X
'ZONDAGSBLAD'
LEID5CH DAGBIAD
V
411'
No. 16143. 5 October. Anno 1912.
Jïk
4ii;
DE KOFFIE,
..'^oto>-ir: •iTi* •*2»fl£&« -
MSSK2 11 I**1 ilüiA|l«««lilft?il|lii il|h111ilê'iljl»
.4. .4. VAN HE.T
I
T. a. v. J.
Bijna een mënscheiileeftij d had da kainton.
ïechter op dezelfde standplaats doorgebracht.
'Het was wel geen mooie plaats, het kleine
provinciestadje, waar hij de beste jaren zijns
levens gesleten had, maar vrij dicht in de
hunrt was een groote plaats gelegen, die
de kantonrechter nog al eens met een be
zoek vereerde, en bovendien was bet geen
moeilijk waar te nemen ambt. .Wel is waar
,was hij grijs geworden in zijn beroep, maar
afgewerkt was hij niet, want heel veel over
tredingen wanen er niet te berechten in het
kanton, waarover hij den schep ter zwaaide.
En in de tweede plaats had hij een goe
den steun aan den ouden Jansen, die even
lang in dienst was als zijn chef.
Met de uitdrukking „even lang" wordt be
doeld, dat Jansen ongeveer van denzelfden
leeftijd was. als zijn chef en ook ongeveer
hetzelfde aantal dienstjaren had als zijn
:heer en meester. Toen de nu oud-gediende nog
jonge man was, was hij in de kwaliteit
'•yah. schrijver en copiïst van acten, op de
griffie gekomen, en nu, na een aantal dienst,
.jaren, dat de veertig ruim te boven ging,
was hij, zooals het op kleine plaatsen meer
hetgeval is, langzamerhand de vertrouwde
;yan den kantonrechter geworden en tevens
degene, die bij afwezigheid van zijn chef,
welk geval zich nog al eens een enkelen keef
yoordeed, het meeste praats mocht hebben.
Trouwens, zijn wijze van optreden was niet
hinderlijk» want ieder mocht hem graag. Door
{routine was de oude getrouwe doorkneed
geraakt dn alle zaken, welke het kanton-
i gerecht betroffen, en vooral in do latere
jaren was het meer dan eens voorgekomen,
;dafc de' rechter do beoordeeling van zaken
overliet aan het wijs beleid en de ingeroeste
capaciteit van den eersten klerk Jansen;
want bet kwam meermalen voor, dat hij niet
erg gedisponeerd was, om het recht naar
beboeren te dienen. 'Met een vrij gerust ge
kweten kon de rechter bovendien de zaken
,yan het kanton aan zijn oudsten bediende
•overlaten, daar Jansan zelfs de zaken van
<de minste beteakenis als zeer serieus opvatte.
Maar daar er op dit ondermaanscbe aan
alle dingen eindelijk een eind komt, onder
vond ook de oude Jansen op zekeren dag
het onomstooicl ijke van deze natuurwet, ten
blies hij dein laats ten adem uit
"Natuurlijk was het verlies van.zijn rechter
hand, of beter gezegd zijn tweede „ik", een
heele slag voor den kantonrechter, dia nu
zijn trouwe hulp miste, en nog geen maand
was er na Jams en's dood verstreken, of de
kantonrechter was zijn ambt moede jen vroeg
zijn pensioen.
Men stond nu vooir een moedlijké zaak, want
bijna met één slag moest èn vernieuwing van
de rechtersplaats komen, èn het ambt yan
chef der griffie vervuld worden.
De benoeming van den eerste had niet veel
voeten in de aarde, want doorgaans zijn ter
voor het vervullen van dergelijke betrekkin,
gen heel wat candidaten, en al heel spoedig
werd benoemd een beheerder van een kanton
uit een ander deel des lands, en ook met het
5^ftden yaji gen chef der giif|ie bad m^g
niet veel moeite, want als opvolger van den
ouden Jansen ward benoemd de tweede en
laatste klerk in dien fek van dienst. De
grootste moeilijkheid kwam echter pas, toen
de bedde nieuw benoemden in functie waren
getreden; want zooals vanzelf spreekt, wist
de nieuwe kantonrechter absoluut niets van
de geheime samenwerking tusschen zijn voor
ganger en diens eerste hulp. Evenmin was
hij op de hoogte met het feit, dat veel von
nissen, broed en góed gemotiveerd, al pas
klaar waren gemaakt door den kxanigen Jan
sen, zoodat de chef het vonnis zoo maar op
te lezen had, dikwijls zonder er zelf van te
voren inzage van te hebben genomen. Even
min wist de nu, tot eersten klerk bevor
derde employé der griffie, dat zijn voorma
lige. chef zulk een gewichtige rol speelde in
de berechting der zaken van het kanton.
Maar er is een oud spreekwoord, dat zegt:
„Nieuwe bezems vegen schoon," en dit werd
ook bewaarheid door den nieuwen kantonrech
ter, een tamelijk jeugdig en zeer aipbitieus
man, die nog piet door de sleur was aan
gegrepen vaa het ooganblik, waarop hij de
deur van het kantongerechtsgebou,w; achter
zich hoorde dichtklappen.
