No. 16065. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 6 Juli. Eerste Blad. Anno 1912.
Brisven yan een Leidenaar.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Wonderlijke avonturen.
verdient, en hoe minder het wordt toe-
gjepast hoe beter.
Aan „Arnhemöoh Dagblad?' ie
het volgende artikeltje ontleend:
Ons Nederhndaohe volk mag
rioh verheuge® kgelakkigengfosi.
Wel diaalt ook ten onzent het geboorte
cijfer, maar toch valt de vergelijking met
veel andere landen nog in ons voordeel uit.
De bevolkingstoename is dank zij ook
de vrij gunstige sterftecijfers zeer aan-
eienlijk. Zij overtreft zelfs die van Duitsoh-
land. Van 1880 tot 191Ö nam de bevolking
van het Duitacèle rijk toe met 43.8 pCt. en
van Nederland met 46 pOt. De gemiddelde
bevolkingsdichtheid i& hier te lande zelfs
47-i pCt. h o o g e r dan in Duitsohland.
Met het oog diaarop begint zeker steeds
meer de vraag te klemmen: Op welke wijze
ontsluiten wij voor ons groeiend volk
nieuwe bronnen van w el vaart?
Velen wijzen dan aanstonds op den han
del en op den landbouw. Dat is wel ver
klaarbaar. Maar toch is het antwoord onbe
vredigend.
Voor den bïnnenlandschen han
del is immers de grens a.l spoedig bereikt.
Ja, nog sterker: wij gelooven, dat de juiste
grens reeds overschreden is. Het aantal
kleinhandelaren is stellig te groot.
Met den buitenlandsohen handel
staat het wel eenigszins anders. Maar toch
moet ook hierbij bedacht, dat met name
voor den -z.g.n. ,,tusschenhandel voor eigen
rekening" (het afleveren als tusschenper-
soon van vreemde goederen aan vreemde
landen), de ontwikkeling van het moderne
wereldverkeer niet gunstig is.
Terecht wees daarop do heer Treub in een
zijner geschriften. „De verbetering van het
verkeer vermindert de afstanden tusschen
producenten en oonsaim enten. Ook al be-
hooren zij tot verschillende landen, of zelfs
tot verschillende werelddeelen, wordt
rechtstreeksch contact door den vooruit
gang in de oommunicatiemiddelen en in den
geldhandel allengs meer mogelijk en meer
gebruikelijk. De behoefte aan den tussolien-
handel wordt daardoor allengs geringer en
dientengevolge zijn arbeidsveld allengs
kleiner."
Weer anders staat het niet. den zooge-
naamden doorvoerhandel" Deze tran
sitohandel" waarbij feitelijk geen han
dels winsten worden gemaakt gaat
vooruit. Rotterdam dankt er zeer veel aan.
Zij geeft aan velen werk, is voor de
vraohtvaart voordeelig en verleven
digt heel het verkeer.
Al te groote toekomst-verwachtingen kÜn
noch mag men evenwel ook op den transi
tohandel bouwen. De handelsweg kan zoo
spoedig verlegd, al profiteert ons vader
land hier ook in bijzondere mate van de
gunstige ligging. Maaavdit bedrijf waar
van w ij de uitbreiding niet alleen in eigen
hand hebben lean tooh noodt zóó omvang
rijk worden, dat een belangrijk deel van
onzen bevolkingsaanwas daarin plaatsing
zou kunnen vinden. Rotterdam werd eens
door mr. De Jong thans wethouder
,,de stad der toekomst" genoemd. Maar wij
kunnen toch nieb voobdiirend onze jonge
mensohen naar Rotterdam zenden!
Geooncludeerd mag dan ook worden, dat
voor ons groeiend volk de handel, hoe
belangrijk ook, slechts weinig nieuwe be
staansmogelijkheid biedt.
Met den 1 a n d b o u w staat het niet veel
beter. Zeker, er kan nog veel land ontgon
nen worden. De Zuiderzee kan worden
drooggemaakt.
Maar de bevolking neemt elk jaar met
1.5 pCt. toe. En het is wel duidelijk, dat
de landaanwinning daarmee nooit gelijken
tred kan houden. De ruimte is beperkt.
