ZONDAG5BIAD
ÜID5CH DAGBIAD
VAN MET
STOFGOUD.
RECEPT.
üxüübüXiIE:!.
No. 16113.
Op informatie uit.
31 Augustus.
Anno 1912.
V ÜURWKJRK.
AAA fttté*éét*éé*6é*0 lil
Het schijnt op den eersten aanblik heel na
tuurlijk, te veronderste'len, dat donkere
individuen boter bestand zijn tegen het war
me klimaat dan blonde en wel, omdat de
inboorlingen in de tropische streken allen
gekleurd zijn: en deze pigmentatie, zoome
de de geel-achtigo kleur van de huid bij
het Kaukasische ras, mogen beschouwd
worden als een poging van de natuur om
een Voorbehoedmiddel te scheppen tegert
den chemisohen invloed van liet zonlicht
De negers kunnen bovendien beter begon
een heet klimaat door een moer eigenaar
dige anatomische gesteldheid van hun huid.
die koeler blijft dan die van den blanke/
omdat zij meer zweetklieren beVat en deze
ook meer vocht afscheiden dan die bdj het
andere ras. Maar majoor Chamberlain acht
het zeer onwaarschijnlijk, dat het de acti-
nisohe gtralen van het zonlioht zijn, die den
blanke minder bestand maken tegen een
verblijf in de tropen. De proeven, genomen
door Arion en Manila, over den invloed
van de tropische zon op mensch en dier,
BChijnen te hebben geleerd, dat de lange
warmte-stralen inderdaad veel nadeeliger
zijn dan kórte, dool? ultra-violette. Nu stem
men, naar de „Geneesk. ört." bericht, dé
uitkomsten, door Chamberlain verkregen,
hiermee wel niet geheel en al overeen,
maar dit is een gevolg daarVan, dat hij
eigenlijk ook geen verschil heeft gevonden
tusschen het weerstandsvermogen zijner ty
pen tegcii den nadeeligen invloed dér tro
pen; althans, het verschil was zoo gering
dat daaruit geen óonclusie mocht worden
getrokken.
De oorzaak, waarom de een beter dan
een ander het warme klimaat verdragen
kan, moet dus in iets geheel anders gezocht
worden dan in de kleur der huid. Volgens
Chamberlain is de oorzaak gelegen in de
eigen gezondheid, in de wijdste bet eekénig
van het woord, en met inbegrip van het
Weerstandsvermogen tegen alle infectie
Wat een walvisch opbrengt.
De walvisch jagers maken zoo'n aanhou
dende jacht op deze groote Zeebewoners,
dat men voor uitroeiing begint te vreézen.'
Met één walvisoh worden veelal de kosten
der expeditie reeds gedekt.
Zoo'n dier, dat gemiddeld 81,000 K.G.
(Weegt brengt op: 33,000 K.G. vet (waarde
f 1000), 27,000 K.G. traan (eveneens f 1Ö00)
1700 K.G. walvieöhbaafd (baloinen), ter
.waarde van f 3000dus in 't geheel f 5000.
„BLAUWKOUS."
Over den oorsprong van den naam
blauwkous" wordt door de volgende ge-
fohiedenis uit de achttiende eeuw ophelde
ring gegeven..
De Engelsche geestelijke Benjamin Stil-
lingflett, die zich onderscheidde door een
bijzonder aangenamen, onderhoudenden
conversatietoon en in het bijzonder bij de
dames bemind was, was de onterfde ach
terneef van den bisschop van Worcester
én zoo lang hij leefde een arme kerel. Op
•jekeren dag werd hij vereerd met cie uit-
^oodiging tot bijwoning van een letterkun
digen avond ten huize van mevrouw Van
Vesey. Hij bedankte met de motiveering,
Jat hij niet gewoon was, nog 's avonds
••een min of meer feestelijke kleedij aan
te trekken. De dame nam met deze uit
vlucht geen genoegen en zeide
„Bekommer u niet om uw toilet: u
kunt met uw blauwe kousen aan komen."
Blauwe kousen droeg men toen ied'eien
dag, terwijl eenigszins vormelijke of fees
telijke kleedij witte kousen eischte.
Toen de geestelijke nu 'b avonds als
blauwkous verscheen, meende hij zich nog
eens bij de aanwezigen daarover t© moe
ten verontschuldigen en daarom noemde
men van toen af de partijen van mevr.
