Origineele kunstgrepen van winkeldieven. DAMASTEN. ten het eerste licht licht van den dag drong in de smalle bressen van den nacht. „Kukeleku 1'' riep hij doordringend. En nog eens: „Kukeleku 1" IneenB sQorongen alle bestjes in de hoog te. Zij schoten een japon over haar nacht jak en op haar bloote voeten trippelden zij naar het kamertje van juffrouw Sanne, die, haar blik rol verrukking, den liaan in het hok zat aan te kijken. „Is-ie al wakkert" vroeg juffrouw Mare. „We Hebben niet geslapen", zei.juffrouw CSozien. „Geen van allen hebben we gesla pen." „Door den haan." Zullen we hem naar buiten brenren? Dan kunnen we hem hooren kukelen 1" Buiten kwam bij haar allen de lust op, om het dier te bevoelen en te wegen Ret was juffrouw Clazien, die het hok opeuds, en het beest, dat in een hoek was wegge doken, in haar handen greep, en het tech nisch bij de vleugels hield. Hevig weerde aich de vogel. Zij streken hem alleD met trillende handen over zijn veer en.... Het is wel een haan van zes pond!'' riep juffrouw Kiek in verrukking. Eensklaps, in haar haast, om er bij te komen, gaf juffrouw Marie haar een Juw... zij tuimelde aan tegen juffrouw Clazien.,. de haan, als had hij dit oogenblik uitgeko zen, beet haar in den vinger... zij slaakte een gil... liet het dier los... dat zich uit de voeten maakte, zwaar op het muurtje vloog, van daar op den appelboom en ein delijk in de wijde, wijde ruimte... waar nie mand hem zou weervinden dan de een of ander, die hem nooit zou teruggeven en.... De bestjes bleven staan en huilden. Doch juffrouw Sanne stond roerloos en onge troffen van leed, als begreep zij niets van de ramp. „Mij een poot", piepte zij den vluchten den haan achterna. „Wij doen eigenaardige ervaringen op", vertelde de opzichter van een groot Wa renhuis in Londen. „"Velen zijn er, die meeïieii, dat wi! maar rondloopen in de zalen, praten met de winkeldames, ons uitputten in beleefdheden tegen de klan ten en ons verder niet druk maken. Doch wanneer iets aan den geregelden gang van zaken hapert of wanïieer een han dige dief zijn slag geslagen heeft, dan krijgt de opzichter er de schuld van. Wij hebben natuurlijk de bijzondere op dracht, winkeldieven van beroep gade te slaaD, en wij moete'n drommels oppassen om achter hun listige streken te komen. Onlangs deed zich een haast niet te ge- looven geval voor. Een nogal gezette dame kwam binnen en kocht in verschillende af deelingen allerlei voorwerpen. Haar verschijnihg was heel gewoon, zoodat men haar geen bijzondere opmerkzaamheid sokonk; maar aan iedere tafel, waar zij wat geko *ht had, miste men iets, nadat zij verder gegaan was. Ik kreeg een wenk, dat het zaakje niet in orde was, en volgde haar. Zij stond aan een toon bank,waar lint uitgestald was, en terwijl ik haar op eenigen afstand gadesloeg, zag ik hoe gedurende het inkoopen haar handen steeds met haar portemonnaie of haar zak doek bezig waren. Ik meende reeds, dat onze verdenking ongegrond was, toen ik plotseling een fijne drai^d bemerkte, die van haar hand naar haar japon liep en in de mouwen verdween. Nu zag ik ook een metalen haak uit haar japon te voor schijn komen, die een stuk lint greep, dat het volgend oogenblik weer in de japon verdwenen was. Het ging zoo snel, dat ik mijn eigen oogen haast niet kon gelooven en meende te droomen; doch ik was mij van mijn plicht bewust en vroeg haar be leefd een oogenblik in de aparte kamer voor dames te komen. Zij zag m;j onschul dig aan en weigerde beslist, doch ik bleef op mijn stuk staan en toen ik een politie agent wilde laten halen, stemde zij einde lijk toe. Het BisBiiïU'ck-beeld van Lederer voor het nationale monument ter eere van Bismarck aan den Rijn. De dame, die onze diefachtige vrouwelij ke klanten moest onderzoeken, werd geroe pen en de dievegge werd de keus gegeven vrijwillig haar buit te laten schieten en zich uit de voeten te maken of .zich te laten op pakken. Zij besloot tot 't eerste en de met 't onderzoek belaste dame stond verbaasd