ZiXSIDSCH DAGBLAS, Woensdag- 20 November. Tweede Blad.
Anno 1912.
guitenlandseh Overzicht.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Juffrouw Wijustede's Uitstapje
jfo. 16182.
zeiden gisteren, dat de regeering in
«oflclsnd besloten had een ander financieel
Yoorstel in fce dienen met betrekking tot ae
gom e"^ u e"w
Maar de oppositie wilde het zoo niet la-
fcn afloop en en deed bij monde van Sir
gerberb Samuel ook een voorstel, dat in
(trekking gelijk was aan het de vorige week
ponderdag aangenomen geamendeerde voor-
jfcel
Heb suooe8 is nihil geweest, de regeering
jegevierde, haar voorstel werd aangeno
men met 318 tegen 207 stemmen. Nu het
over de vraagte zijn of niet te zijn,
beeft de regeringspartij gevoeld, dat in de
gelederen geen breuk mocht ontstaan. De
laaneming van het regeeringsvoorstel werd
pet gejuioh begroet.
De Belgische Kamer debateert op het
ogenblik over de ministerieele verklaring
io daarbij is natuurlijk in begrepen het
vraagstuk der landsverdedi
ging. Naar aanleiding hiervan zeide de
lociaal-democraafc Vandervelde: Ons voor-
aaaniste streven is heb handhaven van den
t {Trede met alle middelen. Echter hoeden
rij er ons voor, het wettige recht te mis-
j feexinen, om de natie te beschermen. Invoe-
fing van algemeenen dienstplicht is slechts
aannemelijk bij daarmede evenredige bekor-
Iting van den diensttijd.
Woeste (katholiek) zegt: de regeerings-
ferklaring heeft ons als een krijgs-fanfare
in de ooren geklonken. Ik ben een beetje
Verwonderd geweest over de woorden van
'den minister van oorlog, omdat er, voor
loover ik weet, niet in het minst inbreuk is
gemaakt op onze rechten, die in 1831 er
kend zijn. Woeste herinnert aan de woor-
flen van Engeland in 1848 en 1870. Ik kan
jiiet gelooVen, dat die toestand ons niet lan
ger regeert. Ik heb altijd gedacht, dat Bel
gië in staat moest zijn, om zijn onzijdigheid
te verdedigen, want de mogendheden, die
3ie onzijdigheid waarborgen, zouden wel
gens een tijdelijken inval kunnen wagen.
België kan geen aanvallende politiek heb
ben Belgic moet zijn neutraliteit kunnen
Wrdedigen. Wanneer wij nagaan welke mid-
Helen voor de. verdeging dier onzijdigheid
aangewezen zijn, dan bestaat er aanleiding
te overwegen, of België niet in staat be-
ïoorfc te zijn om zich binnen die grenzen
krachtiger te verdedigen. Ik ben volkomen
geneigd om mijn goedkeuring te hechten
aan eiken maatregel, waarv'an de dringen
de noodzakelijkheid aangetoond wordt.
'De parlementen beginnen zóo langzamer.
6and alle hun werkzaamheden weder. Zoo
Ook de Spaansche Kamer. Ze rijn daar al
ten poosje bezig trouwens en. hebben thans
Se begrooting afgewerkt en goedgekeurd.
'Er moest in de zitting van gisteren ook
den nieuwen president worden geko-
Bsn, nu de vorige titulairis minister-presi
dent is geworden. Met algemeene stemmen
IWerd Moret als zoodanig aangewezen
«a op de tribune ontlokte deze benoeming
luide toejuichingen.
Moret hield, bij het innemen van den
iTöorzitterszetél een toesptaak, waarin hij
SGan'alejaS huldigde en verder zijn besluit
te kennen gaf om te waken over de waar
digheid der Kamer. Moret's redevoering
vond waardeering om vorm zoowel als in
houd.
Moret zal voorstellen het reglement der
Kamer te wijzigen in dien zin, dat aan de
afgevaardigden de verplichting wordt op
gelegd de vergaderingen geregeld bij te
(Wonen en dat hun zoo mogelijk een vergoe-
ifttag wordt toegekend in den vorm van
presentie-geld.
