dwaallichten. Keuzenstandbeelden. KOSTBARE SALADE. Vrucliten als medicijn. kosmische stof doen ontstaan, welke soms op de aard© valt. De lichtverschijnselen dezer liohamen ko men, volgens de nieuwste opvatting, tot stand, doordien de vóór de meteorieten aan wezige gassen bij hun groote snelheid geen tijd hebben, om uit te wijken, en daardoor gecomprimeerd worden. Die door compres sie gevormde warmte heeft evenmin tijd, om zich door geleiding te verdeelen, en is groot genoeg, om de gecomprimeerde gas sen heet en krachtig lichtend te maken. Een groot gedeelte van het lichtverschijn sel wordt dus gevormd door gloeiende lucht, welke op het meteorieten-lichaam werkt als een blaasvlam, en die de materie aan de oppervlakte doet smelten. De ge smolten laag wordt door den sterken luchtstroom voortdurend weggeblazen en aldus over de meteoriet uitgebreid. Daar door vertoonen de meteorieten, die op de aarde vallen, aan de oppervlakte een ge smolten laag, terwijl zij inwendig blijk baar niet verhit zijn geweest, zooals uit de structuur blijkt. De vallende sterren zijn dus, lioe sterk zij ook lichten, koude voor werpen, uit de hemelruimte aankomend, en die ia onzen dampkring door een aureool van heete, lichtende lucht omhuld worden en daardoor aan de oppervlakte versmelten. Dat zij koud zijn, bleek ook bij een voor kort in Britsch-Indië gevallen meteoorsteen, dien men zag vallen en welke bij aanraking een gevoel van sterke koude veroorzaakte. („Vragen van den Dag. Het vrijwel zeldzaam verschijnen van een dwaallicht, dat zich gewoonlijk als een blauwe vlam vertoont, onrustig lichtend over het moeras, waarin het zijn ontstaan vond, heeft reeds menigmaal de opmerk zaamheid van velen getrokken en tot vreem de verhalen aanleiding gegeven. Meestal werd het dwaallicht als een ver schijnsel van electriciteit opgevat. Men be schouwde het als moerasgas, ofschoon men niet verklaren kon hoe dat gas tot ont branding gekomen was. Onlangs heeft een Belgisch chemicus proe ven genomen, die den aard van het dwaal licht doen kennen. De onderzoeker plaatste in een tuinvij- ver onder water een zwavelwaterstof- apparaat, waarin hij een klein stukje phos- phorcalciüm gebracht had. Zoo dra nu de zich vormende gassen, zwa- vel-waterstof en phosphorwaterstof, naar buiten traden, ontstond boven het opper vlak van het water een dwaallicht, een blauwe vlam, die, na/dat zij uitdoofde, een klein wolkje damp achterliet. Een'nader onderzoek bracht aan het licht, dat deze damp uit zeer fijne deeltjes zwavel bestond Phosphorwaterstof ontvlamt dadelijk in de luoht. Dit ia de oorzaak van het dwaal licht. Gassen, uit organische stoffen, (door de dieren in het moeras verzonken bijv.) op stijgend, doen dus dwaallichten ontstaan. Het volksbijgeloof zegt: dwaalvl&inmen zijn geesten van menschen, in het moeras verongelukt. Hun ziel kan geen rust vin- uen; moet steeds dwalen in de duisternis. Merkwaardigerwijze bevestigt de weten schap, dat dwaallichten inderdaad van m den poel omgekomenen afkomstig zijn, al heeft zij omtrent den aard van het licht ook een andere meening. Er is een expeditie vertrokken om gege vens te verzamelen omtrent voorhistorische ceuzenstandbeelden op het Paasoheiland, dat op circa 2500 mijlen ten Westen van Chili in den Stillen Oceaan is gelegen. Op dit eiland, omstreeks 45 vierkante mij len groot, zijn ontzaglijke terrassen aange legd, bestaande uit groote, zonder cement of kalk bijeengevoegde steenen, en die reeds op grooten afstand van uit zee zicht baar zijn. Sommige der daarbij gebruikte