Op die wijze kwam de nieuwe titularis al
heel spoedig tot de ontdekking, dat er nog
heel wat zaakjes onafgedaan lagen, die reeds
lang behandeld hadden moeten worden, maar
waarvan de uitspraak vermoedelijk telkens
was verschoven. Nog vreemder evénwel stond
de jonge kantonrechter te kijken, toen hij
op sommige acten geheimzinnige hiërogly-
phen zag staan, voor hem onbegrijpelijke let-
tertéekens, die alle bestonden uit dezelfde
formule, namelijk: „T. a. v. J." Hoe lang
hij er ook over nadacht, hij kon maar niet
tot de ontdekking komen, wat zij te beteake-
üen hadden. Zeer waarschijnlijk 6tond het in
verband met de behandeling der zaak of met
het vonnis en was de handteekening er op
gezet, om het memolie van den varigen
kantonrechter wakker te houden, betreffende
het geval, waarop het abracadabra van toe
passing was.
Bij het napluizen van de stukken bleek
even wiel, dat aan' de gcheele zaak nog niets
was gedaan, zoodat de geschiedenis hierdoor
nog geheimzinniger werd. Omzichtig deed de
rechter navraag op de griffie, maar mén
wist niet, wat de geheimzinnige teekens te be
duiden hadden.
Eindelijk en gelukkig bracht de oude veld
wachter de oplossing van het geval. Hij was
op zijn beurt de vertrouwde geweest van
den voormali gen chef der griffie, en toen
hem ter ooren kwam, hóe de nieuwe kanton
rechter in de benauwdheid zat, kwam, de
man de oplossing brengen, pp deze eigen
aardige manier:
„Meneer," zei hij, respectvol in dé mili
taire houding staande voor zijn chef, „als
ik het eens mag zeggen met uw. permissie,
de oude kantonrechter deed geen snars meer
aan de zaken. Alles die meneer Jansen,
die een pientere kérel was. Als de stukken
bij den kantonrechter kwamen en er waren
zaakjes bij, die nogal wat werk en möeilijk-
head gaven, dan werd er opgezet: T. a. v.
J.» iets waar geen fatsoenlijk mensch uit wijs
kan worden, die het niet weet. Nou, het
beteeken4§ d<an: Ter ypar Jansen.
Begrepen mienèür? En nu Jansen dooit
ging, was het hem niet mogelijk het «af
te doen", en zoo is het voor u blijv#»
liggen
In „De Middenstandsbond'schreef dl
heer O. Koenraad een en ander over <fe
geschiedenis van de koffie.
Daar de koffie reeds sedert eenige eeu
wen gebruikt wordt, zijn de oudtete bericb*
ten omtrent baar invoering natuurlijk zeer
vaag; zij spreken elkaar menigmaal aelfi
tegen. Volgens Cracau (warenkennis) kan
men wel het volgende met eenige zeker
heid vaststellen. De eerste, wiens aandacht
op de koffie werd gevestigd, waa een mon->
nik, cbe moet hebben opgemerkt, dat ged->
ten, die vruchten van den koffieboom had
den gegeten, daarna in zulk een opgewon
den toestand geraakten, dat zij een tijd*
lang xondsprongèn en zelfs gedurende deaj
nacht niet konden slapen.Deize waarneming
wist hij te benuttigen door uit de koffie-
boonen een drank te bereiden met behulp
waarvan hij zichzelf en de andere monni
ken wakker wist te houden, wanneer zij den
nacht met bidden mcesten -doorbrengen.:
Intusschen bleef de koffie voorloopig nog
tot de geheime middelen behooren.
Het begin van het tijdperk van algemeen
verbruik als genotmiddel kan zoo onge
veer op 1450 worden gesteld. Het eerst in
Arabie. Daar den Ismaëlieten het gènafc
van den wijn overeenkomstig de leer van
den Koran verboden is, werd de koffie door
de aanhangers van den Islam met des te
grooter vreugde verwelkomd, en daar.
jaarlijks duizenden Mohammedaansohe pel
grims naar Arabdë trokken, en dezen daar
den nieuwen drank leerden kennen, werd
voor de verbreiding daarvan goed gezorgd.
Maar, zooals het met nieuwigheden gaat,
zóo vond ook de koffie haar tegenstanders,.
Toen in 1511 een nieuwe stadhouder naar
Mekka kwam, wden de koffie tot nu toe on
bekend was gebleven, begon de oorlog
(begon dezen drank. De stadhouder, door
een vooroordeel ingenomen, riep dé geleer
de Mohammedaansche theologie tot een,
concilie te Mekka bijeen. De beraadslagin
gen dezer geleerde mannen leidden echter
tot geen enkel resultaat. Toen er echter nog
eenige geneeskundigen bij werden gehaald'
en dezen koffie voor nadeelig verklaarden,
had haar laatste uur geslagen; het gebruik
er van werd verboden en wie er op betrapt
werd, werd achterste-voren op een ezel zit
tend, aan de bespotting en den hoon der
straatjongens prijsgegeven, door de Stra
ten van Mekka geleid. De stadhouder
meende nu een heldendaad) te hebben vol
bracht en bracht daarvan, in de verwach
ting hoogelijk te zullen worden geprezen,
ijlings verslag nat aan zijn beer en meester,
den Sultan van Kaïro. Maar deze had on
gelukkigerwijze ook de koffie leeren kennen
en waarde eren; bet gevolg was, dat bij
liet volgende drastische antwoord nar
Mekka zond: „Uw doctoren en uw stad
houder zijn ezels.. Het inzicht onzer genees-