les
'V
P
ZPNDAG5BIAD+
1CID5CM DAGBIAD
r.-<
S\
if
sssf
i
VAN MET
rl
STOFGOUD.
ALLEBÏÜEI.
No. 16047. 15 Juni. Anno 1912.
De bekentenis per fonograaf.
School «roeding.
De ooh ooi voeding in Duitschland is in
den laatsten winter ten gevolge der alge-
tneene dam a wel vooruit gegaan, maax
behoudens enkele uitzonderingen sleohtc
«eer weinig.
Juist de groote steden met talrijke
axbeidersbeolking blijven achter.
Te Münohen, waar de voorstellen van
hofraad dr. O/ppeniiei mor in vereeniging
met het instituut voor sociaal werk,
tot reorganisatie geleid! hebben, besloot
bet gemeentebestuur in het koude jaarge
tijde het tot nu toe verschafte middagmaal
met een warm ontbijt (bestaande uit melk,
brood, koffie, cacao) aan te vullen. Dat
ontbijt zal in <ie scholen genuttigd wor
den, en de bereiding door leerlingen der
Bohooikeukens onder toezicht geschieden.
Brood moet in zóó ruime mate verstrekt
worden, dat de kinderen een gedeelte voor
de rusttijden kunnen bewaren-
Te Keulen WurJ in 1911 aan 6000 be
hoeftige leerlingen ontbijt met molk uit
gereikt; te Carlsruhe slechts aan 191.
Te Maagdenburg geldt de uitdeeliog
slechte voor de maanden Januari en Fe
bruari; in veel andere steden voor drie
wintermaanden;
Breslau, waar het achoolonitbdjt reeds
sedert 90 jaar bestaat, telt nog geen 3000
daarvan genietende leerlingen. Daar in
1911 het aantal met 600 was toegenomen,
tegenover 1910, bom de vereeniging, die er
voor zorgt, wegens gebrek aan middelen,
niet als gewoonlijk op 10 December begin
nen, maar eerst op 3 Januari,
Volkskeuze in een ftuin&tad.
Ieder heeft wel gehoord van de zooge
naamde tuinsteden in Engeland.
De oudste Letahworth, werd negen
|aren geleden door een Maatschappij ge
sticht op een grondgebied van ongeveer
1600 Hectaren. Zij brêidlde zdch steeds uit.
Nu telt zij ruim zeven duizend inwoners.
Toen de grond gekocht werd, bevonden
cich daarop twee kleine drankhuizon, een
Sn het noorden en een in het zuiden, beide
ongeveer twee en een helve Kilometer van
bet middelpunt vandaan.
De directie dier Maatschappij besloot voor
Letch worth de volkskeuze in te voeren,
zoodat door de bewoners zou worden be
paald of er drankhuizen, zonden komen of
niet. En zoo is het gekomen, dat de nieuwe
•bad zich uitbreidde zonder dat er een
'drankhuis te vinden waa
Nu is or onlangs voor de vierde maal
Cen volkstemming gehouden en bet ia merk.
waardig op te merken hoe daar de open
bare meening zich steeds duidelijker uit
spreekt voor drankverbod.
De eerste maal worden er veel meer
«temmen voor oprichting van een drankhuis
uitgebracht dan er tegen. Daar echter
velen thuisbleven, waa er geen absolute
meerderheid voor, eaj bleef het bij het
oude. Bij de tweede stemming was het aan
bal stemmen, tegen groobe r dan het aantal
voor; de meerderheid was 6 percent. En nu
'onlangs was de uitslag als volgt; 2569 stem
gerechtigden (alle manlijke en vrouwelijke
inwoners boven de 26 jaar). Uitgebracht:
'voor een drankhuis 521tegen een drank-
Ihuis 1117dat is dna een meerderheid van
36 percent der uitgebrachte stemmen.
De schoonste ervaring pleit hier dan ook
voor het verbod en doet het aantal aan-
ihangeore geregeld toenemen.
Een nieuwe vezel ter vervanging van jute.
