N°. 16010 Zaterdag 11 Mei. A0- 1912. jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Sb nieuwe wettelijke regeling onzer armverzorging. Brieven Yan een Leidenaar. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DER ADYERTENTIEN: Tan 16 regels /LOB. Iedere regel meer /0,17$. Greotere letters naar plaatsruimte. - Kleine adrertentiën ran 30 woorden 10 Oente contant; elk tiental woorden meer 10 Oente.-Voor het inoaeaoerenwordt/0.05berekend. PRIJS DEZER COURJlNT: Voor Leiden per week 9 Oente; per 3 maanden i i J 1,10. Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sijn 1.30. Franco per poet1,60. Ku de Eerste Kamer zich ook vereenigd heeft met het sinds lang aanhangig geweest üijnde ontwerp Armwet en onze armver- corging dus binnen betrekkelijk korten tijd ook feitelijk van richting veranderen zal, wordt het tijd de beginselen en hoofdbepa- lingen dezer nieuwe en zoo belangrijke wet voor onze lezers te schetsen. We hebben nu reeds sinds 1854 met de oude wet voortge tobd en weinigen waren tevreden met de hoogst gebrekkige grondslagen, waarop de- ge rustte. Velen waren zelfs overtuigd, dat men, om het ware doel te bereiken, zou moeten breken met het stelsel, dat de armverzor ging overgelaten wordt aan kerkelijke en particuliere instellingen van weldadigheid en die van het openbaar gezag slechts aan vullend moet optreden, wanneer het niet andera kan; maar ook zij, die niet zoover wenscnten te gaan, waren toch ook over tuigd, dat de Staa'b op dit gebied zijn plicht niet heeft betracht en dat de overheid in ieder geval de taak heeft om in zulk een «rustige aangelegenheid leidend en organi serend op te treden en voor verband en sa menwerking tussohen de verschillende *n- «tellingen van armenzorg heeft te zor gen. Een ernstig bezwaar leverde het boven dien op, dat de openbare kas alleen in ge val van volstrekte onvermijdelijkheid hulp mag verleenen: een hard en onjuist begin sel. De wetgever van 1854 heeft gewild, dab geen ondersteuning van Staatswege zou worden verleend, zoolang de armoede niet een vorm aannam, gevaarlijk voor do openbare ordeterwijl het t-och inderdaad om die orde te verstoren en dus het alge meen staatsdoel te benadeelen, volstrekt niet noodig is, dat de behoefte zulk een ont zettende hoogte bereikt. Gelukkig ia bij de nieuwe wet in het al gemeen met de nieuwere begrippen en op vattingen omtrent het wezen en de samen stelling der armverzorging dan ook wel re kening gehouden. Wel is niet het beginsel prijsgegeven der oude wet, dat de burgerlijke armenzorg niet dan bij uitzondering zal mogen worden uitgeoefend; maar toch is dit be ginsel niet meer zoo scherp op den voor grond gesteld; al blijft het ook de bedoe ling dat, wanneer kerkelijke, of particuliere armenzorg voldoende is, de burgerlijke zich moet onthouden. Aan den anderen kant heeft de nieuwe wet de strekking om de praktijk te regelen overeenkomstig de werkelijkheid; want ook onder de oude wet werd het strenge begin sel volstrekt niet consequent doorgevoerd. In Friesland is het gebeurd, dat men hui zen bouwde voor arbeiders, die wenschten re trouwen, of hen daartoe door het geven van geld in staat stelde maar aan den an deren kant liet men de menschen soms hon ger lijden of zette de eenmaal begonnen be deeling ten eeuwigen dage voort, zonder iet» te doen om de menschen voorgoed uit hun ellendigen toestand op te heffen of tot zelfstandigheid op te leiden. In iedere gemeente zal, van alle daarin gevestigde instellingen van weldadigheid, door burgemeester en wethouders een lijst worden opgemaakt en bijgehouden. Op die lijst wordt mede vermeld het door iedere instelling beoogde bijzondere doel, te.wijl een afschrift er van wordt gezonden aan de nieuwe instelling, die wij later