden? Je ziekte behoefde dit toch niet te verhinderen Zoowel als je overbleef, waardoor je dus eer je het zelve wist in slecht gezelschap zou kunnen gera ken. En ik had dan ook geda-cht en gehoopt, dat clie vaderlijke vermaningen indruk had den gemaakt op je gemoed. Maar natuurlijk ben je vrij om te gaan en te staan waar je wilt. Wij blijven je altijd erkentelijk ge zind, na dien keer dat je ons het leven redde, maai*" overigens schijnt je keus geves tigd en biedt men de dochter van eeri eer lijk man niet een cadeau aan, dat betaald werd met onrechtmatig verkregen geld." Ziedend van drift wierp Jan Save den armband op liet vuur en sprak op sombe ren, dreigenden toon: „Het is Uw geluk, dat U grijze hareD hebt!" „Zwijg!" gebood Cyrille, „anders zou je nu licht dingen zeggen, waar je later spajt van hadfc. Van af dit oogonblik zijn we niets meer voor elkander!" Snikkende woonde Leentje dit tooneel bij. Jan Save zette zijn slappen vilten hoed weer op en was gereed het vertrek te ver laten, toen hem de smeekende blik van Leentje trof. Toch had zijn drift de. over hand boven medelijden. Met vasten tred liep hij dus naar de deur en met aen knop in de hand sprak hij tot Cyrille: „U zei daar zooeven, dat U mij ver dacht van omgang met de smokkelaars? Nu, ik zal het U dan maar duidelijker zeg gen: Ik, Jan Save maak tegenwoordig deel uit van de bende van Karei de Zwart. Even als hij, stoor ik mij aan wet noch vorst en heb bij deze de eer U te groeten!" Dit gezegd hebbende trok hij met geweld de deur achter zich dicht en verdween in het duister. roe oen brief over dje poet stuurt, had je toch1, ook je beekaning, desnoods nog on vol tooid( kunnen zenden. Het is me onmogelijk alle schuilnamen te onthouden. Ik weet due niet1 wie je bent. Ha/1 je behalve de schuilnaam' ook je naam en adres opgegeven, dan zou; ik je per brief geantwoord hebben, en waari je „vi coactus" (je kent deze woorden! van Cornelis de Witt zeker welniet op tijd' had kunnen inzenden, je alsnog gelogenbeddj hebben gegeven dit eenige dagen later te doen j en zoo aan de prijsuitdecling deel te nemen.' Het spijt me voor je, maar nu is het to laat. En een prijs te verlangen, zonder te, hebben ingezonden, is toch wel een beetje, al te veelcaschend.Van harte beterschap' gewenscht! Zangvogeltje!. Neen, beste meid, dat gaat niet! Ruim dertig jaren geleden heeft Neef Hcaneman het reeds op school gezongen. En enkele vriendjes schreven me! dat zo het juist kort geleden geleerd had den. Het versje wordt dus nog steeds op school gezongen. Het eerste couplet is er ter herkenning uit overgenomen. Infor meer dus eens bij je kennisjes of beter: vraag het je onderwijzeres. Gerhard. Bannitnk. Ja, het pop- pcnameubloment schijnt erg in den smaak gevallen. Juist dezer dagen kroeg ik een heel mooie te zien. Aan mijn nichtjes Raulides. Hot heeft niet mogen zijnHet wroede lot heeft het anders gewildNeef zit hierover in zak en asch en biedt U, als „bewijs van vriend schap", in plaats van een prijs, een paar pas geschreide tranen aap NEEF HLINEMAN. Tussehen Jan Save en den steeuhou\v« was alies nu voor goed uit. HOOFDSTUK VIII. Aanval en verdedig.ng. Gedurende de drie volgende maanden Augustus, September en October wercJc de smokkeitoohten om de veertien dage.: voortgezet. Jan Save deed zijn best dei. steensnijder te vergoten en aJ wat hen maar aan zijn bezoek aldaar herinnerdv drong hij met geweld uit zijn geheugen t< rug. Die enkele weken hadden onzen jonge ook al geheel het air van een smokkelac. gegeven. Hij was nu eeu