Hen streng optreden. bouwden ons huisj e op een heuveltje op een honderd meter van het riviertje. Op den drogen zomer volgde een natte herfst; de regen* vielen in atroomen neer en de stroompjes waren op het pont bui ten hun oevers te treden. Op zekeren dag maakte mijn vrouw mij wakker en aai„Jan, waarom blaten de schapen zóó?" Ik luisterde even naar het klaaglijk geluid en riep toen verschrikt: Er ia overstrooming l" Ik stond op en stapte in het water, dat al tot de bedstede reikte. „Waar is de wieg?" zei mijn yrouw angstig. „Die drijft daar rond." Zoo gauw wij konden namen wij de an dere kinderen ook uit hun bedje en na heel veel moeite gelukte het ons een nabij gelegen heuvel te beklimmen, waar wij voor het oogeablik veilig waren. Het re gende in stroomen en toen ik een lan taarn had opgestoken, om te kunnen zien waar wij waren, zag ik tot mijn groote ontsteltenis de heele kudde schapen tegen gedrongen op een heuvel staan, aan alle kanten door water omringd. „Wat moefc ik beginnen 1" riep ik uit. „De arme dieren zullen alle verdrinken. Ik zal probeeren Gryce's hutje (dat was cok een schaapherder) te bereiken. Zie jij nog wat uit ons hutje te redden, maar laat je niet door het water meesleepen!" Ik schreeuwde uit alle macht en einde lijk kreeg ik antwoord van Gryoe. „Man help mij tochl" riep hij uit, „mijn hutje is aan stukken geslagen. Help mij mijn vrouw en kinderen redden Ik had eenige moeite om in de juiste richting voort te komenoveral dreven planken en steenen rond en boven mijn hoofd hoorde ik stemmen. „Waar zijn je vrouw en kinderen toch Gryce „Daar in dien boom. Toen het dak op den stroom werd meegesleept kwam het tegen dezen boom aan en het gelukte haar een tak te grijpen. „Gryce, voor het oogenhlik zijn je vrouw en kinderen in veiligheid. Laten wij nu probeeren de schapen te redden Gryoe liet zich overhalen en wij waadden terug naar onze schuilplaats. Mijn vrouw was druk bezig met onzen ondsten jtongen de dierenhuiden aan, afkomstig van den zolder van het Prinoehof, voorts de soho- renslijperswerktuigen, die Herman in staat zouden stellen zijn bedrijf uit te oefenen en da-Ti de hoorn en de trompet. Tegen rvier uur in den middag kwamen <ze ter plaatse aan en Herbelijn wist zioh da delijk een goed plekje, uit te kiezen, tus- Boben een circus en een marionette-spel, die standplaats alleen kostte alvast een guldien aan huur. Er heersohte op dat oogenblik groot© drukte en bedrijvigheid want een ieder bereidde zich voor op de gebeurtenissen van den volgenden dag. De wermis duurde niet lang, maar drie da gen, maar er ging heel wat om. De nacht was warm; onze drie broertjes sliepen een voudig onder den blooten hemel als overi gens alle andere kermisbeden. Den volgenden ochtend rijf uren begon de pret ah De installatie van Herbelijn was al heel eenvoudig. Hij had op een paar sohragen een rood linnen doek uitgespreid en daar op waren nu de manufacturen uitgestald: garen en band, naalden en ©pelden, veters, kousenbanden, zak spiegeltjes, kammetjes,; kortom iedereen kent die inhoud wel 1 Tfmlrf daarvan had WiUuum zijn matte- rij opgesteld en recht* Herman zijn acha- renslijpersboel, terwijl Storm rustig tus- Bohen bedde hazen inlag, afwachtende het ,uur, dat hij ook een werkzamen rol zou gaan spelen. 