Een gifslang. Zangvereenigingen der oude Grieken. De kanarievogel. Voor 'de bevolking van Münofcfen en voor óe vreemdelingen, die in zoo grooton getale die stad beaceken, t8 het een zeer geliefd feomervermsaak om met een vlot plezier tochtjes te maken op de Isar. De vlotvaar tep, waarvan we er hier een in beeld bren- Passagiers vlot vaarten op do Isar. gen beginnen bij het vlottersdoTp, tevens badplaats Tölz. Van hier uit bereikt men bij normalen watersband in zes of zeven uur München. Op de vlotten zijn hoogst eenvou dige houten banken aangebracht. Het geheel is prettig versierd. Voor de afleiding van de gasten zorgt een orkestje van twee of <Me man met een handharmonica en klarinetten. Om de passagiers nog meer in stemming te brengen, wordt eon stevige drank genuttigd. Jai&kte vterzajrttelon. zScdjain <$o dcSHiten1 ten stelen (hoodi gtenoémd). Het gisten kan. 24 unCr, docli ook aoht dagen durén naair ge- kahg vatn de temperatuur. LWannccr hfet Uruisen ophoudt, heeft tij needs kleur en wansmaak. De hoed.' te nu naar dan bjodfem vzm die kuip gegaan en mien kan den wijn ovfertappen. Dit is het éérste product, het Welk de Hransöhen „vin 'de goutfe" noemfen. Het spreekt van/el f, 'dat Xn geval de most TÓet voldoende suikerhoudend is, deze wondt toegevoegd, om' het 'gewtenschte alcoholgen halte te krijgen. Is hiet gisten afgeloopen, dan laat mtetn. den wijn nog eenigen tijd in dfe kuip, afwisselend naar dein afeTd van «Jen oogfefc 6 dagen, ja 2felfs wel 40 dagfetn. Vottral moet men 'zorgen, dat de hoed (schil len, «na.) in de vloeistof blijft ondergodom^ peld, want komt zij in aanraking met de lacht, dan kan de wijn bederven door zuur- votrmlixLg. Heeft nu wijn de gtewfensdlite klfeuT en dmank, dan gaat ïnten htera aftappen in; vfertsch gezwavelde vaten, 'en zorgt natuur lek, dat niete van schillen enz., meegaat. De hoed wordt nu weer uitgeperst, waar door men ©en mindere kwaliteit krijgt. Voor fijne wijnen Vermengt men bedde BOoCrten todet. De wijnen, Vermengd, laten zich heler bewaren, daar hfet uitgeperste meer zuur, tannine fen alcohol bevat. De wijnen worden gedaan in groote vaten, inhoudend 225 liter, ten ondergaan een tweede gisting, .echter niet 'zoo sterk. Zij worden thans helderder en krijgen „bouquet". Uit de uitgeperste hoed, 'droesem genaamd, wordt door middel 'van water weer eten; soort Wijn gemaakt 'met toevoeging van sui ker, ihtetgoen in 'Frankrijk voel gedronken' wordt in goedkoopte restaurants. De fusten worden thans op stellingen ge legd, mtet het bongat omhoog, en worden, voor ordinaire wijnten' om de 8, voor betere soorten om' 3 a 4 dagen bijgevuld, zoodot zij steeds propvol blijven. Na 4 of 5 maan den vtertcert de wijn niet zooveel meer en dan kan de hij voeging om de 8 a 10 dagen gtesohieden. Jonge wijn moet naar ge lang van het gehalte 3- a 4-maa.l overge tapt worden, telkens in een versoh gezwa veld vat, bijv. in lente, zomer en najaar, ten teindc hem van de moer, zaksel en de nog eventueele sluimerende gistkiemen af to zonderen. In het voorjaar en najaar, (eer ste jaar) moet -aan den wijn geklopt eiwit •ook wel vischlijm) met wijn toegevoegd worden. Door de toevoeging van eiwit of nschlijcm, wotqdt de "wijn helderder. Dfe yrijn ■motel nfu wfeter tzé§ wfekten inisl Hébben, waar na hij weder wordt overgetapt in een versoh gezwaveld vat. In dién de wijn nog neiging tot gisting toont, Wordt hij één. of twee- ïruaol meer overgetapt. Na' de e outrage van Het eeTste jaar legt inten den wijn tnfet het bongat ter tijde. Een goed verzorgde natuurwijn verbetert voor zoover hij in dein