eohte avonturi. cn Karei de Zwart en vader Jules ware trots op hun meuwen kameraad. Op zekeren dag tegen een uur of vier 4 November 1789, was Jan net aan het kt gels smelten, toen opeens de deur acht© hem openging. Op bezoek was onze joi gen nu allesbehalve gesteld en dus keck n wel eenigszins verschrikt op, toen er n.i mand anders binnen kwam danLeenti' Bij het zien van haar werd hij hevig on roerd, maar deed iptusschen zijn best, zoo weinig mogelijk tc laten blijken. ,,Dag leentje," zei hij vriendelijk. Het meisje keek hem stil verwijtend a en Jan zag, dat het huilen baar na'1 stond dan het lachen. „Ik weet niet, of ik eigenlijk goed 1 gedaan of niet met hier te komen," b<- gon zij, „maar ik heb geprofiteerd van d gelegenheid, dat vader even uit waa Want als hij bet wist.... O Jan, toe, wordt toch weer eerlijk en goed, wees toch weer een der onzen!" (Wordt vervolgd)» Nu eenige jaren geleden werden er op bet kasteel „Dennenricht'' allerlei toebe reidselen gemaakt voor het aanstaande Kerstfeest Want het was al 23 December en er viel nog heel wat te beredderen. Jonkheer van Liedenstein, de eigenaar van het uitgestrekte landgoed, kwam de oprijlaan lange geloopen en begaf zioh re gelrecht naar het huisje van zijn ouden houtvester, den goeden Tilbers, die al menig Kerstfeest met „den jongen heer" gevièrd had, zooals hij den slotheer nog altijd was blijven noemen. Jonkheer van Liedenstein klopte even aan het venster, en onmiddellijk daarop trad de oude getrouwe naar buiten, eerbiedig zijn kruin ontWootend, en afwachtend, wat zijn heer hem gelasten aou. „Ik kom je halen, Tilbers, je moet eens met me meegaan...." Gezamenlijk begaven zij zioh nu in het donkere dennenwoud, waar het anders zoo zachte mostapijt nu kraakte onder de voet stappen, zóózeer had het gevroren, en waar uit af en toe verschrikt een patrijs of kor hoen op vloog, wreed verstoord in de zoete nut. Een uur zullen beide wandelaars zoowat geloopen bobben, toen ze aan een plek wa- ren gekomen, waar de uitgezochte dennen stonden. „Zie je daar dien mooien, rechten stam, Tilbers? Dien moet je morgenavond nu eens kappen, en dan op je karretje la den, maar 'm niet aan het huis afgeven, eer de kleine Lucie naar bed zal zjjn, want ze moet er natuurlijk niets van merken. Maar ook moet je weer niet te laat zijn, want dienzelfclen avond dan nog, moet de hecle boom versierd worden." „Zooals u verlangt mijnheer", antwoord de de oude houtvester. Onmiddellijk werd pr nu weer langs, den- Zelfden weg teruggegaan en de heer van Lie denstein bewaarde steeds een pijnlijk stil zwijgen, tot hij op een honderd meters af stand van „het buis" zich eerst een paar keer de keel schraapte en toen met een ver legen gezicht begon: „Het spijt mij zéér, beste Tilbere, maar eindelijk moet ik er toch wel toe over gaan, je iets te zeggen, wat mij waarlijk zéér ter harte gaat.Ik kan je hèusch niet langer in dienst houden, mijn brave, je zulfc plaats moeten maken voor jon ger krachten. Het ambt van houtvester eischt een man van onwankelbaar-goede ge- ndheid en je hebt den laatsten tijd nog al eens gesukkeld. Niet dat ik je daar nu een verwijt van maak,dat zij verre. Ik zal de eerste rijn, die ten allen tijde je verdiensten zal blijven waardeeren, maar met aanstaanden St.