over de slimme vinding die zdó geraffineerd wa6 uitgebracht, dat zij met haast men- schelijk verstand lint, kant, zakdoeken en andere voorwerpen naar zich toetrok en vasthield, zonder dat de dievegge zich oogenschijnlijk daarmede zelf te bemoeien had. De uitvinding bestond uit een samen stel van metalen draden, welke door een haast onzichtbaar draadje in beweging ge bracht werden en een kleinen haak uit de plooien van het kleed deden te voorschijn springen, die iets van de toonbank vast greep en snel weer met zijn buit verdween. Zoodra de haak beet- gehad had, liep de dievegge verder stak haar hand door een split in haar rok, haalde den zakdoek of wat het geweest was van den haak, liet den buit vallen in een ruimen binnenzak cn was voor de volgende vangst gereed. In dit geval gaven wij de zaak niet aan. Ook de opzichter kan zich vergissen en weinige jaren geleden werd ik zelf door een „dame" leelijk bij den neus genomen. Ik stond in de afdeeling „mousseline", toen een aardig jong meisje op mij afkwam op een chic gekleede dame wees en zeidé: ,Ik houd het voor mijn plicht u er opmerkzaam op te maken, dat gindsche dame zich zeer verdacht verdragen heeft. Neem mij niet kwalijk, dat ik er u op wijs; doch ik heb haar gadegeslagen." Ik bedankte haar na tuurlijk, volgde de aangewezen persoon op lettend en meende haar eindehjk te hebben gesnapt. Ik vroeg haar beleefd, mij in de aparte kamer te willen volgen; de dj;me zag mij zóó verschrikt en hulpeloos aan, dat ik medelijden met haar kreeg. Toch ging zij mede zonder een woorcl te spreken, werd door een dame onderzocht, doch met'* werd gevonden. Wij boden natuurlijk her haaldelijk onze verontschuldigingen aan, de oudste chef werd geroepen, en daar hij een aanklacht van haar vreesde, vroeg bi: haar als vergoeding een cheque van drie honderd gulden aan te nemen. Na senig overleg verklaarde zij zich daartoe bereid en zeide, dat zij het geld aan een weeshuis, waarin zij0belang stelde, wilde afdragen Dat maakte mij wantrouwend en ik be sloot deze dame in het oog te houdën. Zes maanden later kreeg ik een betrekking in een ander „Warenhuis" en nauwelijks was ik daar veertien dagen, toen ik het jonge meisje, dat mijn opmerkzaamheid op cte „dievegge" gevestigd had, zag binnenko men. Zij sprak met een der bedienden en waarschuwde, zooals ik reeds vermoed had, dat zij doen zou, voor dezelfde dame, die destijds de chèque had aangenomen. Ik ver telde mijn chef van het geval, dat zich vroe ger had voorgedaan, en binnen vijf minu ten stonden beide vrouwen tegenover el kaar in een afzonderlijke kamer. Natuur lijk waren het medeplichtigen, die elkaar in de hand werkten, terwijl de waarschuwing een slimme en bijna altijd doeltreffende streek was om de aandacht Van de werkelij ke dievegge af te leiden. Over een der interessantste voortbrengs< len en overblijfsels van oude weefkun6» het damast, troffen wij in ,,Onze> Gids een causerie aan, waaraan wij een en an der ontleenen. Het blad vestigt er o. a. de aandacht op, dat onze museums van damast nog vele bewonderenswaardige 6tukken uit den tijd der Renaissance bewaren en we in hoofd zaak die van Franschen en Italiaanschen oorsprong. Toentertijd stonden de weve rijen van beide landen op dezelfde hoogte en alleen bij heel nauwkeurig onderzoek vindt men kleine technische verschillen, intusschen meer nog bij de zware fluweel damasten dan bij de zijden-damasten. De kwaliteit der stof wordt hierdoor echter., niet in het minst beïnvloed en gerust ka p beV/eerd worden, dat het zijden-damast tegenwoordig zeker niet beter gemaakt kan worden dan in dien tijd, niettegëb. staande de techniek in onzen tijd sterk vooruit is gegaan en wij een ontwikkelde machinerie bezitten, waarvan de w eve Je van dien tijd niet gedroomd hebben. Natuurlijk moet toegegeven worden, dat ingevolg deze techniek, de fabricatie eer ongekende hoogte heeft bereikt wat be "treft snelheid en kwantum der vervaardi-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 20