In de Oostenrijksche en Hongaarsche de
legaties gaat het kalm toe, daar worden de
begrootingen voor de diverse diensten ach-
jber elkaar afgehandeld en goedgekeurd.
Graaf Stephan Tisza heeft in Arad een
tede gehouden om zich te verantwoorden
'Over de door hem gevolgde politiek. Tisza
kondigde aan, dat de regeeringspartij
haar krachtige houding te
genover de oppositie niefc zal
laten va ren zoolang de oppositie blijft
vasthouden aan haar eisch, dat de minister
president, Lucacks, moet aftreden. Wat
hem zelf betrof, indien cle oppositie
haar eisch nopen6 Lucacks liet vallen
wilde hij, Tisza., best aftreden.
Tisza verweet verder aan de oppositie
haar houding in de Albaneesche haven-
kwestie, waardoor Servië in zijn eis ?h ge
stijfd werd. Ook over het kiesrecht kwam
Tisza te spreken. Hij zeide, dat de voorge
nomen wijziging van het kiesrecht den ar
beiders in de nij-verheid zou ten goéde ko
men; over de andere werklieden-catego
rieën zweeg hij. De arbeiders van Arad
hadden naar aanleiding van Tisza's komst,
bij wijze van protest, een kortstondige,
plaatselijke algemeene staking op touw
gezet. Ook vonden er talrijke betoogingen
plaate en werden vele manifestan
ten in hechtenis genomen.
In „De Wereld" bespreekt inr. E. F(ok-
,ke!r) Grondwetsherziening en Con-
o e h t r a t i e.
De schrijver leidt uit een en ander af,
'dat de concentratie. Grondwetsherziening
vooropstelt, en dat het, ook in chronologische
volgorde, de bedoeling is, dat een eventueel
vrijzinnig kabinet allereerst de Grondwets
herziening in behandeling neemt cn zoo spoe
dig mogelijk daartoe strekkende voorsietien
'indient.
Hieruit volgt, zegt nu. Fallerminst, dat
al het overige moet wachtende voorberei
ding van de voorziening in de behoeften
door -ouderdom, ziekte en invaliditeit dient
met voortvarendheid te worden aangevat.
Haar voorbereiding zal evenwel ontegen
zeglijk meer tijd vorderen, dan die van voor
stellen tot Grondwetsherziening. Doch niet
alleen om die reden moet de Grondwets
herziening voorafgaan. Maar ook omdat een
deTgelijke aanstaande gebeurtenis haar scha
duw vooruit werpt; vooropgesteld, zal zij
in do politieke constellatie van 1913 een»
oorzaak van versterking der positie z'ijn,
achteraan komend, zou zij juist het omge
keerde gevolg kunnen hebbenmen smede
het ijzer terwijl het heet is.
Nu ook van vrij-liberale zijde (immers in
een hoofdartikel van de „N. ït. Ot.") de
wensclielijklieid is betoogd, dat Grondwets
herziening voorop ga en zoo spoedig mo
gelijk worde behandeld, begroet ik daarin
tot mijn groot genoegen een voorteeken, dat
mijn opvatting ook van vrij-liberale zijde zal
worden gedeeld. Een vrijzinnig kabinet, dat
z'onder te talmen allereerst ons land Grond-
Wetsherziening op deze punten zal hebben
gebracht, zal daardoor zijn positie niet wei
nig versterkt zien, als het, inmiddels zijn
plannen op het gebied der sociale verzeke
ring, uitgewerkt, hebbende,-deze achtereen-
Volgens of te gelijk bij de Staten-Generaal
indient.
Van gahschër harte wenschendc, dat het
voorstel der drie hoofdbesturen zal worden
aangenomen1) wil ik toch als mijn zeer be
scheiden meening daarbij te kennen geven,
da-,t bij evöntueele linkscho meerderheid her-C-
ziéning van de Grondwet overeenkomstig het
conoentratie-program. op den voorgrond ge
steld behoort te worden.