steenen hebben een gewicht van 20 cente naars. De terrassen zijn op sommige plaat sen 30 voet hoog en 200 voet lang. Aan de zijde, die naar het eiland gekeerd is, zijn zware steenen voetstukken aange bracht, waarop de hooge standbeelden zich verheffen. Yele dezer zonderlinge beelden, die ver vaardigd zijn uit de lava van een uitge- doofden krater, op acht mijlen af stands, zijn van hun voetstukken afgestort; andere wer den waarschijnlijk in het geheel niet opge richt; enkele echter staan nog overeind. In het geheel telt men 650 van zulke beel den op het eiland. Zij zijn zeer verschillend van grootte; de grootste, die tot nu toe gemeten werden, hadden een lengte van 68 voet. De beelden vertoonen slechts tot op de heupen de menschelijke gedaante; de ge zichten hebben terugwijkende voorhoofden, breede, kromme neuzen, dunne lippen en ongewoon groote kaken. Eenige dezer ko lossen wegen 5000 centenaars. De vervaardiging dezier stand-beelden en hun oprichting op de Voetstukken moet door een of andere gebeurtenis onderbroken zijn geworden. Onder de theorieën, opgesteld om dit raadsel op te lossen, vindt vooral de ze de meeste aanhangers, dat het eiland- het laatste overblijfsel is van een verloren gegaan vasteland, hetwelk in overoude tij den het grootste gedeelte van den thans bestaanden Stillen Oceaan innam, en mis schien wel Azië met Amerika verbond. Onder aan de steenen terrassen heeft men groote hoeveelheden geraamten en beenderen gevonden, waarschijnlijk gebeen ten van menschen, die aan deze reusachtige afgodsbeelden geofferd werden. In! vele gezinnen, vooral in het Zuiden van Duitschland en in Frankrijk, maakt de heer des huizes bij het middagmaal de salade klaar, d.w.z. voegt er de benoodig- de hoeveelheden azijn, olie, zout, enz. aan toe. Ook koning Filips II van Spanje heeft op dit gebied zijn sporen verdiend en zicb daarbij werkelijk een koninklijke kok ge toond. Om zijn vierde Vrouw Anna, dochter van keizer Maximiliaan, die hem een troon opvolger geschonken had, genoegen te doen, zond hij haar bij die gelegenheid eens een kostbare salade, die geheel.... uit edelstee- nen bestond. Smaragden stelden de blade ren voor, parelen en diamanten namen de plaats van het zout in, gele topazen dien den als olie en de roode bessenazijn was er over heen gesprenkeld in den vorm Van prachtige robijnen. De vorstelijke gave ging van het volgende schrijven vergezeld: „Lieve Yrouw. Hierbij dien ik een salade op, welke je, naar ik hoop, goed smaken zal. ïk heb haar zelf gemaakt. Je ziet, ik heb voor. alles ta lent, ook voor de kookkunst." Ook Paus Sixtus V (1585—1590) heeft zich naam verworven door zijn kostelijke salade. Het volgende wordt van hem verteld: De Franziskaner monnik Felix Peretti was in zijn jonge jaren bevriend met een advocaat van voortreffelijk karakter. Maar terwijl hij het steeds verder bracht en ein delijk den pauselijken stoel beklom, bleef zijn vriend arm. Op zekeren dag hoorde de Paus toevallig van zijn lijfarts, dat de advocaat van kommer en zorg ziek gewor den was. „Ik zal den patiënt door een voor treffelijke salade geniezenriep de Paus op levendigen toon. Natuurlijk was de jonge Esculaap zeer nieuwsgierig naar de samen stelling van deze geneeskrachtige salade. Hij begaf zich naar den zieke, waar juist het geschenk Van den Paus in een mooie mand aangekomen was. Toen beiden 't dek sel opgeheven hadden, blonken hun een groot aantal goudstukken tegen. Tegen woordig nog spreekt men in verband hier mede in Italië van „Sixtijnsche salade*" Een