N°.
16010
Zaterdag 11 Mei.
A0- 1912.
jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Sb nieuwe wettelijke regeling
onzer armverzorging.
Brieven Yan een Leidenaar.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Tan 16 regels /LOB. Iedere regel meer /0,17$. Greotere letters naar
plaatsruimte. - Kleine adrertentiën ran 30 woorden 10 Oente contant; elk
tiental woorden meer 10 Oente.-Voor het inoaeaoerenwordt/0.05berekend.
PRIJS DEZER COURJlNT:
Voor Leiden per week 9 Oente; per 3 maanden i i J 1,10.
Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sijn 1.30.
Franco per poet1,60.
Ku de Eerste Kamer zich ook vereenigd
heeft met het sinds lang aanhangig geweest
üijnde ontwerp Armwet en onze armver-
corging dus binnen betrekkelijk korten tijd
ook feitelijk van richting veranderen zal,
wordt het tijd de beginselen en hoofdbepa-
lingen dezer nieuwe en zoo belangrijke wet
voor onze lezers te schetsen. We hebben nu
reeds sinds 1854 met de oude wet voortge
tobd en weinigen waren tevreden met de
hoogst gebrekkige grondslagen, waarop de-
ge rustte.
Velen waren zelfs overtuigd, dat men,
om het ware doel te bereiken, zou moeten
breken met het stelsel, dat de armverzor
ging overgelaten wordt aan kerkelijke en
particuliere instellingen van weldadigheid
en die van het openbaar gezag slechts aan
vullend moet optreden, wanneer het niet
andera kan; maar ook zij, die niet zoover
wenscnten te gaan, waren toch ook over
tuigd, dat de Staa'b op dit gebied zijn plicht
niet heeft betracht en dat de overheid in
ieder geval de taak heeft om in zulk een
«rustige aangelegenheid leidend en organi
serend op te treden en voor verband en sa
menwerking tussohen de verschillende *n-
«tellingen van armenzorg heeft te zor
gen.
Een ernstig bezwaar leverde het boven
dien op, dat de openbare kas alleen in ge
val van volstrekte onvermijdelijkheid hulp
mag verleenen: een hard en onjuist begin
sel. De wetgever van 1854 heeft gewild,
dab geen ondersteuning van Staatswege
zou worden verleend, zoolang de armoede
niet een vorm aannam, gevaarlijk voor do
openbare ordeterwijl het t-och inderdaad
om die orde te verstoren en dus het alge
meen staatsdoel te benadeelen, volstrekt
niet noodig is, dat de behoefte zulk een ont
zettende hoogte bereikt.
Gelukkig ia bij de nieuwe wet in het al
gemeen met de nieuwere begrippen en op
vattingen omtrent het wezen en de samen
stelling der armverzorging dan ook wel re
kening gehouden.
Wel is niet het beginsel prijsgegeven der
oude wet, dat de burgerlijke armenzorg
niet dan bij uitzondering zal mogen
worden uitgeoefend; maar toch is dit be
ginsel niet meer zoo scherp op den voor
grond gesteld; al blijft het ook de bedoe
ling dat, wanneer kerkelijke, of particuliere
armenzorg voldoende is, de burgerlijke zich
moet onthouden.
Aan den anderen kant heeft de nieuwe
wet de strekking om de praktijk te regelen
overeenkomstig de werkelijkheid; want ook
onder de oude wet werd het strenge begin
sel volstrekt niet consequent doorgevoerd.
In Friesland is het gebeurd, dat men hui
zen bouwde voor arbeiders, die wenschten
re trouwen, of hen daartoe door het geven
van geld in staat stelde maar aan den an
deren kant liet men de menschen soms hon
ger lijden of zette de eenmaal begonnen be
deeling ten eeuwigen dage voort, zonder
iet» te doen om de menschen voorgoed
uit hun ellendigen toestand op te heffen
of tot zelfstandigheid op te leiden.
In iedere gemeente zal, van alle daarin
gevestigde instellingen van weldadigheid,
door burgemeester en wethouders een lijst
worden opgemaakt en bijgehouden. Op die
lijst wordt mede vermeld het door iedere
instelling beoogde bijzondere doel, te.wijl
een afschrift er van wordt gezonden aan
de nieuwe instelling, die wij later zullen
ontmoeten; namelijk de instelling van den
Armenraad. Zoodra zij op deze lijst
is geplaatst, bezat de instelling van wel
dadigheid, indien zij uitsluitend armver
zorging, in of buiten gestichten, voortdu
rend ten doel heeft, de hoedanigheid van
rechtspersoon en heeft dus een onafhanke
lijk, zelfstandig bestaan, zonder dat
haar statuten, zooals bij een gewone ver-
eeniging, zijn goedgekeurd. Wij mogen hier
bij tot recht verstand wel uitdrukkelijk
vermelden, dat de armenzorg in ge
stichten ook onder deze wet in het ge
heel niet aan toezicht vanwege den Rtaafc
onderworpen is.