Van Vesey „blauwkous bijeenkomsten". De
naam vond apoedig verdere verspreiding,
maar de uitgebreider beteëkenia, als spot
naam voor geleerde vrouwen, die ten be
lieve van haar verstandelijke neigingen de
iiuis&Iijko plichten verwaarloozen en haar
kennis zelfgenoegzaam- Vertoonén, heeft hij
pas later gekregen.
Üuderwetsche eetlust.
Uit op de redactie berustende „familie
papieren.", deelt het weekblad „Moleschott"
bet volgende menu mede Van een huiselijk
dineetje, dat op den l4den December 1852
in ons land gegeven is:
Witte Ragout,
Soep a la Reine.
Croquette k la Volaillè.
Roaetbeaf met Worteltjes.
Zwezeriken met hanekatnróen.
Bloemkool met Sauoe.
Coteletten met saucé van tomaten,
Gefofoeerde Kalfsborst.
Schoreeneêren.
Boef a la Mode niet piquanté Saüoé.;
Pastelott.
Kuikens met briiinè ragout.
Andijvie met eieren.
Kalkoenen met Pekêltortgêö.
Kuikens wit.
Gebraden Kapoenen.
Rookbongell met Tuinboontjés.
Kuiken^ met doperwten.
Kapoenen met mergpastljtjêö.
Galantine.
Pudding a la Vanille.
Pudding met Rijnschèn faijri Sauce.
Daubês van Zalm.
Daübes van Kuiken.
Salade k la Volaillè.
Bessetaartèn.
Glacés.
Dessert.
Op de achterzijde v&n liet Versierde mênu
staat
Bon Appêtit.
De tegenwoordige familie béshiit „Mo
leschott" heeft itiihder eetlust en dat is
maar goed ook, Walifc waar is tegenwoordig
de keukenmeid, die bij zoo'n dergelijk fami
lie-feestje haar kunsten vertoonen kan'?
Wat helpt het, of nien volhardt bij zijn
denkbeelden, als alles om ons heen veran
dert?
Goethe.
Men moet een mensch niet beoordeelen
naar hetgeen bij niet weet, maar nu ar
hetgeen hi.1 W e 1 wéét, èii vooral naar dj
wijze, waarop hij het weet.
V du Vènarques.
Macaroni
(Koekjes van overgebleven êiwifc).
280 grain Zoètè amandelen, 4 bladen oiiwel,
Vanielje-poedér Of geraspte citroènschil.
Bereiding: De amandeleü even in kokend
water weeken, waardoor hét brüirie velletje
er gemakkelijk kan worden afgenomen, ze
daarna fijnmaleii en vermengen met dè sui
ker, vanièljê-poedef of getasptê citroen
schil en het laatst met het zéér stijfgeklopte
eiwit. Met twee theelepels kleine hoéveel
heden van deze ma-sSa op vierkant gèknipve
stukjes ouwel leggen en dézè op êen bakblik
in den Oven lichtbruin laten Worden. Na be
koeling worden de uitstekende stukjes otiwe!
afgebroken.
De Schiedamsöheglooiing.
Pa heeft gezegd, dat hij niet hebben wil,
dat Marianne, zijn oudste, pas geëngageerd,
zich altijd met d'r galant absenteert en dan
achter op de canapé gaat zitten trekkebek
ken.
Het is kamerdag; de achterkamer krijgt
d'r „goeie beurt."
,,Ben jullie haast klaaf V' roept mevrouw
van boven.
„Ja mevrouw," repliceert Bet, „alleerug
de öchiedamsohe glooiing moeten- we nog
in de wae zetten l" (»Het Leven".)
D a t k 1 6 p t
Kleine Emmy: „Maatje, wat is een en?
gel 1"
Mama: >,Een engel is een lief, aardig
kindje, dat vleugeltjes krijgt, en dan overal
haeri kan vliegen."
Kleine Emmy: „Maar, maatje, Anna in
de keukon is toch heelemaal niet lief en aar
dig, en papa zegt altijd ^engel" tégen
haar,"
Mama: „Anna zal óók dadelijk wegvlie
gen 1"
Veedrijvers?
KeeS w&s soldaat, en Kees was erg onhan
dig.
üp zékeren dag vföêg èeiï Sergeant hem:
Uilskuiken, wat dee jij Vóór je in dienst
kwam?"
„Wel, Sergeant, vóór ik in diénèt kwam,
drêèf ik vêe, maar Sinds ik hiér ben is 't
nét omgekeerd."
