'No, 16149.
LEÏDSGH DAGBLAD, Zaterdag* 12 October. 12 era te Blad.
Ann® 1912a
PERSOVERZICHT.
\T Het christclijk.sociaa! weekblad „De Beu
kelaar" onderstreept nog eens de opmer-
Song van mr. Treub, Jat wie bij een der-
jgelijke dwangregeling als in minis-
jter Talm a's stelsel is neergelegd, het
Privaatrechtelijk karakter van verzekering
Jwil handhaven, altoos uitkomt in een dood.
loopend slop. Om zijn doel te bereiken, heeft
fcnen dan ook het karakter van verzekering
floor ook alle zeer slechte risico's op de
zelfde voorwaarden aan te nemen bij zijn
Jpegeling geheel teloor laten gaan.
„En er is meer. Tientallen jaren wordt
ter een Ovcrheddssubsidic gegeven, die met
heel het karakter' van verzekering dan ook
in flagranten strijd is. En zoo nu de Minis.
jtar er zich hierbij op beroept, dat dit alles
jslechts een tijdelijk karakter draagt, dan
is dit niet. veel meer dan een woord. Voor
bieder verzekerde, die ouder is dan 16 jaar,
(draagt do Overheid wat bij, e.n de bijdrage
hiervoor wordt dan over 75 jaar verdeeld.
Doch nu zij iu gemoede gevraagd, of do
huidige Ministers zouden meenen, dat deze
hun verzekeringswet tientallen jaren lang,
(ongewijzigd zal voortbestaan. Bijzonderlijk
jdan op stuk van de te betalen premie.
Dit immers kan weL moeilijk verwacht.
2k>cdanige wetten dragen altoos in haar re
geling een tijdelijk karakter, maar dan is
pek de tijdelijke subsidie gedurende vijf
Jen zeventig jaar even tijdelijk of weinig tij-
idelijk als heel do regeling. Doch zoo gooit
flan ook zulk een tijdelijke O verhei dsbij-
flrage garisch het" zoogenaamde stelsel dier
ijregeling omver.
1 Bij dat al blijft de Minister zich met be-
Jroep op zijn stelsel met alle kracht ver
betten togen eenige vrijstelling van premie
floor Overheidssteun. En zoo zullen de a.nn-
frte loonarbeiders, alleen voor deze verzeke
ringspremie, soms meer dan 3 pGt. van hun
inkomen hebben te betalen; hoe lager het
loon, - hoa grooter het percentage, des te
{zwaarder in alle opzichten de druk. Terwijl
jook voor kleine ondernemers do last maar
jBbl te zwaar kan wezen."
Schrijver besluit: „Eu waar nu do Minis,
jber ook practisclie bezwaren tegen premic.
;vr ij stel ling aan veerde, zouden wij meenen,
flat oen verzekeringsstelsel, waarbij door
premiebetal ing de voeding der toch reeds
plecht gevoede arbeiders gevaar loopt, nog
jwat minder te worden, als vanzelf is geoor-
fleeld.
In weerwil van dit alles is het gevaar
maar te groot, dat dit anti.soeiaal stelsel
tot wet wordt verheven. En mocht deze wet
flan ook ten slotte worden uitgevoerd,
'dit is nog niet zoo zeker dan zullen de
'gevolgen van ontevredenheid niet uitblijven.
D eze dwang, met al den omslag er aan ver
bonden, is en blijft anti-nationaal; van meet
Jaf zal; deze wet reeds hierom onpopulair zijn.