"Van de oprichting eener instelling van
weldadigheid moet binnen drie maanden
daarna aan den Armenraad worden kennis
gegeven en, wat betreft kerkelijke en bij
zondere instellingen, aan burgemeester en
wethouders der gemeente. Bovendien moe
ten, binnen dertig dagen na de vaststelling,
aan het college, waaraan de bedoelde ken
nisgeving is gedaan, worden overge
legd de statuten of het reglement der
instelling, welk voorschrift ook' geldt voor
wijziging van de statuten of het reglement;
terwijl afwijking van de akte of van de
statuten aan de rechterlijke macht de be
voegdheid geeft om vervallen-verklaring
der instelling van haaT hoedanigheid van
rechtspersoon te vorderen.
Tot bevordering van de zoo hoog noodige
samenwerking is bepaald, dat het bestuur
eener instelling van weldadigheid desge
vraagd aan het bestuur eener andere instel
ling of aan burgemeester en wethouders
binnen een week mededeelt of aan een ar
me, voor wien bij laatstbedoelde instelling
of bij burgemeester en wethouders onder
steuning is gevraagd, deze door eerstbe
doelde instelling zal worden verstrekt of
wordt verstrekt, en zoo ja, tot welk bedrag
en in welken vorm. Het deelt verder, des
gevraagd, binnen tweemaal 24 uren, aan
den secretaris van den armenraad of aan
den secretaris van het daarvoor in sommige
gemeenten in de plaats tredende register van
inlichtingen mede, of een arme, omtrent
wien inlichtingen zijn gevraagd, van die
instelling ondersteuning ontvangt en zco
ja, tot welk bedrag en in welken vorm.
De besturen van instellingen van weldadig
heid moeten voorts jaarlijks aan den ar
menraad, of als die er niet is aan burge
meester en wethouders, binnen een door
den minister van binnenlandsche zaken vast
te stellen termijn, opgaaf doen van het aan
tal bedeelden of verpleegden, van de in
komsten uit bezittingen, makingen, collec
ten, subsidies of andere vrijwillige bijdra
ge», alsmede de uitgaven voor onderstand,
beheer, enz., gedurende het laatste jaar;
terwijl de besturen van de burgerlijke en
gemengde (gedeeltelijk burger
lijke) instellingen, bovendien alle opgaven
moeten verstrekken, die door de Regeering
worden gevraagd.
Men geve er intussohen wel acht op, dat
hier alleen maar sprake is van de a 1-
gemeen© verplichting van kerkelijke of
particuliere instellingen, om opgaven te
doen van het aantal bedeelden of ver
pleegden enz. Namen behoeven niet te
worden genoemd; ook niet wat ieder in het
bijzonder ontvangt.
In een volgend en slotartikel zullen wij
eerst zien op welken feitelijken grondslag
de ondersteuning der armen volgens de
nieuwe wet berust.
ccco.
Mijn laatste Brief heeft meer dan ge
wone belangstelling getrokken. Aan den
eenen kaait van menschen, die sympathie ge
voelden voor het denkbeeld om gemeenschap
pelijk tot woningbouw over te gaan of oni
alleen voor zichzelf een huis te koopcu en
mij om raad vroegen, ojndat zij niet wisten
hoe zij tot verwezenlijking van het denk
beeld konden geraken. Ik mag hier geen
adressen noemen, waarheen ik de vragers
zou kunnen verwijzen, omdat er verscheidene
personen zijn, die hen wel ter zijde zouden
willen staan; maar hun, die voor gemecn-
sohappelijken woningbouw voelen, zou ik
raden per advertentie anderen op te roepen,
en wanneer aan dien oproep gehoor wordt
gegeven, met elkander de zaken nader te
bespreken. En wat den aan de gemeente be
hoorenden bouwgrond botreft, het lijkt mij
't best toe, dat men daarvoor zich tot den
wethouder Korevaar wende.