jubileum van de parapluie. In dezen zoo regenrijken zomer zal men ongetwijfeld' met een gevoel van bij zonderen dank den man herdenken, wien wij de invoering van een zoo onontbeer lijk artikel als de parapluie verschul digd zijn. Jonas Hanwav, die 200 jaar ge leden, op den 12den Augustus 1712 gebo ren werd, is welisv/aar niet de uitvinder van de parapluie, maar dan toch de man, die dit wapen tegen den regen liet eerst in het openhaar gedragen heeft. Een oude kroniek der stad Constanz weet wel te ver melden, dat reeds Paus Johannes XXIII op het groote Concilie voor bijna 500 jaar een parapluie gebruikte, doch dit was een reusachtig voorwerp, dat een man te paard ternauwernood dragen kon, terwijl Jonas Hanway in werkelijkheid de eerste was, die het waagde met een eenigermate hanteerbaar regenscherm de straten van Londen op en neer te wandelenToenter tijd was het inderdaad nog een durf zich met een parapluie tegen den regen te ver dedigen: die dat deed werd verwijfd ge noemd en op de grofste wijze beleedigd'. Dit heeft ook Jonas Hanway tot zijn schade moeten ondervinden, toen hij waar schijnlijk het eerst in 1756 te Londen van een parapluie gebruik maakte. Het was een toestel, dat ongeveer tien pond woog, een sterk geraamte van virchbeen had, met zwaar zeildoek omspannen was. Het ge leek dus al ölI weinig op de tegenwoor- aige parapluiemaar was uitstekend voor het doel geschikt, waarvoor het bestemd was. Tonas Hanway liet zich door de be schimpingen, waaraan hij blootstond, niet afschrikken, maar stak geregeld, wanneer het regende, zijn parapluie op en lachte zijn stadgenooten, die, wanneer zij niet in huis vluchtten, tot op het lijf toe nat werden, geducht uit. Langzamerhand volg den echter enkelen zijn voorbeeld, en teen Jonas Hanway in 1786 stierf, kwam de parapluie langzamerhand algemeen in ge bruik. Het is verwonderlijk, welk een groote ge neeskracht de vruchten bevatten, en de dik wijls gemaakte opmerking van haar goede uitwerking heeft wel tot de volksmeening aanleiding gegeven, dat vruchten gezond zijn. De wijndruiven zijn ongemeen voedend en zeer bloedreinigend. Hierop volgen in ge neeskrachtige waarde de perziken, die ech ter niet overrijp zijn mogen en des morgens vroeg nuchter genomen, het gezondst zijn. Een dagelijks, des morgens op de nuchtere maag gegeten sinaasappel is een voortref felijk middel tegen slechte spijsvertering en geneest bij langen duur onfeilbaar. Ge kookte appelen zijn voor jonge kinderen onontbeerlijk en maken 't moedei mogelijk zonder onaangename poeders of drankjes toch het gewenschte doel te bereiken. Het sap van tomaten is uitstekend bij lever- en diarmbezrwaren, en het sap van de water meloen is bij koorts en nierlijden bepaald onschatbaar. Het kan in elke gewenschte hoeveelheid genomen worden en zou alleen bij neiging tot cholera achterwege moeten worden gelaten, wanneer men tronwens alïe ongekookt ooft te vermijden heeft. Het sap van een citroen in een kop sterke koffie is een uitstekend middel tegen hoofdpijn, en goed zijn alle vruchtensappen als toevoeg sel van water in ieder ziekenvertrek. Een sap van braambessen, met suiker op gekookt, is een voortreffelijk kalmeereud middel bij hoesten, eveneens een marmelad- van zwarte aalbessen met suiker gekookt, en met warm water doorgeroerd en de* avonds vóór hei naar-bed-gaan gedronken. Bij klieren is ecu uit kweeperen gekookte thee uiterst heilzaam en de op de huid uit geperste aardbeien zijn zeej: goed tegen winterhanden*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 17