De „Middelburgsch© Courant"
schrijft naar aanleiding van do redevoeringen,
waarmede de voorzitters van den Bond van
Vrije Liberalen, de Liberale Unie en den
Vrijzinnig-Democratisohen Bond de behande
ling van het concentratie-program hebben
ingeleid, dat zij mét groote voldoening con
stateert, dat ook die (s-prekers het positief
karakter van het program op den voorgrond
hebben gesteld, en dat ook zij er de aandacht
op gevestigd hebben, dat ieder der drie groe
pen haar beginselen niet opgeeft, maar voor
hetgeen in de eerste plaats gedaan moet wor
den, vasthoudt aan heb overeengekomene.
Dit is inmiddels reeds geschied.
Het blad vervolgt .dan:
,,De herren Tydeman en Borgcsius hébben
uitvoeriger dan de heer Snijders gesproken
over dc sociale kwesties. We vermoeden, dat
er van rechts wel dadelijk op dat verschil
gewezen zal worden, maar eenig gewicht, is
er o. i. niet aan té hechten- Immers het
program, geeft - duidelijk aan wat men
wenscht.
In ieder geval ademen alle drie de rede
voeringen een gelijken geest, en"'het kan
niet anders, of met volle verfcrotfWen gaat
men gezamenlijk den stembusstrijd té gemoet.
Het zal een lab ge strijd zijn, em. ook een
zdfii'c, maar er fe nu hoopl"..
vH e t. Vol k" "Jsegt:;
JZconls te voorzien was in het concen
tratie-program. bij de Vrij-Liberalen met on
gerustheid en met een gevoel, dat men een
enorm waagstuk -begaat, aangenomen. Bij
do Vrijzinnig-Democraten voelde men zich
wat onlekker in zake het vrouwenkiesrecht
en nog iets meer in zake de pensioenkwestie.
Het geestdrifligsto- onthaal vond het con
centratie-program natuurlijk bij de Liberale
Unie, die zich nog steeds toont als de sterk
ste politieke kracht in het Nederlandsch1
liberalisme en die dan ook vrijwel weergeeft
wat het doorsnee-liberale Holland voor waar
en goed, doch vooral wat die doorsnee-libe
rale Hollander voor onontkoombaar houdt.
Eigenlijk is dit het teeken, waarin de ge
boorte van dit conoentratLe-prograin stond:
het inoet, het kan niet anders. De clëricale
heerschappij, hoewel ze nog slechts korf ge
duurd heeft,'bevalt den Hollandschon burger
man toch niet. Had men nog van het eco
nomische léven afgebleven, hij ze-u zich in
veel kunnen schikken, maar de dreigende
Taricfwet heeft velen van diegenen, die
overigens het sterke gezag, waarop de cle-
ricalen prat gaan, heel. goed vinden, balstu
rig gemaakt.
Ook zegt het 'blad- "dat dc liberalen van
'alle soort liet laatste restje van piëteit voor
Tliorbecke verloren zouden moeten hebben, om
met een clëricale Grondwetsherziening in
zicht, niet op een hoop te loopen.
En verder
Op twee punten is groote vaagheid cn dus
reden tot groob wantrouwen gebleven, n.l.
in de paragraaf over „de verzwakking van
den volksinvloed", die neerkomt op bepa
ling van de positie van Kroon en Eerste
Kamer en in zake Staatspensioen."
Het „Handelsblad" schrijft:
De wijze, waarop het cGnoent-raf ic-program
is ontvangen, de krachtige wil, die gebleken'
is om het programma zoo loyaal mogelijk
uit te voeren zonder te streven naar persoon
lijke of par tij-successen, heeft moed gegeven
en hoopvol gestemd.