Uit Amiens, de zetel eener belangrijke
juteverwerkende texticJindhstrie, wordt
volgens de „Chomnitzer Algem. Zeitung,"
bericht, dat men in den Fransohen Soedan
een Malvacea-Boort gevonden heeft, welke
op dezelfde wijze als de jute behandeld,
een vezel levert, die, wat fijnheid, glad
heid en glans, vooral echter wat taaiheid
en jreetstendsviarmogen aangaat,, nauwe
lijks bij jute-vezels achter «baat. Deze
plant „Hibiscus Canibinns", wordt door
de inheemsohe bevolking reeds sedert ja
ren onder den naam „Da" in kleine hoe
veelheden voor eigen gebruik verbouwd,
hoofdzakelijk voor het maken van strikken
en vischnetten. Proefnemingen van die
zijde der Fransche regeering hebben aan
getoond, dat deze vozelplanten bij ge
ringe verzorging een buitengewoon groote
opbrengst ge vod. Qp de proefstation»
verkreeg men 1800 K. M. vezel per H. A.,
zoodat bij den huidigen stand der jute-
prijzen de cultuur der nieuwe vezelsoort
zeer loonend wordt geacht.
Er is e©u schoon, dat niet afhankelijk is
van eenige jaren levens meer of minder;
maar wel van de stemming der ziel, die
zich in de trekken afspiegelt; een schoon,
dat met de grijsheid kan samen gaan en
niet verwelkelijk is, omdat het oorsprong
neemt uit het eeuwige in ons.
Mevr. Bosboom Toueaaint.
De kunst is veel, maar de liefde is meer.
De kunst is het symbool van den hemel,
maar de liefde is God, die den hemel maak
te. E 1. B r o w n i n g.
RECEPT.
V a n i e 1 j e-ij s.
1 L. kookroom, of L. room, i L. melk,
000 gr. 6uiker, 1 stokje vanielje, 4 eier
dooiers.
Bereiding: De room, de melk met de sui
ker en het stokje vanielje verwarmen, zon
der de vloeistof tot koken te brengen. De
eierdooiers in een kom kloppen, daarbij
langzaam den warmen room en de melk voe
gen en dit alles onder voortdurend roeren
laten bekoelen tot het mengsel geheel koud
is; daarna de vla in de ijsbus doen.
Den ijsemmer vullen met fijngehakt ruw
ije en grof zout; op vier deelen ijs één deel
grof zout. De bus in den ijsemmer zetten
en zoolang draaien tot de inhoud bevroren
is, ongeveer 13 20 of 30 minuten, laarna
het draaiwerk uit de bus nemen en deze
nog 1 k 2 uur in den emmer laten staan.
Heeft men een ander soort ijsbus, /.ond *r
draai toestel, dan moet er in het begin van
tijd tot tijd in de vla geroerd worden; later
niet meer. IJsfiguren of vruchten worden
gemaakt door de met water omgespoelde
vormen met de massa te vullen, deze met»
een perkamentpapier te omwikkelen en
daarna in den ijsemmer te zetten. Wanneer
een vorm van ijs niet gemakkelijk gestort
kan worden, dan moet men hem even in
lauw water houden of eenige minuten open
laten staan.
Te kort.
Een brave jongen, een zoontje, dat al dik
wijle onderhouden is door zijn vader over
het uithalen van eieren en jonge vogels,
vertelt zijn vader:
„Ik weet een „blauw poapie" te liggen
met vier jongen. Eerst had het zes eitjes."
„En weet je dat alleen? Dan mag jo hot
aan geen anderen zeggen".
„Neen, vader, ze weten het allemaal te
liggen, in een hollen boom op de Kerke-
steeg, maar geen eun haalt het uit."
„Nu, dat is mooi; dan begin ik toch aan
jullie te winnen."
„Jal Je ken 't goed zien liggen, maar...
er knn er geen een hijbun armen zijn te
kort."
Het verschil.
Een onderwijzer heeft van koning Salomo
verteld. Om te zien of zijn leerlingen hem
begrepen hebben, stelt hij de vraag:
„Kan iemand mij het verschil noemen
tnaaahen koning Salomo en and are Dun-
■cheat"
Geen enkel antwoord..
„Wel, ia er geen verschil bijv. turacben
koning Salomo en mijl" vraagt hij verder.
De stilte houdt aan. Eindelijk steekt een
kleine jongen den vinger op.
„Nu, ventje, weet jij hett"
„Salomo was wijs", luidt het beschamend
antwoord.
