Bouwen met baksteen.
Verschietende oï vallende sterren.
1
had xij nog ge ringen omvang. De diaman
ten werden aangevoerd van Sumatra, Bor
neo en nit den Oeral; maar wegens de ge
ringe hoeveelheid ruwe diamant, die ter
markt kwam, viel er nog weinig te slijpen.
D© ontdekking der diamantvelden in Bra
zilië in 1605 bracht nieuwen Voorraad op de
markt.
De Braziliaansche diamanten werden tot
kroon regaal verklaard en door de kroon
afl.Ti een oonsertdum van Amsterdamsche
kooplieden, waarschijnlijk mede Portugee-
©che Joden, bij verdrag afgestaan. Dat gaf
aanleiding tot uitbreiding van de Amster
damsche diamantindustrie, en den diamant
handel. De welvaart en de weelde van dien
tajd bevorderden de diamantindustrie zeer,
an Amsterdam was in de 17de en 18de eeuw
Vooral de stad, welke de diamanten overal
ter wereld verbreidde.
De diamantnijverheid, aanvankelijk meest
door Christenen uitgeoefend, begon in de
17de eeuw meer en meer in handen van
Poolsche en Duitsche Joden te komen, die
er de Christenen meest uit verdrongen.
De groote oorlogen aan het eind der 18de
©n in het begin der 19de eeuw deden de
vraag naar diamanten sterk afnemen. Am
sterdam leed daardoor enorme schade.
Eerst langzamerhand is in Amsterdam de
vervallen diamantindustrie in de 19de eeuw
weer opgekomen. Afwisselend was haar ver
loop, al naar gelang de algemeene welvaart
vooruitging of kwijnde. Na 1852 brak er een
tijdperk van crisis aan, mede een gevolg
van de Vele oorlogen, die duurde tot na
1870, toen in den zoogenaamden Kaapsclien
tijd, 18721876, de Kaapeche mijnen veel
diamanten op de markt brachten, terwijl de
jdoh herstellende welvaart veel diamanten
vroeg en in Amsterdam deze tak van be
nbaan buitengewoon bloeide. Na 1876 volgde
weder een crisis, mede een gevolg van de
algemeene handelsorisissen in Europa, en
van de. speculaties en monopolies van de
Beers-Company, en waardoor de aanvoer
van diamant beperkt werd. Toen die toe
stand weer eenigermate hersteld was, volg
de een nieuwe crisis met den Zuidafrikaan-
echen oorlog in 1899, toen meer dan 300
diamantbewerkers te Amsterdam werkloos
waren. Na den afloop ging de diamantnij
verheid weder vooruit, om bij de financieele
crisis van 1907 weer een depressie te ver-
toonen.
Geen andere tak van nijverheid is in zijn
bloei zoozeer een afspiegeling van de alge
meene welvaart ojLq de diamantindustrie. De
afzet van diamanten wisselt daardoor sterk
af.
Thans is de diamantindustrie in Europa
nog hoofdzakelijk gevestigd te Antwerpen
en te Amsterdam. In Antwerpen en om
atreken, waar in 1870 slechts 300 diamant
slijpers gevonden werden, telt men er te
genwoordig ruim 16,000 Amsterdam, in 1894
met ruim 7000 diamantbewerkers, bezit
thans oa. 33 diamantslijperijen met 55
stoomketels (2161 vierk. M. verwarmend op
pervlak) en het aantal slijpers is gestegen
tot ongeveer 11,000. Ook de sociale en eco
nomische toestand, zoowel van arbeiders
lis van juweliers, is veel verbeterd. De ju
weliers, die in 1894 een personeel van eeni
ge beteekemis bezaten, waren zeldzaam. De
werklieden waren verdeeld over een massa
kleinere patroons, die slechts door middel
ran allerlei grootere en kleinere ongerech
tigheden zich konden staande houden.
Thans zijn er vele werkgevers, die enorme
personeelen hebben, som6 vier- a vijfhon
derd man sterk, gehuisvest in prachtige fa
brieken, die nergens haar wedergade vin
den.
Behalve te Amsterdam vindt men in Ne
derland nog eenige diamantnijverheid te
Hilversum, Bus sum, Haarlem en Breda,
doch deze beteekent weinig in vergelijking
met die van Amsterdam.
Verder vindt men nog diamantslijperijen
in Duitsohland. Daar werd in 1874 de eer
ste diamantslijperij te Hanau, bij Kassei,
opgericht, waar ongeveer 500 personen in
eenige diamant-slijperijen werkzaam zijn.
In 1886 werd de diamantslijperij te Idar
opgericht, waar 200 300 personen wer
ken. Ook te Berlijn, Pforzheim, Steinau,
bij Schlüchtern, en te Steinbaeh en Brücken,
in de PfaJz, worden op kleine schaal dia
manten geslepen.
Het aantal diamantslijpers in Duitsch-
land bedraagt ongeveer 1000, dat in Zwitser
land 400, in Londen en Parijs ieder onge
veer 100 en in Néw-York 300.
Het eerste Pruisische Heine-
monument,
hetwelk te Halle werd onthuld. Het is het
werk van den beeldhouwer Paul Schöne-
mann, uit Halle, en stelt den dichter in
diens laatste levensjaren voor.
Ln Holland is de baksteen in-
heemsch als bouwmateriaal voor onze hui
zen. Wil men van zandsteen, hardsteen
of andere natuursteen een huis bouwen,
dan moeten deze stoffen van verre stre
ken wordenl ingevoerd en niet eens,
maar tienmaal zoo duur wordt betaald
als ons Hollandsch bouwmateriaal.
