De meloenen van den heer
Vruchtlief hebber.
sultan, om nog dienzelfden avond aan fcet
hof een vertooning te komen geven. Hij was
Li aar matig gevleid dioor de koninklijke
waardeering van zijn kunst en begaf zich in
eeD niet zeer opgewekt humeur naar het
hof van den sultan, waar hij den vorst, om
ringd door de leden van zijn hofhouding en
andere grootwaardigheidsbekleeders, op
een schitterenden troon vond zitten, recht
tegenover de tafel, waarop hij zijn benoo-
digdheden plaatsen moest.
Een van zijn goocheltoeren met twee dui
ven, één witte en één zwarte, viel bijzonder
in den smaak van den vorst.
Nadat hij gedaan had, alsof hij hun den
hals afsneed, maakte hij ze weer levend met
dit verschil echter, dat de zwarte duif nu
een witten kop had en de witte een zwar
ten.
De sultan vond dit zoo bewonderenswaar
dig, dat hij opeens op een inval kwam, die
oogenblikkelijk werkelijkheid moest worden.
Hij dacht een oogenblik na en gaf aan
den achter hem staanden slaaf een bevel.
Een paar minuten later verschenen twee
slaven in de zaal, een donkere en een lichte.
Zij begrijpen, dat er iets onaangenaams
hun boven het hoofd hangt.
De tolk kwam op den goochelaar af en
zeide tot hem:
„Zijn Hoogheid beveelt, dat gij dezen
beiden slaven het hoofd moet afhakken,
hen dan weer levend zult maken en hun
hoofden verwisselt."
„Juist zooals bij de duiven," voegde de
vorst er vriendelijk lachend aan toe.
De goochelaar bleef verstijfd van schrik
een oogenblik staan. Wat moest hij doen?
Hij had groote kans het leven er bij in te
schieten, als hij niet aan dit bevel voldeed.
De sultan werd al ongeduldig en de tolk
maande tot spoed aan.
„Heb je mij niet begrepen?" vroeg hij.
Of hij het begrepen hadDe arme man
was ten eindè raad en greep in zijn angst
een redmiddel aan, dat niet zoo heel ver
nuftig -was, maar dat hem en den slaven
het leven zou redden.
Hij zette een opgewekt gezicht en zei
glimlachend:
„Ik heb volkomen het bevel begrepen;
ik ben ten hoogste vereerd met het verzoek
van Uwe Hoogheid. Dit goochelstukje zal
zeer interessant zijn en ik ben zeer blij,
dat het mij vergund is een der mooiste
goocheltoeren uit te voeren diie er ooit ver
toond zijn. Mijn roem wordt er slechts door
verhoogd. Maar er is één bezwaar dezen
goocheltoer onmiddellijk uit te voeren: het
hoofd van een mensch is namelijk grooter
„Och, Herpijn en Surino, dat zijn twee
schurken bij elkaar.... Maar laat ze
maar begaan!... Ik ben niet bang voor
h»n. Ik zal ze beiden wel te woord staan.
Dank je intusachen voor je waarschuwing,
jongen, want, dat ben ik met je eens;
nu kan ik op mijn hoede zijn!"
Terwijl baas Jéröme zoo sprak, scheen
Herbelijn naar iets te zoeken, dao hij
niet zoo spoedig vond, naar zijn blikken
te oordeelen.
Plotseling schitterden echter zijn oog1!
en heel zijn gelaat klaarde op, t;rwijl h.»j
een jong katje zag, dat op de vensterbank
lag in de volle zon, daarbuiten aan baas
Douardvs venster.
Wat mocht er wel omgaan in Heibelijn's
hoofd, terwijl hij dat kleine katje daar zoo
liggen zag.
Ja, heel wat geloof ik. Voorloopig uitte
hij zich niet anders: „Wat hebt U daar
een allediefst katje, baas Douard
,,Ja, vindt je niet? Dat heb ik van mijn
nichtje gekregen en ik heb haar beloofd er
goed voor te zorgen".
„Ja, dat begrijp ik. Ik ben ook dol op
katten".
Eerlijk gezegd was Herbelijn hier alleen
gekomen, om zich te overtuigen dat het
katje er nog was. Hij streek het nu lic-f-
kooz?nl over den kop en wensehte den
gelukkigen eigenaar goeden dag.