[Verre'het meercndeel der arbeidars wil bo.
ycndiCn deze regeling nietzoo wordt door
fleze wet, met haar premie.eischen van wien
Inieb geëischt mocht, de sociale tevredenheid
jmaar weinig verhoogd. Alle kleine luyden,
'die geen loonarbeiders zijn, zullen heel deze
isociale verzekering als oen schandelijk on-
ïecht beschouwen. En terecht, de lasten wor
den voor hen verzwaard, van allo voordeel
jzijn zij verstoken.^
Zoo zal deze anti-nationale wet ook spoe
dig als zoodanig in het volksleven worden
gevoeld. En derhalve is het zeor do vraag
of het tot-stand-brengen dezer dwangverze
kering voor de coalitie een blijvend voor
deel zal blijken. Dat oen staatsman van
ianti-revolutionnair beginsel haar doorvoer.
1 de», blijft dan belaas maar te zeer te be-
.treuren."
I Alles duurdcrl vraagt „De Graaf-
öchapper" in een artikel over de T a-
r i e f w e t, en het blad geeft een lijst van
allerlei verbruiksartikelen, waarop de Ta
riefwetswijziging al vast geen invloed heb
ben zal. Maar ook ad zal hier of daar de
i prijs van een artikel iets worden verhoogd,
dan is het, zegt het blad, in den grond der
f zaak niet de vraag of alles duurder zal
worden, maar of er genoeg wordt verdiend
'om die „duurdere" artikelen te koopen.
Wat baat het of alles „goedkoop" is en
men heeft geen geld om die goedkoope ar-
"tikelen te koopen?
Zie naar Duitschlaud, het „beschermde"
land, waar jaarlijks duizenden Nederlan
ders, wijl zij in hun eigen vaderland geen
werk vinden, henentrekken en volop werk
hebben en brood.
Daar worden tal van industrieën, be
schermd.
Gevolg hiervan is, dat deze industrieën,
gesteund door het eigen volk, sterk staan,
,en nu, na eerst het eigen voJk bediend te
hebben, ook hun artikelen in ons vader
land plaatsen.
En dan, hoe grooter de fabriek is, hoe
goedkooper de producten zijn.
Hier is een oorzaak, dat onze nijverheid
niet in staat is te concurreeren met die der
omliggende, immers alle beschermde, lan
den.
„Bescherming" van producten, die in ons
eigen land evengoed kunnen worden ver
vaardigd, kan leiden tot uitbreiding van be
staande of het in het leven roepen van
nieuwe industrieën.
Groote firma's die nu alleen van tussehen-
handel leven, kunnen dan tal van zaken
zelf gaan fabriceeren.
Zoo wordt haar personeel verdubbeld.
Meer werkkrachten, meer inkomsten,
meer welvaart, heb hangt als een schakel
aan elkander.
Wie over do Tariefwet spreekt, moet wat
breed om zich heen zien, aan de politiek
het zwijgen opleggen, en zal dan, meent 't
blad, bot de erkentenis komen, dat in het
ontwerp-Tariefwet aan de natie iets goeds
wordt geboden.
In twee artikelen onder den titel D e
ontworpon lege rorganisa-
t i e beSpreekfc in „H et Vaderland"
generaal Eland Hoofdstuk VIII der Staats-
begrooting, waarin hij het een bedenkelijke
fout acht, dat a'eze berust op aanneming
van dé wetsontwerpen betreffende de
kustverdediging en de legerorgankatio
j welke eerst nog mondeling behandeld
J moeten worden vóórdat men aan de be
groeting kan beginnen.
Generaal Eland's bezwaren zijn niet ge
richt tegen de voorgestelde hervormingen,
waarin hij zeer vele verbeteringen begroet
maar wei tegen de financieele gevolgen,
wijl het terugbrengen van de kustverde
diging tot ongeveer 1/3 van de oorspron
kelijk gevraagde 40 millioen eD cok de kos
ten der legerhervormjng niet betrekking
hebben op een geheele afdoening, maar al
leen op een eersten termijn, welke later
het ove'rige toch onvermijdelijk zou doen
worden.
