No. 16065. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juli. Eerste Blad. Anno 1912. Brisven yan een Leidenaar. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Wonderlijke avonturen. verdient, en hoe minder het wordt toe- gjepast hoe beter. Aan „Arnhemöoh Dagblad?' ie het volgende artikeltje ontleend: Ons Nederhndaohe volk mag rioh verheuge® kgelakkigengfosi. Wel diaalt ook ten onzent het geboorte cijfer, maar toch valt de vergelijking met veel andere landen nog in ons voordeel uit. De bevolkingstoename is dank zij ook de vrij gunstige sterftecijfers zeer aan- eienlijk. Zij overtreft zelfs die van Duitsoh- land. Van 1880 tot 191Ö nam de bevolking van het Duitacèle rijk toe met 43.8 pCt. en van Nederland met 46 pOt. De gemiddelde bevolkingsdichtheid i& hier te lande zelfs 47-i pCt. h o o g e r dan in Duitsohland. Met het oog diaarop begint zeker steeds meer de vraag te klemmen: Op welke wijze ontsluiten wij voor ons groeiend volk nieuwe bronnen van w el vaart? Velen wijzen dan aanstonds op den han del en op den landbouw. Dat is wel ver klaarbaar. Maar toch is het antwoord onbe vredigend. Voor den bïnnenlandschen han del is immers de grens a.l spoedig bereikt. Ja, nog sterker: wij gelooven, dat de juiste grens reeds overschreden is. Het aantal kleinhandelaren is stellig te groot. Met den buitenlandsohen handel staat het wel eenigszins anders. Maar toch moet ook hierbij bedacht, dat met name voor den -z.g.n. ,,tusschenhandel voor eigen rekening" (het afleveren als tusschenper- soon van vreemde goederen aan vreemde landen), de ontwikkeling van het moderne wereldverkeer niet gunstig is. Terecht wees daarop do heer Treub in een zijner geschriften. „De verbetering van het verkeer vermindert de afstanden tusschen producenten en oonsaim enten. Ook al be- hooren zij tot verschillende landen, of zelfs tot verschillende werelddeelen, wordt rechtstreeksch contact door den vooruit gang in de oommunicatiemiddelen en in den geldhandel allengs meer mogelijk en meer gebruikelijk. De behoefte aan den tussolien- handel wordt daardoor allengs geringer en dientengevolge zijn arbeidsveld allengs kleiner." Weer anders staat het niet. den zooge- naamden doorvoerhandel" Deze tran sitohandel" waarbij feitelijk geen han dels winsten worden gemaakt gaat vooruit. Rotterdam dankt er zeer veel aan. Zij geeft aan velen werk, is voor de vraohtvaart voordeelig en verleven digt heel het verkeer. Al te groote toekomst-verwachtingen kÜn noch mag men evenwel ook op den transi tohandel bouwen. De handelsweg kan zoo spoedig verlegd, al profiteert ons vader land hier ook in bijzondere mate van de gunstige ligging. Maaavdit bedrijf waar van w ij de uitbreiding niet alleen in eigen hand hebben lean tooh noodt zóó omvang rijk worden, dat een belangrijk deel van onzen bevolkingsaanwas daarin plaatsing zou kunnen vinden. Rotterdam werd eens door mr. De Jong thans wethouder ,,de stad der toekomst" genoemd. Maar wij kunnen toch nieb voobdiirend onze jonge mensohen naar Rotterdam zenden! Geooncludeerd mag dan ook worden, dat voor ons groeiend volk de handel, hoe belangrijk ook, slechts weinig nieuwe be staansmogelijkheid biedt. Met den 1 a n d b o u w staat het niet veel beter. Zeker, er kan nog veel land ontgon nen worden. De Zuiderzee kan worden drooggemaakt. Maar de bevolking neemt elk jaar met 1.5 pCt. toe. En het is wel duidelijk, dat de landaanwinning daarmee nooit gelijken tred kan houden. De ruimte is beperkt. Maar intensieve cultuur is mogelijk. Wij loochenen het niet. De tuinbouw is nog voor uitbreiding vatbaar. Maar de grens der benoodigde arbeidskrachten