No. 16016.
Woensdag* 8 Mei.
Anno 1912.
ii«8tiii«;«iiiitsi 1 iïtii8iisiiiüss»i
K.
"vï?
i
T*
r
VOOR DEJEUGD
*1
72"
t>.
K i
li-IDSCH DAGBLAD
J
•ifc
di'J,
Een met recht onbetaalbare daad.
Een gebeurtenis ten tijde van den
Groeten Zonnekoning.
mmm
Andy Moore was een arme kleine ar
beiders jongen; d. w. z. hij was nog haast
te jong om zijn vader op het land' te hel
pen, maar als echt buitenkind, was hij
bijna altijd bij den weg en kende om zoo
te zeggen elk grassprietje. Andy's vader
deed ook dikwijls dienst als wegwerker en
zoo woonden ze dus dicht bij het station,
zoodat ons ventje al van zijn prille jeugd
af gewend was de treinen te zien voorbij
paffen en ook al dikwijls van spoorweg-on
gelukken had hooren praten en hooren zeg
gen, hoe diergelijke rampen dikwijls door
onachtzaamheid veroorzaakt waren.
Op een goeden dag stond Andy dicht bij
de brug en daar zag hij dat die open
wasAl reeds kwam de trein daar aan. Ja,
.wat na te doen 1 Tijd van beraad was er
niet en het een of anö'ere sein of vlaggetje
had hij niet bij de hand, dus het eenige
■wat hij kon uitrichten was: midden voor
de brug te gaan staan en zoo hard moge
lijk met de armen te zwaaien, in de hoop
dat de machinist hem zou opmerken. Die
kon hem echJ ar net zoo goed over het hoofd
sien, want Andy was nog maar zoo'n heel
klein ventje. Daar dacht hij echter niet
eens bij, want hij had vader zoo dikwijls
hooren zeggen, hoeveel mensohen er ge
straft worden, als er een ongeluk gebeurt:
hoevelen er vreeselijk pijn leden en hoe
veel vaders er stierven waardoor het heele
huishouden dan zonder inkomsten zat.
„Nu de machinist zag hem ook wel de
gelijk en floot nog om-ons ventje uit den
weg te krijgen, maar die bleef maar steeds
staan als een vogelverschrikker, beurte
lings armen en beenen omhoog heffend.
Eindelijk. daar stopte de treinj de
machinist sprong van de locomitief en...
zag nu zelf wat daar even voorbij het weg
werkershutje gebeurd was, of liever wat
er nagelaten waal
De reizigers kwamen nu ook den trein
uit, daar was al begrepen, dat er iets
aan de hand moest zijn, nu ze zoo plotse
ling stopten aan een plaats waar geen hal
te was.
En de mensohen konden hun oogen niet
gelooven, toen ze het onbeduidende kerel
tje daar zagen, dat hun allen het leven
had gered.
Ieder drukte hem de hand; de vrouwen
hadden tranen in de oogen en in der haast
werd er wat geld bijeen gebracht, ofschoon
de daad natuurlijk onbetaalbaar was in den
waren zin des woordsl
Een oude heer was er onder de passa
giers, die zooveel belang stelde in den klei
nen Andy, dat hij hem altijd in het oog
hield, de familie altijd geregeld' twee maal
's jaars kwam opzoeken en een groot
deel in de opvoeding van den kleine jongen
bekostigde, toen hij maar ©enigszins merk
te, dat er wel wat leerlust in hem zat.
Zoo werd hij later naar de machinisten-
school gezonden en werd een bekwaam
werktuigkundige; zeer ijverig en zeer
nauwkeurig.
Ja, alweer bewijst dit de waarheid van
wat wij laatst ook Ba men bespraken: De
kleinsten onder ons kunnen zich wel dege>-
lijk verdienstelijk maken; alleen behoorde
hier nog bijzonder veel moed en zelfver
loochening toe 1
Onze geschiedenis speelt op een kost
school, die hoofdzakelijk bezocht werd door
meisjes uit den verarmden adelstand en
die gesticht werd door een zekere madame
de Maintenon, een dame die grooten in
vloed bezat aan het hof van Lodewijk XIV
Onder de kostschoolmeisjes hoorde ook «>en
zekere Marguérite de Charlieu en zij zal
ons enkele van haar bevindingen vertellen
in een brief van haar grootmoeder, voor
wie ze haar hartje plachtte uit te storten
Ze schreef dan onder meer:
Onze wetten zijn hard, maar daar wen je
wel aan, wat het ergste is ech'üerom
klokke zes, als de meesten zich nog eens
lekker kunnen omkeeren, moet je al uit de
veeren, daar helpt niets aan, en dan: je
met koud water wasschen. Bij de kleintjes
komt er nog een scheutje lauw bij, maar ik
ben al dertien, en dus hoor ik tot de groe
ten 1 Ik moet nu ook zelf mijn bed opma
ken. En ik leer naaien en breien
en van alles, zelfs groenten schoo.n
makenIk krijg ook les op het clavecimbel
en mijnheer Nivers, onze organist, is zeer
tevreden over mij. Dat heeft hij zelf aan
Madame verteld.