Vervolgens, na de kwestie der vier-
maanders te hebben toegelicht., doet de
schrijver uitkomen, dat de Minister de be
schikbare 72 bateljons infanterie in vre
destijd alle voor het veldleger wil bestem
men; hijzelf daarentegen slechts 4S en de
overige 24 wil aangewezen zi«n voor den
vestingdienst, in het bijzonder in de
Nieuwe Hoilandsohe Waterlinie en de
Stelling van Amsterdam.
Tegenover 's Ministers stelsel acht hij
bet zijde aanbevelenswaardiger, lo. om
dat daardoor in onze vèrdecügingsiiniën
steeds een kern van infanterie aanwezig
zal zijn; en 2o. dat zijn stelsel aanmerke
lijk minder kostbaar is dan dat van minis
ter Uolijn.
In een driestar zegt „Do Stand
aard":
Naar men bericht, heeft een aantal Bak
kersgezellen van de B.-Kath. Ver-
eeniging verdere medewerking aan het. Ge
neraal-Comité opgezegd.
Dit was te voorzien.
Ook hier stuit men op hetzelfde gevaar,
dat zich bij de Salaris-actie van de Chr.
Onderwijzers voordeed. Men begaf zicli ook
i hier in verkeerd gezelschap, en het gevolg
was, dat ook hier de kwade saamsp rekingen.
I de goede zeden bedierven.
Wat men er ook op verzirme, het gaat
nu eemnaal niet. Ons volk van Christelijke
j belijdenis kan niet zonder schade zich voor
I éénzelfde ploeg spannen met vakgenooten,
j die drijven op het ongeloof.
I Buiten het Comité is er dan ook niet. dén
j weldenkend man, die niet gestrengelijk af-
1 keurt de dwangzieke wijze, waarmede men
op de jongste bijeenkomst van. dit Comité
optrad.
Zooals men daar ook met het voorstel-
AaLberse te werk ging, zoo onbescheiden,
ondankbaar en onbeleefd, treedt geen
Christen-gezel op.
Dat is de manier van een Christen werk
man niet.
Niet, dat we voor heb voorstol-Aalberse
opnemen. We laten de waarde van dit
voorstel ditmaal geheel in het midden.
Maar zóó zou het nooit zijn afgemaakt, in
dien onze Christengezellén het in eigen
kring besproken hadden.
Nu waren blijkbaar ook ónze mannen aan
gestoken door den giftigen geest van de
anderen, en trad men kortweg op als wa
re men de baas in het land.
Zeer is het dan ook te betreuren, dat er
zelfs in onze pers te veel meegaandheid
met deze on-ChristelSjke manier van op
treden uitkomt.
Zoo zijn ónze manieren niet.
Men zal zien, dat men er de liefde van
ons Christelijk publiek mee verspeelt.
Met kalm beleid is bier zeer wel te ver
krijgen wat eisch is. Maar zie wel toe, dat
men zich door het verkeerde gezelschap
niet verlokken late tob manieren, die op
Christelijk terrein afgekeurd moeten
worden.
Hot zijn sterke beenen, die de weelde
dragen. En als men dan ook onzerzijds
met socialisten en liberalen bijeen is,
denkt men zoo licht, dat men nu heel het
land naar zijn hand kan zetten en is er
telkens een voorman, onzerzijds, die in
durf voor dsn socialist, niet wil onder
doen.
Het „Fr f e goh 1) a g l> 1 a d" sprak
over d' o n geest op n z e vloot.
O. in. zegt net:
De vloot stond allang niet zoo gunstig
bekend.
Dertig en meer jaren geleden hoorden
we 't een vader als uiterste bedreiging
reeds zeggen: Als je dan in het geheel
niet wil oppassen wilt, dan stuur ik e
naar het schip.
Dat was dus iet allerergste.
Een jongen werd daarvoor slechts afge
staan, a'& elko andere weg voor hcra wns
afgesleten 1
finds werd het niet beter.
't Zal wel een zeer groote uitzondering
zijn als een vader voor zijn zoon do marine
kiest uit eigen vrije beweging ten minste
als het 'n jongen betreft, die thans een
Cnristeijjke opvoeding ontving.
