v< OOR Dl EJEUGi D L&IDSCH DAGBIAD Nieuwe i&aadsels. Oplossingen der Raadsels. üoede oplossingen ontvangen van: Correspondentie. No. 16004. Woensdag- 34 April. Anno 1912. Bertha met den groeten voet. Het nppelejikarretje,. Ingezonden door G. J. Boter. Goed besteed. Hein: „Zeg kerel, waarom loopt je toch goo hard, ik kan je haast niet bijhouden." Jan: „Ik heb zoo'n kleine vacantie en nu besteed ik haar goed." Ingez. door Koop Tallen-Martenshoek. Het paard. (Opstel van een schooljongen). „Het heefib vier pooten, die van onde ren van ijzer zijn en een staart en als je er aan trekt, stampt hij. Als de mallemolen komt zijn de paarden van hout en dan kost het twee cent en als de man het niet ziet, koet het niks en dat vinden we erg lollig. Kleine paarden heeten ponnies en magere paarden heeten knollen en sommige knol len gaan dood en van sommige maken ze matrassen en worst. Ma vindt ze niet lekker, maar pa wel, het paard heeft twee groote teenen en als ze daaraan snij den, doe ik het in de pijp van Toon, dan wordt hij misselijk." Ingezonden door „Zonnebloem"., L Mijn geheel gaat zeer ving. 1, 2, 3t 4 ie zeer zeker altijd snel. De 4, 7, 6, 3 is altijd in het voorjaar. Een 7, 8 is zeer versterkend. Zonder 9, 8, 7, .6 kan men niet leven. Zonder 4, 3, 9, 1 kan een fotograaf niet bestaan. 5, 8, 9 vindt men op een eiland in onze koloniën. 5, 6, 7, 8 heet ons buitenmeisje. Ingez. door A. en G. Visser, te Oegstgeest. II. Men vindt mij in het kippenhok. Daar lig ik steeds verscholen. Zet gij een L voor mijn naam, Dan vindt gij mij in de soholen. Zet gij nu nog een K er voor„ Dan is het zeker en gewis: Wie op een natten akker is. Krijgt mij dan aan de solen. Ingezonden door „Postduif' UI. Zoekt uit de onderstaande zinnen een *oord zoodat he geheel een spreekwoord vormt. Wie is er op school verhoogd? De kat ving gisteren een muis. Aan het strand hadden wij een kuil ge maakt. Hij graait den heelen dag met zijn nieu we schop. Ik kreeg een koekje voor broer en mij. Met mijn verjaardag kreeg ik meer dan één geschenk. Zus ging met een ander meisje mee. Kijk, hij valt van den boom. Gij waart er toch bij, nietwaar? Ja, je was er zelf bij. Ik was alleen in huis. Beginletter W. L Zebra Egel Kat Bok. n. „Anjelier". III. Nacht staat tegenover dag. Een traan tegenover lach. Ouderdom tegenover jeugd. Slechtheid tegenover deugd. Oorlog tegenover vrede. Eisch tegenover bede. Minder tegenover meer. Sterk tegenover teer. „Vroolijke Frans", Dien Wiering, J. de Oler, M. Bosselaar, Tom Rees, Franc, en Theresia Veeren, „Pieter Maritz". Jantje en Wiena. Beekma Chr. v.d. Heuvel, Ant. en Anna Hoogeveen, „Oranjeboompje", „Wil lem Frederik", Marie Enge's, C. L. Jans sen, Willy Bn'kx, S. C. Muller, „Kleine Organist", Jenny", „Meiboempje", Jao. Laman, Elisabeth de V'ieger, Qerry Los, Dirk Bouthoff, „Duinroosje", „De School meester", „De kleine Oranjeman", Aibraan van Rossen, Marie Smit, „Scheepmaker", Cor de Vlieger, Betsie en Arie Anneeze, „Vroolijke Rina", „Appelbloesem", „Fre derik en Hermanus van Venetie", „De twee J's", Eva Bol, ,,'t Soldaatje", „Het Boerinnetje", „Appelboom", „Pinkster bloem", Anna Blom, „Dagbloem", „Roze- boompje", Nanny Tendeloo, „Wilde Roos", „Wandelend Takje", Jacoba Vis, „Lelie tje der Dalen", Jan