zullen ontmoeten; namelijk de instelling van den Armenraad. Zoodra zij op deze lijst is geplaatst, bezat de instelling van wel dadigheid, indien zij uitsluitend armver zorging, in of buiten gestichten, voortdu rend ten doel heeft, de hoedanigheid van rechtspersoon en heeft dus een onafhanke lijk, zelfstandig bestaan, zonder dat haar statuten, zooals bij een gewone ver- eeniging, zijn goedgekeurd. Wij mogen hier bij tot recht verstand wel uitdrukkelijk vermelden, dat de armenzorg in ge stichten ook onder deze wet in het ge heel niet aan toezicht vanwege den Rtaafc onderworpen is. "Van de oprichting eener instelling van weldadigheid moet binnen drie maanden daarna aan den Armenraad worden kennis gegeven en, wat betreft kerkelijke en bij zondere instellingen, aan burgemeester en wethouders der gemeente. Bovendien moe ten, binnen dertig dagen na de vaststelling, aan het college, waaraan de bedoelde ken nisgeving is gedaan, worden overge legd de statuten of het reglement der instelling, welk voorschrift ook' geldt voor wijziging van de statuten of het reglement; terwijl afwijking van de akte of van de statuten aan de rechterlijke macht de be voegdheid geeft om vervallen-verklaring der instelling van haaT hoedanigheid van rechtspersoon te vorderen. Tot bevordering van de zoo hoog noodige samenwerking is bepaald, dat het bestuur eener instelling van weldadigheid desge vraagd aan het bestuur eener andere instel ling of aan burgemeester en wethouders binnen een week mededeelt of aan een ar me, voor wien bij laatstbedoelde instelling of bij burgemeester en wethouders onder steuning is gevraagd, deze door eerstbe doelde instelling zal worden verstrekt of wordt verstrekt, en zoo ja, tot welk bedrag en in welken vorm. Het deelt verder, des gevraagd, binnen tweemaal 24 uren, aan den secretaris van den armenraad of aan den secretaris van het daarvoor in sommige gemeenten in de plaats tredende register van inlichtingen mede, of een arme, omtrent wien inlichtingen zijn gevraagd, van die instelling ondersteuning ontvangt en zco ja, tot welk bedrag en in welken vorm. De besturen van instellingen van weldadig heid moeten voorts jaarlijks aan den ar menraad, of als die er niet is aan burge meester en wethouders, binnen een door den minister van binnenlandsche zaken vast te stellen termijn, opgaaf doen van het aan tal bedeelden of verpleegden, van de in komsten uit bezittingen, makingen, collec ten, subsidies of andere vrijwillige bijdra ge», alsmede de uitgaven voor onderstand, beheer, enz., gedurende het laatste jaar; terwijl de besturen van de burgerlijke en gemengde (gedeeltelijk burger lijke) instellingen, bovendien alle opgaven moeten verstrekken, die door de Regeering worden gevraagd. Men geve er intussohen wel acht op, dat hier alleen maar sprake is van de a 1- gemeen© verplichting van kerkelijke of particuliere instellingen, om opgaven te doen van het aantal bedeelden of ver pleegden enz. Namen behoeven niet te worden genoemd; ook niet wat ieder in het bijzonder ontvangt. In een volgend en slotartikel zullen wij eerst zien op welken feitelijken grondslag de ondersteuning der armen volgens de nieuwe wet berust. ccco. Mijn laatste Brief heeft meer dan ge wone belangstelling getrokken. Aan den eenen kaait van menschen, die sympathie ge voelden voor het denkbeeld om gemeenschap pelijk tot woningbouw over te gaan of oni alleen voor zichzelf een huis te koopcu en mij om raad vroegen, ojndat zij niet wisten hoe zij tot verwezenlijking van het denk beeld konden geraken. Ik mag hier geen adressen noemen, waarheen ik de vragers zou kunnen verwijzen, omdat er verscheidene personen zijn, die hen wel ter zijde zouden willen staan; maar hun, die voor gemecn- sohappelijken