is toch' spoedig bereikt. Reeds nu vindt, een niet onbelangrijk deel der jongere landbouw bevolking in het landbouwbedrijf geen plaats meer. En d'ozo toestand zal zich wel niet in gunstigen zin kunnen wijzigen. Ook een deel van de plattelandsbevolking is op de n ij v e r h e i d aangewezen. Het be zilt van een bloeiende industrie wordt zoo voor ons land al meer een levenskwestie. Daarvan vooral zal onze nationale welvaart straks afhangen. Bevordering van de nijverheid behoort dan ook op het program te staan van een wijze Regeering, die voor ons volk het goede wil zoeken. De invloed van de regeling der tarieven mag niet worden onderschat. Door den invoer uit het buitenland kan de op komst en uitbreiding van menige indus trie worden belemmerd. Maar van een verstandige tariefpolitiek worde nieb alle heil verwacht! De Regeering kan ook den bloei dier nationale nijverheid bevorderen door het vakonderwijs tot breeder© ontwikkeling te brengen. Bovenal vergete men niet, dat de betee- kenis der industrie vooral wordt bepaald door de energie der ondernemers en de kracht en toewijding der arbei ders. De ondernemingslust moet aange wakkerd. Het moet gewaardeerd, wanneer jonge mannen van goede huize een werk kring in d'e industrie verkiezen boven een ambtenaarsfunctie. Maar versta men ook dat alleen waarlijk ontwikkelde ar beiders de industrie vooruit kunnen hel pen. Met lichamelijk en geestelijk verkom merde werklieden kan nooit een industrie duurzaam tot bloei komen. Dat leert de ervaring in alle nijverheidslanden. Lage loonen en lange arbeidsduur geven waarlijk geen blij ven den voorsprong in den interna tionalen concurrentiestrijd De arbeidsbcweging van dezen tijd, die het pleit voert voor de verheffing der ar beiders, die sociale wetgeving, die him rech ten verzekert en hun vrijheid waarborgt, bevorderen wel ter dege ook de natio nale welvaart. Worde dat ook in Christelijke kringen al meer levendig beseft! CCCCVIL Mijn voorspelling, in den vorigen Brief, dab er in den Gemeenteraad wel iets zou voorvallen over de „Posthof'-keirmis, en het opltredten van een 'gemeente-ambtenaak bij die gelegenheid, is uitgekomen. Meer dan één Raadslid scheen zioh' geroepen te gevoe len daarvan B. en iWs. verantwoording te Vragen. Do omstandigheid, dat de burgemeester niet tegenwoordig was, heeft er toe geleid, dat de kwestie tot de volgende ver gade- ring, die op 18 Juli zal plaats hebben, is uitgesteld. B. ten iWs. hebben dus al don tijd om: te antwoorden op de vragen door prof. Hteeres en m*. Briët gedaan- „Een krijgsman wint al vetel wanneer hij wint aan tijd", en misschien vinden B. en Ws. ook gelegenheid om1 in de week óf drie, die tusschen beido Raadsvergaderingen lig gen, een antwoord te bedenken, dat don Raadsleden en den gemëentenaren bevredigt. Zoo de zaken teoh,teï thans staan, rijzen de fondsen voor oen op en luoht-kermis aller-» minst, want, als het antwoord van B. en iWs. eens mocht luiden 'dab zij niet voorne- 'me'ns zijn een vergunning tot het houden van een ^kermis op particulier terrein te weigeren, dan is er alle kans, dat 'een voor stel tot (het wed er-invoerep van de oudé, afgesohafte kermis wordt gedaan, en dat dit dan waarschijnlijk zal worden aange- inointen. Ik wil echter op het antwoord van B. en ,Ws. en wat 'er verder op volgen zal, niet vooruitloopen. Heb kan wol eens een inte ressante vergadering worden en ik vefr-» mood, dat heb bij deze éóne interpellatie (niet blijven Zal. Daar as onlangs, toen een paOT bralnd-i spuiten met den commandant en onder-com mandant uitgerukt waren naar een nabu rige gemeente al gevraagd, hoe