Nieuwe Esadsels. gowoaa, aan het hoofd van het leger een tiroepje soldaten te laten marche-ercn, die hij de „verloren kinderen" noemde. H>t waren jonge moedige menschen, die even sJs de Boifyvi, door heldendaden hun slecht gedrag trachtten te doen vergeten. Van zulke soldaten kon de maarschalk alles vergen, om ze geheel onder zijn macht te honden, waa hij verplicht ze voor het kleinste vergrijp streng te straffen. In deze afdeeüing nu, kwam ook Karei de Boissi terecht. Op zekeren dag had de maarschalk zijn leger in drie de el en ge splitst om een zeer gevaarlijken aanval te doen en hij had! den soldaten bevcslen, zich niet te verroeren, voor hij het teeken voor den aan/val zou geven. In stille afwachting, mot do hand aan de degen w ach te de troepen het bevel af, toen zij opeens een der „verloren kinderen" uit de ge lederen zagen treden, op de versher- kingen van den vijand toeiloopen, zijn ge weer afschieten en toen met de degen in de hand, geheel alleen tegen een heel leger zagen optrekken. Deze vermetele, was Ka rei die Boissi. Zijn kameraden riepen hem terug en schreeuwden hem na, dat hij een wissen dood tegemoet liep, maar hij luis berde niet hun waarschuwingen en liep door. Toen volgden enkelen zijn voorbeeld na an weldra trok de geheele bende op den vijand af. Tn wücbe vaart trokken de soldaten vor der, wierpen de verschansingen om en joe gen den vijand, die niet voorbereid was op dezen aanval, terug en namen de stelling in, die eerst onneembaar had geleken. De morgen na de overw'nning liet maar schalk Brissac zijn soldaten voorbij zich dé- fileeren. Twaalf soldaten traden voor het front en legden aan de voeten van hun be velhebber de vlaggen en vaandels neer, die rij op den vijand veroverd hadden. Brissac beloonde deze twaalf dapperen op schitterende wijze en hing ieder van ben een gouden keten om den hals. „Het spij'i* mij, dat ik onder u niet den held zie", zei de maarschalk, die het eerst op den vijand is afgetrokken, die dappere heeft zeker den dood op het slagveld ge vonden 1" Een officier zei toen tegen de Brissac, „dat degen© waarerver hij sprak, niet Oood was, doch zich niet durfde vertoonen, we gens rijn ongehoorzaamheid." „Laat hem dadelijk hier komen 1" De maarschalk vroeg rijn naam. ,,Ik ben de zoon van den heer De Boissi", Antwoordde Karei. „Je behoort nog tot de familie van mijn vrouw en ik erken je als zoodanig... maar... je 'bent rmjn bevelen ongehoorzaam geweest, het was dus best mogelijk geweest, dat 3e „O, we amuseeren ons best, antwoordde tk heel beleefd, we spelen heel dikwijls „wilde beesten" en Al vooral is daar zeer bedreven in. Die kan allerlei soort van dieren nadoen, dat je je waarlijk in hem vergissen zoudtl Net had ik dit gezegd, of broer kwam den hoek ontstuiven met de horens vooruit en bokste zoo regelrecht tegen de dame op, die hem in het minst echter niet kwalijk scheen te nemen, en hem zelfs Befkoozend over het haar streek. Zooveel vriendelijkheid hadden we niet durven verwachten; we begrepen daarom, dat we nu ook iets liefs moesten zeggen, waarop wij haar dos inviteerden, om mee te doen aan ons spel „Noen dank jullie," antwoordde zij, „de tijd van spelen is voor mij voorbij 1" „Maar iets anders wil ik wel: ,,ik zal jalfie n. L hot geheim vertellen, dat ik laatst beloofd heb." Hé 1 dat vonden we heerlijk. Ze meest dan maar onmiddellijk beginnen l „Noen neen, niet hierP' xei ze nadruk kelijk, „in hot kasteel is bet niet veilig; je weet nooit of er niet iemand in een ver borgen hoekje staat te luisteren. Maar als jullie je hoeden on mantels wilt aantrek- fata m faxmt him <w 'a belfmrr weer rijm het heele leger daardoor in het verderf had gestort," ik verwijs je naar den krijgsraad: wachten, boeit hem en voert hem naar den provoost! Iedereen onstelde bij het hooren van die woorden. Zij verwachtten toch, dat de maarschalk genade voor recht zou hebben doen gelden, hoewel de held een zware sbraf verdiend had. Veertien dagen lang was ieder in span ning over het lot van De Boissi. De maar schalk bleef doof voor de smeekbeden van zijn onderhoorigen en liet het gerecht zijn loop. Eindelijk sprak de krijgsraad het von nis uit: Boissi werd ter dood veroordeeld 1 Nu liet Brissac den ter dood veroordeel de voor zich verschijnen. „Boissi," sprak hij, „omdat men heb mij verzocht heeft, zal ik je niet ter dood laten brengen, maar begrijp mij wel: ik schenk je geen genade, ik blijf over je leven be schikken en eisch, dat je het zult opoffe ren, als dit noodig is voor het heil van het vaderland. Neem je deze voorwaarden aan?" „Zeer dankbaar zelfs", antwoordde De Boissi. „Nu ik je ongehoorzaamheid gestraft heb, zal ik je moed beloon en," zei de maarschalk en zoo hing hij hem een keten