De prins en de rechter. lip- 1 goed ons ten minste een welgemeenden raad te geven: Probeer het nog eens op gindsche hoe- jve", aprak hij, daar.... dicht bij den heu vel; daar wonen rijke lui... misschien heb ben die wel wat te missen!" Och ja, pro- beeren kon je het licht en de firma Black en Co. betrad dus het steile pad naar bo ven, waar de heer des huizes reeds aan het hek stond, geweer op schouder, gereed om uit te trekken ter jacht. Nu, heel gemakkelijk zag hij er niet uit, dacht Charlie bij zichzelve, maar enfin. De jager nam afscheid van zijn twaalfja rig dochtertje, want hij zou wel een paar dagen wegblijven, Mijnheer", begon de oude toovenaar, beleefd groetend, ,,is u niet verlangend te hooren of u fortuinlijk zult zijn op de jacht, meesterlijk kan ik u dat voorspellen uit de lijnen van uw hand cn als eenige be looning doe ik dan slechts een beroep op uw gastvrijheid, of ik vannacht in uw hooi schuur mag slapen?" „Pak je weg! oude gauwdief", dreigde de jager en kort aangebonden als hij leek kwam de oude Charlie nu niet eens raadzaam voor, zijn verzoek te herhalen; dus trok de firma Black en Co. weer af. Ze brachten nu dön nacht onder den blooten hemel door en waren al dankbaar, dat hun leden den volgenden, ochtend niet &1 te stram waren.... het was nu Zondag en de firma Blanck Co. beloofden ee>n galavoorstel ling! Groot succes was voor beiden het einde en een ontvangst van een dikke acht gulden, zoodat er nu weer een ruime maaltijd op overschoot in „Het Vliegende Hert". Hierna gingen beiden maar weer op stap, en tevreden en gelukkig wandelden ze in de gloeiende middagzon, toen beide opeens een geweldigen schreeuw hoorden, baas Charlie met een sprong op zaj van den weg vloog en een vervaarlijk groote stier kwam aan gehold, lomp en plomp en snuivend en met de horens vooruit en daar achteraan het dochtertje van het prachtige kasteel, waar de weg langs voerde. „Pak 'm Black! Gauw pak 'm," hitste Charlie aan, verwoed vloog Black uit en de stier draalde nu even. „Terug, den anderen kant der heg uit!" waarschuwde Charlie vervolgens, „gauw zon" der bedenken anders ben je verloren!" Het kind deed dit en.... dank zij de be wuste firma kwam het meisje er ongedeerd af. Haar vader had dit laatste tooneeltje ga de geslagen en was innig, innig dankbaar aan den ouden toovenaar en zijn trouwe hulp. Je begrijpt, hoe ze beiden gevierd werden en ook, dat de bewoners van het kas teel niet enkel in woorden hun erkentelijk heid toonden. De oude nu kreeg een aar dig sommetje geld, dat hem in staat sfelde een onbezorgden ouden dag te hebben, al had hij toch ook te veel hart voor zijn zaak, om die ineens totaal op te geven. Zoo trekt hij nog altijd van stad tot stad, en van dorp tot dorp en misschien komen wij hem een van allen ook nog eens tegen op een van onze wegen Toen een der vroegero Koningen van Enge land, Hendrik V, nog Prins van Wales was, voerde hij met zijn vrienden, die volstrekt niet altijd van de beste soort waren, slechte streken uit en meermalen veroorzaakten zij oploopjes in de straten van Londen, maar ontkwamen dan van het gerechte straf met het oog op de aanwezigheid van den prins in dergelijke gevallen. Op zekeren dag had echter een van zijn vrienden het te bont gemaakt, zoodat de ge rechtsdienaars verplicht waren hem gevangen te nemen en voor den rechter te brengen. Deze, die stipt reclitvaardig was en geen onderscheid tusschen armen en rijken maakte, waaï het slechte handelingen betrof, legden den jongen man een zware gevangenis straf op. De prins, die in de zaal aanwezig was, toen het vonnis werd uitgesproken, werd op eens zoo hoos, dat hij met zijn degen op de bank sloeg en uitriep: „Het past niet, dat een vriend van den. Prins Van .Wales als ieder gewoon burger in de gevangenis wordt gezet. Ik eisch, dat hij onmiddellijk ontslagen worde!" De Techter gebood den prins op strengen toon te zwijgen en voegde er hij, dat hij ieder, die zich niet aan de Engelsche wet ten onderwierp, straffen zou, zooals deze het verdiende, onverschillig of het een edel man of een gewoon burger was. De prins werd hoe langer hoe driftiger en maakte zich gereed om met zijn andere Vrien den den veroordeelde te hulp te komen. De rechter gaf aan de soldaten be Vel den prins te grijpen; deze zag toen opeens in dat hij te Ver in zijn verzet was gegaan. Hij liep op den rechter toe, legde zijn zwaard voor dezen neer en gaf zich vrijwillig aan het gerecht over, zeggende „Een vorst moet de eerste zijn aan de wet ten van het land te gehoorzamen." Teen Hendrik IV, zijn vader, dit hoorde, Verheugde hij er zich over, dat hij een zoon had, die zich niet hoven de wetten verheven achtte en een rechter, die niet bevreesd was die wetten zonder aanzien des persoons toe te passen. Nadat Hendrik tot Koning was gekroon geworden, dachten Vele van de vrienden uij zijn jeugd, dat hij hen boVen alle andere# zou begunstigen. Maar zij Vergisten 2^ch zeel hierin; hij koos alleen hen tot zijn vrienden, dio tevens goede raadgevers voor hem zoude^ zijn. Onder degenen, die