H u i b v r o u w-e t ij L
Mevrouw heeft een nieuw dienstmeisje,
aangenomen en laat haar getuigen aan:
haar man zien.
„Nu," zegt deze, „daar heb je ook wat
moois uitgezocht Hier staat; „Mina waa
steeds eerlijk, trouw en werkzaam, maar
wenscht nu te veranderen"-"
De brandkast.
„Kerel, wat heb je een geweldige brand
kast aangeschaft 1"
„Aoh ja, als je zeven dochters hebt, Van'
zoo'n aanmoediging geen kwaad I"
Het verbaal.
Mevrouw: Marie, als je vriendinnen bij
je hebt in de keuken, moet je zorgen, vdat
ze niet zooveel leven maken en ze niet
laat houden. Ik kon gisteravond niet sla-
pen van het gelach van je vriendin."
Marie: „Ja, mevrouw, dat begrijp "ik
maar ze kon het niet helpen. Ik vertelde,
hoe u laatst probeerdet een taart te mm-
ken 1"
Onder vriendinnen.
Dora: „Je kunt me feliciteeren, bwv»
Jan heeft gisteravond aanzoek om mijn
hand gedaan en ik heb toegestemd."
Nora: „Feliciteer mij ook maaT, lieve.
Jan heeft eergisteren aanzoek gedaan om
mijn band en ik heb hem een blauwtje la
ten loopen."
De slimme knecht.
De schrijftafel van zeker letterkundige
werd door zijn oppasser in orde gebracht'
en deze verscheurde papieren.
„Jan, wat doe jij daar?" vroeg mijnheer
met drift.
„Wees maar niet bang, mijnheer, ik ver
scheur alleen het beschreven papier, het
witte laat ik liggen," zei Jan geruststellend.
Een talenkenner.
Radelooze echtgenoot (in Parijs): „Mijn
vrouw heeft me gevraagd, toen ik uitging,
om wat eau de cologne voor haar mee te
brengen, maar goede genade, hoe kom ik
te weten wat „eau de cologne" in bet
Franech isT"
De slordige kleermaker.
„Wat die kleermaker» tegenwoordig toch
slordig werken", zuchtte mevrouwtje. „Dat
is nu zeker de zesde maal in drie maanden
tijds, dat ik dien knoop haar aan naai I"
Bi b 1 i o t b e e k-w e rk.
Barones. „Is mijn man er niet?"
Huisknecht: „Mijnheer de baron werkt in
de bibliotheek."
Barones: „Wek hem dan maar en zeg
dat er bezoek i»i"
Koopmansstijl.
Koopman (tot zijn vrouw, die op zijn ca
talogus gaat zitten): „Vrouw, sta op, je
drukt de prijzen,"
Niet bang
„Nu krijgen we 'n tunnel, lieve. Je ben»
toch niet bang?"
„Weineen, al» je je sigaar maar uit den
mond neemt) f'
i
i
•4»
r
t'l ei7Te ••ïeï» ••int 1
v-:-:
•V
pkL'
tr
"'•v! i p*'•'JT
/W\iA/\JV#MN/WVN
De regen sloeg tegen de ruiten van het
venster, waarvoor Margaret stond, en
voinxif plassen op het plein in een der
stille wijken van Londen, waarop de laat
ste bladeren van de hoornen lagen.
,.Nu is de zomer geheel gedaan," mom-
DeWe zij droevig. David zei, dat hij
wenïïchte, dat het altijd zomer was, dat de
mensohen in den zomer altijd veel beter
zijn. David hield van vroolijkheid."
Zij zuchtte en haar mooie blauwe oogen
ruiden zich met tranen. Aan David mocht
zij nu niet langer denken, want morgen
zou zij trouwen met den man, die David
haatte en door hem gehaat werd.
Een gelukkigen zomer had zij twee jaar
geleden gehad. Drie jonge mannen bemin
den haar, maar David Alleen had haar hart
veroverd. Hij was de armste van de drie.
Denis Ingersby, haar neef, was de rijkste,
en dr. Malcolm had een groote toekomst.