-Jan moeten we schei den, Tilbers! Het is nu eenmaal zóó! Den ouden man stooden de tranen in oogen en hij had een gevoel, of alles met hem in het rond draaide; maar hij hield zich goed en antwoordde uit volle overtui ging: „Ik geloof niet, mijnheer, dat mijn hoo- go leeftijd aan mijn werk te merken valt, en ik geloof ook niet, dat U gauw een hout. vesiter zult vinden, die U getrouwer dienen zal, dan ikReeds onder Uw groot vader bewoonde ik 't houten huisje en och,mijn ouwe Bertha en ik we hadden soo'h hoop gehadMijnheer zal het wel onbescheiden vinden, maar, dat we tot ons eindje hier haddon mogen wonenMaar aan U blijft natuurlijk de beschikking: Mijn heele leven heb ik weten te gehoorzamen. Dus: het zij zoo!" De heer Van Liedenstein was zelf ook aangedaan, op het zien van het leed, dat hij don ouden man aandeedmaar hij hield het voor zijn pbcht in het belang van zijn oud-vaderlijk erfgoed en dua kwam hij niet ep zijn woorden terug. Dien volgende» echtend dos op Kerst werd freuletje Lucie wakker, met een heerlijk Mij gevoel, in afwachting van <1* dingen die komen zotJenit *8 Middags vroeg zo Moeder, of ze wat met Augusta, haar oudste lieveling op het grasperk mocht spelen en ze kreeg per missie. Een kwartier lang zal ze zoo wat op en neer geloopen hebben, toen de kou haar toch eindelijk wat te bar werd en ze er over dacht maar weer in huis te gaan. „Heuscli, Guusje, we moeten naar bin nen, kindAnders vat je nog maar kou en dat zou toch jammer zijn; vooral nu met den gezelligen Kersttijd i" Als een wèlopgevoed meisje zeurde Guus je niet om toch juist wèl buiten te blijven; en moeder en kind zouden juist naar binnen gaan, toen „de Moeder" een raaf zag voorthuppelen op een paar pas af stands, steeds laag bij de grond fladderend en klaarblijkelijk in de wiek schoten. Lucie zette het poppekind even onder een boom neer en liep op den armen vogel af. Ze dachte dat ze hem in een ommezien beet zou hebben; maar dat was mis: Telkens als -ze hem meende te grijpen, was hij» al weer weggefladderd Een paar maal draojden ze. zoo samen om het gras perk heen; vervolgens liepen ze den kant van den moestuin uit, daarna den vijver langs en ten slotte heb dennenwoud inen zoo ongemerkt ging dit. AVant och, telkens dacht Luciewacht, daar heb ik 'm nu toch Maar steeds week Zwartkop uit rae-t een nijdig- ka Ikakadat zeker zooveel zeggen wilde, als: Je zult me toch niet hebben Lucie was eindelijk dood-op; en toen ze nu eens goed om zich heenkeek, merkte ze nog tot overmaat van ramp, dat ze hcél niet wist, waAr ze was Even ging ze zitten uitrusten, onder een hoogeo stam, en met hartverscheurende wanhoop in de stem riep ze: Moeder lMoe der 1Moeder 1Maar haar Moeder kon haar niet hooren en ons meisje werd hoe langer hoe banger Zij herinnerde zich nu allerlei geschiede nissen van kinderen die meegevoerd wer den, door kwaadwilligenen ten laatste huilde ze ach in slaap en bleef zitten, wel uren en uren lang, terwijl het al duister begon te worden om haar heen. Want niet voor niets, was men in de donkere dagen voor Kerstmis 1 En hoe zou het nu wel op „het Huis" gestold zijm, waar men toch natuurlijk hefc verdwijnen van freuletje Lucie al heel gauw gemerkt moest hebben? Ja, treurig, in één woord! Pop Gusta was gevonden en in haar wan hoop had Moeder die wel ondervraagd; maar och wat antwoord nu zoo'n poppekind, met haar lief maar dom ge zichtje I De bedienden waren ieder een verschillenden kant uitgestuurd, maar geen van allen had: „iets gerien" zooals ze op half fluisterenden toon uit- bracïrtfen, als 2» terugkeerden vam hun onderzoekingstocht 1 Slechts twee onderhoorigen van den jonkheer waren geheel onkundig geble ven van het geheimzinnig verdwijnen van freuletje Lucie. De oude Tilbers en zijn vrouw Berliha! Die waren 'b morgens al heel in de vroegte, naar