Oostveen, P. J. v. d. Linden, A. v. d. Linden, „Gouden liegen", „De kleine Modiste", „Bloemenmeisje", „Morgenster", „Anjelier", M. v. d. Vel den, Margaretka van Meygaarden, „De twee Zusjes", Willemina Groenheiden, „Viooltje", Jo en Bien Breebaart, „Mei doorn", Asrio Gille, Martha van Welzen, J. v. Bentum, „De Amsterdammer", Cor nelia Stafleu", „Haantje", Petronella en Sophia van der Bom, „Sleutelbloempjo", „Het Matroosje", te Leiden. W. Groenheiden, te A 1 p h e n. Neeltje de Breuk, te Haa rlemmer- m e e r. „Vyvia", „Schoenmakertje", te Kou dekerk. Corrie Slinger, G. van Waveren, „Jo- han", G. van Zanten, „Matroos", D. E. Nieuwenhuis, L. v. d. Burg, „Kastanje", te L i a s e. J. Taats A. en G. Visser, „Locomotief", „Roosje", „Meibloeeem", te Oegst geest Berthus en Dora de Bode, „Kleine Koopman", „Vergeet mij niet", ^ilaria van der Loo, K. G. van Ammers, Corrie en Lena v. d. Kooy, Willemientje Schoffel, Heintje Blankespoor, A. van Anten, te Wassenaar. Pieter van der Stel, „De Verzamelaar ster", Aatje Karens, Willem de Jong, Jo hanna van Tilburg, Adrian* Vogelaar, AaJ- trje ParlevKet, te Zoeterwoude. Prijzen vielen ten deel aan: Johanna van der Weijden en Jacob Smit, te Leiden en Corrie Slinger, te L i s s e. Willy Bax heet ik hartelijk welkom onzen kring. Corrie Slinger te Lis se. Als een anö'er meisje je schuilnaam heeft ge kozen, moet je er maar iets. anders op be denken. Als je nu in de hoogste klasse zit, aan verwondert het me niet dat je veel te doen hebt. Daan Wiering. Ja vriendje, ik heb de zonsverduistering goed kunnen waarne men en vond het bijzonder interessant. Prettig voor je dat je van Je Moe een Bon te-Wei-Album gekregen hebt. Nu komt het er maar op aan het vol te krijgen. „Spheepmakerr yriendeldj(ke dank, voor de toegezonden bijdragen, waarvan ik spoedig een goed gebruik hoop te maken. Abram van Rossen. Vriendelijk dank voor de mooie prentkaart, welke ik van je ontving, mijn dochtertje vond haar heel mooi. „Duinroosj e." Ja beste kind, het is nu opeens zomer geworden. Je hc.bt wei gelijk, dat het jammer is, dat uu het mooi weer is, de bloembollentijd nu bijna over ia, maa-ar mooi zomerweer is toch altijd welkom, dankt me! ,,M eibloempj e.'1 Het doet me plei- zder, dat je het feuilleton zoo mooi vindt het is dan ook een boeiende geschiedenis en daarbdj tamelijk lang. „Jentny." Zoo meisje, ben je pis- Za terdag jarig? Nu, dan zend ik je alvast mijn h&rtelijiko gelukwensohen met je feest dag. Ik kan me wel voorstellen, dat je er aan twijfelt af je het verlangde cadeau, wel zult krijgen, w^aut bescheiden ben je nu juist niet gewieest bdj het opgeven vain de verlangde cadeaus t Je hebt daarom wiel gelijk, dat je je maar: vast op een teleur stelling voorbereidt. Petrus en Sophia v. d. Bóm. Wel zoo Fietje, ben jij ook al jarig gewéest? Hartelijk gefeliciteerd, hoor! Heb je de ver langde pop gekregen „Matroosje." Je verzuim neem' ik niet kwalijk, want ik begrijp best, dat je er in de schoonmaak niet aan toe kon komen. Jullie zult wel blij zijn, dat die tijd weer voor bij isl „Morgenster." Ja beste kind, dat is een afmattend baantje gedurende don zo mertijd en men moet heel 9tcrk zijn om het te kunnen volhouden. „Gouden Regen." De onderlinge cor respondentie moet je op een apart stukje papier