Maar intensieve cultuur is mogelijk. Wij
loochenen het niet. De tuinbouw is nog
voor uitbreiding vatbaar. Maar de grens
der benoodigde arbeidskrachten is toch'
spoedig bereikt. Reeds nu vindt, een niet
onbelangrijk deel der jongere landbouw
bevolking in het landbouwbedrijf geen
plaats meer. En d'ozo toestand zal zich wel
niet in gunstigen zin kunnen wijzigen. Ook
een deel van de plattelandsbevolking is op
de n ij v e r h e i d aangewezen.
Het be zilt van een bloeiende industrie
wordt zoo voor ons land al meer een
levenskwestie. Daarvan vooral zal
onze nationale welvaart straks afhangen.
Bevordering van de nijverheid behoort dan
ook op het program te staan van een wijze
Regeering, die voor ons volk het goede wil
zoeken. De invloed van de regeling der
tarieven mag niet worden onderschat. Door
den invoer uit het buitenland kan de op
komst en uitbreiding van menige indus
trie worden belemmerd. Maar van een
verstandige tariefpolitiek worde nieb alle
heil verwacht! De Regeering kan ook den
bloei dier nationale nijverheid bevorderen
door het vakonderwijs tot breeder©
ontwikkeling te brengen.
Bovenal vergete men niet, dat de betee-
kenis der industrie vooral wordt bepaald
door de energie der ondernemers
en de kracht en toewijding der arbei
ders. De ondernemingslust moet aange
wakkerd. Het moet gewaardeerd, wanneer
jonge mannen van goede huize een werk
kring in d'e industrie verkiezen boven een
ambtenaarsfunctie. Maar versta men ook
dat alleen waarlijk ontwikkelde ar
beiders de industrie vooruit kunnen hel
pen. Met lichamelijk en geestelijk verkom
merde werklieden kan nooit een industrie
duurzaam tot bloei komen. Dat leert de
ervaring in alle nijverheidslanden. Lage
loonen en lange arbeidsduur geven waarlijk
geen blij ven den voorsprong in den interna
tionalen concurrentiestrijd
De arbeidsbcweging van dezen tijd, die
het pleit voert voor de verheffing der ar
beiders, die sociale wetgeving, die him rech
ten verzekert en hun vrijheid waarborgt,
bevorderen wel ter dege ook de natio
nale welvaart.
Worde dat ook in Christelijke kringen
al meer levendig beseft!
CCCCVIL
Mijn voorspelling, in den vorigen Brief,
dab er in den Gemeenteraad wel iets zou
voorvallen over de „Posthof'-keirmis, en het
opltredten van een 'gemeente-ambtenaak bij
die gelegenheid, is uitgekomen. Meer dan
één Raadslid scheen zioh' geroepen te gevoe
len daarvan B. en iWs. verantwoording te
Vragen.
Do omstandigheid, dat de burgemeester
niet tegenwoordig was, heeft er toe geleid,
dat de kwestie tot de volgende ver gade-
ring, die op 18 Juli zal plaats hebben, is
uitgesteld. B. ten iWs. hebben dus al don
tijd om: te antwoorden op de vragen door
prof. Hteeres en m*. Briët gedaan- „Een
krijgsman wint al vetel wanneer hij wint
aan tijd", en misschien vinden B. en Ws.
ook gelegenheid om1 in de week óf drie,
die tusschen beido Raadsvergaderingen lig
gen, een antwoord te bedenken, dat don
Raadsleden en den gemëentenaren bevredigt.
Zoo de zaken teoh,teï thans staan, rijzen de
fondsen voor oen op en luoht-kermis aller-»
minst, want, als het antwoord van B. en
iWs. eens mocht luiden 'dab zij niet voorne-
'me'ns zijn een vergunning tot het houden
van een ^kermis op particulier terrein te
weigeren, dan is er alle kans, dat 'een voor
stel tot (het wed er-invoerep van de oudé,
afgesohafte kermis wordt gedaan, en dat
dit dan waarschijnlijk zal worden aange-
inointen.
Ik wil echter op het antwoord van B. en
,Ws. en wat 'er verder op volgen zal, niet
vooruitloopen. Heb kan wol eens een inte
ressante vergadering worden en ik vefr-»
mood, dat heb bij deze éóne interpellatie
(niet blijven Zal.