het gegaan zou zijn nis in de gemeente zelf in dien tijd ook eens een brand ware uitge broken. En wie daar op antwoordde, dat onze brandmeesters dan wel het initiatief zouden hebben genomen, verg.a,t of wist niet, dat de commandant de order had .uitge vaardigd, dat geen enkele spuit mhg uit rukken, vóórdat at door hem of wien hem vervangt, daartoe last gegeven is; en dat Onder het hoofd V a c a n t i e-v e r- 'd e 1 i n g lezen wij in de „M i d d e 1- burgsche O o u ran t" In de Hollo isohe bladen troffen we tiet volgende berichtje aan: ,,Door den heer A. M. Boeken, te Am sterdam, is aan de Commissie van Toezicht ;©p het Lager Onderwijs te Amsterdam, het verzoek gericht, over te gaan [tot een zoodanige splitsing der scholen .voor gewoon lager onderwijs, dat de eene helft in de laatste drie weken van Juli, dé andere in de eerste drie weken van Augustus vacantie krijgt. Aanleiding tot dit verzoek is het over vol zijn van pensions en andere logeer gelegenheden, zoolang alle scholen tege lijk vacantie hebben, een i' *onvenient, 'clat mede ten gevolge heeft, dat op plaatsen, waar men gaarne met kinderen heentrekt, aan vruchten groenten, karne melk e. d'. haast gien aankomen is." Er schuilt in deze kwestie ook nog een ander belang, dan <fe hier geuite vader- Idacht over volle pensions en gebrek aan karnemelk, enz. n.l. het belang van allen, die van de vacantie-reizigers moeten le ven. En hun aantal is groot l Sedert de leerplicht-wet is ingevoerd, is de uitgaanstijd van een zeer groot deel Van het publiek meer clan vroeger ge bonden aan den vacantietijd van hun km- deren. En het gevolg is geweest, d'at ge durende die vier a vijf weken het overal zoo overvol is, dat de hotel- en pension houders velen moeten afwijzen, en dat zij 'daarvóór en daarna meer plaats vrij heb ben dan hun lief is. Do uitvoering van het denkbeeld, door 'den heer Boeken geopperd, zou dus niet Alleen ten oed'e komen aan de ouders en kinderen, maar ook aan de andere hier be- kloelde rubriek Over mr. Van Idsinga driestart >fH et Centrum": Behoort de afgevaardigde voor Bodegra ven, mr. v. Idsinga, nog altijd tot de Rech terzijde? Als Rechtsehe candidaat is hij gekozen. Gekozen door katholieken, anti-revolu- tionnairon en oliristelijk-historischen. Maar het zou een verrassend resultaat Ópleveren, gelooven wij, wanneer eens werd tfcagega-an, welke houding de heer Van Id- ibiga, bijzonderlijk gedurende de laatste jaren, tegenover het Rechtsehe Kabinet èn 'de wetsontwerpen van dit Kabinet aannam. Alsook naar welke .zijde hij partij koos, wanneer van Links, soms met onmiskenbaar politieke bedoeling, tegen Regeering en ïaccrderheid werd front gemaakt. Bij de Successie-wet, bij de sociale out- [worpen om slechts deze te noemen, Wekte de heer Van Idsinga meer den in- 'druk een lfd der oppositie, of minstens van $en wilde" te zijn, dan een lid der Recht- aobe meerderheid. Natuurlijk blijven de personen en de in tentie van den Bodegravensohen afgevaar digde hier buiten geding. Varaan mag niet geraakt. Rn ook zal niemand hem er een grief van Spwihen maken, dat hij spreekt en stemt eigen overtuiging. Alleen rijst de vraag: Staat de heer Van .Idsinga inpolitiois nog Rechts en kun nen wij hem als politieke figuur tot ■lo meerderheid blijven rekenen? In oen driestar, getiteld: „Nip u w e proefneming, bepleit „De S ta n d- aa rd" een overleg met de Rechtsehe Gtabs over het patroonsverbod. „Men wist", schrijft het blad „dat het patroonsverbod op zulk een wèlgowikle overtuiging afstuitte, en had het dan ook niet moeten doorzetten, maar met de be sturen van de Reehtsohe Clubs overleg moe ten plegen, om het uitzwermen van te veeJ kleine bakkerijen op andere wijze te voor komen. 