woningbouw voelen, zou ik raden per advertentie anderen op te roepen, en wanneer aan dien oproep gehoor wordt gegeven, met elkander de zaken nader te bespreken. En wat den aan de gemeente be hoorenden bouwgrond botreft, het lijkt mij 't best toe, dat men daarvoor zich tot den wethouder Korevaar wende. Van den anderen kant heeft men be we 3rd, dat ik „het eigen-hnis-Iiebben" veel te roos kleurig heb voorgesteld, en men heeft in mijn Brief zelfs een aanval gezien op de naamlooze vennootschap „Nationaal Grond bezit." .Wat het geen -an beide is- Ik heb de finanoieelo uitkoms ion. -van „Nat. Grond bezit" slechte tot uitgangspunt genomen van mijn beschouwingen en daaruit gevolgtrek kingen gemaakt, die, naar ik meende, er toe zouden kunnen leiden, dat tal van gemeente naren meer dan tob dusverre hun eigen be lang konden dienen. Dat ik daarvoor juist doza Maatschappij koos, vond zijn reden ook daarin, dat zij naar rato in Leiden verre weg de meeste panden heeft staan. In Lei denOegstgeest bijv. voor f 1,190,129.631/» en in het vijfmaal grootero Den Haag en Sche veilingen voor f 982,136.631/», en in Haarlem, dat nog even grooter is dan Lei den, slechts voor f12,180. En als ik dan op bladz. 2 van het ver slag lees, dat o. a. te Leiden de huuropbrengst zeer goed was, minder echter voor Utrecht, Arnhem en Nijmegen, zoodat Leiden in tegen stelling met de laatstgenoemde plaatsen vooral tot het hooge dividend heeft me degewerkt, dan geloof ik, dat ik alle reden had oip mijn jnedeburgors toe te roepen Werkt tóch niet langer dan noodig is mee om den onbekenden aandeelhouders van een Maatschappij (ik zie in het verslag, dat cr slechte een paar Leidenaars toe behooTen) groote dividenden te bezorgen, maar schaft jullie, op welke wijze dan ook, een eigen huis aan I Ik geef nu graag het woord aan oen in zender, die mij daarover hard valt en laat' het heele §tuk, dat de Redactie mij ter hand stelde, hieronder volgen Mijnheer de Redacteur I Gaarne had ik van u een kleine plaats ruimte in Uw blad1, om eenige kantteeke- ning te maken op den jongsten Brief van een Leidenaar, welke toch bij een leek op het gebied van huizenbezit geheel verkeer de gevolgtrekkingen zal geven. Een Leidenaar schrijft, dat de Mij. „Na tionaal Grondbezit" over 1911 winst maakte 18 pCt., en gaat dan zoo'n heerlijk onschuldige vergelijking maken met geld beleggingen 3, 4, of 5 pGtx, hiermee d'e menschen opwekkend, om in een eigen huis te wonen, en zelf die 18 pCt. winst te ma ken. Zelfs verzekert hij ze, dat ze dan niet bij een huisbaas of den vertegenwoordiger der Maatschappij om behangen of verven behoeven te soebatten, maar dit dan volop zelf kunnen laten doen, en dan tooh nog (dat is immers de bedoeling) 18 pCt. kun nen blijven trekken van hun geld. Wat is dat een rijkmakerij, nietwaar, want elkeen kan toch begrijpen, dat men zijn eigen huis nog veel voord'eeliger be woont, omdat men dan geen schadeposten heeft ten gevolge van leegstaan, ruw be wonen, enz., waar „Nationaal Grondbe zit'en andere huiseigenaars mee te kam pen hebben en dus het winstpercentage dan nog wel aanmerkelijk hooger zal zijn. Evenwel wil ik uit het verslag van „Na tionaal Grondbezit" eenige cijfers overne men, waardoor een meer nuchtere kijk op het huizenbezit wordt gegeven. „N. G." had totaal aan eigendommen voor een waarde van f 6,377,573, waarvan het had een huuropbrengst van f 386,231, wat iets meer is dan 6 pCt. bruto, daar hiervan nog grondbelasting, onderhoud, enz. af moeten. Waar nu evenwel het uit gegeven kapitaal van „N. G." slechts f 800,000 is, en de Mij. zich de andere geld middelen heeft verschaft uit hypotheken en obligatieleeningen, welke slechts 4 A 4A pCt. rente geven en de Mij., zooals uit het verslag blijkt, ook