Moeilijkheden zullen nog vaak moeten ko
mende uitwerking van elkcompromis
geeft steeds tot misvferstand en misbegrij-
pen aanleiding. En ookihet program, boe dui
delijk cok gestéld, zël hier eh daar nóg
gaatjes tconen, waardoor strijd naar binnen
kan sluipen. Doch de bedoeling.en wensch
om niet onderling- to strijden,, maar een
door allen gewenscht, doel te bereiken, is
er zoo die -wensch er blijft, ziet de
toekomst er goed uit.
Bij de partijen heeft, voor zoover wij heb
ben kunnen nagaan, niet de bedoeling voor
gezeten om weg te doezelen wat onderling
vcrdeolt, om do oogen tijdelijk te sluiten
voor meeningsverschillen, die in de praetijk,
mochten de vereenigde vrijzinnigen de regee-
ringsverantwcordelijkheid te dragen krijgen,
tot groote moeilijkheden aanleiding zouden
kunnen geven. "Wij gelooven ook, dat het
goed is, zonder onnoodige wrijving te ver
oorzaken, steeds helder en eerlijk de oogen
open te houden voor wat de vorschillende
fracties verdeelt, zoodat ieder, die „met be
houd van eigen zelfstandigheid", zich bij
het conoentratie-program neerlegt, goed be
grijpt wat zijn plichten zijn tegenover een
regeering, wier wijze van uitvoering niet
zijn volle instemming heeft, doch die loyaal
het concentratie-program uitvoert.
„De Standaard" driestart onder den
titel Weer tegen het Kabinet:
In Ommen krijgt men nu een herhaling
van het vorig; treurspeL
Weer zal al wat socialist en liberaal is,
op den Candida at der Christel ij k-Ilislorisohen
gaan. Weer zal dc actie feitelijk eeniglijk
over Kerk cn tarief loopen. En weer zal
van die zijde» heel de actio tegen het
Kabinet, zijn gericht.
De candidaat voor hot Kabinet zal zijn
de heer Van der Vegte; de candidaat van
de brecde oppesitio, die zich tegen het
Kabinet keert, dc hoor Bicnon van IJssel-
monde.
Blijft nu de vraag: Zal de laatste candi
daat van dc Cluistelijk-Historische Unie
zijn, of alleen van do Christelijk-Histori-
sche Centraio in het district Ommen?
Hierop wachten we heb antwoord.
Naar aanleiding van het incident in de
avondvergadering van verleden Dinsdag, toen
do heer Lohman den lieer Duys het rocht
betwistte om midden .in diens eigen rede
voering een motie voor te stellen tot afbre
king van net debat (waarbij de waarnemende
voorzitter, de heer De Geer, den heer Duys
in het gelijk stelde) schrijft dr. W. H. No-
lens in do „Nieuwe Venloscho Cou
rant:
Het artikel van het Reglement van
Orde luidt als volgt: „De oïde van spreek
beurten kan verbroken worden, wanneer een
lid het woord vraagt over een persoonlijk
feit, om een motie van orde betreffende
het voorstel in behandeling te doon of over
het stellen van het vraagpunt, in welke ge
vallen het woord in dezelfde volgorde ver
leend wordt.
De voorzitter verleent het woord voor een
peisccnlijk feit niet dan na een voorloopige
aanduiding van dat feit. Verkeerde opvatting
van bijgebrachte redenen wordt niet aange
merkt als een persoonlijk feit.
Elke motie van orde betreffende het voor
stel in behandeling moet, om oen onderworp
van beraadslaging te kunnen uitmaken dooi
ten minste vijf leden worden voorgesteld
o: ondersteund.
Dc Kamer kan besluiten, dat (lc beraad
slaging over zoodanige motie nader afzon-
del lijk zal worden gevoerd.
Huimede staat in verband art. 59: „Geen
spreker mag in zijn rede gestoord worden,
tenzij hij aan het opvolgen van het Beglo-
ir ent van Orde moet worden herinnerd."
Nu is het nog do vraag pf een. voorstel
tot sluiting niet van het debat, maar van
d .vergadering, geacht kan worden een motie
van orde te zijn betreffende het voorstel ip.
behandeling.
