VOOR DEJEUGD
t Ig-IDSCH DAGBLAD
Anekdoten-
Nieuwe Raadsels.
Oplossingen der Raadsels.
tioede opiossiugea ontvangen van:
Correspondentie.
Ho. 1602*7,
Woensdag- 22 Hei.
Anno 1912,
Het ieezeiwest in de pomp.
Van de mier, die iets
bjjzonders wilde hebben.
Ingezonden door „Raadsheertje".
Zeeziekte.
Hij heeft het zwaar U verantwoorden;
akelig zeeziek en midden in zee. In de eer
ste tien dagen geen land te bekennen. Ra
de 1003 trekt hij aan de hel.
Hofmeester: „Heeft u gescheld, meneer?"
Passagier: „Ja, hof meester, ocb,
m man breng eens wat ik je bid dien
mag een kl klein stukje land., laDd cf
'n ei eilandje of zoo ieUl"
Ingezonden door „Zoet en Zuur,?.;
Ergvleiendl
Kleine Frits aan het veDst-?r: „Och ma
houdt u nou op met de piano. De orgelman
begint!
Ingez. door „Roosje."
Jan: „Wat weegt zwaarder een pond vee-
ren of een pond lood?"
Pjet: „Een pond lood."
Jan: „Neen allebei even zwaar."
Ingez. door „Leeuw van Moddlerspruit."
Duidelijk adres.
Heer tot jongen: „Hier ben ik toch in
pet dorp M. V'
Jongen: „Ja m'neer."
Heer: „Ik heb mijn portemonnai niet bij
me, kom morgen maar bij me aan huis. Ik
woon in Amsterdam."
Ingezonden door Jan Hageman.
Een kleine jongen tegen buitengewonen
langen heer: „Is 't koud bovten meheer?"
Lee raarJ an, wat zie je boven je hoofd,
als je in de luoht zie?"
Jan: „Den hemel meester;"
Leeraar: „En wat zie je als het regent?"
Jan: „Mijn paraplu, mijnheer!"
„Jan! 't is vreeselijk koud buitten, je moet
de kachel eens vrat opstoken.
„Best, mijnheer, maar het zal er buiten
niet warmer door worden."
Ingezonden door Dora de Bode,
te Wassenaar.
I
Tien lettere voegen wij te zaam,
Die vormen den gthteitn naam.
Van een weleer geroemden man,
Wien ieder hulde bieden kan.
Die hteld stond 1, 2, 4 voor het vaderland.
Was kloek van daad en 10, 2, 1 van hand,
Wist zich te redden wonder vlug,
Keerde zijn vijand noofb den 0, 7, 8.
Hij leefde in veel strijd en druk,
Had in den oorlog geen 8, 4> 3, 5.
Maar toch, tot het laatst toe hield hij
moed,
En aei geioovig: „God is goed."
ÏDgezonden door Theresia Veeren.
II.
Neem van een plant 1, 2, 8, 4,
Dan hebt gij een gekorven dierÉ
Heel kunstig in zijn werken;
Terwijl haar 5, 6, 7t 8,
Op elke wereldkaart gebracht,
Terstond is op te merken.
Men zaait düe plant in vetten grond
Tot spijze voor des menschen mond,
Ze wordt met smaak gegeten.
Men snijdt haar eens of vaker af,
Al naar wij u te snijden gaf;
Hoe zou die plant wel heetent
Ingezonden door 0. Landweer.
HL
Mijn geheel is een kasteel uit den ouden
tijd.
7, 6, 6 ie een nuttige vogeL
1» 0, 3 is niet ledig.
4, 2, 3, 9 is een dom dier.
7, 6, 4 is een afsluiting.
7, 2, 3, 9 is niet heelemaaL
3, 2 9 is flauw.
1, 6, 3 heeft ieder mensch.
Een 3, 8, 4, bezitten de meisjes.
L
Morgenster.
n.
Spinneweb.
IIL
Klein. Duimpje.
„Roeeknopje", „Stokertje", A. wtn Aosr
sen, „Fruitmannetje", Dirk Bergman, Her-
manus en Frederik van Venetië", „Wilde
Roos", „Stormvrouwtje", Joh. Vis, „Sol
daatje", „Vroolijke Frans", „Appelboom
pje", Eva Kloots, „Pinksterbloem", „Be-
gonia", „Anjelier", Belsie en Anna Peter
sen, „Wandelend bakje", B. Breebaart, jao.