kelder opgeslagen ligt met teen gelijkmatige temperatuur. Heel rijpte soorten en liohte gewassen kunnen in de lento van het volgende jaar gebotteld worden, voor zoovtetrre zij dan geheel en al Helder zijn. Na het bottelen wordï de wijn ziek. Deze ziekte duurt gemiddeld 2 a 3 maan den naar gelang der kwaliteit van het ge was. Sommige wijnen ziijn na één a twee maandten gtenezten en zijn drinkbaar, nadat zij een jaar flesoh hebben. (Zij worden wel vroeger gedronken). Andere en speciaal zware gewassen hebbfen twtee en drie jaar noodig om' goed drinkbaar té worden. Het gebeuii zelfs wei, dat soinmige gtewassen nooit geheel ten' al op stóaak komen. Dat was het geval o.a. met 1881 en 1887, die nog tot heden toe ruw, onrijp en bitter van temaak zijn. Om wijn lang te foftmten bewaren, ié, als reeds gezegd, het best een kelder m!et een matige temperatuur. Zij ontwikkelt alsdan geleidelijk. ^Vijnon, die te warm liggen, zijn gauw versleten; daarentegen te koud ontwikkelen zij te langzaam. Men moot Bor deauxwijnen niet langer dan 20 jaar bewa ren, waarna zij aan smaak en gehalte gaan verliezen. Bourgogne kan men lnngter bewaren. iWitte Bordeaux- en Sauterne-wijnen ook ongeveer 20 jaar. Men riskeert echter, dat de Haut.Sauter- ne-wijnen, die van zichzelf al eetnigszins liquoureus zijn, als zij oud worden, allicht een Madera-achtigen smaak krijgeniets, wat door do fijnproevers niet gezocht wordt. Bergerac en Muscaaiwijnen kan men gte- rust 30 en 40 jaar, ja zelfs nog langer, be waren. Voor het bottelen draagt men zorg, dat de flesschen uitermate goed gereinigd wor den. .Wascht men zo in dc open lucht, dan zorgt men, dat de flesschen kurkdroog naar den kelder gaan, daar zij door temperatuur verandering benevelen. Men tappc liet vat zonder onderbreken af, doopt de kurk in wijn of cognac, echter nooit in warm water, wat hier te lande nog al eefns gedaan jvotrdi; dooi het wjatónfe w'aïér "zuigt 3te kurk vocht' op, w'at door üie persing valn de kuTk-ïnaokine weer in de wijn fles ch kamt, zeer ten nadeele van dem. wijn. Mén legge ze daarna in hun vakkan en plaatst daarop een strook papier mfet naató vain het merk, datum van aftapping fen gewas. Het is aan io beVeleii de wijnen vóór het gebruik een dag te vorén uit den kel der te halen. Fijne wijnen ontkurk© men een uur te voren en doe de kurk er losjes op, of beter nog mtan sohenké ze ini een kristallen karaf over. Daar in Nederland de kelders nog al vochtig zijn, vergette mten nooit den hals van de flesoh mfet zorg te redui gfeü. Men schrijft afen 'dé „Exptteste*: Eenagen tijd geleden is sohrijvfer gfethige geweest van het doodten door inlanders van een bijzoindero soort slang, die in venijnig-' beid de overal op Java bekende welajng of belang zou overtreffen. Deze slang staat bij de Sotend'ahetezten be kend onder den naami van oraj gdboeg (oraj- slang), heeft «de grootte van een dikken wandelstok en houdt zich liefst sohuil tus- schén de alang.alang. Het onschadelijk ge maakt o exemplaar werd eveneens door in landers bij het snijden van alang-alang ge vonden. Hot dier wend gelukkig vernietigd, eer hst van zijn gevreesde giftanden baJd kunnen gebruik meuken. Dc inlanders, die er waren toegestroomd, om mede getuigen te zijn van don dood van dezen beroeps- sluipmoordenaar, waren zeer oud ter den in druk van de gestorven grootheid, en de alang-alang-snijder zat lang voor zich uit te staren en daoht zijn werk voor eenige dagen te staken, als iemand, die nauw aan een groot gevaar is ontsnapt. Do inlanders zeggen, dat geen lerVenid ■^te- zen tegen de gif band en van die slang