Van den anderen kant heeft men be we 3rd,
dat ik „het eigen-hnis-Iiebben" veel te roos
kleurig heb voorgesteld, en men heeft in
mijn Brief zelfs een aanval gezien op de
naamlooze vennootschap „Nationaal Grond
bezit." .Wat het geen -an beide is- Ik heb
de finanoieelo uitkoms ion. -van „Nat. Grond
bezit" slechte tot uitgangspunt genomen van
mijn beschouwingen en daaruit gevolgtrek
kingen gemaakt, die, naar ik meende, er toe
zouden kunnen leiden, dat tal van gemeente
naren meer dan tob dusverre hun eigen be
lang konden dienen. Dat ik daarvoor juist
doza Maatschappij koos, vond zijn reden ook
daarin, dat zij naar rato in Leiden verre
weg de meeste panden heeft staan. In Lei
denOegstgeest bijv. voor f 1,190,129.631/»
en in het vijfmaal grootero Den Haag en
Sche veilingen voor f 982,136.631/», en in
Haarlem, dat nog even grooter is dan Lei
den, slechts voor f12,180.
En als ik dan op bladz. 2 van het ver
slag lees, dat o. a. te Leiden de huuropbrengst
zeer goed was, minder echter voor Utrecht,
Arnhem en Nijmegen, zoodat Leiden in tegen
stelling met de laatstgenoemde plaatsen
vooral tot het hooge dividend heeft me
degewerkt, dan geloof ik, dat ik alle reden
had oip mijn jnedeburgors toe te roepen
Werkt tóch niet langer dan noodig is mee
om den onbekenden aandeelhouders van een
Maatschappij (ik zie in het verslag, dat cr
slechte een paar Leidenaars toe behooTen)
groote dividenden te bezorgen, maar schaft
jullie, op welke wijze dan ook, een eigen
huis aan I
Ik geef nu graag het woord aan oen in
zender, die mij daarover hard valt en laat'
het heele §tuk, dat de Redactie mij ter
hand stelde, hieronder volgen
Mijnheer de Redacteur I
Gaarne had ik van u een kleine plaats
ruimte in Uw blad1, om eenige kantteeke-
ning te maken op den jongsten Brief van
een Leidenaar, welke toch bij een leek op
het gebied van huizenbezit geheel verkeer
de gevolgtrekkingen zal geven.
Een Leidenaar schrijft, dat de Mij. „Na
tionaal Grondbezit" over 1911 winst
maakte 18 pCt., en gaat dan zoo'n heerlijk
onschuldige vergelijking maken met geld
beleggingen 3, 4, of 5 pGtx, hiermee d'e
menschen opwekkend, om in een eigen huis
te wonen, en zelf die 18 pCt. winst te ma
ken. Zelfs verzekert hij ze, dat ze dan niet
bij een huisbaas of den vertegenwoordiger
der Maatschappij om behangen of verven
behoeven te soebatten, maar dit dan volop
zelf kunnen laten doen, en dan tooh nog
(dat is immers de bedoeling) 18 pCt. kun
nen blijven trekken van hun geld.
Wat is dat een rijkmakerij, nietwaar,
want elkeen kan toch begrijpen, dat men
zijn eigen huis nog veel voord'eeliger be
woont, omdat men dan geen schadeposten
heeft ten gevolge van leegstaan, ruw be
wonen, enz., waar „Nationaal Grondbe
zit'en andere huiseigenaars mee te kam
pen hebben en dus het winstpercentage
dan nog wel aanmerkelijk hooger zal zijn.
Evenwel wil ik uit het verslag van „Na
tionaal Grondbezit" eenige cijfers overne
men, waardoor een meer nuchtere kijk op
het huizenbezit wordt gegeven.
„N. G." had totaal aan eigendommen
voor een waarde van f 6,377,573, waarvan
het had een huuropbrengst van f 386,231,
wat iets meer is dan 6 pCt. bruto, daar
hiervan nog grondbelasting, onderhoud,
enz. af moeten. Waar nu evenwel het uit
gegeven kapitaal van „N. G." slechts
f 800,000 is, en de Mij. zich de andere geld
middelen heeft verschaft uit hypotheken
en obligatieleeningen, welke slechts 4 A 4A
pCt. rente geven en de Mij., zooals uit het
verslag blijkt, ook nog andere inkomsten
heeft, voortkomend uit het met winst ver-
koopen van huizen en gronden en wat dies
meer zij, kan men zich gemakkelijk de 18
pCt. dividend verklaren op het kapitaal
van f 160,000, als vrucht van het met
winst handel doen, en het voordeelig en
zaakkundig beheer van een eigendom, van
bijna 6$ millioeiL
Het is evenwel de grootst mogelijke on
zin, dat winstpercentage aan leeken alsook
voor hen bereikbaar voor oogen te gaan
schilderen. Of komt het doordat de Leide
naar op dit gebied zelf een leek is?