Ópsnijdérsl
Amerikaan (snoevend over dé hitte in
zijn land): ,,'t Is bij ons 200 heet, dat de
vleugels van de vliegen afschroeien."
Ier: „Dat is niets bij Ierland vergeleken.
Wij moéten de kippen roomijs voeren, óm
te zórgen, dat zè geen gekookte eieren leg
ged,"
In en uit.
„Ik weet werkélijk niet wat ik mét dien
jóftgèft van me móét beginnen. Ik liad prui
men ingemaakt én op dé flésch eên etiket
geplakt met dë woorden: „Ingemaakt 24
Augustus. Marie Sniicl"
Een Wéék latèr Vónd ik de flesóh leeg
terug en op het etiket staat: „Uifgelikt 26
Augustus. Piêt Smid".
Er in begrepen;
Mevrouw: „Ik wil je graag toestaan, dat
je vrijer jé af en toe bézoekt, vooropge
steld, natuurlijk, dat hij met je tróuwen
wil."
Niëiiwe kèukénmèid (verontwaardigd)
„Mijn vfijers hebben altijd met mij willen
trouwen."
Ad r in.-
„Heb je ook zadels voor ezels?" vroeg
een spotvogel aan een zadelmaker, die rus
tig zijn pijpje aan de deur vap zijn beschei
den atelier stond te rooken.
,,Wel zeker," was het antwoord, „kom
maar binnen, go kunt dadelijk paésen."
Goed bèta&ld.
„Ik heb een journalist gekend, die, als
hij iéts schreef, daarvoor een rijksdaalder
per woord kreeg."
jjNiks bijzonders, ik ken een man, die
f 20,000 per woord ontving."
„Loop heenWat schreef die dan wel?"
„Hij schreef: „Wil je mijn vrouw Wor
den?" aan een weduwe met f 100,000. En
aij antwoordde: „Ja."
Overleg.
Hij: „Ik heb twee kaarten vóór den
schouwburg.
Zij: „Móói! Ik ga mé onmiddèlliik klée-
deh."
Hij: „Dan is er kans, dat je tfcn minste
ditmaal bijtijds klaar bent; de kaarten zijn
voor morgenavond."
Zaakkundige üitle g.
Ëen oude vrouw van buiten is voor 't
eerst in haar leven te Amsterdam gekomen,
om er haar kinderen te bezoeken.
Beduusd door de drukte in de Kalver-
straat, verbaast zij zich hóofdéchuddend
„Je zou toch zeggen waar mogen toch
al die menschen vandèaii komen
„Die heèft de ooiévaar allemaal ge
bracht", lëgi dienstvaardig het haar bege
leidend© klèindoohtèrtje tdh,
Dóór dè telefoon gewaarschuwd, dat den
Am©rikaan9chën millionnair Meatland en zijn
vrouw een automobiei.ongéluk was overko
men in de buurt van Cóurlieu, zónd de hoofd
redacteur van liét bekend© dagblad „1' Es-
eor" Onmiddellijk Jean Jorlon op nadere
berichten uit. Hét was zaak er het eerst©
bij te zijn en niemand zóu daar beter in
plagen, dan dié slimme jongen.
En inderdaad, drie uur later bevond de
journalist zich te Courjicn, dank zij den
30 P.K. wagen van zijn biad. Daar ter plaatse
vernam hij, dat Meatland, jzijn vrouw cn
hun chauffeur alle drie gewond iii een
herberg binnen warén gebracht.
hifi snelde ér héén cn liep bijna op tegen
een jongen man met «eén gewichtig Voor
kómen, dié ér juist .uitkwam.
O vér cn WcGr éxousès én zij namen den
hoed VÖ6I* elkö-5,r af. Toén Clké minuut wil
lende benutten, vroeg Jean Jöftdn:
„Kómt u misschien van de geWöndën en
kunt u me sorils inlichten? Ik befi gezon-
dên döbf' „1' ȧSör,"
liet gèzléht vhn den onbékéhdó kl a Orde
op. Hij droeg een goedzittend* doiiker pak.
Zijn lange bdafd liihg laag over zijn bórst.