Het percent op de vloot van hen, die uit
Christengezinnen komen, is het dan ook,
naar een deskundige ons verzekerde, uiterst
klein.
't Is niet te verwonderen
Op den gevaarlijksten leeftijd moeten ze
worden afgestaan aan eén opleiding, die
met hun geestelijke behoeften geen reke
ning houdt.
Ze komen onder kameraden, die in ne
gen van de tien gevallen op hen een ver-
derfelijken invloed' uitoefenen.
Mee gaan ze den verkeerden weg op.
En van de zeer weinigen, die in hun jeugd
Christelijk zijn opgevoed, is heb procent
klein van hen, die iu den weg dier opvoe
ding wandelen.
Ze worden ongcloovig inzake de geeste
lijke dingen.
Onverschillig op zedelijk gebied. i
En in politieken zin sociaal-democraat.
Het blad erkent, dat ook wij zijn par-
tijgenooten hier schuld hebben:
Dat de toestand op de vloot zoo verkeera I
liep, is mee onze schuld. Schuld van nala-
tighold. Schuld onzer volksinzinking.
Schuld, wijl we,, wij als natie, zoolang de
religie verwaarloosd hebben; onze schuld, j
dat de tijden zoo verre zijn, toen De ïtuy-
ter zijn bijbel geopend in zijn kajuit had j
liggen, en hij, de groote vlootvoogd, den
strijd voorbereidde op gebogen knieën.
Laten we ons met de vloot meer gaan j
bemoe:en en niet wanhopen, hoe treurig de
toestand ook zij.
Want treurig is h et!
Op geestelijk gebied. In zedelijk op
zicht. En nu ook steeds meer ten opzichte
van discipline en tucht.
Het blad herinnert dan aan verschillen
de uitingen van het mindere marine-per
soneel, die er op wijzen hoe de tucht ver
slapt; van godsdienst wil men niet meer
weten.
De gansche levenstoon is zóó ontker
stend, dat het bijna onmogelijk is, tegen
dien stroom op te roeien.
Op zedelijk gebied is het, helaas! niet
beter.
Erkend moet, dat de straks genoemde
„Bond" met 6ucoes optreedt tegen; het
drankmisbruik, gelijk die sociaal-democra
ten, die nuchtere menschen noodig heb
ben, in dit opzicht werkelijk niet weinig
goods verrichten.
Maar met de zonde op zedelijk gebied
neeint men het niet nauw. Ja, de lievige
oppositie, die thans onder bet personeel
gevoerd wordt, kant zich juist tegen de
inperking van het „passagieren", hec niet
den ganschen nacht buiten boord mogen
doorbrengen.
Voeg nu hierbij, dat de „hoogere" >;oor
verreweg het grootste gedeelte om 't
maar eens héél zacht te zeggen den
schepeling in zedelijk en geestelijk op
zicht niet tot een steun zijn, dan kan m,jn
zich den toestand wel zoo eenigszins in
denken.
„Dienst gaat voor godsdienst", werd
eens iemand toegevoegd, die beleefd om
wat meer Zondagsrust vroeg.
En wat voorbeeld de marine-offioieren
niet zelden in zedelijk opzicht geven, daar
heeft meermalen de heer Staalman in zijn
orgaan een droevig beeld van opgehan
gen.
Het blad wensclit, dat ernstig worde
onderzocht op wat wijze in dezen droe
ven toestand verbetering te brengen is.