nog andere inkomsten heeft, voortkomend uit het met winst ver- koopen van huizen en gronden en wat dies meer zij, kan men zich gemakkelijk de 18 pCt. dividend verklaren op het kapitaal van f 160,000, als vrucht van het met winst handel doen, en het voordeelig en zaakkundig beheer van een eigendom, van bijna 6$ millioeiL Het is evenwel de grootst mogelijke on zin, dat winstpercentage aan leeken alsook voor hen bereikbaar voor oogen te gaan schilderen. Of komt het doordat de Leide naar op dit gebied zelf een leek is? Aan het eind van zijn Brief zegt de Lei denaar, dat zijn plan was om over jaar verslagen te schrijven, maar dat het hem al schrijvende gegaan is als den wandelaar, die naar Den Haag wilde, maar aan het Haagsche Schouw was blijven zwerven en genieten. Dat is immers die plaats waar die dure tol is? Misschien was het dan maar beter, dat hij aan „De Vink" was teruggekeerd of heelemaal was thuis go- bleven. U, M. de R., dankend voor de verleende plaatsruimte. Hoogachtend, M. P. SPLINTER. Leiderdorp, 4 Mei 1912. De heer Splinter, om mijnerzijds nu ook; eeliige kantteekeningen te male en op zijn schrijven, heeft mijn vorigen Brief al heal slecht gelezen ala hij meent, dat ik heb beweerd, dat de menschen door nipt eigen geld huizon te koopen, 18 pOb. zouden kun nen maken. Ik heb dat niet gezegd en heb was evenmin mijn bedoeling, zooals hij zioh later, een beetje voorzichtiger, uitdrukt. Ik begrijp heel goed, dat, als dit zoo was, veel meer pairticulieren een eigen huis zouden hebben En waar het zakelijke van zijn betoog op deze uitspraak ie gebouwd, zou ik er niets mectr van. behoeven te zeggen, waar zijn opmerkingen, die niets ter zake dienen mij geen belang inboezemen. Ik heb het verslag van „Nat. Grondbezit", waaruit de heer Sp. eenige cijfers heeft ge nomen, voor mij liggen en ik zou daaruit ook wel 'eenige cijfers kunnen lichten on be spreken doch ik wil eiken schijn vermijden, dat ik op deze Mij. en haar beheer critiek zou wollen uitoefenen. De cijfers, 'die hij noemt, moet ik echter wel even bespreken. Hij komt tot de bere kening, dat 'do huuropbrengst slechts 6 pCt. bruto is. Ik merk daarbij op, dat in open bare veiling in Leiden door de Mij. matig berekend, de huizen zoo worden gekooht, dat ongeveer 8 pOt. kan worden gemaakt. Hier uit blijkt dus al, dat Leidon een voor de Mij. voordeelig© gemeente is, zooals het ver slag dan ook zegt. Maar 8 pOt. is nog geen 18 pCt., al is het werkelijk -een mooi oijfór, en zouden de particulieren, die voor eigen woning huji geld besteden "er dubbel en dwars mee te vreden zijn. De rest wordt, volgens den heer Sp., ver kregen door winsthand el doen en het voor deelig en zaakkundig beheer van een eigen dom yan bijna 6V2 millioen. Het eerste kan ik met do cijfers, die het Verslag geeft, toch maar niet voetstoots op gezag van den heer Sp. aannemen. Immers, tegenover eon totaal aan inkomsten van f423,000, waarvan f386,000 alleen aan huur opbrengst, staat slechte f 36,000 aan baten: bij verkoop, provision, trekgelden, enz., een post. die allerminst het hooge dividend ver klaart en die het beweren van den heer Sp. dienaangaande volkomen logenstraft. Het geheim ligt elders. Tegenover een aandeelenkapitaal van f 800,000, waarvan 20 pCt. of f160,000 is vol gestort, staat een bedrag van 7 millioeaii aan obligatieleeningen en hypotheken tegen 4 a 41/* pCt. .Waar nu aan huur de huizen opbrengen 6 a 8 pCt., kunnen we veilig aan nemen, dat met dit kapitaal 2 pCt. d. i.; f 140,000 winst wordt gemaakt. Dit verklaart m. i. het hooge dividend. Maar dit geheim is niet alleen „Nat. Grond bezit" geopenbaard, dit kan een particulier of een combinatie van particulieren ook toepassen. Op die wijze zouden 10 menschen' met ieder