05 6\è kd 5 lil Lor 1DAG5B VAN HE.T )CH DAG LAt 12 October. Anno 1912. "*411'*" EEN ONVERGETELIJKE KUS. Het nieuwe hoofdpost kantoor te New-York. yVWMNA/V>AAAA Wij spraken over kussen. Wanneer drie jonge echtparen met eenige ongetrouwde heeren van rijperen leeftijd met elkaar een glas. ouden Rauentoler zitten te drin ken, dan is dit mis-. cUien niet zulk een on gewoon onderwerp. Een der heeren zeide: ,,Wij moesten de zaak toch een weinig methodisch behande len. Iedereen moet de geschieden ia vertel len van den kus, die hem het merkwaar digste toeschijnt van zijn leven, en het aardigste verhaal wordt door onze lieve gastvrouw opgeschreven. Dat voorstel viel in goede aarde. Het best beviel ons de geschiedenis van het allerliefste vrouwtje van den kantonrech ter. Hier volgt die. Het' is nu drie jaar geleden, een jaar ©n£evóe.r vóór onze verplaatsing naar Ber lijn. Daar bracht mijn man op een dag •een heel jong substituut.-grjffiertje mee aah tafeli Die^kleine - jonge man was hem onlangs gerecommandeerd en toegevoegd'; hij had mijn man. héél openhartig zijn leed gókluagd over de slechte voeding aan de jongeheerentafel, zoodat zijn chef haaet niet kon nalaten hem aan te bieden bij ons te komen dineeren of liever onzen eenvoudigen maaltijd te deelen. Ik wil den jeugdigen substituut kort weg het baronnetje noemeD; de naam doet niets ter zake. Het duurde niet meer dan enkele minu ten of ik bemerkte, dat de kleine baron doedel ijk van mij was. Ik mocht zoo iets best'opmerkenhij was nog maar twee en .twintig jaarl En ala men zelf al zeven en twintig is en vier jaar getrouwd, dan beschouwt men zichzelf als een vrouw van tachtig jaar tegenover zoo'n kijk-in-de- swereld. Toch wil ik gaarne bekennen, dat de hulde van den kleinen baron mij niet on- aangenaam was. Het was zoo'n knappe, teere, gedistingeerde jongeman; hij kon met zulk een dwepende uitdrukking glim lachen, zoodra ik mijn moïtd opendeed, dat ik mijzelf so ras heel geestig begon te vinden. Hij bracht bloemen en lekkernijen voor mij mee, sloeg de muziek om, als ik vrooli^ke liedjes bij de piano zong; hij paste op mijn waaier en fiohu in de bal zaal, wanneer ik danste; kortom, hij hield fidch steeds op in mijn nabijheid als een 'ridderlijke, jeugdige page, steeds-«aandach tig op iederen wenk van zijn meesteres. Ik zou wel één vrouw willen zien, drie on verschillig blijft voor zulk een vereering, of neen, ik wou haar liever niet zien, want het moet een akelig onvrouwelijk we zen zijn Een half jaar duurde diie vreugde. Toen werd de kleine baron ziekeen he vige ziekte, die zich plotseling vertoonde. Hét Was zulk eep vochtige, ruwe herfst, ^on hij was zoo zwak. Er kwam een kennis van hem bij ons «n zeide: „De jonge baron ligt ziek in zijn bedje en hij verlangt naar u. Hij heeft koorts en klaagt over pijn op de borst. De dokter is bang voor longontsteking." Wij gingen natuurlijk dadelijk naar hem toe. Daar lag hij met vochtige, schitte rende oogen in zijn „bedje", zooals zijn vriend had gezegd, en in de primitieve omgeving van een kleinsteedeche gemeubi leerde kamer, zag hij er nog dubbel jon gensachtig en aristocratisch uit. Hij stak mij zijn mooie blanke handen toe en zeide met aandoenlijke innigheid: „O, hoe lief van u, dat u gekomen is. Ik dank u, ik dank u!" Toen greep hij mijn hand en hield die krampachtig vast, evenals een kind, diat bang is in het donker en nu met een gevcel van verlichting de hand vara zijn moeder beschermend in de zijne voelt. Van dat oogenblik af gingen wij iederen dag naar hem toe; naar het lage, grijze huiaje, de kleine gemeubileerde kamer, waar de jonge aristocraat werkelijk als een verwend ziek kind in bed lag. Natuurlijk mankeerde het niet aan goe de vrienden en trouwe buren, <üe niet be grijpen konden hoe mijn. man zulk een on gepaste vriendschap kon goedkeuren. Ja, haar zelfs nog ondersteunen. Mijn man lachte om al de min of meer bedekte toe spelingen en zeide: „Ik gun het arme ventje drie vreugde." Ja., het verheugde hem, wanneer ik