Zijn trekken wSfën édel. Hij hftd ftlöoie,
bruine, zaéhtê, bijna, GOstëfschè oogeh en
vormdë over 't geheel eefi contrast met de
schrale silhouet Cn heb nieuwsgierig gedicht
van Jean JoaTdli;
De onbekende had dadelijk met beide han
den JOrion bij zijn tnoiiw gegrepen. PI ij hield
hein goed vast, als om hem nimmer ilièer
lós te lafcèui Ér kwam iets vreemds in zijn
gezicht, ietö verheerlijktS, iets begeérigs, en
zijn óogen sèhittefdeu.
Hij herhaalde: „U D gezonden door het
gïóote dagblad door ,,1' Essor 1O,
méneer, u kon niét beter téfëchb ziiti ge
komen: Ik zal alles haarfijn vértellen...
ik zeif heb de. éérst© huip verleend 1Ik
ben dokter Pujol.h
Met half gebiedende bewegingen dwong hij
den journalist te gaan zitten aan een der
tèfeltje& vóór de herberg. Toeii bèstélde hij
bier èii schonk de glazen vol. Jean Jorlon
liet hém bega&n. Hét was een bof zoo dade
lijk té vallen óp. een intelligent^ getuige,
die allés fceziéa hid en die dé èèrstë hulp
had vèrleend aaii dè dlëchtófféfs. Eii Vóór
zelfë tè driükèü, .vróèg liij:
„Weinü? Is 't efnêtig?',
Dokter Pujol sloot even achteloos dé oogen
ui schudde hét hoofd:
„Wat schrammen; wat kneuzingen; niets
lé beduiden."
Dè jtJilrtlalisb haö-lde fcijn stylo en ziju
papiér Vóór dèu dag, nam éen teug uit ziju
glas bier en ademde diep.
4iMooi too."
Én daar de jonge doktér mét zijn elle
bogen op tafel, den mond half open, scheen
te wachten om met zijn verhaal van wal
te steken, zei Jean Jórldn:
,,En hoe heeft het ongeluk zich toegedra
gen
fiGeJoóft u niet, dat 't beter- is, eerst uw
IgMfrg awn»t tè ^tellen over den toestand
dér elaehtoffêrs Kflk eenê, ik zal u eén
kort bulletin dicteéi'en."
Jéan Joi'lóU knikte Verrukt. De doktér
dacht éven na. Tóen, de oogen Zédig neerge
slagen, begon hij:
,,Plaastén wij ons ié zéggen, dat de toe
stand deï gewonden zeéf geruststellend is.
Door écü zöldzaam gélukkig toéval kon eert
jeng geneesheer lub den omtrek, dokter
Pujól, P, u, j, o, 1 - die dadelijk ge-
Jrcepén werd, aan d© slachtoffers direct uit-
stekendo hulp verlcenen."
,,^00", zei Jorlon schrijvende, „én nu d©
oorzaak van het ongeluk) hoe kwum het?
Door oen houd, ©en spriugenden band, dó
stuurinrichting?"
Dokter Pujol haalde onverschillig dé schou
ders op.
„Weet je zco iets ooit precies?"
Teen dicteerde hij verder: „Dokter Pujol
ië niet de eerste de boste. Zijn vader was'
berceüid chirurg. Zijn grootvader diendo als
marine-dokter onder hét Keizerrijk. In
1870
Jêim hief zijn stylo op en keek zijn meL
gezel onderzoekend aan zei onrustig:
„Gelooft u niét, dat zulke details hier
Wat misplaatst zijn? Desnoods kuriüêfl zö
latèr ill eeti iifzOildêrlijlc befielit govoogd
Wefden. Als wij eens- terug kwümen op
Dokter Püjól kalmeerde hem met een hand
gebaar:
„Wacht, wacht even. 'tls hêel interes
sant, dat ztilt .u dien. Öchrijf maar: I11 1870,
tijdens den iioodlottigen .oorlog tusschen
Frankrijk cn Duitsëhlttiid, köös zijn fami
lie, die 111 .Duitsclilüiul woonde, partij Voor
Frankrijk cn irtosst den geböortegroud ver
laten."
Vast besloten zulk een ondanks alles toch
kostbaren getuige tob in 't Uiterste to ont
zien, kneep Jean Jorlou Zijri nagéh vast in
dé. palnt vaü xijn hand en deed alSof hij
zéér voldaan Was.
„Uitstekend!... E11 zeg mij nu eens, ge
looft u, dat het ongeluk to wijten was aan
onhandigheid van den phauffeur?'1
Dé jungc dokter wuifdo achteloos mót d©
hand én zei onverstoorbaar kaimi
„Wat doet heb .er toe!"