D. Hoathoff, „Broer en Zus",
„Klavertje Vier", N. Groen, Anna Krielr,
Willem Engels, Daan Wiering, Arie en
Adriana Kenbeek, Arie Gille, „Michiel de
Ruyter", „De kleine Modiste", Margaretha
van Meijgaarden, Willem Uitenbout, „Mei
bloempje", J. Eggink, A. E. Karens, Mar
tha van Weizen, Petromella en Sophia van
der Born Arie van Konijnenburg, Antje v.
Konijnenburg, Willy Bakx Jr., Johannes
Scbregel, Koos Veerma, „De twee J's", C.
L. Janssen, E. G. van Heiusden, Aatje Wem
pe, „Appelbloesem", Nanny Tendeloo, (Jor-
ry van der Horst, Marie Meyer, Betsie en
Arie Anneeze, Hendrik van den Heuvel,
„Kastanje", Marie Engels, Franoina en
Theresia Veeren, Tom Rees, M. Bosselaar,
Henri Bomanesko, „Columbus', Antoon en
Anna Hoogeveen, te Leiden.
„Morgenrood", te A 1 p h e n.
„Vyvia", „Sohoenmakertje", te K o u d e-
kerk
Cornelia de Vries, te Kaag.
D. E. Nieuwenbuis, te L i s s e.
„Jupiter", „Vliegmachine", 0. de Best,
te Noordwijk.
N. Taats A en G. Visser, te Oegst
geest.
Catharine en Marijtje van Klaveren te
Kijnsburg.
Cornelia en Nelly Honig, Arie de Jong,
K. G. van Ammers, Bertus en Dora de Bo
de, „Sneeuwklokje", Maria v. d. Loo,
„Vergeet-mijniet", Willem van der Stoel,
Heintje Blankespoor, te Wassenaar.
Geertruida van Tilburg, Nico Rjjnsburger,
„Oranjeboompje", .^Roodkapje", Willem
de Jong, Aartje en Flora Parlevliet, Adria
na Vogelaar, te Zoeterwoude.
Prijnen vielen ten deel aan: „Klavertje
Vier", en Jeo. Laman te Leiden, K. G.
van Ammers, te Waaaenaar.
„Kastanje" heet ik barteüijk welkom
ia onzen kring en verzoek hem mü, beha&ve
de oplossingen, ook eens nieuwe raadsels en.
ameodoten te willen toezenden.
„De kleine Modiste". Jammer, dat
je het blaadje kwijt waart, meisje. Het beste
is, om ia 't varvcflg je courantje maar da
delijk op te bergen, zoodat je het vinden
kunt aÜs je het noodig hebt.
Air ie Gille. Kon. je het nog niet gé-
loovetn, toon je het gedrukt zag staan,
vriendje? Maar toen je het mooie hoek in
je bezit hadt, toetn werd het je toch zeker
wel duidelijk, dat je de gelukkige prijs-
wznner waart, is 't met?
Nanda Groen. Zeker was het bedoelde
prijsje voor jou bedoeld! Ga het gauw halen,
boor!
„Klavertje Vier". .Wol kindje, wa,t|
heb jij buitengewoon je best gedaan. Ik hoop
van harte, dat ik van je bijdragen iets zal
kunnen gebruiken.
^Broeï en Zus". Als het hljkt, dat
je ingezonden bijdragen geschikt zijn, dan zal
ik ze gaarne plaatsen; jullie moet dus maar-
een beetje geduld hebben, doah moogt intuS-
schen steeds nieuwe bijdragen inzenden. Hoe
meer je inzendt, hoe meer kans je hebt, dat
er iets geschikts bij is.
Jao. Laman. Misschien waren je vorige
raadsels niet geschikt, of wellicht nog niet
aan de beurt van plaatsing.
B. Breebaart. Hoe kwam je zoo onge
lukkig om je vinger te knellen? Je moogt
er wel heel voorzichtig mee zijn en je hand]
maar niet te veel vermoeien. Ik wensoh
je van harte beterschap.
„Begonia". Ik kan me best voorstellen,
dat je er niet toekwam, mij de oplossing
toe te zenden tijdens je verblijf in het Haagje.