om den hals, dubbel zoo zwaar, als hij die flia.n de ande re dapperen geschonken had. Een Bëoorscb reuzenscliip. Uit den geduchten „Noormannentijd" is nog een Noorsoh Vikingschip over, van ongeveer 31 M. lengte en geheel uit eiken planken opgebouwd, die over elkaar ge nageld zijn. Het schip wat zoowel tot zeï- als tot roeien ingericht en aan iedere zijd'e bevonden zich 16 riemgaten. De be manning bedroeg 40 man en hun schilden werden over boord aan de rijden van het vaartuig opgehangen, dus bedekten cie roeigaten, zoodat zij weggenomen moesten worden als het vaartuig werd geroeid. Nog is een dergelijk schoon Vikingschip in ongeschonden toestand bewaard gebleven en hierbij waren de genoemde schilden af wisselend geel en zwart. Een paartSen-spooptrein I De oudste spoorlijn in Duitsohland was de lijn: Neurenberg—Fürth, die in 1836 geopend werd, dus vier jaar voor onze eerste Nederlandsche lijn Amsterdam Haarlem. Van 18361860 werd!, om der wille van de zuinigheid, de trein des morgens door paarden getrokken, en al leen des middags door een machine. Eerst in laatstgenoemd jaar werden de paarden voorgoed heelemoal afgeschaft. dan zal ik jullie meteen een nieuwen uit gang uit het slot laten zien en kunnen we gezamelijk een wandeling maken, waarna we weer ongemer'-t zullen terugkee- ren. „Maair we hebben grootvader beloofd, dat we niet alleen zouden weggaan van het slot." „Nu dat doen jullie ook immers niet, ik ben er bij." Ja, daar kond.1 we nu niets tegen in brengen en ofschoon we ons wel niet zoo erg op ons ge:, .ik gevoelden, vooral Dien en ik die ons als oudsten verant woordelijk voelden voor de anderen, na men we toch de uitnoodiging maar aan, daar we anders bang waren, dat we het geheim nooit te hoeren zouden krij gen. Ik geloof, dat er een glans van triomf over het gelaat der donkere dame gleed, toen we aldus toestemden; maar ik kan mij ook vergissen, daar het overal even som ber waa in het kasteel op de rotsen. HOOFDSTUK XIII. De Gevangenhokken. We waren allen zeer opgewonden, gelijk je kast begrijpen 1 Na «iredelijk zouden we Nog een eigenaardigheid' kwam voor bij deze ljjn, n.l. dat zij een jroot salaris uit keerde aan haai* machinist, dan aan haar ingenieur: eerstgenoemde kreeg een sala ris van f 1600 en laatstgenoemde een van f 1200. Een ongeiuksvogeS. Nu denk je misschien aan een aardig heidje, als je dezen titel leest en toch han-, delt het over een echten „ongeluksvogel", die door zijn kameraden gedood werd. Dit schijnt meer plaats te hebben bij de kraaien, dat zij een soort rechtspraak hou den, waar het doodvonnis wordt uitgespro ken over één hunner kameraden. De kraaien houden dan eerst een bijeenkomst op een veld b. v. stijgen daarna op steeds verwoed rondkrassende om den eenen ver oordeelde en plukharen dien zóó lang, tot hij ten laaste naar beneden stort, bezwe ken voor de vereende aanvallen 1 door AcLrie de Jong, te Wassenaar. L 10, 2, 2, 1 ligt op de welk. 3, 2, 4, 4, groeit op het land. In een 10, 6t 6 zijn de kippen. 4, 3, 2, 6, 6 is een kleur. Van 7, 8, 9, 9, 6 maakt men huizen. Ken I, 2, 2, 3 riet erg zwarti Ingezonden door „Aronskelk". II. Mijn geheel is een zeer fijn weefsel Een 9, 6, 1 is een vrucht. Een 9, 8, 6, 4 is een lichaamsdeel. Een 1, 2, 3, 6, 1 is een wapen. 7, 6, 8, 6, 8, 4 ia een groote stad in O os- tien rijk. Een 1, 6, 3, 2 is een vogel. Ingezonden door Dora de Bode, te Wassenaar. Hl. Mijn geheel ia een bekende sprookjes fi guur. 3, 4, 1 is een boom. 10>12, 1 gebruiken de achoemnakem 7, 4, 2 is een nachtvogel 9, 8, 12, 6 is een meisjesnaam. 12, 8 is een versterkende spijs. 11, 7, 1 gebruikt de boerin als ze gaat melken. 6, 12, 5 is een boom. 2, 12, 8 gebruik je op school. het geheim te hooren krijgen, waar we zoo nieuwsgierig naar waren, waar we ons zoozeer m verdiept hadden en waarover we taJ van gissingen gemaakt hadden Geen wonder dus, dat we al lang voor den afgesproken tijd, ongeduldig onder aam de trap stonden te wachten. Het was mid den op den ochtend en groote stilte heersch te alom -n het kasteel. Dit was het donkerste deel van het slot em bijzonder zindelijk kon het ook niet genoemd wor den daar het dienstpersoneel zich zeker al heel weinig bekommerde om dit geheimzin nige deel. Katten, muizen en 6pinn i hiel den ons das gezelschap en het duurde ons een eeuwigheid, eer de donkere dame ein delijk geruischlooe de trap afkwam, zij lachte one alweer vriendelijk toe en nu ook alweer meende ik dien blik van triomf op haar gelaat waar te nemen. Ziezoo: mi zullen we gaan," fluisterde ze, „zorg nu vooral, dat jullie me precies volgt en ook heel geen leven miig'trs- .1. ik. Andier* is het mist.... HA wat ia dat!" fWnrdt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 17