He1 is echter een feit, dat in <len laat-
sten tijd herhaaldelijk zoodanig voorstel ge
daan is zonder verzet van de zijde van
den voorzitter of van de Kamer.
Op die wijze vormt zich een gewoonte,
die voor een goede afdoening van, zaken
ze-v nadeelig kan zijn.
Maar in ieder geval bestaat er twijfel
over liet al of niet toelaatbaar zijn. yaa een
dergelijk voorstel.
En die twijfel dient opgelost.
Dit nu kan niet anders dan door een ver
duidelijking of aanvulling van het Éegle-
ment van Orde.
Tenzij men er de voorkeur aan mocht geven
hij iedcfr voorkomend géval in oen discussie
te treden, die zelf weer oorzaak zou zijn
van veel tijdverlies.
Ooze Oorlogscorrespondent op pad.
In het ,,Berl. Tagebl." verhaalt de cor
respondent Paul Block omtrent zijn verblijf
te Moestafa Pasja enzijnontmoeting
met onzen oorlogs-corre 8 pon
dent luitenant F a b i u s o.a.
Uit de duisternis kwam een reeks ossen
wagens over de Maritzabrug; wagens, zoo-
als wij zc nu sedert dagen elk uur zien ko
men in eindelooze reeksen. Wij stonden aan
het hek, dat het voorplein van het huis om
sluit, waarin de staf van het tweede ^eger
rijn kwartier heeft opgeslagen. Ook werkt
hier de censuur voor de oorlogscorrespon
denten en wel zeer degelijk; wat de wereld
daar buiten van Moestafa Pasja zal verne
men, zal zij eerst liooren, als we weer u;fc
deze muizenval weg zijn.
Dat er geen water is om te drinken en
dat het met het waschwater ook treurig ge-*
stel'd is, kan men ten slotte nog te boven
komen, de oorlog is geen vacantie-uit-stapje.-
Maar geen telegrammen naar huis, geen
berichten van huis: dat is erger. En dan.
daarbij nog de vuilheid. En de ijselijke kout
En de bedenkelijke soep van den Griekschen
kok, waarin naast de restjes van gisteren,
nog heel andere dingen ronddrijven! En
en en wij komen met „en"s niet verder
en we deden dus ten slotte wat we sedert;
dagen hadden gedaan, wij vloekten op het
noodlot, dat ons dwong, om zonder iels to
kunnen doen in dit smerige gat te zitten,
terwijl twintig kilometer verder de meest
oelangwekkende dingen gebeuren. .Ms we/
Adrianopel maar ten minste eens goed Lon
den zien dan, ja dan Intusschen ech
ter wachtten we tot de ossenwagens voorbij
waren, maar aan de ossen kwam géén einde.
Daar klonk opeens van een der wagens
een heldere stem:
„Correspondents de guerre, messieurs
En een krachtige gestalte sprong van den
wagen, zoodat de modder ons in de neuzen
spatte, en de heldere stem ging in het
Fransch voort:
„Ik heb bij het licht van uw lantaarn
uwe roode banden herkend. Mag ik me aan
u voorstellen: luitenant der artillerie Fa-
bius, oorlogscorrespondent van vijf Holland-
sche bladen. Ik kom van het hoofdkwartier
in Stara Zagora en wil morgen verder gaan
naar Adrianopel."