In het weekblad „V an onzen T ij d"
komt een artikel voor over Grond
wetsherziening, theorie en prac-
tijk. De schr. er van zegt, dat het den
hoogleeraaren in het staatsrecht aan onze
universiteiten, die dit maal in tegenstelling
met de Grondwetscommissie van 1S83 niet
tot medewerking aan de Grondwetsherzie
ning geroepen zijn geworden, niet euvel
geduid zal worden, wanneer hen een wei
nig leedvermaak bekruipt, nu de laatste
Grondwetscommissie van practisclie staats
lieden voor gewichtige praotisohe vraag
stukken de oplossing niet wist te vinden en
rij daarentegen machtig veel offerde aan
theoretische beschouwingen, waarvoor j
zij haar licht bij voorkeur ontstak aan I
de commissie van 1S83. Waar nu de kans
niet gering is, dat de voorstellen van de
commissie althans van grooten invloed zul-
len zijn op de a. s. verandering van onze
hoogste Btaatswet, meent de schr. als
theoretisch beoefenaar van het staatsrecht i
naast de theorieën van 1883 ook die van
1912 te mogen laten hooren.
In dit artikel wordt een begin gemaakt
met de bespreking van de tot afkondiging
en als kenschetsing van het koningschap
dienende woorden „bij de gratie Gods",
welke woorden de Staatscommissie in arti
kel 72 dier Grondwet, in het daar voorge
schreven formulier van afkondiging der
wetten, wil doen opnemen. Schr. wijst er
op, dat in het bijzonder voor de christelijk-
liistorischen onder de protestfinten het be
roep onzer Koningin op de gratie Gods een
(zeer bijzondere beteekenis heeft, die geen
liberaal en ook geen Katholiek zal kunnen
aanvaarden, zoodat de Katholieken in 1887 I
niet vóór het verworpen amendement-De
Geer hebben gestemd, dan nadat Schaep-
man, zij het niet in alle duidelijkheid, voor I
zich en de zijnen dien zin er ran hadden
ontnomen. Hij volgt dan:
„Daarom ook, wanneer straks cpnieuw
het voorstel voor de Kamers mocht liggen,
het beroep op de Gratie God's in de Grond
wet op te nemen, en de Katholieken ook i
dan weder zonder twijfel er voor hun stem
zuden geven, mogen zij zich er van bewust
zijn, wat hun stem voor deze meer dan i
dubbelzinnige uitdrukking zal beteekenen J
Het is 11 it den aard niets dan theorie,
waa.rom het gaat: Gods verhouding tot
de menschen wordt niet bepaald door een
Grondwetsartikel. Betreedt men evenwel
in de hoogste staatswetten eenmaal liet
theoretisch gebied, dan is het zaak, dat
iedere partij pal sta voor haar beginselen,
en niet de Katholieken een demonstratie
beamen voor een theorie, die nimmer de
hunne was, integendeel langen t >1 de leuze
was van den strijd tegen Iiomeeen
theorie, waarin aan het h'eerscbcnd gezag
een overwaardige t'tel wordt toegek nd
tot schade van de vrijheid, de persoonlijk
heid der onderdanen; bovendien van de ge
schiedenis van ons volk een beeld wordt
gegeven geheel in protcstantisoherirgeest.'"
Schr. toont dan uit de geschiedenis aan,
hoe de oorsprong van de formule „Koning
bij de gratie Gods" geen andere geweest
is dan een erkenning door den vorst, uit
christelijken deemoed, van een gezag boven
het zijne en hoe men daarentegen in die
zelfde woorden later het goddelijk recht
der Koningen grondde, zoowel tegen heb
gezag van den Paus, als tegen de vrijheid
van het volk zelf. Zelfs onze goede Sta
ten van Holland wilden in „goddelijkheid"
niet achterstaan bij linn gezagsgen oaten,
do koningen elders, en vonden in den be
roemden Dirk Graswinkel, den vriend der
De Witten, een overtuigden verdediger van
den goddelijken oorsprong van hun ge-
zagstitel."
1>© electricitoit by <le ondc
Mcyptennreu.