f 1000 een blok huizen van f 30,000 kunnen koopen Wanneer deze woningen ieder een huuropbrengst van f 240 vertegenwoor digen, wat zeker niet veel zal schelen; en voor de f 20,000 aan hypotheek wordt 41/o pOt. betaald, dan moet men maar eens uitrekenen hoeveel prooent man van de f 1000 zou kunnen malten of, hoc goedkoop men zou kunnen wonen. Natuurlijk behoeft er bij een particulier voor administratie- ten voor salarissen aan directeuren en plaatse lijke vertegenwoordigers niets afgetrokken' te worden. Ik vind daarvoor op de winst en verliesrekening een bedrag van f18,500. FEUILLETON. Wonderlijke avonturen. 80, Na verscheidene malen een onderhoud piet hem te hebben gehad, slaagde hij er ln zijn belangstelling te wekken voor het ontwerp van een onderzeesche boot, waar aan hij werkte, en er werd overeengeko men, dat, zoodra de uitvin-ding definitief 111 practijk gebracht zou zijn, Andermatt zijn invloed zou aanwenden, om van het Ministerie van Marine een reeks proeven te verkrijgen. Gedurende twee jaren kwam Louis La combe zeer druk aan huis bij Andermatt en liet den bankier de verbeteringen zien, welke hij aan zijn ontwerp aanbracht, tot °P clen dag, dat hij, zelf tevreden over zijn werk, de laatste bijzonderheden gevonden had, welke hij zocht, en den heer Ander matt verzocht zich aan het werk te zetten. Op dien dag dineerde Louis Lacombe bij de familie Andermatt. 's Avonds tegen elf ging hij heen. Sedert dien heeft men tam niet meer teruggezien. Als men de bladen uit den tijd nog eens doorleest, zal men zien. dat de familie van den jongen man de justitie in den arm nam ®n dat het parket een onder-zoek opende. ■Maar men kwam niete te weten en alge meen werd aangenomen, dat Louis La- J°mbe, die doorging voor een zonderling, antastisch aangelegd man, op reis was ge- Ifran zonder iemand te waarschuwen. taten wij deze onwaarschijnlijke veron- erstellipg aanvaarden. Maar een vraag ringt zich op, die voor ons land de hoofd zaak is: Wat is er van de plannen van de onderzeesche boot geworden? Heeft Louis Lacombe ze meegenomen? Zijn zij vernie tigd? Uit het zeer ernstig onderzoek, dat we hebben ingesteld, blijkt, dat de plannen bestaan. De gebroeders Varin hebben zo in handen gehad. Op welke manier? Dat heb ben we nog niet kunnen vaststellen; even min weten wij, waarom zdj niet getracht hebben ze vroeger te verkoopen. Vreesden zij, dab men hun zou vragen, hoe zij in hun bezit kwamen? In ieder geval heeft deze vrees niet voortgeduurd en wij kunnen met volkomen stelligheid dit verklaren: de ontwerpen van Louis Lacombe zijn het eigendom van een vreemde mogendheid en wij zijn in staat de correspondentie open baar te maken, die naar aanleiding daar van gewisseld is tussohen de gebroeders Varin en den vertegenwoordiger van ge noemde mogendheid. Op het oogehblik is de „Hartenzeven", door Louis Lacombe bedacht, door onze buren verwezenlijkt. Zal de werkelijkheid beantwoorden aan de optimistische verwachtingen van hen, die in dit verraad betrokken zijn? Wij hebben, om het tegendeel te hopen, redo- nen die de toekomst niet zal verloochenen.'' En een postscriptum voegde er bij: „Laatste bericht. Deze hoop was go- grond. Onze bijzondere inlichtingen stel len ons in staat, mede te deelen, dat de proefnemingen met de „Hartenzeven" niet bevredigend zijn geweest. Het is vrij waarschijnlijk, dat aan de door de gebroe ders Varin geleverde ontwerpen het laat ste, door Louis Lacombe op den avond van zijn verdwijning aan Andermatt gebrachte, document heeft ontbroken, welk document onmisbaar was voor het algeheel begrip van het ontwerp, daar het een soort sa menvatting vormde van de eindconclusies, de waardebepalingen en de maten, vervat in de andere papieren. Zonder dit docu ment