80) Holmes klom naar de galerij en verborg er rich achter do draperieën van de leu ning. Hij bleef daar tot het eind van den avond. Een bediende kwam de eleotrische lampen uitdraaien. Een uur later draaide die Engelschman zijn zaklantaarn aan en ging naar de kast. Zooals hij wist, bevatte zij de oude pap pieren van den architect dossiers, teeke- ningen, rekeningen, enz. Op de tweede plank stond een rij registers in volgorde van ouderdom. Hij nam achtereenvolgens die van de laatstverloopen twee jaren en keek dade lijk naar den inhoud, meer in het bijzonder naar den letter H. Toen hij eindelijk het woord Harmingeat ontdekt had en er ach ter het getal 63 zag staan, sloeg hij blad- rijde 63 op en las: „Harmingeat". rue Chalgrin No. 40. Dan volgde een nauwkeurige opgaaf van •de voor dezen klant uitgevoerde werken in verband met de aanbrenging van een verwarmingsinriohting in rijn huis. En bij- wijze van aanteekening: ,,Zie het dos sier M. B." „.Ja, ik wist het wel," zeide hij, „dat dos sier M. B. heb ik juist noodig. Daardoor zal ik de tegenwoordige woonplaats van lArsène Lupin te weten komen." Eerst tegen den morgen in de tweede helft van heb register, ontdekte hij het dossier in kwestie. Het onrvatte vijftien bladrijden. Eén tr Dit overleg is toen niet gepleegd. Thans moet men er wel toe komen, maar zij het dan thans ook een volledig en wel doordacht overleg. Een overleg niet van enkele Kamerleden, maar van mannen van de drie groepen, en met den Minister. Kon er een regeling gevonden worden, die heel de coalitie bevredigde, zoo was de zaak' aanstonds gered. Eerst als dit bleek niet te kunnen, zou-, den twee van die drie Clubs het moeten on-* dernemen, doch dan reeds was men ver van zeker, dat men er kwam. Iets toegeven over en v/'eer is altoos veel zekerder weg om zijn doel te bereiken.- Men heeft nu gezien, dat de Vrij-Libe- ralen, de Unie-Liberalen en de Vrijzinnig- Demooraten de gezellen niet willen helpen. Van Rechts moet de hulp dus komen, en verreweg het best zou het zijn, dat het van Rechts alleen kwam. Juist daarom wezen we er reeds op, dat de gezellen hun eigen zaak bedorven heb ben door te driest en veeleischend op te treden hebben zij den Minister zelf te ver vooruit gedrongen, en hebben het alzoo aan zichzelf te danken, dat ze er zoo inliepen. Het ongeluk is nu maar, dat men dit niet inziet, en dat zelfs een blad onzerzijds als heb „Arnhemsohe Dagblad" de bakkersgezellen feitelijk misleidt door Het beter te willen weten, dan zij, die vol komen op de hoogte zijn. Dit is zoo hopeloos onvoorzichtig, en maakt-, dat de hoofdredacteur van zulk een blad ter dege mede verantwoordelijk is voor den ondervonden tegenspoed. De bakkers kunnen zeer wel geholpen, mits rij vertrouwen op wie het wèl met hen meenen, en het advies en den raad volgen van hen, die in staat zijn den geheelen po- litieken toestaud te overzien. Wanneer zal men toch wijs worden? Reeds zoo herhaaldelijk bleek het, hoe er een liefde zonder verstand voor den ar beider kan zijn, die er den werkman nog dieper inhelpt. Ook nu kan het weer goed loepen en zal het beter dan de eerste maal loopen, mits de onrijpe staatsmanswijsheid niet nog maals de zaak bederve. In dien zin doen we aan wat nu op touw wordt gezet van harte mee." „H et Huisgezin" heeft het over de Kamerleden, <üe wegbleven, toen over de Bakkerswet gestemd werd en tegen die wet waren. Zij bleven weg, om den bevrienden Minister een ned'erlaag te besparen. ,Het Huisgezin" zegt hiervan o.a. Hebben allen, die