be stand is. En de giboeg is zeer kwaadaardig. Terwijl andere' slangen bij het zien vain eenig onraad op de vlucht gaan, doet de oraj giboeg teen aanval op het levend wezen, dat zioh te dicht in haar nabijheid, waagt Karbouwen, sapi'e, geiten en schapen, die tii^schen de alang-alang naar voedsel zo e ken, zijn dan ook vaak slachtoffers \.»n dit ondier. Door deze slaTig gebeten, heb. ben de slachtoffers gewoonlijk geen half uur .jnteer ba leven. Terwijl het lijf ófer m^eetete tifcpfcgg den vofrml van een zweep hteeft, eindigt Het ach. terlichaaim' van de giboeslang op een af stand van ongeveer 40 c.M. van den kop plotseling, Zóó, dat een stomp einde bestaat, mtet een naar boven gebogen, klein uithang- sel, door 'de inlanders „staart" gonoemd. Het is dan ook om die reden, dat sommige menschen, die nooit anders dan de levende exemplaren gezien hebben, lx:weren, dat deze slang twee koppen heeft. De lïchaamtekleur is prachtig. De. schubjes vormten ruiten met een donkéren achter grond, die in het midden gele, bruine en groene kleinere ruitjes vertoonen. Denkende met een heel onschuldige slang te doen te hebben, vroeg ik een der toeschouwers, of hij genegen was v.oor mij de huid af te stroopen, om eir, na bereiding, een gordeltj© of zoo iets van te maken. En wat kreeg ik daarop ten antwoord? „Djoeragan, wij moe ten zoo straks het ondier verbranden, want het is giftig tot de beendertjes toe." Deze overdrijving is begrijpelijk, waar men te 'doen heeft met. een zeer gevreesd monster. In streken, waar veel giboegs voorkomen, Vil de inlander liefst niet door de alang- alang eten weg lianen. Alleen noodgedwon gen volgt hiij de bestaande voetpaadjes, waar langs het gevaar natuurlijk gering .is. Ik heb echter dikwijls lieeren jachtliefhebbers des Zondags do dessa's in zien trekken, om ter op grof wild jacht te maken, zonden- de noodig© uitrusting met het oog op de mogelijke aanwezigheid van deze soort slan gen. Zelildoeksche schoenen en kousen en de pijpen der pantalons, zijn gewoonlijk de eenige beten- en voetbedekkingen. Stevige lederen laarzetn zijn natuurlijk aan te be vélen. Het kleeding-budget van Vorsten. Geien KteeTscKter in Europa heeft zulk een •gToot kleedingbudget als de. Tsaar van Bus- land. Alléén de kleermaker zijner civiele kleeding verdiént aan den Tsaar jaarlijks 25,000 gulden ten do kleermaker zijneT mili taire kleeding 35,000 guldén. De Tsaar draagt, naar een Parijsch blad meldt, een kleedingstuk hoogstens sleohts driemaal, en voor iedetr kostuum' betaalt hij minstens 150 gulden. Eén hoogte hoed kost den Tsaar 60 gulden, een paar handschoenen 25 gulden.; jaarlijks koopt de Tsaar een pelsmantel van pabelbont, die 5500 a 6000 gulden koat. 1 Koning George van Engeland daarentegen ■vergenoegt zioh mtet een garderobe van nog i&een 50,000 gulden. Koning Alfonso van 'Spanje geeft veel geld uit voor jachthem- den; ieder jaohthemd kost hém f 75; hij heeft eenige dozijnen per jaair noodig. De Duitsch© Keizer moet voor zijn uni- •form-gardterobe jaarlijks oöxgteveeT f 50,000 uitgeven; voor zijn civiel-ldeeding geeft hij weinig uit; teen. kostuum draagt hij dertig maal en hij betaalt nooit meer dan 90 gul den voor een kostuum; zijn eenig© kleeding- 'luxe zijn dassén. Het bescheidende garderobé-budget heeft Koning Haakon van Noorwegen, die inder daad voor zijn kleeding niet meer uitgeeft 'dan teen welgestelde burger, die zich m)et 'zorg ten smaakvol klteedt. Petroleum en steenkolen. Zal <1© petroleum de steenkolen als krachtsontwikkelaar vervangen? Deze zoo gewichtige kwestie schijnt bevestigend uit gemaakt