Gisterochtend had de klok nog nauwelijks
zes geslagen, toen waren wij aan het op
slaan, toen Madame de Maintenon in
hoogst eigen persoon onze slaapkamer bin
nen trad. Ze komt heel dikwijls zoo on
voorbereid. Dan hoort men op eens baar
karos voor de deur stalhonden en vliegen
wij allen naar de ramen. Ze komt dan heel
eenvoudig, zonder lakei en we gaan haar
zoo gauw mogelijk begroeten, want we hou
den veel van haar. Ik geloof heusoh, dat
ze veel liever bij ons te Saint-Cyr is, dan
in haar paleis te Versailles. Nu trad ze
dus opeens op de slaapzaal binnen en zei
tegen Madeleine de Pongibaud, dab ze een
vlekje inkt op haar kin had, tegen Hen-
riette de Vignal, dat ze niet met zorg ge
kamd was en tegen mijKom eens hier Ma
demoiselle Charlieu, waarom heb je van
nacht gehuild1? Nu had ik roode oogen en
een dikken glimmenden neus en dus viel
het niet weg te redeneeren, maar ik deed
mijn best, zoo beleefd mogelijk te ant
woorden
„Vergeef mij mevrouw, maar het is
heuscih niets!"
,,Nu goed. Morgen kom ik er nog wel
eens op terug jonge dame, zorg voor liet
oogenblik maar, dat je kousen goed heel
zijn.-1
Ja, hoe zou ik nu ook aan Mad. de Main
tenon kunnen vertellen, dat mijn lieflijke
nicht Henriette de Glapion mij het leven
ondraaglijk maakte tie Saant-Oyr. Ik heb
het u ook nog nooit verteld, want och,
waarom zou u zich maar nóodeloos onge
rust maken 1 U weet immers, dat de groo
ten" het opzicht hebben over de kleinen
en dat Henriette mij dus altijd met de
prettigste werkjes opknapte, in de slaap
zaal droeg ze mij het vervelende opruim-
werk op, in de eetzaal kreeg ik altijd de
minst lekkere beetjes, in de Keuken moest
ik de akeligste groentien schoon makenals
daar zijn wortels schrappen, enz. Dan ba-?
zumde ze altijd overal rond, dat wij zoo
arm waren, dat we in een oud vervallen
kasteel woonden en zoo meer. Nu, voor
eerst is dat geen schande en dan zijn we
immers allemaal even arm: daarvoor kwa
men we juist op Saint-Cyr.
Maar nu, sinds een dag of drie, is alles
heelemaal omgekeerd, dat ging als volgt
in zijn werk: Al een maand lang werd er
een stuk ingestudeerd, da'b voor den Ko
ning zou gespeeld worden en waarbij ik
ook moest meezingen in de koren. Maar
op de laatste repetitie, woonden de dichter
en de componist van het stuk zelve de oefe
ning bij en net werden onze muziekpar
tijen weer tusschen ons uitgereikt, toen de
componist zich over mijn blaadje heen boog
en een heel boos gezicht zette. Hij riep er
Madame bij en die zei op uiterst strengen
toon: Marguérite maakt niet langer deel
uit van heb koor. U begrij.pt mijn teleur
stelling en mijn verdriet! Ik begaf mij da
delijk naar de slaapzaal en wierp mij daar
te bed. Na afloop der repetitie kwam Ma
dame nog eens bij mij en vertelde mdj, wat
de zaak was. Er had boven mijn muziek-
blaadje gestaan: lieve hemel, wat ziet de
Moreau er gek uit in dat gqoene pakje!
Mijnheer Moreau was de dichter.
kon in volle onschuld betuigen, dat ik wèl
vond, dat die woorden waarheid bevatten,
maar dat ik het toch niet geschreven had!
Natuurlijk was dat weer een valsahe streek
van Henriette!
Den volgenden avond begon de voorstel
ling in ons gebouw en heel 'het hof wae
er bij tegenwoordig. Het hart klopte mij
in de keel en ik voelde, dat ik de voor
stelling niet kón bijwonen. Stilletjes sloop
ik weg en liep maar steeds den kant naar
Versailles uitwat er verder is gebeurd*
dat weet ik allemaal niet recht meer; ai-
leen herinner ik mij zeer duidelijk, dat ik
in een prachtige zaal ontwaakte, daar ge»
installeerd was in een grooten makkelijkenj
stoel, met een kussen onder de voeten en
een kussen achter het hoofd en..... mij inj
het koninklijk paleis bevond! 1
Men had mij gedurende de voorstelling
gemist, was toen ten zeerste ontsteld ge
weest en iedereen had helpen zoeken, tot
het vorstelijk rijtuig op zijn terugweg, mij
aan den kant van den weg had zien vit**n
blijkbaar uitgeput van vermoeienis en
mij toen had meegenomen naar het pa
leis, De Koning was heel vriendelijk tegeij