Anekdoten*
Hen komt altijd weep tot het
oude terug.
De naam „papier" ia afkomstig van. bet
Ghrieksebe -woord Papyrus, een soort riet,
'dat langs de oevers van den is ijl groeide en
waaruit men al papier bereidde minste as
dertig eeuwen vóór Christus!
De papierfabrioatie was dus van teer
groot belang voor de Kgyptenaren en Grie
ken en Romeinen werden van uit Alexan
dria van dit deugdzame fabrikaat voorzien 1
Toen men nu echter papier ging vervaar
digen van lompen en andere vezelstoffen,
en deze fabrikatie zoo snel opkwam, ging
de Egyptische papyrus-bereiding teloor.
Nu wordt er echter bij Tonga aan den
boven-Nijl, weer een papierstof-fabriek op
gericht, die het papier niet geheel gereed
maakt, maar enkel de grondstof daarvoor
uit de Papyrus-rietplant, die dan verTcl
geus gedroogd en geperst naar alle groole
papierfabrieken in het buitenland zal worden
gezonden.
Portretjes-zaaien.
„Suze", zei kleine Dik, een pakje bloem-
zaak oppakkend, met het „portret" van
een paar klaprozen er buiten op. „Mag ik
dat aardige plaatje hebben
„Neen Dik; daar zit mijn zaad in. Ik ga
het uitat rooien in den tuin en van den zo
mer aal het prachtig opkomen."
Dik begreep dit niet hl te best. Tenminste
hij verstond er uit, dat Suze de „portret
jes" ging zaaien en dat daar dan prachtige
klaprozen uit zouden groeien.
Hij dacht er eens een tijdje heel ernstig
over na, toen stapte hij parmantig naar de
kast waar zijn prentenboeken in lagen, zocht
net zoo lang, tot hij er het plaatje in vond,
dat hij bedoelde, voorstellende drie mollig»
konijntjes met een zacht, wit-grijs vachtje
en allergezelligste lange „lepeltjes". Wel
aarzelde hij een oogenJblik, maar, met een
kleur als vuur scheurde hij toen de prentjes
radicaal uit zijn boek.
Toen haalde hij een houten schop en ging
m den tuin. Bij zijn eigen plekje grond aan
gekomen groef hij drie gaatjes en in ieder
daarvan „zaaide" hij een van de drie
plaatjes, die hij uit zijn boek had gescheurd.
Hij bedekte ze daarop zorgvuldig met aar
de en ging toen weer naar binnen.
„Hè juf, hebt u niet con paar mooie
plankjes voor mij?" vroeg hij, „ik wou een
konijnenhok timmeren ziet u."
„Maar wat heb je daar nu aan, vent?
Waar haal je dan de konijntjes vandaan I"
kksik de wedervraag.
„O, die zullen gauw genoeg volgen; ik heb
er al drie gezaaid in mijn tuintje, als ze nu
maar gauw opkomen."
Juf laohte eens, maar zei niets meer.
lederen dag ging Dikkie nu naar sijn
konijntjes zien, maar.v..och heden, er kwa
men er maar geen op 1
Met zijn verjaardag kreeg onze kleine
baas echter een paar lieve langoortjes en
een mooi hok er bij, dat vader zelf getim
merd had. Dat was me een verassing I Ik
geloof, dat Dikkie zijn lievelingen wel mee
naar bed had willen nemen, maar dit
mocht' nu eenmaal niet. Op rijn wandeling
door den tuin drukte hij ze echter als een
liefhebbende moeder aan h<-t hart en „Mol
letje" en „Donsje" hadden een leventje
als geen ander konijnenpaar bij die echte
wildzangen, als Dik en Suze feitelijk wa*en.
Ook een verrassing.