Nu is bet waarschijnlijk in verband met
het prijsverschil, in ons land een voor
al bij den leek zeer verspreide opvat
ting, dait wanneer men een bijzonder
mooi huis wil bouwen, dit een hardsteenen
of zandsteenen gevel dient te hebben.
In Parijs is bijv. echter gelegenheid het
omgekeerde op te merkenmen vindt
daar huizen, waaraan duidelijk te zien is,
dat men er iets heel moois van heeft wil
len maken, doch voor welker gevels men
extra den baksteen beeft laten komen,
juist zooals dat hier met natuursteen ge
schiedt.
Nu behoeft men hier nog niet af te lei
den, dat, wanneer onze bouwers bijv.
met zandsteen bouwen, en de Parijsehe
met baksteen dat immer voorkomt uit
zucnt om in plaats van iets moois te ma
ken door het uitheemsche en ongewone
verbazing te wekken; doch evenmin mag
men him in alle gevallen hiervan vrij
pleiten, zegt de architect de heer A J.
Kropholler in ,,De Tel."
Stellen wij de vraag, of ons lands-bouw-
materiaal werkelijk beta eden dat staat,
waarvan we in het buitenland gemeenlijk
de gevels zien vervaardigen. Uit een oog
punt van soliditeit is dit althans niet het
geval: de baksteen heeft gewezen, meer
dan eenig ander materiaal de vernielende
werking van weer en wind, ja zelfs van1
het vuur te trotseeren.
Het is dan ook niet zoozeer om deze,
reden, dan wel op „aesthetische" gronden
dat de baksteen in het baksteenland te-
lang wordt aangeslagen, waarschijnlijk ala
gevolg* van de menschelijke eigenschap,'"
die hem minder doet waardeeren hetgeen]
in zijn nabijheid is, om hoog op te zien
tegen datgeen, wat van ver komt.
De vraag of onze grijsroode of zacht-
paarse baksteentjes wel zulk een mooi'
bouwmateriaal uitmaken als de ingevoer
de blokken geelgrijze of blauwgrijze berg-,
steen, kan dan ook beantwoord worden-
door de hand uit te strekken naar onze
oude gevels en er op te wijzen, dat over-
onze oude steden de liefhebbers van stads-.-
sohoon een grooten roep hebben doen op
gaan, zooals we dien over steden, waarin
de huizen geheel uit bergsteen gebouwd
zijn en wélke men in het zuidelijkst deel
van ons land vindt, nooit gehoord heeft.„
Hierbij komt. dat, wanneer de gevels
geheel uit vreemd materiaal worden opge
trokken, de kosten hiervan den overvloed
(indien deze aanwezig is) van het voor
den bouw beschikbare inslikken, feitelijk
zonder de kunstwaarde van het gebouw te
verhoogen. Als ge-volg hiervan moeten de<
versieringen, bijv. beeldhouwwerken, die
w e 1 de kunstwaarde van het gebouw kon
den verhoogen, in mindere mate, of wat
nog erger is, van mindere kwaliteit wor
den uitgevoerd.
Dp zoo gunstig bekende oude baksteen-
bouw van Holland is voor een groot deel
met bergsteen gemengd; het is ook deze
eigenschap welke in ruime mate schilder-'
achtigheid bijbrengt.
De geschiedenis van den natuursteen-
bouw in het buitenland, leert, dat deze!
misschien soms wel om den steen te'
oonserveeren, doch zeker ook om kleur
effect teweeg te brengen veelal met
de verfkwast bewerkt werddit baart',
echter een korte vreugd: er is immers,
geen verfstof, welke het voor eenigszins!
langen tijd tegen weersinvloeden uithoudt.!
Het voordeel van duurzaamheid, dat voor!
ieder deel van gebouwen zulk een voor- j
naam punt van overweging is, komt dan,
ook geheel toe aan' de kleuren der Hol-;
landsche gebouwen, welke onvergankelijk;
zijn, aoodat het kleureffect van deze ge-|
bouwen, eens aanwezig, nooit gevaar loopt l
door onhandige restauratie bedorven te;
worden; integendeel, zonder opgeheven te
worden een langzame, maar immer artis
tieke verandering ondergaat door den
loop der tijden-
Waar de moderne Hollamdsche bouw
kunst de voordeelen van onzen oudeD
bouwtrant in zich op kan nemen, zonder
tot vervelende naaperij er van-over te
gaan, moge men dit alleszins prijzen. Be
stond bijv. hierin de eenige deugd van
gebouwen zooals het Rijksmuseum en de
Koopmansbeurs te Amsterdam, dan zou
dit voldoende zijn, om deze gebouwen in
beginsel te verkiezen boven de in zwang
komende, min of meer flauwe nabootsing
van gebouwen als het Paleis, die op zich
zelf mooi kunnen zijn, doch den Holland-
schen bouwtrant, bet Hollandsch karakter
verloochenen.
De verschietende of vallende sterren zijn
geen sterren, maar zeer kleine, meest on
regelmatig gevormde, vaste lichaampjes, die
met een snelheid, welke dikwijls 50 K.M.
in de seconde bedraagt, uit de hemelruimte
in den dampkring der aarde komen. In de
hemelruimte zijn die lichaampjes donker en
onzichtbaar; in den dampkring worden zij
door wrijving tegen de lucht gloeiend aan
de oppervlakte. Kleine smelten misschien
geheel, en bij verdere verhitting door d© be
weging in de lucht breiden zij zich tot wolk
achtige massa's uit, welke na afkoeling fij
ne, vaste deeltjes vormen, die de loogeta.