Hoe sprak Boerhaave?
Hijst het hoofdvoedsel der
menschheid.
De ongehuwde dochter.
Hoe men in Bnsland danst.
haalde zij met moeite de 183,700, en thans
is zij gedaald tot 177,0001 Daarentegen ont
wikkelen zich de voorsteden, die Brussel
aan alle zijden omringen, en gaan merk
waardig in bevolking vooruit.
Anderlecht had in 1876 18,000 inwoners en
tegenwoordig 65,000; Ixelles ging in hetzelf
de tijdsverloop van 31,000 tot 72,000 over.
Saint^Gilles, dat 27,000 zielen telde dertig
jaar geleden, telt thans 63,000. Sahaerbeek
houdt het record met 82,000 inwoners. In
het kort, de voorsteden, die Brussel inslui
ten in een onoverkomelijken cirkel en die
alle ontwikkeling en uitbreiding van de cen
trale stad tegenhouden, hebben in dertig
jaren haar bevolking zien stijgen van 229,000
tot 550,000 zielen, meer dan een half mil-
lioen.
De vreemdeling weet niet, als hij in de
Belgische hoofdstad aankomt, dat de grond,
dien hij betreedt bij het verlaten van den
trein, geen Brusselsche grond is. Hij is mid
den in de voorstad Saint-Gillis, wanneer bij,
van Parijs komend, aan do gare du Midi
uitstapt; komt hij aan de gare du Nord
van ons land, Duitschland of Engeland, dan
is hij op het grondgebied van Saint-Josse
ten Noode. Stapt hij af aan de gare du
Luxembourg, komend uit Italië of Zwitser
land, dan is hij op Brusselsch terrein, op de
betrekkelijk kleine ruimte, die in het cen
trum is gelegen en slechts enkele kilome
ters oppervakte heeft.
De toestand, door dezen staat van zak'.n
in het leven, geroepen, voert de gemeente
lijke financiën op een gevaarlijken weg. Als
'hööfdstad moét Brussel zich uitgaven ge
troosten, die al zwaarder drukken en die
de stad niet van zich kan afschuiven, om
dat de eischen van openbare x-erkén. on
derwijs en vermaalt dat niet toelaten. Nu
de belastingbetalende bevolking zich lang
zaam, maar zeker terugtrekt, komt. de stad
voor groote moeilijkheden te staan.
Het verloop der kwestie is toch doodeen
voudig en natuurlijk. Toen, bij de verbete
ring van sommige wijken, veel w^njngen
inoèsten worden gesloopt, vielen voïkswo-
ningen in wijken, waar oudtijds een zeer
diëhte bevolking huisde. Om de stad te ver
fraaien en bepaalde gedeelten op waadde
te brengen, om nieuwe verkeerswegen in
hèt leven te roepen, en vooral om de ver
binding tot stand te doen komen tu^schen
de gare du Nord en de gare du Midi, het
noorder- en het zuider-station, zijn een
groot aantal huizenblokken gevallen. En
,dat moest immers, opdat de vliegende in
ternationale sneltreinen Brussel zouden kun
nen aandoen, zonder treinverandering
Daarbij loopen de deftige of ten minste
de beste wijken van Brussel leeg door de
voortgaande ontwikkeling zelve. De huizen
aan de groote verkeersaderen worden door
winkels ingenomen; door kantoren, banken
en andere handelsondernemingen. De bewo
ner van dat centrum werkt naar Engelschen
trant overdag in de stad, maar woont in de
voorsteden, die, op korten afstand zijnde,
en door snelle communicatie-middelen nog
meer nabij gekomen, gemakkelijk te berei
ken zijn.