Je hebt gelijk, dat het nu prachtig mooi is
in de bosohjes. .Wil je ook nog eens je
best doen om mij eenige nieuwe bijdragen
toe te zenden?
„Appelboompje". Geduld beste kind,,
als het je beurt is en je raadsel geschikt ris!
om te worden opgenomen, dan zal ik 't g&arner
plaatsen,
,.Vroolyke Frans". .Welzoo vriendje,
heb je zoo'n mooien rijtoer gemaakt? Heerlijk
hè? Ik houd ook dol veel van rijden, maar
liefst niet per auto, dat gaat me te vlug'
naar m'n zin.
„Wilde Roos". Ja meisje, die school
feesten zijn een heerlijk pretje voor de kin
deren, evenals de schoolreisjes. Doen jullie
daar ook aan
„Stormvrouwtje". Het is nu geluk
kig wat zachter en de regenbuien zullen den
uitgedroogden moestuinen stellig wel tem
goede komen, want er wordt allerwego ge
klaagd over de droogte.
Bertus en Dora de Bode, dank ik
voor de beeldig-mooie prentkaart.
„Roodkapje", te Zoeterwoude. Ja
kindje, dat is zoo, Moeders verjaardag is de
prettigste feestdag van het jaar. Waarmede
denk je haar te verrassen?
Willemde Jong teZoeterwoude.
Met genoegen vernam ik je ingenomenheid
met het gewonnen prijsje. Als je eem lief
hebber van lezen bent, dan kan ik me je
blijdschap wel voorstellen en mooie boeken
zijn bovendien een heerlijk bezit.
„Jupiter", te Noordwijk. Neeh
vriendje, tegen je schuilnaam heb ik geen
herwaar,
Cornelia de Vrieé te Ka£g dank
ik voor de mooie prentbriefkaart.
„Ooiumbus". Geen wonder, dat je «r
tijdens de verhuizing niet toe kwam mjj
te schrijven. Mem kan dan zelden eem "rustig
plaatsje vinden. Ik wensoh je intusscben veel
geluk in de nieuwe woning. Ben je nog aJ
ingenomen mJot de verandering?
A. Petersen. Hartelijk gefeliciteerd met
je verjaardag, meisje. Ik vind, dat je heele
mooie cadeaux gekregen hebt. Wil je me
het genoegen doen, om in 't vervolg je voor
naam voluit te schrijven
MARIE VAN AMSTEL.
Onderlinge Correspondentie*
.Wie van de raadselkindenoa soa: Hol*
landsch Roem-plaaijee met mij willen rui
len Ik geef er Bonte Wei-plaatjes voor in
ruil Mijn adres is: „Vroolijk» FrpwfV
Mm ai, te LaUfüi
•O»
•V6
j t
„Vrouwtje", sprak de heer Mees, bot fijn
wtederhelft, en wipte op en neer op not
wiegelend takje van den appelboom, waar hij
op zat:
„Vrouwtje, ik geloof, dat wij het beste
doen, met van het jaar maar in de pomp
van den poetdirecteur om nestje te bouwen.
Die pomp staat er toch maar ongebruikt en
heeft een heerlijke, lange buis, waar ws be
veiligd zijn tegen aile mogelijke storm- til
onweersvlagen! Van binnen kunnen we te
dan bekleeden met iets zachts en zoo kan het
.waarlijk een heerlijke woning worden I"
Vrouw Mees salieen het geheel eens
met dezen voorslag en gezamenlijk vloog heb
meezenpaar toten naar de pomp, np.adt den
vlierstruik, in den grooten tuin, van d-in
postdirecteur. De heer Mees vioog uitnoo-
digend de pomp binnen maar zijn dikke
echtganoote bedacht zich wel eeos een poos
je eer zij dat nauwe gaatje binnienvloog,
want ze was met recht en reden ba-ng, dat
ze er dan niet weer uitkon, als ze er eenmaal
binnengevlogen waaZij had n.L in den af-
geloopen winter wel wat te rijkelijk gebruik
gemaakt van het vefcafval uit de spekslage
rij want o, daar zijn onze vogeltjes toch ook
zoo op gesteld, bij strenge winterkoude.