d© stad ver trokken, om er een paar vette ganzen ©n eenige ponden honing t« koopenEerst laab m den namiddag weren zij terugge keerd en toen had Tilbers weer onmiddel lijk zijai karretje ingespannen, en was, steeds vergezeld van rijn vrouw, naar de plek gereden; waar de Kerstboom ge veld zou worden. Nadat hij d© voorbereidende maatregelen had genomen, en net, toen hij den eersten bijlslag zou doen vallen, hield hij plotse ling zijn zwa&i in, en nep: „Berlha, Bertha, kom eens gauw kijken!" De goede vrouw kwam haastig naderbij geloopen; ©n, tot haar niet geringe ont steltenis, ontdekte daar een mensehelijk wezentje Freule Lucie van „het Hips" 1 „Ze ia zeker verdwaald," was al wat de goede vrouw kon uitbrengen. „Jadat moet wel „Als ze maar niet dood is!" „Neen,ze tfloapt!" Behoedzaam werd de kleine freule in Ket karretje gelicht, daar op de oude paarde- deken geïnstalleerd, di© had moeten die- non als bedekking voor den boom; en, na verloop van een kwartóer, zette de heele optocht van „Kerstboom en Kerstkindje" met zijn trouw geleide, zich in beweging; ©n kwam terug aan „hefc Huis", juist op hefc oogonblik dat d© heer Van liedenstein rich gereed maakte, met twaalf mannen, allen met flambouwen ge wapend, zijn lieveling nogmaals te gaan zoeken Baas Tilbers trad rechtstreeks op rijn meester af «n zei, met een. glimlach op het gelaat: „Mijnheer, daar hebt U den Kerstboom „Maar man, weeb j© dan niet, dat die niet meer noodig is?Kijkt dan eens in mijn karretje! De vader greep zijn kind als een prooi, drukte het aan het. hart. en ijlde er de trappen mee op van „hefc Hnis1' „Gevonden l Gevonden!" klonk de juichkreet. En toon hij zijn schat veilig en wel in d# armen van haar Moeder had afgeleverd, keerde de gelukkig© vader terug naar zi.ia ouden getrouw© ©a sprak rnet tranen in d© oogen: „Tiïbers,in het huisje mag j« blijven'wonenj© leven lang!Het is j© eigendom." Nooit werd hefc Kerstfeest zóó dankbaar gcvleTd, op de* Huize Liedenetein." Inge«z. door Wilhelmina Zirkzoe. Scherp gehoor. Jan: „Ik heb een rcer scherp gehoor; ik hoor je horloge tikken, hoewel je zeker zes voeb van me afstaat." Kees: „Dan heb je zeker èen sterk ge hoor, want het is thuis, een kwartier hier vandaan." Ingez- cteor „Broer en Zus." Dame: „Maar, Willem, wat do© je cUsr ■set di© parapluis? Het regent niet cn de zon schijnt ook siefc." Willens: „Wel, als het regent <Ub kan ik ae niet bekomen, dan gebruikt pa ze." logee, door: „Sneouwkoninkje." Voor eenigem tijd trad een boer ©e«i res tauratie binnen, era zette ach aan tafel. De bediende wilde hem de spijskaart géven, dorih kreeg tot bescheid: „Donk je jongen dat ik as sin heb om te Itefen, «traks als ik gegeten heb, h©or." lagez. door „Willem Teil." Bart: „Wat zou je deen, Kobus, als je op eon schip was, dat een lek krijgt, waar door hefc water naar binnen dringt?" Kobua: „Wel, een ander gat maken, 001 het water er uit te laten loopen Ingez. doof: „Kleino Zee-officior." Kleine Jan, een kleuter van nog geen njf jaar, wordt in een onbewaakt oogenWik een mand met eieren machtig. Hij nam ze één voor één uit de mand en wierp ze tegen de spiegel. Intusschen kwam zijn Moeder binnen en ziende wat er gaande was, riep ze: „Jan wat doe je daar, stoute jongen?" Jan? „Ik maak spiegeleieren Ma," ant woordde Jan leuk Straatjongen tegen een ouden heer, die zachtjes loopt te fluiten; „U zult ook niet lang meer fluiten mijnheer." Heer: „Waarom niet beDgel?" Straatjongen: „Ziet u wel? Het is na ai uitt'i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12