zijn de ontwerpen onvolledig, even als zonder de ontwerpen het document waardeloos is. Het is dus nog tijd, handelend op te treden en terug te nemen, wat ons toebe hoort. Voor dit zeer moeilijk werk rekenen wij vast op de medewerking van den heer Andermatt. Hij zal dan allereerst de on verklaarbare gedragslijn hebben op te hel deren, welke hij van den aanvang af ge volgd heeft. Hij moet niet alleen zeggen, waarom hij niet verteld heeft wat hij wist op het oogenblik van den dood van Eti'enne Varin; maar ook, waarom hij nooit open baar gemaakt heeft de verdwijning van de 'papieren, welke hij kende. Hij moet zeggen, waarom hij sedert zes jaren de gebroeders Varin laat bespieden door personen, die in zijn dienst zijn. Wij wachten van hem geen woorden, maar daden. Anders..." De bedreiging was brutaal. Maar waar bestond zij in 1 Welk middel tot dwang bezat Salvator, de onbekende schrijver van het artikel, tegenover Andermatt? Een zwerm journalisten belegerde den bankier en tien interviews gaven uiting aan de minachtig, waarmee hij op die be dreiging antwoordde en waarop de schrij ver in de „Echo de France" repliceerde met deze weinige woorden: „Of de heer Andermatt wil of niet, van nu ai is hij onze medewerker in cfe taak, die wij op ons nemen." Op den dag, waarop dit antwoord ver scheen, dineerden Daspry en ik samen, 's Avonds, met de betrokken kranten op mijn tafel uitgespreid, spraken wij over de zaak en beschouwden haar van alle zij den met die ontstemdheid, welke men ge voelt, als men voortdurend m het duister rondloopt en telkens op. dezelfde hinder palen stuit. En eensklaps, zonder dat mijn bediende mij gewaarschuwd had, zonder dat de schel was overgegaan, werd de deur ge opend en trad een dame, gehuld in een dichten sluier, binnen. Ik stond dadelijk op en ging haar te moet. Zij zeide tot mij „Is u de bewoner van dit huis?" „Ja, mevrouw, maar..." „Het hek, dat op den boulevard uit komt, was niet gesloten," legdte zij uit. „Maar de deur van de vestibule?" Zij gaf geen antwoord en ik kreeg den indruk, dat zij langs de dienstbodentrap was binnengekomen. Kende zij dus den weg? Er ontstond een eenigszins gedwongen stile. Zij keek Daspry aan. Alsof wij elkaar op een partijtje ontmoet hadden, stelde ik hem voor. Daarna verzocht ik haar, te gaan zitten en mij het doel van haar be zoek te zeggen. Zij sloeg haar sluier op en ik zag, dat zij donker was, een regelmatig gelaat bezat, en, zoo al niet schoon, dan toch zeer be koorlijk-was een bekoring, die vooral van de oogen, ernstige, smartelijke oogen, kwam. Zdj zeide eenvoudig weg: „Ik ben mevrouw Andermatt." „Mevrouw Andermatt!" herhaald ik, meer en meer verbaasd. Opnieuw ontstond stilte. Toen hernam zij met rustige stem en kalm gelaat: „Ik kom naar aanleiding van die zaak... u weet wel... Ik meende, dat ik bij u mis schien eenige inlichtingen zou kunnen krij gen...." „Ja, mevrouw, ik weet er niets meer van dan de kranten hebben meegedeeld., Wees zoo goed, mij duidelijk aan te geven, waarmee ik u van dienst kan zijn." „Ik weet het niet... ik weet het niet...'- Toen pas kreeg ik den indruk, dat haai kalmte voorgewend was en dat achter dit uiterlijk van volkomen veiligheid zich groote onrust verborg. En wij zwegen, allen bedremmeld. Maar Daspry, die haar voortdurend had gadegeslagen, kwam naderbij en zeide tot baar „Mag ik u eenige vragen doen, me vrouw „O zeker!" riep zij. „Op die manier zal ik gemakkelijker kunnen spreken." „Zult u spreken, welke vragen ik u ook stel?" „Welke u ook stelt." Hij dacht na en ging voort: „Hebt u Louis Lacombe gekend?" „Ja, door mijn man." „Wanneer hebt u hem voor het laatst gezien „Den avond, toen hij bij ons gedineerd beeft." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5