Geen van drieén had haar nog van liefde
gesproken; zij lachte en schertste onge
dwongen met hen, want zij wa« pas acht
tien jaar, maar zij wist tooh wel, dat zij
haar beminden en dat zij David beminde,
David met zijn eerlijke oogen, zijn open
hartig gelaat en gullen lach.
Haar moeder vreesde, dat hij te lucht
hartig was, maar Margaret meende, dat zij
hem beter kende. Hij moest naar Afrika te-
rugkeeren, waar bij een goede betrekking
zou krijgen als ingenieur van een der mij
nen, en als hij die had, dan zou hij haar
hand vragen.
Toen kwamen de slechte tijden, het eene
ongeluk na het andere. Haar moeder stierf,
zij verloor haar geheele vermogen en haar
neef Denis zou verder voor haar zorgen.
Hij was een geleerden, langen tijd in Afri
ka geweest, waar hij de talen en zeden der
inboorlingen had bestudeerd. Hij was een
gezien lid van versoheiden geleorde ge
nootschappen en Margaret had veel ont
zag, bijna vrees, voor hem. Daanom had het
veel indruk op haar gemaakt, toen Denis
haar zeide, dat zij nooit meer aan David
Gordon mocht denken. Hij had zioh slecht
gedragen in Afrika; bij waa een drinker en
afl.n de mijn, waar hij werkzaam was, had
men hem ontslagen wegens oneerlijkheid. Hij
toonde haar een brief, waarin dit alles
van David werd geschreven, en ook, dat
de betrekking als ingenieur, waarvan hij
gesproken had, een leugen waa. David zou
in Afrika nooit meer een goede betrekking
krijgen.
Toen Margaret dit hoorde, was het alsof
haar jeugd in haar hart stierf. Zij verzocht
hem heen te gaan en hij ging, zonder tr
een woord hij te voegen.
David was destijds op reis in Schotland
en toen hij te Londen terugkeerde, ging ri;
hem op straat voorbij, zonder hem te groe
ten. Hij schreef haaT om hem een onder
houd toe te staan; maar sij antwoordde
koel, dat tij hem niet wilde weerzien Daar
op vertrok hij naar Afrika.
Een maand na zijn vertrek vroeg Denis
om haar hand; maar hij was het, die haar
den slag had toegebracht, en 1 et meisje
voelde afkeer van hem. Kort daarop ver
trok ook hij naar Afrika, om gegevens te
verzamelen voor oen werk, en bij het af
scheid nemen zeide hij
„Ik weet niet 'of ik ooit zal terugkomen;
maar als ik bom, dan zal ik weer om uw
hand vragen. Ik zal u beminnen tot aan
het uur van mijn dood. Tot zoolang zal ik
de hoop nooit opgeven, en als ik sterf, don
zal ik u een gedachtenis nalaten."
Zij trachtte vriendelijk tegen hem te zijn
en bracht hem weg naar het Waterloo-sta
tion. Tot zijn bagage behoorde ook een fo
nograaf.
Margaret kreeg bericht van zijn behouden
aankomst in het zwarte werelddeel en acht
weken daarna ontving zij de tijding van zijn
dood. Hij stierf aan een slangebeet in de
binnenlanden, alleen met eenige inlandsche
dragers.
Toen was dr. Malcolm gekomen en had
haar gered van de armoede, die baar op
nieuw aangrijnsde. Hij had reeds 'n drukke
praktijk en voorzag geheel in haar onder
houd, terwijl hij haar jongoren broeder
Harold naar Marlborough zond om op zijn
kosten te. studeeren. Kort daarop deed
hij zijn aanzoek. Margaret beminde hein
niet, ondanks alles beminde zij nog
steeds David en hem alleen maar zij
vroeg zioh af, waar Malcolm haar zoo ge
lukkig had gemaakt, of zij wel het recht
had hem het goluk te weigeren.
Morgen zou zij zijn vrouw worden en he
denavond zou Malcolm bij haar komen eten.
Harold, die voor de bruiloft vrijaf had, was
bij haar en was opgetogen over alles wat
uit Afrika was gezonden als do nalaten
schap van neef Denis, en dat juist was aan
gekomen.
„Er is allerlei aardigs voor u in die
Afrikoansche kisten, Madge", zeide hij; „ik
heb mrs. Briggs geholpen ze open te ma
ken. Na het diner zullen we de fonograaf
laten werken. Ik heb nog nooit een fono
graaf gehoord. Dat zal wel leuk zijn."