1 De ochtend was niet schitterend voor de Herbed»; niiMwagierilpen bi«ven wel alles van eenige waarde van het hutje naar den heuvel over te dragen. Gryoe en ik gingen toen naar de kudde en het was hoog tijd ook. „Als wij een paar schapen de rivier kun nen doen oversteken, dan volgen de andere vanzelf. Maar wij leunnen niet wachten, want het water rijst voortdurend Wij pakten een paar schapen beet, duw den ze in het water en zij zwommen werke lijk over, terwijl de overblijvenden hun voorbeeld volgden. Maar helaas, velen wer den door den stroom meegesleept en voor onze oogen zagen wij de arme dieren ver drinken. Het was een verschrikkelijk ge zicht Op eens hoorde ik een gilGryce was ook van de heen geraakt. Ik sprong onmiddellijk hem na maar kon mij bijna niet staande hou den. Ik stikte half door het woest stroomen- de water en voelde telkens naar Gryce. Eindelijk pakte ik hem bij een arm en sleep te hem mede, totdat wij beiden den ande ren oever bereikt hadden. Wat een toestand, aan den» eenen kant de familie Gryce, die op hulp zat te wachten en aan den anderen kant de arme schapen, waarvan het grootste gedeelte meegesleept werd. Gelukkig begon het daglicht aan te breken en tot mijn on uitsprekelijke vreugde bemerkte ik, dat het water begon te dalen. Gryce zat tegen een boom geleund en zei niets: de arme man was totaal zijn hoofd kwijt. In mijn groote blijdschap liep ik door het riviertje en schreeuwde den mijnen toe, dat zij moed moesten houden: wij zouden spfOe- dig hun te hulp komen. Toch daalde het water niet zoo snel. Ik bedacht onderwijl, hoe ik een vlot zou kunnen maken om de vrouw en kinderen van Gryce uit den boom te bevrijden. Het gelukte ons wat planken en touwen op te risschen en zoo maakten wij iets, dab eenigs- zins op een vlot geleek. Hier en daar waar het water bijzonder diep was, draaide het ons vaartuig snel in de rondte, zoodat wij menigmaal dachten, dat wij reddeloos ver loren waren. Gryce roeide wel, maar het was, alisof hij niet wist wat hij deed. Gryce, man, wees toch flink. Kijk, daar recht voor je uit, in dien boom, zitten je vrouw en kinderen op ons te wachten!" Eendelijk waren wij waar wij wezen wilden en zagen djo arme schepsels half verstijfd van kou daar zitten. Ik slingerde een touw om een atevigen .tak, dien de staan kijken, maar lang hielden ze toch niet stil, zoodat ze gedurende dien gehee- len ochtend slechts het geld van hun staanplaats hadden verdiend. Maar nu met den middag was het goede uur aangebro ken Steeds opgewekter werd de menigte, het geschreeuw was oorverdoovend en ons tno zou nu zaken maken. „Vooruit jongens! nu komt onze tijd," profiteerde Herbelijn. Daarop kleedde Herman zich al9 beer, William zou tamboer zijn en Herbelijn en Storm hadden ook ieder hun rol. Storm was er al van te voren op gedres seerd en liet alles kalm toe, hij moest voor leeuw spelen, terwijl Herbelijn met zijn berenmuts op en zijn pak aan, en met zijn hoorn in de hand er waarlijk betooverend uitzag 1 Het concert begon. Herman huilde als een wild dier; de leeuw draaide den slijpsteen rond, en Wil liam sloeg de trom en Herbelijn blies de hoorn, dat het zoo'n aard had Het geweld was oorverdoovend en wel dra was er een heele menigte nieuwsgie rigen verzameld. Toen het publiek nu tal rijk genoeg was, beval Herbelijn zijn broertjes zich nu vooral stil te houden en begon hij: „Dames en heerenZiehier de drie laatste nakomelingen van de beroemde fa milie Herbelijn: ik ben de oudste, José om U te dienen. Ik ben geboren in Spanje zooals mijn naam