Naar AdrianopelWij moesten, ondanks
onze onaangename stemming, lachen en
mijn lotgenoot zeide:
„Morgen wilt ge al dadelijk naar Adria
nopel, luitenant? Ja, daar zouden wij ook
wel graag heen willen 1"
Hij zeide bet spottend, maar lu tenant
Fabius liet niet met zich spotten. Hij was
zöo vol hoop en zoo frisch en z»oo vr«.olijk,
met rijn kort, blond haar en de heldere,
eerlijke jongensoogen, dat hij o \i binnen
tien minuten geheel had opgemonterd. Al
les vond hij enorm en interessant en leer
rijk, zelfs het slik. En toen een schare ver
dachte medeburger met emmers voorbij
kwamen, om ergens in een uithoek van dat
Turksche nest een brandende stroohut te
blusschen, ijlde luitenant Fabius met reu
zensprongen hen achterna in de duisternis
en door het vuilhij' kwam na een halfuur
tje weer bij ons terug, toen we hij den
Griek zaten en diens giftigen wijn dron
ken en zeide, zwart als een schoorsteenve
ger en nat, alsof hij" uit de sloot waö ge
haald, maar stralend van 'geluk:
„Het was buitéfigëwoon interessant',
mijne heeren. Het wak éè'n flinke brand en
ik heb mijn sigaret aan een smeulende balk
aangestoken
Wij hebben toen een paar dagen eamen
gehuisd, luitenant Fabius en ik, en zijft
humetjr was vrij wat helderder dan heb.
licht der beide, keukenlamjien, waarop dé
familie, waar we onzen intrek hadden :gpr)
nonnen., zoo tr.otsph was.
Hij vertelde van rijn verstandigen vadert
en van zijn goede moeder en van de kamsr,
raden te Utrecht en vertoonde de wonder-:
lijkste staaltjes van kookkunst, die ik ooit
in mijn leven heb gezien. Eens liep de tafel
daarbij gevaar, toen bij het theezetten d»
schoone uitvinding van de vaste spiritus al
te spoedig werkte. Dan weer beproefden,
we met vereende krachten een kippen-
soepje te koken en ik had wel gewild, dat
onze dames thuis dit romantische tooneel
hadden kunnen hijwonen. Wij sprongen alA
Eskimo's, in dekens en vellen gehuld, onï
het vlammende vuur en wisten van een
kippensoep alleen, dat daar een kip bij
behoorde.
„Moet men er eerst zout bij doen of
later?" vroeg luitenant Fabius. „U is de
oudste, u moet dat weten."
Ik was de oudste, dat is waar. maar ik'
wist het helaas niet. Luitenant Fabius ech
ter bracht een proefondervindelijke oplos-
DOOR
CORKÊUE NGORDWAL.
(Nadruk verboden).
Bloti
„O ladt me maar hier liggen en laat me
'doodgaan! Alsjeblieft!" kreunde juffrouw
iWijnstede.
En toen rij zag dat dit laatste niefc in de
ïoacht der „stjoewarderes" stond, liet zij
rich moffelen in het nauwe benedenbedje,
Waaruit haar dikte kwam puilen. Zij lag
'daar nu inderdaad als een weggestopte
baal goed. Het kon haar niefc meer schelen
hoe rij er uitzag, zij wilde maar zinken in
't niet, uit dat ge schommel en lawaai en
deurenslaan en gerinkel en geruiach en ge-
Buis en geklots, en af zijn van die wip. En
.dit was haar genoeglijk nachtje na haar
genoegelijk dagje. En haar huisje? Voor
haar part stak de Verrekijker er den
brand in.
Breskens was in dien tusschentijd in be
roering geweest. De familie wachtte eerst
Sn minzaamheid met de koffie. Toen werd
nicht Betje boos, want iemand te laten
Wachten met zulke koffie en ziilk eten...
Daarna, meende zij zich te herinneren, dat
het in juffrouw Wjjnetede's natuur lag de
menschen te laten wachten. Het was voor
tien jaar ook altijd zoo geweest; weet je
nog wel, Janus?
Daarna maakte men zioh ongerust, en
die ongerustheid wies als de wassende
Moed. Want Janus had getelegrafeerd naar
nicht Josefiena's huis en ontving een
draad be richt terug: „Is naar u heen van
morgen. En de boot van Breskens was ge
komen en gegaan en had nicht niet ge
bracht. Nu wist nicht Betje sekuur, dat
nicht Wijnstede naast de boot was gestapt
in plaats van er i n, want zij was juist de
vrouw om zoo iets te doen. Grootvader,
die er van verbleekte en beefde, zag juf
frouw Wijnstede's lijk drijven in de haven.