Professor Cady tc Oxford verklaart ge
groend op langdurige studiën, dat de ouclc
Egyptenaren reeds in den tijd der Thnrao's
niet alleen do cleclriciteit, maar ook heb
electrisch licht konden. Hij tracht deze be
wering op do volgende manier te bewijzen:
De graven, der oude Egyptenaren, die diep
onder do aaxdo liggen, zijn met prachtig©
beeldhouwwerken en met beschilderingen
versierd, dio zonder ecu geede belichting
niet kunnen gemaakt zijn. Nu was het- nog
mogelijk, dat een sterke fakkel-belichting
den. kunstenaar geholpen heeft. Echter valt
deze mogelijkheid weg, daar de kleuren van
dien aard zijn, dat zij niet bij fakkellicht
kunnen ontstaan zijn. En vooral bij de Egyp
tische lampen en fakkels was dit niet mo
gelijk. Bovendien bemerkt men aan do muren
geen spocr van roet, dat toch zeker bij den
jarenlangen arbeid ca het groot aantal fak
kels moest ontstaan zijn. Het is dus mo
gelijk aan to nemen, dat do Egyptenatncni
olectriseh licht kenden, wellicht niet de volt.
lamp, echter toch een volkomen licht, mis
schien uit onbekende krachtbronnon en nog
beter dan ons licht. In do Egyptische gra
ven zijn echter geen installaties, die hierop
wijzen gevonden of men moet een rol koper,
draad, die onlangs in een graf ontdekt
werd, als bewijs aannemen.
Over het gebruik bij de Egyptenaren van
electricitoit als beweegkracht, kan volgens
Cady geen twijfel bestaan. De bouw der
pyramiden en hot op zulk een hoogte bren
gen van reuzensleonen kan niot alleen doop
mcnschelijko cn dierlijke kracht gescjiïcd
zijn. Hiervoor komt alleen een kracht in
aanmerking, die gelijk staat aan dc elcc-
triciieii
1)8 vlccsclHlcinrto in baitsclihtiul.
Het gemeentebestuur van zes groote ste
den, waaronder Düsseldorf, Duisburg, El-
berfeld en Essen, heeft de regeering to
Düsseldorf tot een conferentie uitgenoo-
digd, om met hen over den invoer van le
vend vee uit Nederland te beraadslagen.
De bedoeling is dat van elk der zes groo
te steden een deel van het ingevoerde vee
naar de naburige gemeenten zal gaan. Düs
seldorf verlangde wekelijks 60 stuks Ne-
derlandsoh vee. Daarvan zijn 24 tot *28
stuks voor Düsseldorf zelf bestemd.
Keulen wil wekelijks een nog niet vast
gesteld aantal Nederlandsche ossen invoe
ren. Daartoe is echter bijzonder verlof
van den minister noodig, waarop men nog
wacht.
Aan de Pruisische grenzen begint men
eerst recht met het smokkelen van v 'eesoh.
Bij do grensplaats Bardingholfc hebben do
Pruisische kommiezen Woensdagnacht aan
gehouden een wagen met twee paarden,
welke over de grenzen was gesmokkeld
In den wagen was 400 pond vleesch gebor
gen. De vervoerders wisten te ontkomen.
FEU1LL ET O N.
In Hoikriiigen.
6S.
Het had bij haar een ziekelijke egoïsti
sche beschouwing opgewekt van de majes
teit van het hof, zij voelde dat die was aan
gerand, en nu verlangde zij er alleen maar
naar om weg te komen, en al dio gemeen
heid, die hartstochten die kleine twisten,
waaraan zoo het land had', achter zich
te laten.
„Genoeg,zei zij streng, „onze konink
lijke wangen glooien van schaamte bij de
gedachte dat dit onbeschaafde twistge
sprek in onze tegenwoordigheid is gevoerd
geworden. Uwe Majesteit," voegde zij er
bij zich trot6ch tot den Koning wendend,
„uw arm, wat ik u bid don mag, wij kun
nen dit druk gebabbel niet langer aanhoo-
ren, het paste beter in de sloppen van
'Parijs dan in de troonzaal van de Ko
ningin van Frankrijk."