schrijven met je naam en adres on derteekend en bij je briefje insluiten. Van betalen is natuurlijk geen kwestie. „B1 o e m e n m e i s j e." Tegen je schuil naam heb ik geen bezwaar. „Kleine Modiste." Ja, meisje, je moet den moed maar niet opgeven, doch het spreekwoord indachtig zijn, dat luidt: „De aanhouder wint." Anna Blom. Wel meisje, wat heb jij een prettigen verjaardag gehad! En wat heb jo oen massa mooie cadeaux gekregen! P. J. v. d. Linden. Vriendelijk dank, voor de ontvangen prentkaarten. Willem d e J o n g. Welzoo vriendje, heb jij de Paaschdagen te Boskoop doorgebracht? Als je er met Pinksteren weer heengaat zulleD de aardbeien misschien al rijp zijn! Vooral wanneer we zulk mooi zonnig weer houden als de laatste dagen. Wat kan je broer kolossaal goed locpen! Ma.'ria ,v. d. Loo, te Wassenaar. Met genoegen vernam ik je ingenomenheid met het gewonnen prijsje, alsmede dat je tot een hoogere klasse bevorderd wörd. Je zult nu wel veel huiswerk hebhax, is 't niet BertU6 en Dora' de Bode te Was senaar. Ik feliciteer je met je bevorde ring tot een hoogere klasse; je zult. wel een vetten spaarpot krijgen, als Moe jullie telkens wat geeft wanneer je verhoogd bent Dat moedigt nog eens aan, nietwaar? „Locomotief." Waarschijnlijk gaf je briefje mij geen aanleiding tot correspon dentie, want anders zou je stellig wel een babbeltje gehad hebban. „Vi o o 11 j e." Ja meisje, ik vind de rhinp van de litanie" een ontzettende gebeur tenis. Men denkt er van 's morgens tot 's avonds aan. Wat moeten die arme schip breukelingen toch een angst hebben uitge staan; en wat leest men veel van mooie, edele karaktersMenschen vol zelfverloo chening, die zelf in den dood giDgen, om anderen te redden! Het is een treffende ge schiedenis, die nooit vergeten zal, worden en trouwens afle zeerampen tot nu toe be kend, verre overtreft! MARIE lVAN AM8THL. T 'A' Zelfs de kleinsten onder ons kunnen zich verdienstelijk maken. Moeder, Moeder! nu wil Roosje ook al absoluut mee, om a'e school te versieren voor de a. s. Meiviering. Zegt U haar toch dat x© veel te klein is om mee te .'.oen. Ze kan immers nog geen enkel knoopje leg gen in een draad t" „Zachtjes aan wat, meisje, arme kleine Roos zoo erg teleurgesteld zijn als je haar dat zoo rondweg zei. Laat haar maar zoo'n beetje meescharrelen al kan ze dan ook nog zoo veel niet uitvoeren!" Roosje was as vijf, moet je weten era Nellie al acht, dus die voelde zich een heel jonge dame ve „eleken bij het kleine prul. Roosje zag o'an ook hoog op tegen haar zus en was vast overtuigd, dat die alles kon en alles wist Toen ze het schoogcbouw bereikt hadden, vonden ze daar al tal van leerlingen aan het wérk en Roosje werd door de andere meisjes met gejuich ontvangen cn aange haald en gekust en vertroeteld!... maar de meisjes moeeten nu aan het werk en o'us scharrelde het kleintje maai- zoo'n beetje rond. Eindelijk: daar vond ze wat, ze ging kettingen rijgen van hulsbossen die zij gerist had en dat stond alleraardigst die lamge roode sliertenzoo helder en vroolijkZe was er zelve dan ook erg vol daan over en haar lange kettingen kregen een plaatsje over het bord en langs de aajisahouwingspjaten; kortom waar ze maar het prachtigst uitkwamen. „Zie je wel", sprak Moeder dien avond toon ze haar