Daar as onlangs, toen een paOT bralnd-i
spuiten met den commandant en onder-com
mandant uitgerukt waren naar een nabu
rige gemeente al gevraagd, hoe het gegaan
zou zijn nis in de gemeente zelf in dien
tijd ook eens een brand ware uitge
broken. En wie daar op antwoordde, dat
onze brandmeesters dan wel het initiatief
zouden hebben genomen, verg.a,t of wist niet,
dat de commandant de order had .uitge
vaardigd, dat geen enkele spuit mhg uit
rukken, vóórdat at door hem of wien hem
vervangt, daartoe last gegeven is; en dat
Onder het hoofd V a c a n t i e-v e r-
'd e 1 i n g lezen wij in de „M i d d e 1-
burgsche O o u ran t"
In de Hollo isohe bladen troffen we
tiet volgende berichtje aan:
,,Door den heer A. M. Boeken, te Am
sterdam, is aan de Commissie van Toezicht
;©p het Lager Onderwijs te Amsterdam,
het verzoek gericht, over te gaan
[tot een zoodanige splitsing der scholen
.voor gewoon lager onderwijs, dat de eene
helft in de laatste drie weken van Juli,
dé andere in de eerste drie weken van
Augustus vacantie krijgt.
Aanleiding tot dit verzoek is het over
vol zijn van pensions en andere logeer
gelegenheden, zoolang alle scholen tege
lijk vacantie hebben, een i' *onvenient,
'clat mede ten gevolge heeft, dat op
plaatsen, waar men gaarne met kinderen
heentrekt, aan vruchten groenten, karne
melk e. d'. haast gien aankomen is."
Er schuilt in deze kwestie ook nog een
ander belang, dan <fe hier geuite vader-
Idacht over volle pensions en gebrek aan
karnemelk, enz. n.l. het belang van allen,
die van de vacantie-reizigers moeten le
ven. En hun aantal is groot l
Sedert de leerplicht-wet is ingevoerd,
is de uitgaanstijd van een zeer groot deel
Van het publiek meer clan vroeger ge
bonden aan den vacantietijd van hun km-
deren. En het gevolg is geweest, d'at ge
durende die vier a vijf weken het overal
zoo overvol is, dat de hotel- en pension
houders velen moeten afwijzen, en dat zij
'daarvóór en daarna meer plaats vrij heb
ben dan hun lief is.
Do uitvoering van het denkbeeld, door
'den heer Boeken geopperd, zou dus niet
Alleen ten oed'e komen aan de ouders en
kinderen, maar ook aan de andere hier be-
kloelde rubriek
Over mr. Van Idsinga driestart
>fH et Centrum":
Behoort de afgevaardigde voor Bodegra
ven, mr. v. Idsinga, nog altijd tot de Rech
terzijde?
Als Rechtsehe candidaat is hij gekozen.
Gekozen door katholieken, anti-revolu-
tionnairon en oliristelijk-historischen.
Maar het zou een verrassend resultaat
Ópleveren, gelooven wij, wanneer eens werd
tfcagega-an, welke houding de heer Van Id-
ibiga, bijzonderlijk gedurende de laatste
jaren, tegenover het Rechtsehe Kabinet èn
'de wetsontwerpen van dit Kabinet aannam.
Alsook naar welke .zijde hij partij koos,
wanneer van Links, soms met onmiskenbaar
politieke bedoeling, tegen Regeering en
ïaccrderheid werd front gemaakt.
Bij de Successie-wet, bij de sociale out-
[worpen om slechts deze te noemen,
Wekte de heer Van Idsinga meer den in-
'druk een lfd der oppositie, of minstens van
$en wilde" te zijn, dan een lid der Recht-
aobe meerderheid.
Natuurlijk blijven de personen en de in
tentie van den Bodegravensohen afgevaar
digde hier buiten geding.
Varaan mag niet geraakt.
Rn ook zal niemand hem er een grief van
Spwihen maken, dat hij spreekt en stemt
eigen overtuiging.
Alleen rijst de vraag: Staat de heer Van
.Idsinga inpolitiois nog Rechts en kun
nen wij hem als politieke figuur tot
■lo meerderheid blijven rekenen?
In oen driestar, getiteld: „Nip u w e
proefneming, bepleit „De S ta n d-
aa rd" een overleg met de Rechtsehe
Gtabs over het patroonsverbod.
„Men wist", schrijft het blad „dat
het patroonsverbod op zulk een wèlgowikle
overtuiging afstuitte, en had het dan ook
niet moeten doorzetten, maar met de be
sturen van de Reehtsohe Clubs overleg moe
ten plegen, om het uitzwermen van te veeJ
kleine bakkerijen op andere wijze te voor
komen.