De verbazing van Lode wijk was bepaald
komiek. Hot was voor hem onmogelijk en
geheel onbehoorlijk om zich in tegenwoor
digheid van zijn vrouw in een vrouwen-
twist te mengen, al had liij het wel gaarne
"willen doen, en hij was er nog niet van op
de hoogte, hoe mevrouw de gravin de
Stainville's onbescheiden uitval hem per
soonlijk raakte, daar hem die toch het
meeste belang zou inboezemen. In het alge
meen was hij er toe geneigd om gunstig
over de nieuwe zaak te denken. Als het feit-
v&n het verraden van den Prins Stuart aan
rijn vijanden ruchtbaar werd, hetgeen wel
vroeger of later zou plaats hebben, dan was
het niet onaangenaam dat het eerste ge
lucht van verraad in verband met Lydia
zou gebracht worden, en wel zelfs zooda
nig, dat later de algemeone uitleg van het
oucle spreekwoord, dat er geen rook is zon
der vuur, den schijn zou geven dat zij den
eersten stoot aan het plan gegeven had.
Loclewijk de Goede bezat in de eerste
plaats den fijnen tact om voor zrm eigen
persoontje te zorgen en bovendien voor zijn
verheven reputatie. Het zou zeker ook voor
de toekomst- het beste zijn, dat zijn bijzon
der toegeeflijke onderdanen het geloof
zouden behouden, dat, in dit gemeen ver
raad, hun koning misleid was geworden, en
dat er meer tegen hem gezondigd was
dan hij zelf deed.Maar hij verlangde er ook
naar om weg te komen. Dat het bestaand©
vrouwendispuut tot een ernstigen twist-zon
leiden, giste hij wel uit het feit dat zijn
slimme oogen gezien hadden dat Lord
Eglinton bij een van de groote deuren
aan het einde der zaal stond. Lodewijk
vroeg zich af, wat de echtgenoot wel zou
hebben kunnen hooren. en wat hij zou
doen, in geval hij alles gehoord had. Hij
trok ten slotte zijn schouders op, en be
dacht dat het er eigenlijk niets toe deed,
wat my lord in het vervolg doen zou. Lode
wijk was er van overtuigd dat mevrouw
Lydia deed wat zij goed vond en dat, als
een galante edelman, mylord in de eerst©
plaats, den vrede zou moeten bewaren.
Zijne Majesteit was dus op niemand' ver
toornd. Hij glimlachte heel vriendelijk
tegen den graaf en de gravin de Stainville
en gaf een wenk van verstandhouding aan
Lydia, dio gelukkig te versuft was om diie
laatste beleediging op te merken.
Verder was iedereen stil en onder den
indruk. De Koningin daalde dc treden van
den troon aan den arm van den Koning
af. Irene was een beetje teleurgesteld dat
er niets meer was voorgevallen. Zij deed
haar mond open om weer te beginnen,
te spreken, maar Lydia Lesczynska wierp
haar zulk een trotschen, boozen blik toe,
clat Gaston de Stainville, voorziende, dat
als dio scène nog voortduurde, er gevaar
izou dreigen, zijn hand op den arm zijner
vrouw legde, en baar zoo voortdreef.
Onder aan de trap wendde Hare Majes
teit zich nogmaals tot Lydia:
„Wij verwachten een verklaring van u,
markiezin," zei zij op hoogen toon. „Maar
niet vanavond. Zorg er voor d'ab onze
audiëntie-kamer van al dat gepeupel be
vrijd wordt."
En met die laatste woorden, haar go-
trouwen volgelingen toegesnauwd evenals
aan hen, die haar beleedigd hadden, zeilde
de nakomelinge van een trotsch koningsge
slacht majestueus de kamer uit onder een
luid „hush-sh-sh-," veroorzaakt door de
6leepen van brocaatzijde op den parket
vloer, daar een iegelijk een diepe buiging
maakte. Dat geluid vergezelde de konink
lijke dame op haar weinige schreden naar
de deur en 6tierf toen langzaam weg.