„Ik vrees, dat wij er niet veel van ver
staan zullen", zei Margaret; „liedjes van
de inboorlingen en wijsjes, die zij op hnn
instrumenten spelen. Ik ban bang, dat wij
bun namen niet eens kunnen uitsprokon.
Zij beproefde het met eenige namen, die
zij vroeger wel eens van Denis had ge
hoord:
„Wapohomo en Wageryaya, Galla,"
„Hè," zei de knaap, „dat is nog erger
dan Grieksob. En kon neef Denis al dat
Koeterwaalsch spreken?"
„Ik geloof het wel."
Buiten hoorde zij het geluid van een
automobiel.
Dat moest Maloolm zijn; zij deed haar
best, om hem met een vroolijk gelaat te
ontvangen, maar juist zei Harcld:
„Ik wou, dat David maar uit Afrika te
rugkwam. Hij heeft beloofd, dat bij een
bo« assagaaien voor mij zou meebrengen en
dan zou hij mij loeren er mee te werpen
zooals de inlander» doen."
„Davidl"
Zij huiverde even. Waarom vond die
naam nog altijd weerklank in haar hart,
ook nu nog, terwijl zij morgen de vrouw
van Maloolm zou zijn?
„Na morgen wil ik nooit meer aan Da
vid denken," zeide zij voor zich, „ofschoon
het toch niet slecht kan zijn te denken aan
een doode en de David, dien ik beminde
en in wien ik geloofde, is dood."
Harold ging voort:
„Hij was een goede kerel, die David. Hij
hield altijd zijn woord en ik weet wel, Mad
ge, dat gij hem ook gaarne mocht."
„Stil."
Juist kwamMaloolm binnen, in onberis
pelijke a/vond-kleeding, een glimlach op zijn
bleek gelaat. Harold week in een hoek te
rug.- Ondanks Marlborough bieM bij met
van zijn aanstaanden zwager.
Een slag op den gong kondigde aan, dat
het diner, waaraan mra. Briggs, do cospi-
ta van Margaret, al haar kookkunst had be-
steeds, was gediend.
Toen het dessert gebruikt was, ging men
naar de voorkamer, waar de fonograaf
door Harold was opgesteld, en de knaap
zou de platen, die er bij behoorden, laten
loopen.
Maloolm zette zich in een fauteuil, Mar
garet'op de canapé, niet ver van hem af.
Haar gelaat was zoo bleek, dat Malcolm
vroeg of haar iets deerde.
„Ik denk aan den armen Denis," zeide
zij, die zoo alleen, ver van ons, is gestorven.
Ik heb er een voorgovool van, dat hij nog
iete te zeggen zal hebben door dit toestel,
u en mij."
Harold stelde de fonograaf in beweging,
zooals mrs. Briggs hem gezegd had, d it het
moest. Er klonken eenige liedjes door de
kamer, liedjes van de inboorlingen, in een
taal, die niemand verstond, be^oleirl door
een vreemdsoortige, eentonige muziek;
maar eindelijk kwam er een plaat, die En
golsohe woorden weergaf, gesproken door
een stem, welke Margaret deed opspringen
en, in gespannen aandacht den hoor.i van
de fonograaf naderen; de stem van In
gereby sprak tot haar, de stem van den
doode1
„Margeret", zeide de 6tem, „dit is al
leen voor uw oor bestemd Luister. Ik sterf.
Ik ben gebeten door een python en daar
geneest men nimmer van. Ik heb nog maar
een uur te leven, Ik ben alleen in de hut
en heb pen noch papier. De negers zijn
heengegaan om hulp te halen, maax niets
kan mij redden. Ik wil niet sterven met een
leugen op uiijn geweten. Uw gelaat heb ik
steeds voor oogen, Margaret Ik was als
een waanzinnige, toen ik eenklaps dacht nan
de fonograaf, want ik heb gezegd, dat men
alles wat van mij L aan u moet zend":).
De fonograaf moet u mijn bekentenis over
brengen. Ik heb gelogen, toen ik u dat zei-
do van David Maloolm heeft bet verzon
nen en er mij toe overgehaald De man van