Toen ze het maar eenmaal eens geprobeerd
had, ging het toch ook wel, ten toen volgde
ze met bewondering haar man, die haar
voortgeleidde door de ruime woning, ,1a,
prachtig, was dieDat moest zij erkennen
Nog nooit had ze zoo heerlijk beschut geze
ten tegen regen *en zonneschijn
Met ij-ver toog het echtpaar nu aan h©t
werk om hun nestje te stof fee ren en in te
richten en gelukkig waren er halmen en
strootjes en twijgjes cn mos in overvloed in
de nabijheid, zoodat het niet lang duurde,
of de Meezenwoning was in orde
De hoor Mees fat vergenoegd van af hot
randje van de pomp zijn kasteel te overzien,
gelijk een oude, troteche burchtheer. Hij
genoot tegelijkertijd van het prachtig» na
tuurtafereel, da'b de ondlergaande zon hem
bood en luide klonk zajn lied, opwekkend en
betreden-stemmend allen in het rond En op
een goeden dag, daar was bet wonder ge
schied en lagen er vijf schitterend witte
eitjes in héb nest met kleine bruine vlek
jes ovterdekt. Maar het schoonste moest nog
komen; op eet, goeden ochtend kuste de
lieflijke zon vijf snoezige, lieve vogeltjes
goeden dag, die het ouderpaar tot verruk
king brachten
„Moedertje", riep rader Mees, „ik zal er
onmiddellijk op uit vliegen en het mooiste
en lekkerste voor onze kindertjes meebren
gen, dab ik maar vinden kan!" Nu, Vader
deed zijn beet; dat moet gezegd zijn; en
toen hij eindelijk moe was van het aanaleo-
pen van al dat voedsel, vloog het drukke
Moedertje er ook nog eens op uit en wist
nog altijd wat te vinden, wat de steeds
graag-open snavels harer kleinen mee naar
binnen sliktsn i Want, eerlijk gesegd: het
vijftal was wel wat gulzighet was ten min
ste een heele toer voor het ouderpaar om
de gretige kindermondjes te vullen!
De vlierstruik bloeide dit jaar nog eens
zoo schoon en de gouden regen en de se
ringen hielden alle een wedijver naar het
schijnt! En eindelijk zou het plechtige
vliegfeest plaats hebben. De kleinen zou
den namelijk hun eersten tocht in de wereld
doenWel kostten de voorbereidende maat
regelen alvast v.eel moeite aan het ouder
paar; want het zoo goed beschutte nestje,
was tegelijk erg moeilijk om uitgang te ver-
leenen aan de onhandige vhegenierijjeB 1
Toch zou het eindelijk lukken en keken vijf
verheugde vogelkopjes over den rand der
pomp, de wijde, veelbelovende wereld in!...
lederen dag werden nu enkele vliegoefemn-
gen herhaald en de ouders schenen zéér ver
heugd over de vorderingen hunner lievelin
gen, tot zij op een goeden dag in Augustus
het ouderlijk nest voor goed verlieten en...
hun wandeling begonnen; luid kweelende en
zingende 1 De beste wenschen hunner ouders
vergezelden hen, want die wisten bij onder
vinding, dat er zich nog vele moeilijkheden
kunnen voordoen in heb leven 1 Zij hadden
echter hun taak afgedaan en hun kindertjes,
volgens vogelmanier, dus voldoende opge
voed.
Voor ons menschenkinderen duurt die op
voeding heel wat langer, haast zoo vele ja
ren als brij de vogels dagen!
Dat is juist ons voordeel: want hoeveel
kunnen wij niet profiteeren onder de lei
ding onzer ouders en opvoeders, eer wij
de wijde wereld ingestuurd worden 1 Want
het is maar geen praatje, dat het leven
soms moeilijk kan zijn.
Die lange jeugdtijd heeft ons echter ter
voorbereiding gediend en ongetwijfeld heb
ben wij genoeg kunnen leeren, als we maar
niet al te eigenwijs, of eigendunkelijk wa
ren!
Ik wandelde eens in het bosch om eem
verhaal te zoeken en vond in een beekje
een mier liggen, die haar beentjes in de
lucht stak en op klagendon toon uitriep:
„Helpt mij toch, beste mensohen, ik ver
drink 1"
Ik haalde ze uit het water, legde ze voor
zichtigheidshalve op haar rug om haar het
wogloopen te verhinderen en zei:
„Vertel mij uit dankbaarheid nu eens een
vei haaltje; jelui mieren, die zoo veel in de
wereld verkeert, je zult wel een massa ver
haaltjes kennen."