XXVIII.
Een raL
Irene de Stainville had groot gelijk met
te denken d!at de sympathie haar doel zou
rijn bij de ernstige beleediging, die haar
was toegevoegd, en waarover zij zich een
beetje driest gewroken had, hetgeen onder
de gegeven omstandigheden zeer natuur
lijk was.
Ofschoon in dien kling, bekend als de
aanhang van de Koningin, de jeugdige
markiezin van Eglinton altijd als do leid
ster cn een bijzondere gunstelinge was be
schouwd geworden, was de beschuldiging,
di© Irene tegcD haar had ingebracht, zóó
groot, haar eigen houding van lijdelijke
onderwerping zoo onbegrijpelijk, dat het
geen wonder mocht heeten dat na het ver
trek van hunne Majesteiten, toen de me
nigte zich in verschillende groepen ver
deelde, de meeste lui op eonigen afstand
van haar bleven. De woorden, de gril van
een jaloersche vrouw, die in het begin de
Koningin zoo geërgerd hadden, drukten
volkomen de meening uit, die men van het
gedrag van Lydia had van hen die ge
tuige van de scène van het begin tot
aan het einde geweest waren. Dat Irene
haar de vernedering van een verschrikke
lijk openbare aantijging had toegediend,
werd als een gewoon menschelijke recht
vaardigheid beschouwd. Lydia wist maar
al te wel, dat de menigte, rondom haar
ofschoon die hoofdzakelijk uit vrienden
bestond maar al te gaarne het kwaad
zou golooven, zelfs tegenover een zoo hoog
geplaatste vrouw, die de koninklijke en de
maatschappelijke gunst genoot, zooals zij
zelve lange jaren ondervonden had. Zij
hoorde reeds afkeurend gefluister rond
om haar, en dat van menschen, die wel
konden weten, dat zij er niet toe in staat
zou zijn om het- lage verraad te plegen, dat
haar werd toegezegd.
Zij- had het wel niet tegen gesproken. Zij
had het niet kunnen doen, met het begin
der beschuldiging voor oogen. Daarenboven
gevoelde zij zich zelve afschuwelijk cn ze
delijk schuldig in de daad, maar niet in
den geest. Zooals Irene heb wreed en een
voudig had voorgesteld, had zij in het ge
heim in het park van Versailles aan Gasr
ton de Stainville het geheim overgegeven,
dat den Stuart-prins in handen zijner vijan
den zou leveren.
Hoe zou zij aan al die menschen hebben
kunnen verklaren, dat haar beweegreden
goed en zuiver was; haar bevelen aan
Gaston waren geheel verschillend van die,
welke Irene haar ten laste had gelegd.
Niemand' zou haar verklaring geloofd heb
ben, tenzij ook Gaston de waarheid zou
zeggen. En Gaston zou tot aan heb
uiterste een ellendige leugenaar blijven.
Zij was heb speelgoed van die kliek ge
weest, zij waren het nu, die haar op zijde
wilden werpen, haar macht breken. Zij wiet
al wat het slot zóu zrn, zij proefde al de
bittere vrucht van voorbijgegane populari
teit. Een kring van zichtbaar sympathi
seerenden vormde zich rondom den graaf
en d'e gravin de Stainville. Het scheen wel
dat het lage gedrag van Gaston werd
goedgekeurd en slotte stond hij daar, ge
brandmerkt door zijn eigen vrouw mis
schien onwetend' dat hij een vrouw ver
raden had, die in goed en kwaad op hem
vertrouwd had, het is wel vreemd te moe
ten boekstaven dat, in dien tijd der rok-
konregeering, den mannen hun feilen eer
der werden verge^n dan die der vrou
wen.
(Wordt vervolgd).