te rijn, wanneer men de resulta ten vergelijkt van de officdeele proeven, genomen door twee schepen van dezelfde grootte en hetzelfde aantal paardek rach- ten. De enorme superioriteit van het stoken inet petroleum wordt aangetoond door de rvier volgende punten: 1. met 1000 ton petroleum kunnen 28,000 toeeraijlen gemankt wordien, terwijl 1000 ton steenkolen slechts voor 6850 mijlen toereikend zijn; 2o. men kan, bij gebruik van petroleum, volstaan met de helft van het personeel, dat bij steenkolen noodig is; Sol 'df> kosten. aan bcasodsbrö a^r-f 75000 per maand voor petroleum tegen f 11,095 voor steenkolen 4o. het resultaat van het bovenstaande i6 een aanzienlijke besparing op salarissen, voeding, enz. Uitvoer van Nederlandscbe tuinbouw producten in 1911. Heeft de droogte schade gedaan aan den bollenhandel, voor den Nederlandschen tuinbouw in het algemeen is het een geze gend jaar geweest. Beziet men onderstaand staatje van uitvoer der voornaamste Ne- derL tuinbouwproducten en de hooge prij zen, daarvoor gemaakt, dan zal het duide lijk zijn, dat onze tuinbouwers tevreden kunnen zijn, dank zij den vruchtbaren bo dem van ons land, hun bekwaamheid in het vak en de voortreffelijke organisatie van den handel in tuinbouwproducten. Bloembollen 17,306,400 K.G. Levende bloemen 1,002,100 Boomen en heesters, met uit zondering van vruohtboo- men 11,640,500 Vruchtbooraen 108,900 Planten in potten en kuipen 73,500 Alle andere planten, stek ken, enz. 1,223.000 Aardbeien 4,814,000 Appelen 15,668,800 P*ren 3,181,700 Noten 165,200 Druiven 257,900 ,f Kersen 1,902,000 Kruisbessen 2,368,900 Zwarte Aalbessen 442,200 Bxxide en witte Aalbessen 1,075,500 Sluitkool 43,682,000 Bloemkool 14,884,500 Uien en sjalotten 41,137,900 Komkommers en augurken 45,354,200 Vereenigingen zijn er ten allen tijde ge weest; ook de oude Grieken wisten er van mee te praten. In elke stad van hot klassieke Hellas kon men een club vinden, welke eerst bij een gemeenschappelijk of fer, vervolgens tot een vroolijk feest bij iedere gelegenheid bijeenkwam. Vooral de groote havensteden met een internationa le bevolking telden handwerkersgilden, vereenigingen van vreemdelingen, burgers, jongelieden, kunstenaars, enz. bij dozij nen. Volgens op steenien gevonden oor konden waren er op het eiland en de stad Rhodos niet minder dan 53 zulke ver eenigingen. Daaronder was echter geen enkele zangvereeniging. Voor het gezang in den tempel werd gezorgd door de priesters, meestal door oprichting en in-stand-houding van tempel koren, bestaande uit beroepszangers. Toen Rome de heerschappij kreeg en ook in Griekenland en Klein-Azië den keizercul tus invoerde, word het anders. Tot dien cultus behoorden plechtige hymnen ter eere van den Keizer. Opdat die hymnen voorgedragen kenden worden werden met medewerking van het Rijk in talrijke ste den van Klein-Azië vereenigingen van ,,Hymnoden" opgericht, waarvan de sta tuten door tal van inschriften in den laat- sten tijd zijn bekeno geworden. Het lid maatschap dier vereenigingen, zegt ,,Toon- kunstmeuws", was zeer in trek, want staat eD steden schonken dikwijls belang rijke geldelijke bijdragen; bovendien was de medewerking een groote aanbeveling te Rome en e i krachtige steun bij de bevordering in de politieke carrière. Naoere bijzonderheden zijn bekend o. a. van een zangvereeniging te Pcrgamon. Deze bevatte 35 leden; voorwaarde tot aanneming was het bezit van een hymne. In elk geval hadden bezitters van een hymne, welke geregeld van vader op zoon oveo-gmg^ de voorbewr; al de hymne®. vormden het repertoire der rereeniging. De