80)
Holmes klom naar de galerij en verborg
er rich achter do draperieën van de leu
ning. Hij bleef daar tot het eind van den
avond. Een bediende kwam de eleotrische
lampen uitdraaien. Een uur later draaide
die Engelschman zijn zaklantaarn aan en
ging naar de kast.
Zooals hij wist, bevatte zij de oude pap
pieren van den architect dossiers, teeke-
ningen, rekeningen, enz. Op de tweede
plank stond een rij registers in volgorde
van ouderdom.
Hij nam achtereenvolgens die van de
laatstverloopen twee jaren en keek dade
lijk naar den inhoud, meer in het bijzonder
naar den letter H. Toen hij eindelijk het
woord Harmingeat ontdekt had en er ach
ter het getal 63 zag staan, sloeg hij blad-
rijde 63 op en las: „Harmingeat". rue
Chalgrin No. 40.
Dan volgde een nauwkeurige opgaaf van
•de voor dezen klant uitgevoerde werken
in verband met de aanbrenging van een
verwarmingsinriohting in rijn huis. En bij-
wijze van aanteekening: ,,Zie het dos
sier M. B."
„.Ja, ik wist het wel," zeide hij, „dat dos
sier M. B. heb ik juist noodig. Daardoor
zal ik de tegenwoordige woonplaats van
lArsène Lupin te weten komen."
Eerst tegen den morgen in de tweede
helft van heb register, ontdekte hij het
dossier in kwestie.
Het onrvatte vijftien bladrijden. Eén tr
Dit overleg is toen niet gepleegd.
Thans moet men er wel toe komen, maar
zij het dan thans ook een volledig en wel
doordacht overleg. Een overleg niet van
enkele Kamerleden, maar van mannen van
de drie groepen, en met den Minister. Kon
er een regeling gevonden worden, die heel
de coalitie bevredigde, zoo was de zaak'
aanstonds gered.
Eerst als dit bleek niet te kunnen, zou-,
den twee van die drie Clubs het moeten on-*
dernemen, doch dan reeds was men ver van
zeker, dat men er kwam.
Iets toegeven over en v/'eer is altoos veel
zekerder weg om zijn doel te bereiken.-
Men heeft nu gezien, dat de Vrij-Libe-
ralen, de Unie-Liberalen en de Vrijzinnig-
Demooraten de gezellen niet willen helpen.
Van Rechts moet de hulp dus komen, en
verreweg het best zou het zijn, dat het van
Rechts alleen kwam.
Juist daarom wezen we er reeds op, dat
de gezellen hun eigen zaak bedorven heb
ben door te driest en veeleischend op te
treden hebben zij den Minister zelf te ver
vooruit gedrongen, en hebben het alzoo aan
zichzelf te danken, dat ze er zoo inliepen.
Het ongeluk is nu maar, dat men dit
niet inziet, en dat zelfs een blad onzerzijds
als heb „Arnhemsohe Dagblad"
de bakkersgezellen feitelijk misleidt door
Het beter te willen weten, dan zij, die vol
komen op de hoogte zijn.
Dit is zoo hopeloos onvoorzichtig, en
maakt-, dat de hoofdredacteur van zulk een
blad ter dege mede verantwoordelijk is
voor den ondervonden tegenspoed.
De bakkers kunnen zeer wel geholpen,
mits rij vertrouwen op wie het wèl met hen
meenen, en het advies en den raad volgen
van hen, die in staat zijn den geheelen po-
litieken toestaud te overzien.
Wanneer zal men toch wijs worden?
Reeds zoo herhaaldelijk bleek het, hoe
er een liefde zonder verstand voor den ar
beider kan zijn, die er den werkman nog
dieper inhelpt.
Ook nu kan het weer goed loepen en zal
het beter dan de eerste maal loopen, mits
de onrijpe staatsmanswijsheid niet nog
maals de zaak bederve.
In dien zin doen we aan wat nu op touw
wordt gezet van harte mee."
„H et Huisgezin" heeft het over
de Kamerleden, <üe wegbleven,
toen over de Bakkerswet gestemd werd en
tegen die wet waren. Zij bleven weg, om
den bevrienden Minister een ned'erlaag te
besparen.
,Het Huisgezin" zegt hiervan o.a.
Hebben allen, die wegbleven, zich door
de-ze overwegingen laten leiden?