wegbleven, zich door de-ze overwegingen laten leiden? Zekerheid heeft men ten deze niet, maar vast staat in ieder geval, dat de wegblij vers, die, waren zij aanwezig geweest, zou den hebben tegen gestemd, de kans op aanneming der wet vergrootten. Yast staat ook, dat, hadden nog acht tegenstanders der wet het voorbeeld der wegblijvers gevolgd, de Bakkerswet zou zijn aangenomen. Men zou dan het verschijnsel hebben be leefd, dat een wet. waarvoor in de Kamer slechts een minderheid te vinden was, een meerderheid van stemmen zou hebben be haald. De voorstanders der wet zouden zioh vermoedelijk over den uitslag hebben ver heugd, maar aan een moreele nederlaag zou de Minister niet rijn ontkomen. En de Eerste Kamer zou, afgezien van al het overige, volkomen gerechtigd zijn geweest een wet af te stemmen, die in den anderen tak der Volksvertegenwoor diging slechts sfahijn(baar een meerder heid had verworven, feitelijk en zedelijk ook daar was veroordeeld. Wij kunnen de overwegingen, die tot wegblijven noopten in dit bijzondere geval eerbiedigen en zelfs waardeeren, nie mand zal betwisten, dat het de zuiverheid der stemming, waarbij feitelijk alleen de waarde of de onwaarde van een wetsontwerp wegen mag, niet verhoogt! Het is geen precedent, d'at aanbeveling van was een afschrift van de mededeelin- gen betreffende Harmingeat- van de rue Chalgrin. Een andere gaf de bijzonderhe den van werken, uitgevoerd voor Vatinel, huiseigenaar, rue Clapeyron No. 25. Weer een andere-was gewijd aan baron dfHau- trec, avenue Henri-Martin No. 134, een vierde aan het kasteel Grozon, en de elf andere aan verschillende huiseigenaren te Parijs. Holmes schreef deze lijst van elf namen en elf adressen over, zette vervolgens alles weer netjes op zijn plaats, deed een venster open en sprong op het verlaten plein, waarna hij de blinden achter rich dichtdeed'. In de kamer van zijn hotel stak hij zijn pijp aan met den earnst, dien hij altijd bij deze bezigheid in acht nam, en, in rook wolken gehuld, bestudeerde hij de conclu sies, welke men kon trekken uit het dos sier M. B., of om het beter te zeggen, uit het dossier Maxime Bermond), alias Arsène Lupin. Om acht uren zond hij Ganimard dit stodstelegram „Ik zal vanmorgen zonder twijfel in de rue Pergolèse aankomen en u een persoon toevertrouwen waarvan de gevangenne ming van het hoogste belang is. Zorg in ieder geval, dat gij vannacht en morgen, Woensdag, tot twaalf uren thuis zijt en leg het zoo aan, dat gij een dertigtal mannen tot uw beschikking hebt." Daarna nam hij op dien boulevard een taxi-auto, waarvan de chauffeur hem be viel, om zijn goedig, weinig schrander ge laat, en liet zich naar de Place Malesher- bes, vijftig passen voorbij het huis Tan Destange, brengen. „Doe uw auto dicht, beste jongen," zei- de hij tot den chauffeur, „zet den kraag van uw bontjas op, want de wind is koud, en wacht geduldig. Over anderhalf uur zet ge uw motor aan. Zoodra ik terugkom, rijd ge naar de rue Pergolèse." Op het oogenblik, dat hij den drempel van het heerenhuis zou overschrijden, aar zelde hij nog even. Was het niet verkeerd, zich aldus bezig te houden met d'e Blonde Dame, terwijl Lupin zijn teobereidselen maakte om te vertrekken Zou hij niet be t-er gedaan hebben, met behulp van de hui- zenlijst, eerst de woning van zijn tegen stander te zoeken „Bah," zeide hij bij zichzelf, „als de Blonde Dame mijn gevangene is, ben ik meester van den toestand." En hij sohelde aan. Destange bevond' zich reeds in de biblio theek. Zij werkten een oogenblik en Hol mes zocht een voorwendsel, om naar de kamer van Clotilde te gaan, toen