„Zeker," zei ze zuchtend want ze lag
niet erg gemakkelijk. „Er was eens een
mier, die een kudde bladluizen bezat en
„Neen, neen!" viel ik haar iu de rede,
„ik wil niets van bladluizen hooren, dat is
veel te weinig dichterlijk!"
„Zoo," zei de mier en maakte zich zoo
boos, dat zij met een. ruk zich omdraaide
en mjj nijdig aanhteek „Welzoo, behoor je
ook al tot die lui, die hun neus ophalen,
ala verstandige schepsels van het beste spre
ken, wat ter op db wereld bestaat: van
have «ai goed, van eten en drinken Wil je
ook al iets bijzonders hooren Dan weet
ik juist een verhaal, dat goed voor je ia
en dat je maar eens goed onthouden moet.
Laat mij alleen maar heen en weer loopen,
dan kan ik heter vertellen. Ik zal niet weg-
loopea: een mier een mier, eem woord een
woerd."
En daar mieren, als se goed boos zijn,
altijd de waarheid spreken, liet lik ze be
gaan en zij begon te vertellen:
„Ik heb eens een mieren wed uwe gekend,
die maar één zoon bezat. Maar die was detal
heel bijzonderst, zei xc. In plaats dat hij,
zooals wij een eenvoudig bruin gewaad droeg),
had de jongeheer gele ringen aan kop en
ljjf; de moeder zei, dat het gouden ringen
waren en noemde hem haar prins en wij
noemden hem uit spotlust, ook zoo. Hij ver
beeldde ziah eindelijk, dat hij een prins wae
en, zijn moeder moest een canapé van mos
voor hem maken. Hij bleef daar den hee-
len dag lui op liggen en deed niets daa:
geeuwen; dat stond volgens hem heel voor
naam. Wij ijverige mieren hebben noodt den
tijd daarvoor.
Hij wilde ook vorstelijk eten; hebben on
de moeder sloofde zich den ganschen dagi
voor hem uit, zoodat haar bijna geen tijdj
voor andere dingen overbleef. Gelukkig dat!
zij een flinkon steun in Suzrie had. Stjzie'
was lang niet mooi; zij was kledn en grijs-,
bruin van .kleur en had geen dun mid
deltje, zoo aks de andere micrenmeisjes. Maar,
vlijtig was zij: vlug sleepte zij eiken dag de(
eieren in de zonnewarmte, melkte de blad
luizen en bracht de melk naar den prins,
die dan geeuwend zei: „Die melk is over
heerlijk! Ga nog wat halen, Suzie." Wan-,
neer zij deze woorden hoorde, werd zij zwart
vain vreugde over haar geheele gedichtje.
Ik zei dikwijls tegen haar: „Denk maat
niet, dat de prins je tot zijn vrouw nfeemt,
daarvoor is hij veel te trob&ch."
Zij liep dam. weg en aocht een plekje op
dat dioht begroeid was met vergeet-mij-niet-
jee. Zij schreef allerlei versies op de blaadjes
en als .de andere jonge da mesmieren zich'
op eem „theeavondje met muggen" vermaak
ten, zat zij in haar eentje ander de struiken
met blauwe bloempjes.
Eindelijk was het ooganblik gekomen, dat
de prins een vrouw moest zoeken. Hij ging
bij de meisjes als iets heel voornaams door,
juist tengevolge van zijn luiheid «a zijn dwa
zen trots. Hij bon ander do aardige jongo
miertjes gieen keus doen en besloot .te»
lange laatste do wijde wereld in te gaan'
om eem heel bijzondere vtouw te zoeken.
Stel je eens voarf de wijde wereld ingaan,
terwijl onze wtereld van den eenea den tot
den anderen zoo prachtig mooi ia W3 heb
ben de mooiste bladluizenkudden ön het
sappigste spinnen gebraad dat er ter wereld
te vinden ia, maer de jongeheer moert t*r
tuurlijk feta bijzonders hebben!
Het hielp niets, of ik al tegen z$n mob
der zei: „Hoogmoed komt voor den val";
of „wie zijn slurf te hoog in dn iuotil
«teek*, task* zin bWB-J fepte* ft* Ml