Te veel goud.
STOFGOUD.
RECEPT.
De handschoen in het recht.
De handschoen heeft; eertijds in Duitseh-
land en ook verder een groote rol gespeeld
en is een rechtssymbool van beteekenis ge
weest, vooral een staatsrechterlijk.
Bij belooningen en verhooging in staLd
speelde hij een rol. Evenals de purperkleu
rige, gestikte zijden handschoen tot het kei
zerlijk ornaat behoorde, zoo waren hand
schoenen ook wezenlijke bestanddeelen van
het bisschoppelijk ornaat bij de investituur
en bij de ridders het symbool der belooning.
Als de Keizer aan steden het markt- of
muntrecht of een ander privilege verleende,
dan liet hij deze een handschoen overhandi
gen, en daarom voeren verscheiden steden
handschoenen in het wapen.
Voor niete werden natuurlijk dergelijke
privileges niet geschonken; zij moesten door
rijke geschenken in geld en kostbare waren
gekocht worden, en onder dezen bevonden
zich bijna altijd peper en handschoenen.
Goethe maakt melding van het zoogenaam
de ,,pepergericht" te Frankfort a. cL Main,
een oer-oude ceremonie, waarbij de afge
vaardigden van Worms, Neurenberg en
Bamberg door het overhandigen van ge
schenken van den schout, als vertegenwoor
diger des Keizers, den vrijdom van tol ver
kregen: ,,De peper gold gelijkelijk voor alle
.waren en zoo bracht ook hier de afgezant
'een mooi gedraaide houten bokaal met pe-
;per gevuld. Daarover heen lagen een paar
handschoenen, wonderbaarlijk gespleten,
met zijde bestikt en van kwasten voorzien,
'als teeken van een toegestane en aangeno-
;men gunst, waarvan zich ook wel in zekere
gevallen de Keizer zelf bedient."
In Dufhschland gold algemeen, dat een
reiziger onderweg zóóveel noten mocht pluk
ken als er in zijn handschoen gingen. Hij
bedreef daarmee geen diefstal en behoefde
ze niet te betalen.
In Engeland placht men eertijds bij smeek
schriften mooi versierde handschoenen ov*r
jte leggen. Daar deze echter ook dikwijls
,'met goud gevuld werden, werd den rechters
M de wet verboden op hun rechterstoelen
handschoenen te dragen.
In alle landen van de wereld hoort men
de klacht, dat heb leven te duur is en dat
'alles wordt opgeslagen. Dat duurder worden
van het bestaan is een algemeen verschijn
sel, en moet ook algemeene oorzaken beb-
'ben. Men heeft er al verscheidene aang"g>-
ven, zooals het steeds duurder worden vaa
de arbeidskrachten door de hoogere eischen,
!die de arbeiders stellen, en de al hooger stij
gende behoeften, de gewoonte, om het be
ter te hebben dan vroeger in alle lagen van
de maatschappij.
Maar er is een reden voor die verkoo-
ging van de prijzen, waar de eoonomisten m
den laats ten tijd de aandacht op vestigen;
dab is de steeds toenemende goudproductie.
Men vergeet, dat het goud maar een koop
waar is als alle andere. Daar het goud in
den vorm van geld de standaardkoopwaar
is geworden, die, waar alle andere mee wor
den vergeleken en die er den prijs van vast
stelt, hebben wij ons gewend, zijn waarde
als onwankelbaar te beschouwenmaar dat
is een vergissing.
Als wij zeggen, dat het koren duurder is
geworden, beteekent dat, dat men meer
goud moet geven, om eenzelfde gewicht aan
koren te krijgen. Men zou met andere woor
den kunnen zeggen, dat het goud in waarde
is gedaald, en dat zou juister wezen. Wij
beleven siDds verscheiden jaren een depre
ciatie, een waardedaling, van dat metaal.
Die was onvermijdelijk, want de opbrengst
aan goud neemt verwonderlijk sterk toe. Er
is in de laatste 10 jaren meer goud geprodu
ceerd, dat is uit de aarde voor den dag ge
haald, dan van 1492, het jaar van de ontdek
king van Amerika, tot aan het jaar 1850.
De menschheid beschikt op het oogenblik
over een hoeveelheid goud, die vijfmaal zoo
groot is als die, welke zij bezat in 1850, eu
dubbel zoo groot als haar bezit in 1890.
De overproductie van het goud in deze
laatste jaren ligt niet zoozeer in de onviek-
king van nieuwe mijnen dan in een volma
king der productiemiddelen. Dank zij d-ï
cvanuratie, de behandeling met cyanzuur,
heeft men de hoeveelheid goud, ui1!) de ert
sen getrokken, met 80 tot 90 percent kunnen
verhoogen. Die nieuwere methoden maken
het mogelijk, de armere mineralen nog met
voordeel te bewerken; zij vergrooten den
kring van mijnen, waarvan de exploitatie
loonend is, maken dus het aantal ontginbare
mijnen uitgebreider, en ze hebben aan de
goudproductie dien voorsprong gegeven,
waarvan wij debben melding gemaakt.
Het goud, dat jaar op jaar over de mensch
heid wordt uitgestort, heeft tot resultaat,
dat de eigen waarde van dat goud achter
uitgaat. Een goudstuk van een bepaalde
waarde is op het oogenblik feitelijk minder
waard dan twintig jaar geleden, omdat het
aantal in omloop zijnde goudstukken zoo
veel sterker is toegenomen dan de produc
tie van koren, groenten, vleesch, enz., die
niet dezelfde progressie heeft gevolgd.