„Janus, je moest toch eens naar Vlissin-
gen gaan!" raadde juffrouw Boonstake,
„want de telegraaf, dat 's toch óók maar
de telegraaf."
De waarheid, ten grondslag aan deze be-
j wering, trof Janus.
Maar Janus hield v an de gezelligheid, en
daar 't feest toch verstoord was, zei hij:
„Als we nu eens als de droes aten, en
omdat, 'fc nou toch grootvader z'n een-en-
tachtigete jaardag is, der meteen eens een
uitstapje van maakten? Nicht is een oolij-
kerd. Wie weet of ze niet stilletjes bood
schappen loopt te doen."
Grootvader, die het zoo in zijn tijd be
leefd had, raadde zeer aan, juffrouw. Wijn-
stede te laten uitklinken, doch nicht Betje
vond, dat zoo iets zoo benauwd klónk. De
andere genoodigden waren 't er inmiddels
over eens: dat twee altijd meer wisten dan
één, en dat men, claar iedereen kon wach
ten, het best deed gezamenlijk in Vlissin-
gen naar nicht Wijnstede te gaan zoeken.
Vooral nicht Antje Plank was van oordeel
„dat er niets ging boven zoeken tot je ge
vonden had."
Tot schrik van juffrouw Bitters, die er
haar breikous van liet. vallen, vulde zich
op een gegeven oogenhlik, na luid geschel,
de nauwe gang met een regiment men-
schen, d e allen verlangden juffrouw Wijn
stede te aanschouwen, en waarvan de voor
ste gelederen zonder plichtplegingen bin
nendrongen.
Juffrouw Bitters, die heelemaal niet
van menschen hield, en haar plicht
meende gedaan te hebben met „subiete-
lijk" het telegram te verzenden, antwoord
de kalm-zuurtjes, dat men wel begrijpen
kon, dat juffrouw "Wijnstede in haar zak
niet zat; door dien nadruk, als nicht Bet
je smalend beweerde, de mogelijkheid op
perend, dat juffrouw Wijnstede wél kon
zitten in iemand anders zak.
Daarop trok de stoet, voorafgegaan
door Maartje, die met haar vinger in haar
mond voor uitdanste, en alles erg grappig
en leuk vond, naar de haven, waar iemand
juffrouw Wijnstede meende gezien te heb
ben, maar zij was lang en mager. Waarop
nicht Elisabeth beklemd hoofdschuddend
verzekerde, dat dit juffrouw Wijnstede
niet kón zijn, want zij was dik en rond.
Waarop grootvader en neef Janus plech
tig verklaarden, dat zij VHseingen niet
zouden verlaten vóór juffrouw Wijnstede
dood1 of levend was teruggevonden, omdat
rij. de eend ge Wijnstede in Holland was,
die met grootvader den naam voerde, en
de eer der familie had grootvader altijd
nauw aan 't hart gelegen. Waarop Anfcje
Plank zei, dat zij niet kon blijven; maar
ieder ander, dat h ij wilde blijven.
Waarop men besloot den nacht door te
brengen op stoelen, bed en canapé in nicht
Wijnstede's huis, nadat juffrouw Bitters
met vies gerioht: „haar handen van de
heele vergadering had afgewasschen."
Neef Janus ging op een draf naar het
politiebureau, om kennis to geven van de
vermissing, en moest dienvolgens ontelbare
malen op zijn kousen, omdat hij bang was
voor dieven, naar de bel. om drie politie
agenten, cHe tegen elkaar aanbonsden,
tegelijk te hooren vertellen, dat juffrouw
Wijnstede niet gevonden was, en „was ze
soms al hier?"
„Och, och, Janus, als ze nou 's nóóit
meer terugkwam!" jamerde niohfc Betje,
„och, 'fc goeie mensch en die lieve beesten,
die ze hier heeft, en 'fc kostelijke tafelzil- I
ver en die meubels... en d'r servetten on
tafelgoed...."