's Mojgtns ging Herbelijn altijd heel
vroeg zijn konijntjes verzorgen en pakte
dan de kop van een duif, zoodat mij de
werktuigen daartoe ontbreken. Vergun mij
dus, o edele sultan, een uitstel van twee
dagen, dan beloof ik u, dat ik met alles
gereed zal zijn 1"
De tolk hracht de woorden van den too-
venaar over. Zijn Hoogheid trok een lee-
lijk gezicht, maar begreep, dat hij wel
moest toegeven. Hij dacht ook niet anders,
dan dat de goochelaar met het grootste ge
noegen dit kunststukje zou vertoonen,
waarmee hij een kostbaar kleinood zou ver
dienen kunnen.
Toen de goochelaar 's avonds in zijn ho
tel aankwam, pakte hij dadelijk zijn kof
fers en liet zich zoo snel mogelijk naar het
station rijden en na een paar uren voelde
hij zich eenigszins gerust, toen hij eenige
honderden kilometers achter den rug had,
dïe hem scheidden van de invallen van den
oosterschen vorst. Maar hij voelde zich
eerst volkomen op zijn gemak, toen hij vei
lig en wel op de boot de thuisreis aan
vaardde.
Voorzeker werden nergens zulke goede
meloenen gekweekt als bij den heer Vrucht
liefhebber. Op de markt hadden ze dan ook
een eersten prijs kunnen halen, maar dat
was niet de bedoeling van onzen tuinier die
in waarheid zijn naam eer aandeed en in de
eerste plaats voor zajn eigen gebruik zich
zoo toelegde op de fraaie uetmeioenkweeke-
rij-
Steeds trachtte hij ze nog suikerhoudender
nog smeltehder en nog sappiger te krijgen
en met waren kennisblik bon hij aan den
buitenkant al over den inhoud oordeelen.
Zoo liep hij op een vroegen zomeravond
weer eens door zijn meloenenafdecling en
genoot al op het gezicht van één héél groote
rijpe vrucht, die alle anderen vóóruit was
en al binnen een paar dagen geschikt zou
zijn om op tafel te verschijnen.
Vol wellust haalde de heer Vruchtliefheb
ber den neus op aan den heerlijken veelbe-
Lovenden geur en smakte met de lippen, als
proefde hij al het vruchtvleesch, terwijl hij
bij zichzelven sprak: „Ja, ik wil wel geloo-
ven een daalder het paar hebben ze me ge
boden voor zulke fijne exemplaren. Maar s
die allereerst zullen zc toch niet krijgen;
daar trakteer ik liever mij zeiven op."
Den volgenden ochtend begaf hij zich al
vroeg naar het meloenenbed waar hij... o,
schrik.... de beide pronkstukkeu miste.
toeo tegelijkertijd wat haring bij elkaar,
iili'ii hij ii« zijn zak stak.
Gelijkertijd verborg hij onder zijn blouse
ten heel klein kooitje, waario je wel een
vogeltje vervoert.
Hij wist, dat baas Douard' iederen och
tend, trouw altijd de rondo deed door het
dorpom het werk terug te bezorgen, dat
hij verricht had en dan gelijk trachtte
weer nieuw er bij te krijgen. Met schorre
stem kondigde hij zijn omgang aan en
ieder kende hem aan dit gercep.
Herbelijn wist ook, dat Surino geregeld'
op dien tijd 'n paar uur in zijn tuin aan
aen g«mg was. De straten waren leeg en
verlaten op dit vroege morgenuur en dit
tiiastip was dus bijzonder gunstig gekozen
van Herbelijn. Terwijl hij zich hier of
daar verdekt had opgesteld, za.g hij den
messenmaker afgaan cp het kooitje van
zijn geliefde sijsje en dit met innig wel
gevallen eerdgen tijd beschouwen, ter
wijl hij voorts de spade over den schou
der nam en den tuin inliep.
Herbelijn glimlachte tevreden.
„Dat gaat goed," mompelde hij m zich
zeiven.
Daarop begaf hij zich onmiddellijk naar
den winkel van baas Douard. De ijverige
man was al weg en of het toeval zoo sprak
lag Minetje juist op de vensterbank.