Zekerheid heeft men ten deze niet, maar
vast staat in ieder geval, dat de wegblij
vers, die, waren zij aanwezig geweest, zou
den hebben tegen gestemd, de kans op
aanneming der wet vergrootten.
Yast staat ook, dat, hadden nog acht
tegenstanders der wet het voorbeeld der
wegblijvers gevolgd, de Bakkerswet zou
zijn aangenomen.
Men zou dan het verschijnsel hebben be
leefd, dat een wet. waarvoor in de Kamer
slechts een minderheid te vinden was, een
meerderheid van stemmen zou hebben be
haald.
De voorstanders der wet zouden zioh
vermoedelijk over den uitslag hebben ver
heugd, maar aan een moreele nederlaag
zou de Minister niet rijn ontkomen.
En de Eerste Kamer zou, afgezien van
al het overige, volkomen gerechtigd zijn
geweest een wet af te stemmen, die in
den anderen tak der Volksvertegenwoor
diging slechts sfahijn(baar een meerder
heid had verworven, feitelijk en zedelijk
ook daar was veroordeeld.
Wij kunnen de overwegingen, die tot
wegblijven noopten in dit bijzondere geval
eerbiedigen en zelfs waardeeren, nie
mand zal betwisten, dat het de
zuiverheid der stemming, waarbij feitelijk
alleen de waarde of de onwaarde van een
wetsontwerp wegen mag, niet verhoogt!
Het is geen precedent, d'at aanbeveling
van was een afschrift van de mededeelin-
gen betreffende Harmingeat- van de rue
Chalgrin. Een andere gaf de bijzonderhe
den van werken, uitgevoerd voor Vatinel,
huiseigenaar, rue Clapeyron No. 25. Weer
een andere-was gewijd aan baron dfHau-
trec, avenue Henri-Martin No. 134, een
vierde aan het kasteel Grozon, en de elf
andere aan verschillende huiseigenaren te
Parijs.
Holmes schreef deze lijst van elf namen
en elf adressen over, zette vervolgens
alles weer netjes op zijn plaats, deed een
venster open en sprong op het verlaten
plein, waarna hij de blinden achter rich
dichtdeed'.
In de kamer van zijn hotel stak hij zijn
pijp aan met den earnst, dien hij altijd bij
deze bezigheid in acht nam, en, in rook
wolken gehuld, bestudeerde hij de conclu
sies, welke men kon trekken uit het dos
sier M. B., of om het beter te zeggen, uit
het dossier Maxime Bermond), alias Arsène
Lupin.
Om acht uren zond hij Ganimard dit
stodstelegram
„Ik zal vanmorgen zonder twijfel in de
rue Pergolèse aankomen en u een persoon
toevertrouwen waarvan de gevangenne
ming van het hoogste belang is. Zorg in
ieder geval, dat gij vannacht en morgen,
Woensdag, tot twaalf uren thuis zijt en leg
het zoo aan, dat gij een dertigtal mannen
tot uw beschikking hebt."
Daarna nam hij op dien boulevard een
taxi-auto, waarvan de chauffeur hem be
viel, om zijn goedig, weinig schrander ge
laat, en liet zich naar de Place Malesher-
bes, vijftig passen voorbij het huis Tan
Destange, brengen.
„Doe uw auto dicht, beste jongen," zei-
de hij tot den chauffeur, „zet den kraag
van uw bontjas op, want de wind is koud,
en wacht geduldig. Over anderhalf uur zet
ge uw motor aan. Zoodra ik terugkom, rijd
ge naar de rue Pergolèse."
Op het oogenblik, dat hij den drempel
van het heerenhuis zou overschrijden, aar
zelde hij nog even. Was het niet verkeerd,
zich aldus bezig te houden met d'e Blonde
Dame, terwijl Lupin zijn teobereidselen
maakte om te vertrekken Zou hij niet be
t-er gedaan hebben, met behulp van de hui-
zenlijst, eerst de woning van zijn tegen
stander te zoeken
„Bah," zeide hij bij zichzelf, „als de
Blonde Dame mijn gevangene is, ben ik
meester van den toestand."
En hij sohelde aan.
Destange bevond' zich reeds in de biblio
theek. Zij werkten een oogenblik en Hol
mes zocht een voorwendsel, om naar de
kamer van Clotilde te gaan, toen het
meisje binnentrad, haar vader goeden dag
zeide, in het kleine salon ging zitten en
begon te schrijven.