het meisje binnentrad, haar vader goeden dag zeide, in het kleine salon ging zitten en begon te schrijven. Van zijn plaats af zag Holmes haar over -de tafel gebogen zitten. Van tijd tot tijd dacht rij na met de pen in die hoogte en ernstig gelaat. Hij wachtte ©ven en zeide vervolgens, terwijl hij een boek opnam, tot Destange: ,Hier heb ik juist het boek, dat juffrouw Destange mij verzocht heeft, haar te bren gen zoodra ik het had gevonden." Hij begaf zich naar het kleine salon en ging zoodanig voor Clotilde staan, dat haar vader hem niet kon zien, en zeide: „Ik ben Stiokmann, de nieuwe secretaris van mijnheer Destange." „Ol" zeide zij, zonder met- schrijven op te houden, „is mijn vader van secretaris veranderd?" „Ja, juffrouw, en ik zou u gaarne even willen spreken." „Ga zitten, mijnheer, ik ben zoo klaar." Zij voegde nog eenige woorden aan den brief toe, zette er haar naam onder, verze gelde d© enveloppe, schoof de papieren op zij, belde aan de telefoon, kreeg verbinding met haar modiste, verzocht deze, haast te willen ma,ken met het afwerken van een reismantel, dien zij dringend noodig had, en zeide, terwijl zij zich eindelijk tot Hol mes wendde „Ik ben tot uw dienst, mijnheer. Maar kan ons onderhoud niet in tegen woordig- heid van mijn vader gevoerd worden?" „Neen, juffrouw, en ik moet u zelfs drin gend verzoeken, niet luid te spreken. Het U beter, dat de heer Destange ons niet hoort." „Waarom is dat beter?" „Voor ii, juffrouw." „Ik sta geen onderhoud toe, dat mijn vader niet mag hooren „Maar u moet dit toestaan." Zij sonden beiden op, hun blikken kruis ten elkaar. En rij zeide: „Spreek op, mijnheer.'» Nog altijd staande, begon hij: „U moet het me niet kwalijk nemen, als ik mij op enkele ondergeschikte punten ver gis. Ik waarborg u echter de juistheid, over het algemeen, van die gebeurtenissen, die ik verhalen ga. toe!n althans, vooT sZoovter bekend, geen deïj brand moestem zoodanigen last had ontvan.4 gen. Natuurlijk heeft de commandant dezcD( maatregel niet op eigen houtje genomen; maar daarvoor .toestemming ontvangen va© het Collega vain B. en -Ws. t Er is in de vragenrubriek' van he.ti „Leidsch Dagblad" gezegd, da,t er ook wel' een en ander zal zijn, dat voor dezen maat-} regel pleit en dat zullen wij, als een dëij Raadsleden er over begint, dan wel hoo-: ren; maar zeker is er ook veel tegen. Hcti komt er m. i. niet op .aan op wiens last in gev.al van brand de blusschingsmiddelen! op het terrain v,an den brand komen, maairi heb komt er op aan, dat zij er zoo spoedig mogelijk zijn. En nu heeft zich volgens ©enige ooggetuigen hij den laatsten brand op den hoek vfan de Hooglandsche Kerk steeg, het gevfal voorgedaan, dat de spuit y|an de weesjongens tien minuten, volgons anderen een kwartier, klaar stond voor ze het blussohingswerk kon aanvangen, omdat de last van hooger hand, d. i. van den com- 'm'andant der Leidsohe Brandweer, nog niet' was gegeven. Het was voor onze weesjon gens, die op heb gebied van brandblusscheH de reputatie van er vlug hij te zijn ba- ritten, om „uit hun vel te springen. De vlanïmen wakkerden al maar aan en zij moesten het aanzien, dat de politie met haar slangen wagen geheel machteloos stond te genover de vuurzee. Nu was deze brand heel dicht bij Het ÜWoeshuis, zoodat de jongens ook een ge lukkig© kans hadden om er het eerst bij te zijn, doch ©en anderen keór zullen' andere (spuiten (er weer gfauw bij kunnen wezen, |en waar het bij teen brand, evenals bij het redden vAn een drenkeling, er op aankomt ter gauw bij te zijn, lijkt mij voorshands deze maatregel glad verkeerd toe. De commandant is nieb altijd thuis en bij ihon'k, zijn adjunct evenmin, en watineer dit eens heb geVal was bij liet uitbreken van. 