Op een der laatste dagen van het vorige
jaar wandelde een jongmensch langs de
winkels van een der voornaamste straten
van de hoofdstad Van tijd tot tijd bleef
hij stilstaan en keek naar de uitstallingen
der winkelkasten. Hij wilde een geschenk
koopen en zocht iets, dat getuigde van
zijn goeden smaak en dat hem toch niet
veel geld kostte. Eensklaps scheen hij een
besluit te nemen en trad den winkel van
een koopman in oudheden binnen.
Hij vond den koopman zeer ontsteld,
want deze had! juist een porseleinen vaas
van groote waarde, in verscheiden stukken
gebroken.
Wat kosten die stukken?" vroeg de
jonge man.
„Wel mijnheer, die vaas kan niet meer
hersteld worden."
„Dat komt er niet op aan. Ik geef ©r u
5 gulden voor."
De koopman keek dien vreemden kooper
verbaasd' aan, zich afvragende of hij met
een krankzinnige te doen haddaar de
▼aas voor hem geen waarde meer had,
stond hij ze gaarne voor de geboden som
af.
De jonge man verzocht hem de stukken
zorgvuldig in een doos te doen en deze te
laten bezorgen aan 't adres van Mevr. F.
„Een heerlijke inval!" zeiae hij bij zLch-
zelven. „Mevrouw F. zal denken, dat de
vaas onderweg gebroken is."
Twee dagen later begaf hij zich naar
Mevrouw F. Hij had zjch reeds afge
vraagd, wat hij zeggen zon, om te kennen
te geven, hoezeer het hem speet, dat de
vaas in zulk een toestand was aangekomen.
Maar Mevrouw ontving hem zeer koel en
zei de hem, dat zij zijn zonderling ge
schenk ontvangen had. Daar hij bij dat
woord „zonderling" een beweging van ver
wondering maakte herhaalde zdj|: „Ja
Mijnheer, uw zonderling geschenk. Kijk
zeil'?
En asj liet den jongen man de stukken
van de vaas zien, elk zorgvuldig in papier
gepakt.
De koopman in oudheden had al te veel
ijver aan den dag gelegd en buiten zijn we
ten den jongen man voor zijn gierigheid
gestraft.
Een nieuw spek?
Ik hoorde laatst van een spel, dat in
Inche althans op de buitenbezittingen veel
gespeeld moet worden, en dat jullie zeker
niet bekend ia? Ik bedoel: het „pisang»-
diefje-spel"; me dunkt, nu deze vruchten
hier hoe langer hoe meer ingevoerd wor
den, kan er miachien het spel ook wel b©*"
kend worden.
Het is een soort krijgertje spelenHoort
slechts:
De kinderen, die voor pisang spelen,
staan of zitten. Het moet nu verder ver
beelden, dat de eigenaar der plantage met
zijn hond rondwandelt en daar toevallig
een dief betrapt, die een tros pisangs ge
kaapt heeft, en zich nu gereed maakt, weg
te gaan. Als de eigenaar hem ziet, hitst
hij den hond, natuurlijk ook eon der
medespelers op en samen zitten zij dien
eohuldige achterna. Je kunt er dus ge*
ducht bij loopen, dat beloof ik je ©n dua
zou ik ia het nu komend seizoen het
„pisangs-dief-spel" nog maar niet probeo*
ren.
Ingezonden door „Zus".
Goede gelegenheid.
Tante heeft aan kleine Jantje van hon
gersnood verteld en zegt dan: „Verbeeld
je eens, vent, hoe verschrikkelijk het is van
honger te moeten sterven."
„Och ja, tante geef mij nog een koekje»
asjeblieft."
verontwaardiging lucht te geven. „We moe
ten gauw Mies' mouw afstropenanders
Woedt zdj nog dood!"