Van zijn plaats af zag Holmes haar over
-de tafel gebogen zitten. Van tijd tot tijd
dacht rij na met de pen in die hoogte en
ernstig gelaat. Hij wachtte ©ven en zeide
vervolgens, terwijl hij een boek opnam,
tot Destange:
,Hier heb ik juist het boek, dat juffrouw
Destange mij verzocht heeft, haar te bren
gen zoodra ik het had gevonden."
Hij begaf zich naar het kleine salon en
ging zoodanig voor Clotilde staan, dat haar
vader hem niet kon zien, en zeide:
„Ik ben Stiokmann, de nieuwe secretaris
van mijnheer Destange."
„Ol" zeide zij, zonder met- schrijven op
te houden, „is mijn vader van secretaris
veranderd?"
„Ja, juffrouw, en ik zou u gaarne even
willen spreken."
„Ga zitten, mijnheer, ik ben zoo klaar."
Zij voegde nog eenige woorden aan den
brief toe, zette er haar naam onder, verze
gelde d© enveloppe, schoof de papieren op
zij, belde aan de telefoon, kreeg verbinding
met haar modiste, verzocht deze, haast te
willen ma,ken met het afwerken van een
reismantel, dien zij dringend noodig had,
en zeide, terwijl zij zich eindelijk tot Hol
mes wendde
„Ik ben tot uw dienst, mijnheer. Maar
kan ons onderhoud niet in tegen woordig-
heid van mijn vader gevoerd worden?"
„Neen, juffrouw, en ik moet u zelfs drin
gend verzoeken, niet luid te spreken. Het U
beter, dat de heer Destange ons niet
hoort."
„Waarom is dat beter?"
„Voor ii, juffrouw."
„Ik sta geen onderhoud toe, dat mijn
vader niet mag hooren
„Maar u moet dit toestaan."
Zij sonden beiden op, hun blikken kruis
ten elkaar.
En rij zeide:
„Spreek op, mijnheer.'»
Nog altijd staande, begon hij:
„U moet het me niet kwalijk nemen, als
ik mij op enkele ondergeschikte punten ver
gis. Ik waarborg u echter de juistheid,
over het algemeen, van die gebeurtenissen,
die ik verhalen ga.
toe!n althans, vooT sZoovter bekend, geen deïj
brand moestem zoodanigen last had ontvan.4
gen. Natuurlijk heeft de commandant dezcD(
maatregel niet op eigen houtje genomen;
maar daarvoor .toestemming ontvangen va©
het Collega vain B. en -Ws. t
Er is in de vragenrubriek' van he.ti
„Leidsch Dagblad" gezegd, da,t er ook wel'
een en ander zal zijn, dat voor dezen maat-}
regel pleit en dat zullen wij, als een dëij
Raadsleden er over begint, dan wel hoo-:
ren; maar zeker is er ook veel tegen. Hcti
komt er m. i. niet op .aan op wiens last
in gev.al van brand de blusschingsmiddelen!
op het terrain v,an den brand komen, maairi
heb komt er op aan, dat zij er zoo spoedig
mogelijk zijn. En nu heeft zich volgens
©enige ooggetuigen hij den laatsten brand
op den hoek vfan de Hooglandsche Kerk
steeg, het gevfal voorgedaan, dat de spuit
y|an de weesjongens tien minuten, volgons
anderen een kwartier, klaar stond voor ze
het blussohingswerk kon aanvangen, omdat
de last van hooger hand, d. i. van den com-
'm'andant der Leidsohe Brandweer, nog niet'
was gegeven. Het was voor onze weesjon
gens, die op heb gebied van brandblusscheH
de reputatie van er vlug hij te zijn ba-
ritten, om „uit hun vel te springen. De
vlanïmen wakkerden al maar aan en zij
moesten het aanzien, dat de politie met haar
slangen wagen geheel machteloos stond te
genover de vuurzee.
Nu was deze brand heel dicht bij Het
ÜWoeshuis, zoodat de jongens ook een ge
lukkig© kans hadden om er het eerst bij
te zijn, doch ©en anderen keór zullen' andere
(spuiten (er weer gfauw bij kunnen wezen,
|en waar het bij teen brand, evenals bij het
redden vAn een drenkeling, er op aankomt
ter gauw bij te zijn, lijkt mij voorshands deze
maatregel glad verkeerd toe.