En zoo wordt de centrale' gemeente rnt-
volkt, terwijl de landelijke gemeenten, Koe-
kelberg, Molenbeek, Saint-Gillis, IxeUes en
Schaerbeek, toenemen, in bevolking en
nog een wijden horizon hebben door de wij
de ruimten om haar heen, die voor Brussel
totaal ontbreken. Die omringende plaatsen
worden verfraaid en bloeien door de elemen
ten, die feitelijk van de hoofdstad afhan
kelijk zijn. Doordat Brussel zoo mooi en
aantrekkelijk is, kunnen de voorsteden het
tot zijn grooten bloei brengen en trams
hebben en monumenten oprichten en par
ken stiahten.
Het aangewezen middel, om het euvel te
verhelpen, schijnt de annexatie van de
voorsteden bij de hoofdstad. Maar hoezeer
de Brusselaars die wenschen, de bewoners
van de omringende plaatsen, die de lusten
wel, maar de lasten niet hebben van het
wonen in een groote stad, hebben er niet
veel ooren naar. Zij willen althans aller
lei waarborgen. Burgemeester Max zal,
naar het heet, een plan vooTstellén en een
wetsvoorstel bij de Begeering indienen,
dat in hoofdzaak de tegenwoordige splitsing
behoudt, maar de schaduwzijden van den
huidigen toestand wegneemt.
Prof. Van Leersum heeft in het ^Tijd
schrift voor Geneeskunde" een karakte
ristieke bijdrage gegeven tot konnis van
Boerhaave en tevens tot den smaak onzer
voorouders van d'e 18de eeuw.
Na Boerhaave's dood verscheen een aca
demische redevoering tot 's mans gedach
tenis (in de aula van de Leia'sche universi
teit te Leiden uitgesproken door Albert
Schultens, den 4den November 1738).
Van den daarin verkondigden bombast,
dien de toehoorders en lezers zich blijk
baar met smaak lieten welgevallen, tie
volgend e staalt je s
Schultens m mt Boerhaave een „mag-
tig en welsprekend Redenaar", die, „met
de bliksem van Welsprekende Geleerdheid
de regtaardë v oedsterlingen der Genees-
konst tot Hippocrates" wist weder te
brengen". Wie tot hem kwam „wierd aan
stonds door 's Mans achtbaar wezen ver-
quikt en door d i honig eemjr welbe
spraakte tong, van d' Ouden in Socrates,
en Nestor, zo hoog geroemd, als met den
frisschen geur eener voorspoedige qeoe
zing aangeblazen."
Wanneer Boerhaave het soort van rede
naarstalent bezeten heöft, dat Schultens
hem toedicht, dan moet echter dit de stu
denten eer afgeschrikt clan aangelokt heb
ben
Maar dat was niet het geval. Boerhaave
trok, zooals men weet, leerlingen van
heinde en verre. Hij had, vertelt Haller,
de meeste toehoorders: 80, 90, die, volgens
Schultens, ,,aan zijn gadeloozen mond ge
snoerd hingen." Natuurlijk kwamen zij af
op den roep die van Boerhaave's geleerd
heid, en meer nog van zijn klinische er
varing uitging, maar het lijdt geen twijfel,
of ook de gave van het woord', die hij vol
gens de getuigenissen van tijdgeaiooten
dan toch in hooge mate bezeten moet heb
ben, zal tot dien toeloop veel bijgedragen
hebben.
En hoe sprak Boerhaave dan wel op zijn
colleges
Prof. Van Leersum deelt daarvan in
zijn opstel een merkwaardig staaltje mee
uit de dictaten, die de beroemde genees
heer Gerard van Swieten, leerling van
Boerhaave, stenografisch, d. w. z. woorde
lijk, van de colleges van zijn leermeester
maakte.
Zijn colleges over zenuwziekten begon hij
21 September 1730 aldus:
,,Ik wensch u geluk met uw komst aan
deze Academie, u, die hier voor het eerst
komt; en ook u, die de rust der vacantie ge
noten hebt, wensch ik geluk met uw be
houden terugkomst.
De tijd maant om, ons aan te gorden om
met ijver de We ter schap te beoefenen wel
ke wij ons uitverkoren hebben. En ik
heb zorgvuldig overdacht fc ik van deze
plaats dit jaar u uitvoerig zou uitleggen,
daarop mijn oogmerk richtend u zoo wel
aangenaam als nuttig bezig te houden.