kwam, dien kleinen baron. Zoodra ik de knop van de - deur neerdrukte, hoor den wij hem al roepen: „Ach, is u het, mevrouw?" En iederen dag was bet of die stem jubelde. Natuurlijk schudde ik zijn kus sens opikondersteunde hem, wanneer hij een klein beetje van den wijn dronk, dien mijn man voor hem had meegebracht en het deed "mij bepaald een eigenaardig soort genoegen, wanneer ik gloed zag ko men in zijn mooie, heldere oogen en zijn ademhaling snéller en zwaarder werd'. En juist toen het wat beter ging met den klei nen baron en de dokter gesproken had van een reis naar het Zuiden, moest ik op reis. Ik waa zelf verbaasd hoeveel het mij kostte afscheid te nemen van het kleine, lage huisje. De gedachte, voor een lieven zieke zooveel te wezen, had mij gelukkig gemaakt; het bewustzijn, zooveel invloed uit te oefenen op dien jongen man, had mijn vrouwelijke ïjdelheid gestreeld. En nu zat ik bij hem en moest ik afscheid van hem nemen Hij zag er zoo onuitsprekelijk ongeluk kig uit, dat mijn man zelfs er van schrikte. „Maar beste jongen!" zei hij vriende lijk, ,,het hoofd omhoog, alsjeblieft! Jij gaat ook op reis en nog wel heel spoedig." „Ja, en als u dan frisch en opgesterkt terugkeert, dan komt u dikwijls bij ons, nietwaar, en ik zal al uw lievelingsliedjes voor u zingen," voegde ik er bij. „Ja, indien ik terugkom", zei de jonge man zachtjes. Dit. klonk onuitsprekelijk treurig en wanhopig. Ik had plotseling het gevoel of ik door een ijskoude hand werd aangegrepen. Was bij in zulk een slechten toestand, mijn kleine baron, waar ik nog slecht» eenige weken geleden zoo onschuldig gek-: beid mee gemaakt had? Ik deed mijn best den ouden, geksch©-. renden toon weer aan te slaan. „0, ondeugende, nietswaardige jongen",, zei ik op school me esterachti gen toon, „ik, word heel, heel boos, als je ooit zoo iets leelijks weer zegt! Maar nu moet ik weg, anders kom ik te laat aan den trein 1 Kan ik nog iets voor u doen, voordat wij af-i scheid nemen; een wensch van u vervul-' len?" Toen hief de jonge baron het hoofd een weinig op en zag mij aan. Ja-, het was of hij mijn gelaatstrekken goed in zijn geheugen wou prenten. „Ja," zeide hij toen met luide, vast© stem, „ik heb een wensch. Mag ik u een kus geven?" Het was een oogenblik heel stil in de kamer. Mijn man ging voor het venster 6taan en keek naar de eenzame straat. Mijn hart klopte tot in mijn keel. „Frits," riep ik met beklemde stem. Da delijk draaide mijn man zich om. Zijn ge zicht had een ernstige, maar vriendelijke uitdrukking. „Ja, ja, vrouwtje", zeide hij vol liefde, met een merkwaardig weeke en vriende lijke stem, „daar zal niets aan te <lben izijn, de ziekenoppasser es heeft haar pa tiënt al te erg verwend 1" Oogen vol dankbaarheid en gloeiend© van koorts werdén tot mijn man opgesla gen. Toen voelde ik eensklaps twee ar men om mijn hals en heete, jonge lippen op mijn mond. Dat is de kus, dien ik nimmer zal verge ten, de laatste vreugde, die ik een ster vende heb mogen verschaffen. New.York, de Amerikaansche reuzenstad, krijgt weldra een pieuw hoofdpostkantoor. Nu, het was poodigl Reeds in de laatst© jaren der vorige eeuw gingen er klachten op, dat het oude, in 1874 gebouwde post kantoor veel te klein was voor de toene mende bevolking. Een paar malen heeft men reeds getracht het kantoor verlichting te bezorgen door in sommige wijken groote bijzondere bijkantoren te bouwen, maar het bleef lapwerk, en de Regeering, die van alle, kanten verwijten hoorde, dat zij in haar plicht te kort schoot, moest eindelijk wel de handen uit de mouw steken. Nadat in het begin van 1911 de firma Mac Kim, Mead en White ontwerpen had vervaardigd voor een postkantoor gebouw tegenover het mede door haar .uitgedachte Pennsylvanië- spoorwegstation, werd de bouw gegund aan Fuller en Co., die reed9 zoovele reuzenhuizen heeft doen verrijzen. Thans is men hiermede zoo ver gevor derd, dat de openstelling voor het alge meen gebruik, welke zelfs reeds eer was

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 19