zoons der leden mochten aan bepaal de feesten deelnemen of ook in het jon gens-koor meewerkenmaar hadden tot de feestmaaltijden welke dikwijls in aan sluiting met de offers werden gegeven, geen toegang. Alleen mochten zij deelne men aan de maaltijden bij gelegenheid van de opneming van een nieuw lid. Onlangs heeft de arehaeloog Joseph Keil een oorkonde gevonden en van zijn onderzoek de resultaten medegedeeld. Volgens hem vormden de gezamenlijke zangvereenigin gen van de provincie Azië een zangers- bond, die jaarlijks op 's Keizers geboor tedag bij offerplechtigheden e<n feesten medewerkte. Dan werden er ook xangwe<J- 6trijden gehouden. In de eerste jaren van zijn regeering gaf keizer Claudius nog een geldelijke subsidie. In elke stad had den de verschillende „hymnoden" op een plein of straat een mar eren plaat, waar in de privikgiën waren gegrift. Maar d« bloeitijd der hymDoden duurde niet lang meer. Onder de regeering van genoemden keizer Gla/udius kreeg de stad Ephesu® van den stadhouder Paul us Fabius Persicus het bevel, haar financiën te ordenen. Hij maakte er aanmerking op, dat een zeer groot deel van do inkomsten der stadf aan de hymnoden besteed werd. Die ver eenigingen werden daarom aonder veel omhaal ontheven van haar verplichtingen om bij den keizercultus mede te werken, en die functie werd aan de Epheben, eon soort schoolt oor, overgedragen. Eén vereeniging werd door dien maat regel niet getroffen; nl. de hymnode van Pergamon, omdat deze vrijwillig was en geen aanspraak inaakte op betaliug. Kei zer Augustus zorgde er voor, dat de gunsti ge bepalingen voor de leden dier ve •eenl- ging gehandhaafd bleven ten laste van de provincie. Te Ephesus schijnt de over dracht van de functie der hymnode op de Ephcbcn gunstig resultaat te hebben. Want een ander inschrift meldt, dat keizer Hadrianus bij zijn bezoek te Ephesus dte hymnen der Epheben aanhoorde en zeer tevreden was over hun praestatiep. De kanarievogel, dien men zoo dikwijl» op oude schilderijen op den rechterwijs vinger van dames ziet zitten, is geen uit vinding van den schilder, die om een Ver siering verlegen was. De portretten zijn afkomstig uit 'n tijd toen men de aardige gele vogeltjes in zoo grooten getale aankweekte, dat zij tot de ononttbeerKijke toiletartikelen gingen be- hooren. Met den kanarievogel op de rech terhand zat zij op Zon- en feestdagen in de hoek harer kamer, en het diertje vorm de geregeld een der onderwerpen van het gesprek. Zooals men weet, zijn dc kleine zangers van de Kanarische eilanden tegen het midden der 16de eeuw bij ons ingevoerd. Men kon ze toen nog niet kweeken, daar de Spanjaarden, die alleen den handel in handen hadden, bijna uitsluitend mannetjes naar Europa brachten. Toen echter in 1650 'n naar Livorno bestemd Spaansoh schip, dat eenig duizenden kanarievogels aan boord had, aan de Italiaansche kust strand de werden de kleine gevangenen vrij, vlogen met elkaar naar hef Westen en nestelden op het eiland Elba. Hier vonden zij zulk een gunstig klimaat, dat zij zich spoedig vermeerderden, en nu maakten de Italia nen gebruik van deze nieuwe bron van inkomsten. Toen men zag, dat- de veelbegeerde vreemdelingen zich ook op het vasteland voortplantten, begon men zich ook in de meer Noordelijk gelegen landen op de kweekerij toe te leggen. Dit geschiedde vooral in Tirol, en binnen zeer korten tija breidde de handel in Tiroler kanarievo gels zdch over geheel Europa uit. Juist bij de Tiroler vogels was de zoo gezochte lidhtgefe kleur overiieerschend, want vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12