'n brand, hoe zou 't dar wel 'moeten gaan Er kon dan wtel ©ons niet tien a vijftien tniiruten, miaaT nog Teel meer tijd kunnen' ver loopen voor m'en met de brandweer kon uitrukken. Het komt mij voor, dat bij het remten van dezen maatregel, ,den comman dant te veel een vaste brandweer voor den geiest heeft gestaan; maar die hebben we dn Leiden nog niet en zullen we er ook riet lioh't kriigten. Voor de enkele groote branden, die er in onze gemeente plaats hebben, zou een. vaste brandweer de gemeente wel te duur te staan komen. Het perceel aan de Kerk steeg is geheel af- en uitgebrand en dit zou m.i. ook nog het geval geweest zijn, indien de spuit der weesjongens een klein kwar tier eerder water had gegeven. De omstan digheden waren hier den vlammen al te gun stig, het licht ontbrandbaar hout gaf haar te rijkelijk voedsel. Maar ook voor de be lendende peroeelen was een spoedig optre den gewenseht en er maakt zioh bij de ge dachte aan den getroffen maatregel een ge voel van ongerustheid onder do burgerij meester, die naar ik meen, zoo spoedig mo gelijk dient te worden opgeheven. Daar werd mij op het terrein van den brand aelfs verzekerd, dat de politie, die vroeger als zij op straat of in een politiehuisje brandalarm hoorde naar het dichtstbijzijnd spuitenhuisje kon gaan, nu eerst den sleutel moet ontvangen van derden. Hun eigen sleutels passen niet meer. En tegenover de brandmeesters en het verder personeel getuigt de maatregel bovendien van een Beker wantrouwen, dat de goede geest, die bij een vrijwillige brandweer alles is, in ge vaar brengt. Men moet er maar eens over hooren praten, „'t Is v.oor ons om er on verschillig onder te worden", hoorde ik iemand zeggen. Hefc is waar, dat op deze wijze wordt voorkomen, dat een enkelen keer op loos alarm een spuit uitrukt, wat eenige noodeloos gebleken kosten mee brengt, maar dat kleine bezwaar weegt niet op tegen de groote voordeelen, die een vlug optreden der brandweer heeft, waar alleen in den aanvang een brand met succes kan worden bestreden. Zooals ik zei, verwacht Ik er in de eerstvolgende vergadering een interpellatie over en het zou mij niet verwonderen, of de interpellant krijgt de toezegging, dat een intrekking van den ge- „Geen praatjes, als ik u verzoeken mag, feiten Uit dezen uitroep, dio driftig werd ge uit, bleek hem, dat de jonge vrouw op haar hoede was. Hij hernam: „Goed, ik zal recht op het doel afgaan.. Vijf jaar geleden kwam uw vader in aan raking met een heer Maxime Bermon'd, die zioh aan hem voorstelde als bouwonderne mer of als architect, dat weet ik niet pre cies. Maar een feit is het, d'at de heer Des tange genegenheid voor dezen jongen man opvatte, en daar de staat zijner gezondheid hem niet meer veroorloofde in de zaken to blijven, vertrouwde hij den heer Bermond de uitvoering toe van eenige bestellingen, welke hij van oude klanten had aangeno men en die voor de bekwaamheden van rijn medewerker gesohikt leken." Sherlock hield op. Het scheen hem boe, -of de bleekheid van het meisje sterker was geworden. Toch zeide zij met de grootste kalmte „Ik ben niet bekend met do feiten, waarover gij spreekt, mijnheer, en ik zie niet in, in hoever zij mij belang kunnen in boezemen." „In dit opzicht, juffouw, dat Maxime Bermond met zijn eigen naam, gij weet het trouwens evengoed als ik, Arsène Lupin heet." Zij barstte in lachen uit. „Niet mogelijk Arsène Lupin? Maximo Bermond zou eigenlijk Arsène LupTn heef ten?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5