Aan het eind van zijn Brief zegt de Lei
denaar, dat zijn plan was om over jaar
verslagen te schrijven, maar dat het hem
al schrijvende gegaan is als den wandelaar,
die naar Den Haag wilde, maar aan het
Haagsche Schouw was blijven zwerven en
genieten. Dat is immers die plaats waar
die dure tol is? Misschien was het dan
maar beter, dat hij aan „De Vink" was
teruggekeerd of heelemaal was thuis go-
bleven.
U, M. de R., dankend voor de verleende
plaatsruimte.
Hoogachtend,
M. P. SPLINTER.
Leiderdorp, 4 Mei 1912.
De heer Splinter, om mijnerzijds nu ook;
eeliige kantteekeningen te male en op zijn
schrijven, heeft mijn vorigen Brief al heal
slecht gelezen ala hij meent, dat ik heb
beweerd, dat de menschen door nipt eigen
geld huizon te koopen, 18 pOb. zouden kun
nen maken. Ik heb dat niet gezegd en heb
was evenmin mijn bedoeling, zooals hij zioh
later, een beetje voorzichtiger, uitdrukt. Ik
begrijp heel goed, dat, als dit zoo was, veel
meer pairticulieren een eigen huis zouden
hebben En waar het zakelijke van zijn
betoog op deze uitspraak ie gebouwd, zou
ik er niets mectr van. behoeven te zeggen,
waar zijn opmerkingen, die niets ter zake
dienen mij geen belang inboezemen.
Ik heb het verslag van „Nat. Grondbezit",
waaruit de heer Sp. eenige cijfers heeft ge
nomen, voor mij liggen en ik zou daaruit
ook wel 'eenige cijfers kunnen lichten on be
spreken doch ik wil eiken schijn vermijden,
dat ik op deze Mij. en haar beheer critiek
zou wollen uitoefenen.
De cijfers, 'die hij noemt, moet ik echter
wel even bespreken. Hij komt tot de bere
kening, dat 'do huuropbrengst slechts 6 pCt.
bruto is. Ik merk daarbij op, dat in open
bare veiling in Leiden door de Mij. matig
berekend, de huizen zoo worden gekooht, dat
ongeveer 8 pOt. kan worden gemaakt. Hier
uit blijkt dus al, dat Leidon een voor de
Mij. voordeelig© gemeente is, zooals het ver
slag dan ook zegt.
Maar 8 pOt. is nog geen 18 pCt., al is
het werkelijk -een mooi oijfór, en zouden
de particulieren, die voor eigen woning huji
geld besteden "er dubbel en dwars mee te
vreden zijn.
De rest wordt, volgens den heer Sp., ver
kregen door winsthand el doen en het voor
deelig en zaakkundig beheer van een eigen
dom yan bijna 6V2 millioen.
Het eerste kan ik met do cijfers, die het
Verslag geeft, toch maar niet voetstoots op
gezag van den heer Sp. aannemen. Immers,
tegenover eon totaal aan inkomsten van
f423,000, waarvan f386,000 alleen aan huur
opbrengst, staat slechte f 36,000 aan baten:
bij verkoop, provision, trekgelden, enz., een
post. die allerminst het hooge dividend ver
klaart en die het beweren van den heer
Sp. dienaangaande volkomen logenstraft.
Het geheim ligt elders.
Tegenover een aandeelenkapitaal van
f 800,000, waarvan 20 pCt. of f160,000 is vol
gestort, staat een bedrag van 7 millioeaii
aan obligatieleeningen en hypotheken tegen
4 a 41/* pCt. .Waar nu aan huur de huizen
opbrengen 6 a 8 pCt., kunnen we veilig aan
nemen, dat met dit kapitaal 2 pCt. d. i.;
f 140,000 winst wordt gemaakt. Dit verklaart
m. i. het hooge dividend.