Nu, Mies hield zich Spartaansch in een
woord; want we moesten haar well pijn
doen, al leggen we ;t nu ook nog zoo voor
zichtig aan; we bonden onze zakdoeken
aan elkaar en maakten daar een heel stijf
verband van en zij zelve zag dan ook na
j&floop der bewerking haast zoo wit als
dat verband, zoowel door pijn, als docr
schrik en door bloedverlies 1
Al dien tijd had de donkere dame can
den uitgang van het hol gestaan, of ze
naar iets luisterde en eindelijk trad ze
weer op de oude af die steeds roerloos op
den vloer log. Ze bco-g zich over haar heen
en riep haar bij haar naam, waarna de
leelijke heks zich eindelijk zittend over
eind hieï, om zich heen keek met groote
verglaasde cogen, of ze heel niet wist,
waar ze waa, of wat er met haar gebeurd
vos.
„Wat doen die daar?" vroeg ze op ons
wijzend, „en hoe komen die kinderen hier?"
„Kooi, kom, dat weet je wel", sprak de
donkere dame vrij ruw. „Stel je nu met
zoo gek aan 1"
Maar de oude schudde het hoofd en bleef
pteeds strak den blik op ons gevestigd hou
den.
Toen trad de donkere dame weer naar den
ingang der kloof, maar kwam weer heel
gauw terug en de oude bij d© schouders pak
kend, Eohudde zo haar heftig heen en weer
en gaf haar een slag in het gezicht die flink
aankwam.
Toch hielp dat nog niet, de donkere dame
scheen echter niet verlegen. Zich weer naar
den ingang der kloof wendende riep zij:
„Daar heb je zei Daar zijn de soldaten
Binnen een half uur zullen ze hier zijn."
Op dit bericht kreeg het gelaat der feeks
een uitdrukking van vrees, zooals ik dat
nog nooit bij iemand gezien heb 1 Maar tccb
antwoordde se onvervaard:
„Goed I Laat ze komen Dan zijn mijn
jongens toch al lang terug. En anders zal
ik ze toch wel weten te ontvangen!"
Bij dit laatste gezegde maakte ze een bo
weging alsof ze het geweer wilde pakken,
dat ze natuurlijk op dezelfde plaats tegen
den muur verwachtte.
Maar ziende dat het daar niet was,
keek ze met wilden blik om zich heen en
riep: „Waar is mijn geweer? Wie heeft
mij mijn geweer durven afhandig makeD
„Ik heb het geweer genomen", zei >k,
moedig vooruit tredende, ,,U hebt er nu al
genoeg kwaad mee uitgerioht Dit zeggende
wees ik naar Mies' arm.
„Wat bedoel je?" vroeg de heks dreigend
„Ik weet niets af van 'n arm van dat kind!
Maar zeg op: wat heb je gedaan met mijn
geweer?"
„Ik heb het ergens verstopt, waar U het
nooit zult kunnen vinden", zei ik triom
fantelijk. „Ik heb het den rotswand afge
gooid I"
„Wat? Heb je mijn geweer weggegooid?
Hoe durfde je het ondernemen 1
Wacht ik zal je leeren jou brutale jongen."
En wat er nu gebeurd zou zijn, weet ik
heusoh niet 1 Maar opeens trad de donkere
dame weer naar binnen en zei:
„Daar heb je zé!"
Aan den toon van haar stem hoorde ik
evenwel, dat ze ditmaal niet de soldaten
meende en wie ze nu eigenlijk wel wachtte...
enfin, dat zou ook gauw genoeg blijken.
„Welzoo Grootje, wat heb je daar voor
visite vroeg een man, die van top tot teen
gewapend was.
„Ja, dat weet ik zelf ook niet. Vraag het
haar maar eens", zei de oude, op de don
kere dam wijzend.
„Wat beteekent die kindervisite Klink",
vroeg de man familiaar en luid. De donkere
dame achtte het zeker niet geraden, hardop
te antwoorden en ze nam hem du^ ter zijde
en sprak langen tijd fluisterend; ik zou een
lief ding gegeven hebben, als ik had mogen
weten, wat die twee daar samen af handel
den.
(Wordt vervolgd. 1