aanduidt; mijn jongere broer William is van Engelsche afkomst en onze jongste, Herman, de beer is een vol- vrouw stevig vastmaakte, liet Gryce er eerst langs naar boven klimmen en heeech toen mijzelf op. Het vlot werd meege sleept door den stroom zoodat wjj allen het dalen van het water moeeten af wachten. Ik trok mijn jas uit en bedekte daarmee zoo goed mogelijk de vrouw en de kinde ren, en sprak him moed in. Maar er ver liepen nog uren, vóór wij er over konden denken uit den boom te klimmen. Ik prikte met een langen stok in den grond en bemerkte, dat ik een poging kon wa gen. Ik zakte af en Gryce volgde mijn voor beeld. Met zeer veel moeite bevrijdden wij zijn vrouw en kinderen uit den boom. Gezamenlijk gingen wij naar de mijnen toe, die ons met blijdschap ontvingen. Dien dag bieren Gryce en de zijnen in ons hutje, dat wel erg beschadigd was maar toch gelukkig was blijven staan. Van onze beide kudden schapen was helaas maar een klein gedeelte gespaard gebleven. Niet alleen dat de schade hierdoor groot was, maar de gedachte, dat die arme die ren zoo hulpeloos verdronken waren, deed mij verdrietig aan. Ergens op een prachtig landgoed woonde een zeer weldadige eigenaar, baron Helve- tius en zijn vtouw, de barones, deed mogelijk nog eens zooveel aan liefdadigheid, zoo, dat er eerlijk gezegd wel dikwijls misbruik werd gemaakt van hun goedheid. Je hoefde maar even een beetje armoedig gezicht te trekken of er wat slecht uit te zien, of de baron kwam al met zijn beurs te voorschijn en wasi altijd bereid even royaal te helpen. Geen wonder dan ook, dat de familie Helvstiutf zeef bemind was in den omtrek. Eén grief echter had de baron tegen zijn boeren; ze stroopte hem al zijn wild weg en jagen wa* juist zijn grootste genoegen in zijn levea Buiten zijn bibliotheek had hij eigenlijk geen ander vermaak en daarom dan ook had hij zijn beide jachtopzichters Maurits en Ai- bert, opgedragen, nu toch eens goed ra te gaan, wie dat wild allemaal stroopte op zoo uitgebreide schaal. Maanden lang lagen de beide manuen op de loer en eindelijk op een goeden ochtend kwamen ze in de grootste opgewondenheid bij den baron aan en vertelden hem nu toch, bloed Durtscher. Dat bewijst dus wel, hos druk onze ouders gereisd hebben. Wij ko men van verre, zoools U ziet ©n waarom dan?-heusch niet om U laffe flauw© aardigheden te vertoonen die U al reeds lang gezien hebt 1 Neen, daar houden we ons niet mee op! Al onze messen zijn vervaardigd van het staal der sabels van het groote leger, waarhij once aoKter, achter grootvader grenadier wasZiehier nog zijn muts dames en heeren Aanziet nu mijn garen en mijn band, mijn knoopjes en mijn linnenAlleS eerste klas artikelen en dan mijn spiegel tjes, ware tcowerdingenMen kan niet do- laten, er zich in te blijven bezien, want men wordt er niet oud in! En dan de cadeaus, die je krijgt! Als je een spiegel tje koopt van twaalf en een halve cent, dan krijgje een klosje garen toe, kleur en nummer naar verkiezing!... Koop je een streng garen, dan krijg je een spaar pot cadeau. Een waar wonderding! Be halve voor het doel, ook nog aan te beve len voor hen die zioh geen vijanden wen- sohen te maken, want ben je erg boos, spreek dan gerust daarin;..... niemand zal het verstaan en je hart is gelucht, geloof mij Zoek uit maar, dames en heerenGe zult uw keuze wel vinden, dat beloof ik UT'- (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 13