lieveling een nachtzoen kwam brengen, ,,of onze kleine meid ook al wat kan, waarlijk kinderenwe zijn geen van allen te klein c:n wat goeds tot stand te brengen, als we maar met ijverigen volhar- aing aan het verk gaan." Op een mooien lentedag van het jaar 787 reed een mooi jong meisje op een prachtig paard op een der groote heirwegem van Parijs. Zij was de dochter van den graaf van Leon en heette Bertha; men had haar den bijnaam gegeven van Bertha- met den groot-en voet, omdat haar een© voet langer was dan de andere. Zij was vergezeld van haar twee kamer vrouwen, die moeder en dochter waren; en door haar neef Tybers, die het bevel voer de over haar gewapend geleide. Zij ging naar het hof van Koning Pepijn den J£or- ten, die haar ten huwelijk had gevraagd. Hoewel haar aan zijn hof een weelderig leven wachtte, voelde Bertha zich toch niet gelukkig. Haar kamervrouwen hadden haar namelijk allerlei slechts van den Koning verteld en Aliate, zoo heette de dochter, die buitengewoon veel op haar jeugdige m.esteres geleek beweerde, dat Pepijn wreed van aard was en zijn vrouw allesbehalve vriendelijk behandelen zou. Bertha zuchtte in het vooruitzicht van de treurige toekomst, die haar wachtte, en had er berouw over, dat zij haar ouderlijk huis verlaten had. Aliste's Moeder, hield op met over het verdriet te spreken, dat Bertha te wachten stond en toen deze op den laatsten dag allen moed verloren had stelde de sluwe vrouw haar voor van klee- ren te verwisselen met Aliate en deze aaD de Koning cor te stellen als zijn bruid. Bertha nam u:t angst den voorslag aan en haalde ook haar neef Tybers over zich niet tegen dit plan te verzetten. En zoo gebeurde het, dat Aliste den volgenden dag in Bertha's kleeren aan Pepijn's hof kwam terwijl Bertha gevangen werd genomen door struik roevers, aio door Margiote om gekocht waren haar te dooden. Toen Aliste vier jaar met Pepijn ge trouwd was, besloot Blanchefleur, Bertha's moeder, haar dochter eens op te zoeken. Zij vertrok omgeven door een prachtigen stoet en verheugde zich op het weerzien na zoo'n lange scheiding. Onderweg hoorde zij echter in allesbehalve vriendelijke be woordingen over de jonge Koningin spre ken. Men vertelde dat zij gierig en hard vochtig was en nooit voor iemand een goed woord over had. Blanchefleur begreep niet hoe iemand zoo veranderd kon rijn. Aliste, die met schrik net bezoek van Bianckefleur vernomen had, verzon aller lei listen om te voorkomen, dat zij herkend' zou worden. Heel gemakkelijk zou dat Diet gaan, dat begreep zij wel, want een Moeder vergist zich niet licht. Eindelij1 besloot zij te doen alsof ze ziek was, zoodat zij zich zoo wei nig mogelijk behoefde ti vertoonen. Toen Blanchefleur aan het Fransche bof aankwam, reed Pepijn baar tegemoet en vertelde haar, dat Bertha ziek was en op bevel van den geneesheer in een donkere kamer te bed moest liggen en met niemand mocht spreken. „Mijn dochter is wel zeer veranderd", zei Blanchefleur treurig, „vroeger, als zij riek was, was haar moeder de eenige die haar mocht oppassen Op zekeren dag ging zij toch Bcrtha'6 ka- mer binnen in de hoop haar &tem geluid te hooren, Aliste keerde zich boos om en zei op onvriendelijken toondat zij niemand bij zich kon hebben. BlancBiefleur hoorde onmiddelijk, dat