„Miauw, miauw!" deed -i cellijn, ter
wijl hij het beestje over den kop streelde.
Eleine Minet meenoe allicht, dat de
„O, die leeJijke ratten tooh. Dat zal ik ze
betaald zetten. Mijn fijnste vruchten op te
knagen."
Maar bij nader enderzoek was er geen
spoor van ratten te ontdekken tusschen de
vruchten en waren de twee vermiste meloe
nen ook met de grootste behendigheid afge
sneden, klaarblijkelijk door menschenhan-
den.
In gedachten liet hij zajn buren de revue
passeeren, maar geen van allen kwamen die
in aanmerking voor een dergelijken laag-
hartigen diefstal. Het waren allen fatsoen
lijke eerlijke menschenen over den buiten
muur had niemand zich kunnen wagen, daar
die veel te hoog en met glasscherven bevei
ligd was.
Een derde, groote, rijpe, gele meloen
bood onzen heer Vruchtlief hebber weer eeni
ge schadeloosstelling, en dit verzoende hem
dus weer eenigszins met het geleden verlies
en schonk hem de berusting om kalm den
volgenden dag af te wachten.
Maardat was eveneens mis. Hoe was
het ter wereld mogelijk en dat weer op de
zelfde handige manier afgesneden.
Neen maar, dat was nu toch om je gedulc^
er bij te verliezen. En wat kon je daar
aan doen?
De heer Vruchtliefhebber raasde en vloek
te en tierde en verwenschte zijn eigen zor
gen, die hij zich nu allemaal voor een niets-
waardigen schurk had gegeven, die geprofi
teerd had van zoo'n buitenkansje.
Maar wacht, nu zou hij zich ook weten te
helpen.
Hij haalde een oud, verroest geweer voor
den dag, dat in geen maand en jaar had
dienst gedaanzag het zorgvuldig na*
laadde het en zoodra de duisternis gevallen
was, verstopte hij zich aldus gewapend,
achter de heg in den tuin. Maar, nadat hij
aldus twee nachten, wakende, en in die
lastige houding had doorgebracht, gaf hij
deze wijze van jacht op het vruchtenwild op.
Twee dagen achtereen ging het n!u goect,
maar eindelijk den derden ochtend waren
zijn schoonste exemplaren weer gestolen.
Ditmaal zette hij een paar dassenstrik-
ken en was dan toch wel zeker van zijn
vangst
Tegen middernacht gleed daar een ge
stalte regelrecht op de meloenenbedden
af, en rukte er stoutmoedig de schoonste
vrucht uit.
AuDaar zat de dief opeens gevan
gen. vastgeraakt als hij was in den strik.
Maar nu wie die brutale dief was.
Ja, dat ia haast niet te gelooven. Het.
was de heer Vruchtliefhebber zelve, die
vriendelijke bezoeker met haar spelen
wilde en dus stak hij zijn pootje al ui*,
gereed' tot den aanval. Herbelijn nam Mir
netje echter mee en keerde nu uiterst be
hoedzaam terug naar Surino, waar 'iij het
sijsje uit het kooitje nam en dit in het
veel kleinere exemplaar zette, dat hij bij
zich droeg, terwijl hij het katje, dat nog
niet grooter was dan een gebalde vuist, in
het eigenlijke kooitje van het sijsje een
L>laatje gaf.
Toen dit afgeloopen was ging Herbelijn
viool ijk fluitende weg, heel tevreden over
dit begin.
Toch was het nog slechts de inleiding
tot het stuk, dat zich ging afspelen en
waarvan het tweede bedrijf veel moeilij
ker op te voeren zou zijn. In de eerste
plaats moest hij nu een plekje trachtev te
vinden, van waar uit de beide slachtof
fers zóó goed waargenomen konden wor
den, dat geen enkele hunner gebaren ver
lozen ging. Want dat beide bazen zich nu
heel gauw tegenover elkaar zouden bevin
den, daar was Herbelijn zeker van! En op
dit oogenblik moest hij achter de scher
men ook bezig zijn. Nu gunde Herbelijn
anderen ook gaarne een pretje en afus
nam hij eenige kameraden in het geheim
hun belovende, dat zij eens een aardig
oogenblik zouden beleven, als ze zicb
goed' konden houden.
(Wordt vervolgd).