hij den jongen Vorst op audiëntie kwamen, was ook de rechter, dif er Vast op rekende zijn ambt te moeten near,,' leggen. Maar ook hij vergiste zich. Toen dt vorst eenigen tijd met hem gesproken had* liet hij hem vertrekken met de woorden: „Als ik later een zoon krijg, zal ik hem altijd voorhouden, dat de vorsten de eerst* dienaars der wet zijn en ik hoop dan, dat er rechters zullen zijn zooals gij, die niet» vreezen die wetten toe te passen, op wie zij toegepast moeten worden, zonder eeni# aanzien des persoons 1" Een viscb, die in bet water verdrinkt In den Congo vindt men een eigenaar-, dig soort amphibie,. die de geleerden aan duiden onder den naam van pp.riophtha.l- mus, of eenvoudiger: klimvisch. Slechts het aquarium te Brussel bezit er vier soorten van: De klimvisoh leeft aan de oevers der zee of liever tusscheü de wortels der wortelboomfen, die in zout water groeien. Bij het minste gemar schiet hij den stam in, met de liohtheia en beweeglijkheid van een hagedis. Zijn vin nen zijn dan ook sterk en gespierd, waar door ze op pooten lijken en waar door ook deze manier van voortbewegen dan ook mogelijk wordt. Ook schijnt deze visch af en toe eens boven water te ko men, daar hij anders verdrinkt! Een vreeseltjke beleedlging, maar niet bepaald een straf. Een groot Fransch tooneelschrijver waa dol op roeien en visschen,, Op zekeren dag trok hij ee«n prachtigen karper aan den haak en was zóó zeer in genomen met deze vangst, dat hij den visch... heel théatraal omhelsde! Dit was ons karpertje niet bepaald naar den zin en hij beet daarom Silvain in de Dit deed geweldig pijn en verwoed gooide de schrijver het beest nu in het water. „Yooruit, nu kan je zwemmen 1'' brom de hij. Of het een erge straf was voor ,,het vischje in het water?" zijn broertje een wenk, dat die goed op zijn hoede zou zijn en zoo af en toe wis selden die twee nog wel eens meer een blik van verstandhouding, want William stond zoo, dat de dikke koopman hem on mogelijk zien kon. „Neen", zei Herbelijn grootmoedig, „ik eal maar geen gebruik maken van uw aanbod, want dat zou eenvoudig uw geld stelen zijn; want met mijn pet lees ik wat de omgekeerde kaarten zijn en als u er dan één aanraakt, zou ik onmiddellijk we ten welke het was!" „Nou, dat zou ik dan wel eens willen zien „Dat is anders makkelijk genoeg. Zie daar Uw drie azen: ruitenklaverenhar ten; schik ze nu maar zooals U wil, dan zal ik even weggaan en als ik terug kom moogt U aanwijzen welke U wilt; ik zal ze altijd weten te noemen." Dit weggaan had natuurlijk zijn bedoe ling zooals je begrijpen zult: ongemerkt werd er even gefluisterd met broer Wil liam. De baas had intussehen de azen in de volgende orde geplaatst: ruitenklave ren—harten. Herbelijn stond nu weer op post. De baas tikte er een aan en even aan zijn pet komend, riep Herbelijn dadelijk uit: „har ten aagl" Drie keer werd dit nog herhaald en al tijd was het goed, hoe de spelleman ze ook schikte. Bij den vierden keer dacht de baas: „Wacht, maar nou zal ik hem toch eens vast zetten," en hij raakte geen enkele kaart aan! Herbelijn scheen in het eerst wat verlegen en twee keer bracht hij al zijn vingers aan de pet, waarna hij eindelijk sprak: „Mijn pet antwoordt niet, dus hebt u er geen enkele aangeraakt!" De man stond versteld en vatte natuurlijk heel niet, dat het strootje, dat William tussschen de lippen had en dat hij, of naar links, of naar rechts bracht, de kaart aan duidde, die gevraagd werd, als het strootje nu uit den mond genomen werd, beduidde dit, dat er heelemaal geen aangewezen was. „Je bent een handig jongmensch, dat moet ik zeggen," sprak de kermisman, „die truc moest je mij ook eens leeren, dan zou ik wel geld uit weten te slaan, dat beloof ik je!" „Het zit 'm in mijn pet, als u er zoo een hadt dan kon u het ook". „Kom, die pet zou je zoo wijs maken?" „Ik verzeker het u, kijk maar, als ik die pet aanraak, kan ik zien wat u in den zak hebt." „En wat zie je daar dan?" „Een looden geldstuk van een rijksdaal der waarde, met een beeltenaar van Bode wijk Philips." De man lachte nu niet meer, want dit kwam hem wel te handig voor. „Ja zie je, zoo kan ik gerust per dag een vertering doen, zonder dat ik die betalen hoef." „Nou als dat waar is, bied ik er je vijf gulden voor." „Neen, verknopen doe ik hem niet, maar als u dat wilt dan kunt u gerust met mij vanavond uit eten gaan in de Rijzende Zon bijvoorbeeld. Ik zal nu nog wat opruimen, en om zeven uur zullen we dan allen daar present zijn. Breng uw vrouw ook maar mee, die wil misschien ook wel eens graag van de partij zijn en het'kost mij geen cent meer. Het is toch mijn pet die betaalt." Ongemerkt had Herbelijntje omgeloopen en ging zoo door een deur van het steegje waarop de stal Van- „De Rijzende Zon" uit kwam binnen, waarna hij onmiddellijk naar de waardin vroeg. Die. kende onzen guit heel goed en had veel pleizier in hem. Vriendelijk begon ze dus: „Zoo ben je daar? Nou ik hoef niet te vragen of jullie goede zaken hebt gemon^..'' (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 13