Teen, wser voorovergebogen naar den jour
nalist, ging hij vóórt bo dieteerén:
„Dokter Pujol wilt zich zulk een afstam
ming waard te .betoonen. Zijn dissertatie
over: l'Ihfluence du sang dps pelïagreux
da lis le développemènt embryounaira (dit
moet u cursief laten drukken) trok zeer da
aandacht. En indien de noodzakelijkheid van
dén ètrijd om hét bestaan
Jean Jorlon zat op koken. Hét ongeduld
kroop hein over den 'rug, steeg hem naar
het hcofd.
Toch besloten zijn getuige niet te laten
schieten zöiider eeiiige bijzonderheden over
liet ongeval vaü hem iosgékregen bi heb
ben, zei hij:
„Mijnheer, ik verzeker u, dat mijn tijd
kostbaar is. Excuseer me. Ma af ik moet te-
tefoneercü aan mijn blad. Ze wachteü
Wat ik u Verzoeken mag, wees kort."
De mcoie baard van dokter Pujol werd
verontwaardigd naar voi-cn gestoken:
„Goed, mijnheer, ik zal kort zijii. Wocht,
waar wae ik ook gebléven O, ja<van den
strijd óm liet bestaan lvera niet gedwongen»
had praktijk uit te oefenen op het platte
land, ten minste voor korten tijd, zooals wij
hopen
Buiten ziehzelf viel Jorlon hem in de red©:
„Ja,'ja, Ik weet wat u zéggen wilt, ik zal
't ér bij zetten. Maar ik bid tl, bijzonder-
héden, rnijnhora*, bijzonderheden ov:er het on
geluk
Toen stond dokter Pujol op, riöhttó zich
in zijn volle lengte op en zei vol minachting:
„Altijd dat ellendig auto.ongelukI Maar,
mijnheer, ik ben èr niet bij gèwöést bij uw
ongeluk! Gegroet, mijnheerI"
Dé vuurwerkmakotij of pyroteohniek
een va-k van wetenschappelijke kunstnij
verheid, eischt van zijn beoefenaars niet
alleen kennis van soheikundê, maar ook
van kunstgeschiedenis, en verlangt van
hen veel smnnk bij het uitdenken van
kleuren-oombinaties.
De geschiedenis van het vak is kort. De
oüde Grieken, de Ohittee-zen, de Arabie
ren hebben wel ontplofbare en gemakke
lijk brandbare mengsels gekend, maar de
eigenlijke pyroteohniek dateert uit de
19de eeuw. Het lucktvuurwerk is inge
bracht door de Italianen Ruggieri (Sr. en
JrJ
Chemisolie Verschijnselen zijn do grond
slag voor de fabricage a'er eas-soortca.
Bij scheikundige werkingen treden dik
wijls groote hoeveelheden warmte op,
zooals bijv. héb góvül is bij de inwerking
van aluminium op ijzeroxycle, het door
Goldtsohmidt ontdekte mengsel, thermiet,
waarmee temperaturen van pl. m- 3000
gr. worden verkregen. Déze warmte-ont-
wikkeling kennen We reeds van dé ver-
braildinigsvefsohijnfielen, waarbij de stof
fen Zich vereehigén met de Zuurstof uit
da lucht. Brandbare stóffen kunnen zich
snéller eil onder nog heviger warmte ver-
eênigen met zuurstof, nanwezig in ver
bindingen, zooals salpeter en kaliuni-
chloraat. Dit doen bijv. houtskool en zwa
vel. Hiermede is do samen stél ling van
buskruit opgehelderd, Het bestaat uit
salpeter, houtskool en Zwavel in verschil
lende verhoudingen.
Alle mogelijke soorten sas van dé pyro-
tëchniek zijn variaties op buskruit.
Deze „sas-soorten" worden gebracht
in „hulzen" of „kardoezen," gevormd
door papier op een houten cylinder op
te rollen; ze worden aan één uiteind©
„ingesnoerd" (gewurgd); in deze nauwe
opening brengt men de lont. „Aansmoer-
eel",, een brei van buskruit, gom eil wa
ter, dient om de vlam van de lont over-
te bréngen op het Ih de hulzen aanwezige
sas.
De zwarte „lontdraad" bestaat uit ka-
tóendiaad, die gekneed is in een pap van
biiskttiia, stijf bel en water. Meestal wordt
z© gebruikt, oingéven door een papieren
buisje» en heet dan gebuisde lont".
t