Bertha's stem heel anders kkmk dan vier jaar geleden en werd achterdochtig. „Het is onmogelijk dat Bertha zoo ver anderd is en jnij op deze wijze ontvangt," zei ze bij zichzelf, liep op het bed toe en keek Aliste in het gelaat. Nauwelijks nad zij dit gedaan of zij riep uit: „Het is Ber tha uiet! Het is mijn dochter niet! Wat heeft men met het kind gedaan? Leeft zij nog?" De koning kwam aangeloopen en toen hij hoorde, waarvan zijn vrouw beschuld werd, begon hij haar dadelijk te ondervragen. Zij raakte zóó in haar antwoorden verward, dat zij ten slotte haar bedrog moest erken nen. De koning was hierover zoo woe dend, dat hij haar op staanden voet uit het paleis naar een klooster liet brengen# terwijl hij Margiote ter dood liet grengen. Na deze rechtvaardige strafuitdee ing ver liet Blanchefleur in diepen rouw gedom peld het hof van Pepijn en keerde naar haar kasteel terug. Een half jaar later on geveer was koning Pepijn op de jacht in zijn uitgestrekte bosschen, toen hij aan den voet van een boom een mooi johg meisje zag zitten. Hij ging naar haar toe en vroeg, wie zij was. „Ik ben de pleegdochter van den bosch wachter Simon. „,Waar woont hij?" „Daar ginds, edele heerl" De koning ,ging er heen en hoorde, dat de boschwachter dit meisje ongeveer vier jaar geleden in het bosch had vinden zwerven. Door de vriendelijke woorden van den ko ning gerust gesteld, vertelde zij toen, hoe zij in het bosch gekomen wa6, waar colda ten hadden willen dooden, op bevel van twee wreede vrouwen. Een der soldaten wa« echter zoo bewogen door haar tranen, dat hij de anderen overhaalde haar het le ven te laten. Zoo was zij opgenomen door Simons en zijn vrouw en verrichtte nu al lerlei huiselijke bezigheden. De koning was ontroerd door het verhaaJ va.n het ongelukkig meisje en verzocht haar naam te zeggen. Eerst wilde zij het niet doen, maar hij bleef aandringen, omdat hij door de groote gelijkenis met Aliste be greep dat zij het slachtoffer van die zooge naamde koningin was. Toen Bertha zich herkend zag. wierp zij zich aan dc voeten van Pepijn, die haar vol vreugde ophief en baar naar zijn p ileis te rugvoer cle. Eenige dagen later had de bruiloft plaats en van dien tijd af leidde Bertha een ge lukkig leven. Zij regeerde veie jaren en was geliefd door haar volk om haar goed heid ©d liefdadigheid. De oudste van daar kinderen was Karei de Groote. Hetgeen ik je nu ga vertellen, had plaats in de maand Februari 1668 te Besancon, de hoofdstad van Franohe-Comté, dat toen voor korten tijd tot Spanje behoorde. Uit een der hutjes in een dorpje, nabij genoem de stad, trad een kleine jongen te voor schijn, die zijn paard begon in te spannen, en allemaal manden met mpoie appels cp zijn karretje laadde, want hij moest zien, dat hij wat inbracht: de inkomsten thuis toch waren bijna opgeteerd. Hij volgde dhs den grooten weg van Besancon naar Lyon, en merkte wel dat-dit pad druk'be gaan moest zijn, daar hij talrijke afdrukken van paardenhoeven zag in cJe natte klei. Het schijnt wel, dat er een leger hier voorbij gegaan is, sprak Rémy, zoo heette onze kleine appelenkoopman bij zichzelven. Lustig liet hij zijn zweep klappen en dreef zijn beestje voort, terwijl hij nog maar een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 11