Maar dit geheim is niet alleen „Nat. Grond
bezit" geopenbaard, dit kan een particulier
of een combinatie van particulieren ook
toepassen. Op die wijze zouden 10 menschen'
met ieder f 1000 een blok huizen van f 30,000
kunnen koopen Wanneer deze woningen ieder
een huuropbrengst van f 240 vertegenwoor
digen, wat zeker niet veel zal schelen;
en voor de f 20,000 aan hypotheek wordt
41/o pOt. betaald, dan moet men maar eens
uitrekenen hoeveel prooent man van de f 1000
zou kunnen malten of, hoc goedkoop men
zou kunnen wonen. Natuurlijk behoeft er
bij een particulier voor administratie- ten
voor salarissen aan directeuren en plaatse
lijke vertegenwoordigers niets afgetrokken'
te worden. Ik vind daarvoor op de winst
en verliesrekening een bedrag van f18,500.
FEUILLETON.
Wonderlijke avonturen.
80,
Na verscheidene malen een onderhoud
piet hem te hebben gehad, slaagde hij er
ln zijn belangstelling te wekken voor het
ontwerp van een onderzeesche boot, waar
aan hij werkte, en er werd overeengeko
men, dat, zoodra de uitvin-ding definitief
111 practijk gebracht zou zijn, Andermatt
zijn invloed zou aanwenden, om van het
Ministerie van Marine een reeks proeven
te verkrijgen.
Gedurende twee jaren kwam Louis La
combe zeer druk aan huis bij Andermatt
en liet den bankier de verbeteringen zien,
welke hij aan zijn ontwerp aanbracht, tot
°P clen dag, dat hij, zelf tevreden over zijn
werk, de laatste bijzonderheden gevonden
had, welke hij zocht, en den heer Ander
matt verzocht zich aan het werk te zetten.
Op dien dag dineerde Louis Lacombe bij
de familie Andermatt. 's Avonds tegen elf
ging hij heen. Sedert dien heeft men
tam niet meer teruggezien.
Als men de bladen uit den tijd nog eens
doorleest, zal men zien. dat de familie van
den jongen man de justitie in den arm nam
®n dat het parket een onder-zoek opende.
■Maar men kwam niete te weten en alge
meen werd aangenomen, dat Louis La-
J°mbe, die doorging voor een zonderling,
antastisch aangelegd man, op reis was ge-
Ifran zonder iemand te waarschuwen.
taten wij deze onwaarschijnlijke veron-
erstellipg aanvaarden. Maar een vraag
ringt zich op, die voor ons land de hoofd
zaak is: Wat is er van de plannen van de
onderzeesche boot geworden? Heeft Louis
Lacombe ze meegenomen? Zijn zij vernie
tigd?
Uit het zeer ernstig onderzoek, dat we
hebben ingesteld, blijkt, dat de plannen
bestaan. De gebroeders Varin hebben zo in
handen gehad. Op welke manier? Dat heb
ben we nog niet kunnen vaststellen; even
min weten wij, waarom zdj niet getracht
hebben ze vroeger te verkoopen. Vreesden
zij, dab men hun zou vragen, hoe zij in hun
bezit kwamen? In ieder geval heeft deze
vrees niet voortgeduurd en wij kunnen
met volkomen stelligheid dit verklaren:
de ontwerpen van Louis Lacombe zijn het
eigendom van een vreemde mogendheid en
wij zijn in staat de correspondentie open
baar te maken, die naar aanleiding daar
van gewisseld is tussohen de gebroeders
Varin en den vertegenwoordiger van ge
noemde mogendheid. Op het oogehblik is
de „Hartenzeven", door Louis Lacombe
bedacht, door onze buren verwezenlijkt.
Zal de werkelijkheid beantwoorden aan
de optimistische verwachtingen van hen,
die in dit verraad betrokken zijn? Wij
hebben, om het tegendeel te hopen, redo-
nen die de toekomst niet zal verloochenen.''
En een postscriptum voegde er bij:
„Laatste bericht. Deze hoop was go-
grond. Onze bijzondere inlichtingen stel
len ons in staat, mede te deelen, dat de
proefnemingen met de „Hartenzeven"
niet bevredigend zijn geweest. Het is vrij
waarschijnlijk, dat aan de door de gebroe
ders Varin geleverde ontwerpen het laat
ste, door Louis Lacombe op den avond van
zijn verdwijning aan Andermatt gebrachte,
document heeft ontbroken, welk document
onmisbaar was voor het algeheel begrip
van het ontwerp, daar het een soort sa
menvatting vormde van de eindconclusies,
de waardebepalingen en de maten, vervat
in de andere papieren. Zonder dit docu
ment zijn de ontwerpen onvolledig, even
als zonder de ontwerpen het document
waardeloos is.