(„De Aarde en haar Volken").
De reden, dat zoo weinig huwelijken ge
lukkig zijn, is, dat de jongedames haar tijd
besteden om netten te maken, en niet om
kooien te vervaardigen.
S w t.
Het is een zalig gevoel te weten, dat zij,
die ons het dierbaarst zijn, grooter en be
ter zijn dan wijzelven.
George Eliot.
Er is niets, dat zulke groote levens
vormt als vertrouwen.
Lessing.
Omelet met garnalenragoüt.
6 eieren, 6 lepels water, wat peper ep
zout, 50 gram boter; voor de ragout: 150
gram garnalen, 2 d. L. melk of room of
half melk, half room, peper en zout, 15
gram bloem, 20 gram boter, wat gehakte
peterselie, (een eierdooier.)
Bereiding: Bereid op de gewone wijze
omelet en vouw ze in drieën op, na er de
garnalenragoüt, die op de gewone wijze
bereid is, ingelegd, te hebben. Leg ze op
een verwarmden schotel en geef ze bij
brood.
Duidelijk.
Een fabrikant uit Engeland, die voor
zijn zaken China bezocht, werd bij een man
darijn ten eten genoodigcL De gast liet
zich allerlei vreemde gerechten goed sma
ken. Nu werd een heerlijk uitziend gebraad
opgedragen. De gast, die gehoord had, dat
de Chineezen veel van kattenvleesch hou
den, meende wel wat met schrik zoo'n
huisdier er in te herkennen, en besloot er
niet van te eten. Toch wilde hij zich zeker
heid verschaffen, maar hoe?
Hij verstond geen Chineeseh en de Ohi-
nees geen Engelsch. Eindelijk valt hem
iets in. Hij wees op dim schotel en vroeg
op vragend en toon:
„Miauw, miauw
De Chinees maakte een ontkennend ge
baar en antwoordde
„Waf, waf!"
Veel stof.
Een lastig schoolopziener zag, dat een
aardglobe in een der schoollokalen dik on
der stof zat. Dat ergerde hem, en, zijn
vinger op de globe leggend, zei hij:
„De stof ligt hier een duim dik."
„Veel dikker, mijnheer," antwoordde de
schoolmeester kalm.
„Wat bedoelt u?" zei de schoolopziener
scherp.
„Wel," was het antwoord, „u hebt uw
vinger op de Sahara.
Scherp geh oor.
Jan: „Ik heb een zeer scherp gehoor; ik
hoor je horloge tikken, hoewel je zeker zes
voet van me afstaat."
Kees: „Dan heb je zeker een sterk ge
hoor, want het is in den lommerd, een kwar
tier hier van daan".
T e 1 e f o o n-h u m o r.
Gehoord door de Ameterdamsche tele
foon:
„Hallo!"
„Ja!"
„Kunnen we twee plaatsen krijgen voor
vanavond?",
„Ja."
„Twee goeje plaatsen op het eind van
een rij?"
„Ja, twee op 't eind ran een rij."
„Wat koet dut?"
„Kost niets."
„Kost niets? Met wie spreek ik dan?"
„Met de toevlucht voor onbehuisden."
„Afschellen, juffrouw!"
Voorzichtig.
„Waarom hebt u het afgemaakt met
den heer, die met u wilde trouwen?"
„Omdat ik er niet achter kon komen,"
antwoordde de prima-donna, „of hij wer
kelijk verliefd' op mij was, dan mij alleen
gratis wilde hooren zingen."
Over mevrouw.
„Keetje, is mevrouw thuis gekomen?"
„Neen, meneer, dat is de papegaai, die
zoo schreeuwt."
Achterlijk.
Gelezen in een Rotterdamsch blad:
„Nergens ontblooten wij, Rotterdam
mers, verder onze achterlijkheid dan in
onze afwezige schoolbaden."
Spotvogel.
„Ben je over je boekhouder tevreden?"
„Ja, hij werkt voor drie 1"
„Och koml"
„Toch wel: voor zichzelf, zijn vrouw en
zijn kind."
Geld.
o
Oom Jan (die wil telefoneeren met
Betsy's vader en ae telephoongids niet
bij de hand heeft): „Betsy, wat vraagt
moeder als ze met vader op zijn kantoor
spreken wil?"
Betsy (snel): „Geld, oom!"
Langs den weg.
Het volgende stond met krijt geschreven
op een turfloods, staande aan een der
grachten te Amsterdam:
„Baas as we hier niet benne benne we
an 't overkant."
Benijdenswaardige Betrek-
ki n g.
Gevraagd: een R.-K. Dienstbode tegen
November, loon 156 gulden, wekelijks te
betalen.
G r ij s haar.
Kapper: „Neem mij niet kwalijk, me
neer, maar uw haar wordt toch heuach
grijs."
Klant: „Notabene. Wel een ding om je
over te verbazen, als je hier zóó lang moet
wachten 1"
V e e 1 z egg end.
Hij: „Als ik zoo naar den hemel zie en
die millioenen sterren gadesla, dan voel ik
mij zoo nietig!"
Zij: „Zeg„ moet je daarvoor nu juist
naar de sterren kijken?"