De commandant is nieb altijd thuis en bij
ihon'k, zijn adjunct evenmin, en watineer
dit eens heb geVal was bij liet uitbreken
van. 'n brand, hoe zou 't dar wel 'moeten gaan
Er kon dan wtel ©ons niet tien a vijftien
tniiruten, miaaT nog Teel meer tijd kunnen'
ver loopen voor m'en met de brandweer kon
uitrukken. Het komt mij voor, dat bij het
remten van dezen maatregel, ,den comman
dant te veel een vaste brandweer voor den
geiest heeft gestaan; maar die hebben we
dn Leiden nog niet en zullen we er ook
riet lioh't kriigten.
Voor de enkele groote branden, die er
in onze gemeente plaats hebben, zou een.
vaste brandweer de gemeente wel te duur
te staan komen. Het perceel aan de Kerk
steeg is geheel af- en uitgebrand en dit zou
m.i. ook nog het geval geweest zijn, indien
de spuit der weesjongens een klein kwar
tier eerder water had gegeven. De omstan
digheden waren hier den vlammen al te gun
stig, het licht ontbrandbaar hout gaf haar
te rijkelijk voedsel. Maar ook voor de be
lendende peroeelen was een spoedig optre
den gewenseht en er maakt zioh bij de ge
dachte aan den getroffen maatregel een ge
voel van ongerustheid onder do burgerij
meester, die naar ik meen, zoo spoedig mo
gelijk dient te worden opgeheven. Daar
werd mij op het terrein van den brand
aelfs verzekerd, dat de politie, die vroeger
als zij op straat of in een politiehuisje
brandalarm hoorde naar het dichtstbijzijnd
spuitenhuisje kon gaan, nu eerst den sleutel
moet ontvangen van derden. Hun eigen
sleutels passen niet meer. En tegenover
de brandmeesters en het verder personeel
getuigt de maatregel bovendien van een
Beker wantrouwen, dat de goede geest, die
bij een vrijwillige brandweer alles is, in ge
vaar brengt. Men moet er maar eens over
hooren praten, „'t Is v.oor ons om er on
verschillig onder te worden", hoorde ik
iemand zeggen. Hefc is waar, dat op deze
wijze wordt voorkomen, dat een enkelen
keer op loos alarm een spuit uitrukt, wat
eenige noodeloos gebleken kosten mee
brengt, maar dat kleine bezwaar weegt niet
op tegen de groote voordeelen, die een vlug
optreden der brandweer heeft, waar alleen
in den aanvang een brand met succes kan
worden bestreden. Zooals ik zei, verwacht
Ik er in de eerstvolgende vergadering
een interpellatie over en het zou mij niet
verwonderen, of de interpellant krijgt de
toezegging, dat een intrekking van den ge-
„Geen praatjes, als ik u verzoeken mag,
feiten
Uit dezen uitroep, dio driftig werd ge
uit, bleek hem, dat de jonge vrouw op haar
hoede was. Hij hernam:
„Goed, ik zal recht op het doel afgaan..
Vijf jaar geleden kwam uw vader in aan
raking met een heer Maxime Bermon'd, die
zioh aan hem voorstelde als bouwonderne
mer of als architect, dat weet ik niet pre
cies. Maar een feit is het, d'at de heer Des
tange genegenheid voor dezen jongen man
opvatte, en daar de staat zijner gezondheid
hem niet meer veroorloofde in de zaken to
blijven, vertrouwde hij den heer Bermond
de uitvoering toe van eenige bestellingen,
welke hij van oude klanten had aangeno
men en die voor de bekwaamheden van
rijn medewerker gesohikt leken."
Sherlock hield op. Het scheen hem boe,
-of de bleekheid van het meisje sterker was
geworden. Toch zeide zij met de grootste
kalmte
„Ik ben niet bekend met do feiten,
waarover gij spreekt, mijnheer, en ik zie
niet in, in hoever zij mij belang kunnen in
boezemen."
„In dit opzicht, juffouw, dat Maxime
Bermond met zijn eigen naam, gij weet
het trouwens evengoed als ik, Arsène Lupin
heet."
Zij barstte in lachen uit.
„Niet mogelijk Arsène Lupin? Maximo
Bermond zou eigenlijk Arsène LupTn heef
ten?"
(Wordt vervolgd.)