Janus werd er zonderling in zijn binnen
ste van, toen zijn vrouw clat zoo zei,'en hij
sloop nog eens weg, om buiten te hooren
of nicht niet 'er ankwam. Den volgenden
morgen wandelde men vroeg naar de ha
ven, besloten van de bevoegde autoritei
ten te vorderen naar juffrouw Wijnsfcede
te laten dreggen. Want het stond nu vast,
als een honderdjarige eik in den grond
dat de juffrouw er naast was gestapt,
„dat vond iedereen van de familie." En
wat zed ik je dan?" zegevierde nicht.
Betje. Neef Janus' gelaat doeg een pein
zend© uitdrukking. Als nicht nu toch eens
sekuur overleden was, wa6 rijn vrouw de
naaste erfgenaam... en ze had een aardig
centje..." zijn oog twinkelde.
Daar kwam de Engelsehe boot aan. En
van uit de reizigers, gearmd met twee
kajuitsjongens, die haar ondersteunden,
strompelde juffrouw Wijnstede te voor
schijn, oud, gebogen, gebroken, lijdend,
lijkbleek, verwilderd, haar besten hoed
verkreukt, scheef achterover, haar mollige
wangen schol-plat.
„O, hou me vast! Daar is ze!" gilde
nicht Elizabeth. „Nicht! nicht- Jozefiena,
nicht Wijnstede, kijk eens óp U lijkt maar
een hallef mensch. O, we zijn allemaal
dood van ongerustheid om u. Wat is er
met u gebeurd? Foei, hoe kon u zoo iets
doen? Ben u in zee gevallen?"
Juffrouw "Wijnstede sloeg de loome oog
leden op en toonde een paar suffe oogjes:
„O koek, rookham, een bal, Mietje, Lietje,
Maartje, juffrouw Bitters., zeeziek nog
zeeziek... altijd zeeziek. Breng me naar
huis... heb ik nog een huis? O, de boot is
nog onder mei Ben ik er wel af? Heb ik
nog een huis?..."
„Dat zal waar zijn, 'dat u d'r nog een
hebt!" betuigde neef Janus, met gemengde
gevoelens. „Wacht, ik loop op een draf
naar de politie, dan bennen die ook nit der
ongerustheid, om te zeggen, dat u d'r
bent."
„Politie..." steunde jufrfouw Wijnstede»,
„dat óók nog..."
Zes weken lang heeft juffrouw Wijnstede
de boot onder zich gevoeld .Juffrouw
Wijnstede heeft nooit de haven meer wil
len zien. Juffrouw Wijnstedo is verhuisd;
zij schaamde rich zoo voor het echtpaar
van den verrekijker. Zij heeft Maa-rfje weg
moeten 6turen, omdat die den heelen tijd
zei„W'at zal uw koffie toen in Breskens
koud zijn geworden, juffrouw." Zij heeft
geen kanarievogel meer, want Piet is dood.
Hij had een knoopje ingeslikt, dat juf
frouw Bitters opzettelijk in rijn zaad moet
gelegd hebbeneen handschoenknoopje.
Juffrouw Wijnstede beweert, dat j'uffrouw
Bitters rijn moordenares is, maar alleen
tot zichzelf, want voor hardop heeft ze
geen bewijzen.
Den kapitein heeft juffrouw Wijnstedé
betaald. Nicht Betje heeft juffrouw Wij'n-
stede in haar ziekte opgepast, en toen juf
frouw Wijnstede beter was, een twist van
twee en half uur met haar gehad. Nicht
Betje beweert nog steeds, dat het onmo-
lijk is in een verkeerde boot te stappen*
Zoo iets zou haar nooit zijn overkomerL
En toen zij vol ijver bij een bezoe-k, want
zij bezocht nicht steeds druk na het ziekte
geval, er weer over begon, riep juffrouw.
Wijnstede driftig:
„Boot! Wat boot! Ménsch, spreek me
nóóit meer van een boot, zoo lang ik leef 11
En ik ben van plan nog vijf en dertig jaar
lang te leven, zónder jouw boot. Dan ben
'k honderd. En dan ben ik pas oud,
hóór je 1"