Het is dus nog tijd, handelend op te
treden en terug te nemen, wat ons toebe
hoort. Voor dit zeer moeilijk werk rekenen
wij vast op de medewerking van den heer
Andermatt. Hij zal dan allereerst de on
verklaarbare gedragslijn hebben op te hel
deren, welke hij van den aanvang af ge
volgd heeft. Hij moet niet alleen zeggen,
waarom hij niet verteld heeft wat hij wist
op het oogenblik van den dood van Eti'enne
Varin; maar ook, waarom hij nooit open
baar gemaakt heeft de verdwijning van de
'papieren, welke hij kende. Hij moet zeggen,
waarom hij sedert zes jaren de gebroeders
Varin laat bespieden door personen, die
in zijn dienst zijn.
Wij wachten van hem geen woorden,
maar daden. Anders..."
De bedreiging was brutaal. Maar waar
bestond zij in 1 Welk middel tot dwang
bezat Salvator, de onbekende schrijver
van het artikel, tegenover Andermatt?
Een zwerm journalisten belegerde den
bankier en tien interviews gaven uiting
aan de minachtig, waarmee hij op die be
dreiging antwoordde en waarop de schrij
ver in de „Echo de France" repliceerde
met deze weinige woorden:
„Of de heer Andermatt wil of niet, van
nu ai is hij onze medewerker in cfe taak,
die wij op ons nemen."
Op den dag, waarop dit antwoord ver
scheen, dineerden Daspry en ik samen,
's Avonds, met de betrokken kranten op
mijn tafel uitgespreid, spraken wij over
de zaak en beschouwden haar van alle zij
den met die ontstemdheid, welke men ge
voelt, als men voortdurend m het duister
rondloopt en telkens op. dezelfde hinder
palen stuit.
En eensklaps, zonder dat mijn bediende
mij gewaarschuwd had, zonder dat de
schel was overgegaan, werd de deur ge
opend en trad een dame, gehuld in een
dichten sluier, binnen.
Ik stond dadelijk op en ging haar te
moet. Zij zeide tot mij
„Is u de bewoner van dit huis?"
„Ja, mevrouw, maar..."
„Het hek, dat op den boulevard uit
komt, was niet gesloten," legdte zij uit.
„Maar de deur van de vestibule?"
Zij gaf geen antwoord en ik kreeg den
indruk, dat zij langs de dienstbodentrap
was binnengekomen. Kende zij dus den
weg?
Er ontstond een eenigszins gedwongen
stile. Zij keek Daspry aan. Alsof wij elkaar
op een partijtje ontmoet hadden, stelde ik
hem voor. Daarna verzocht ik haar, te
gaan zitten en mij het doel van haar be
zoek te zeggen.
Zij sloeg haar sluier op en ik zag, dat zij
donker was, een regelmatig gelaat bezat,
en, zoo al niet schoon, dan toch zeer be
koorlijk-was een bekoring, die vooral van
de oogen, ernstige, smartelijke oogen,
kwam.
Zdj zeide eenvoudig weg:
„Ik ben mevrouw Andermatt."
„Mevrouw Andermatt!" herhaald ik,
meer en meer verbaasd.
Opnieuw ontstond stilte. Toen hernam
zij met rustige stem en kalm gelaat:
„Ik kom naar aanleiding van die zaak...
u weet wel... Ik meende, dat ik bij u mis
schien eenige inlichtingen zou kunnen krij
gen...."
„Ja, mevrouw, ik weet er niets meer
van dan de kranten hebben meegedeeld.,
Wees zoo goed, mij duidelijk aan te geven,
waarmee ik u van dienst kan zijn."
„Ik weet het niet... ik weet het niet...'-
Toen pas kreeg ik den indruk, dat haai
kalmte voorgewend was en dat achter dit
uiterlijk van volkomen veiligheid zich
groote onrust verborg. En wij zwegen, allen
bedremmeld.
Maar Daspry, die haar voortdurend had
gadegeslagen, kwam naderbij en zeide tot
baar
„Mag ik u eenige vragen doen, me
vrouw
„O zeker!" riep zij. „Op die manier zal
ik gemakkelijker kunnen spreken."
„Zult u spreken, welke vragen ik u ook
stel?"
„Welke u ook stelt."
Hij dacht na en ging voort:
„Hebt u Louis Lacombe gekend?"
„Ja, door mijn man."
„Wanneer hebt u hem voor het laatst
gezien
„Den avond, toen hij bij ons gedineerd
beeft."
(Wordt vervolgd.)