Rondziende kwam het mij wenschelijk voor
u in de zenuwziekten te onderwijzen; in de
eerste plaats daarom, omdat ik zelf Dooit
opzettelijk die stof behandeld heb en met
opzet, en in de eerste plaats, omdat
deze onder de ziekten, die met dien
naam aanduid, voor onze lieVe kindertjes,
het schoon© geslacht en de mannen, die
zich geheel aan de wetenschap wijden, de
meest voorkomende vijanden zijn.
Ja, dë zetel dezer ziekten ligt geheel in
het duister, de zetel dezer aandoening
wordt algemeen voor onbekend gehouden,
daarom is de natuurlijke oorzaak zoo wei
nig doorschouwd, dat niet beginnelingen,
niet de gewone geneeskundigen (neen)
zelfs de eerste doctoren dikwijls hun toe
vlucht hebben genomen tot geesten, demo
nen, voorteekenen, gedachten en ik weet
niet wat voor ongegronde diDgcn, meenen-,
de, dat de oorzaak hiervan zoo subtiel is,!
dat zij volgens de wette van het menscae-|
rijk organisme haar niet hebben kunaen
verklaren. Maar daar het een soort vao
ziekte is, die tij voorbeur de hoogj.re klas-j
se bezoekt (en die) bovenal bij de vrouwen
voorkomt, zoodat velen gemeend hebben,
dat het een specifiek vrouwe]ijkr ziekte is,;
moeten wij ons de? te meer toeleggen...."]
Na Schultens te. hebhen hooren uitwei
den over Boerhaave's machtig redenaars
talent, Zal! men die gemoeidelijkheëd en;
dien eenvoud van taal wel Diet verwacht
hebben.
Ver-betering wan den bodem'
van Nederland onder de
regeerüng van Lodewijk
Bonaparte.
Onder dezen titel schrijft André Duboscn
in de Temps" over de groote belangstel
ling en deskundige kennis van koning Lo
dewijk, wat "betreft de middelen om de'
productiviteit .van den Nederlandschen bo
dem te verbeteren. Hij herinnert aan zijn'
bemoeiingen voor de droogmaking van de
Haarlemmermeer, een "werk, dat in de dagen,
van het Koninkrijk Holland reeds ernstigj
overwogen werd. In het artikel in de
„Temps" wordt een brief aangehaald van$
Lodewijk, d.d. 22 December 1808, waarin'
de Koning uit Amsterdam aan Twent van
Raaphorst (Directeur van Waterstaat)
schreef: „Mijnheer Twent, ik zou gaarne in
lichtingen hebben ovea* zekeren Neff, make
laar te Amsterdam, die u een plan moet;
overhandigd hebben voor do drooglegging
van de Haarlemmermeer. Meld mij wat gij'
van hem en van zijn plan weet."
De Koning had ook door den ingenieur
Conrad groote sluizen deen houwen, te Kat
wijk, vooreerst om te vermijden, dat de Rijn
boven Leiden in hot zand verliep, en ook
om voor de Haarlemmermeer een nieuwe,
uitwatering te verzekeren. Van dien tijd
(6 November 1809) dagteckent ook een brief:
van den Konng aan Twent, die wol be
wijst hoezeer de droogmaking Lodewijk ter,
harte ging.
„Mijnheer Twent, wil de noodige fond
sen geven aan den heer Don nat, adjudant,,
voor zijn reis naar Zweden, en aan den.
heer Van del, om met don heer Penner do)
molens, stoompompen, baggerworktuigen,
sluizen van Katwijk, enz. te bezoeken. Ik
acht (het wenjsohelijk, dat gij zelf aan den,
heer Vandel instruotiën geeft en dat gij
met den lieer Perrier de noodige sc.hiklrin-|
gen treft voor het doel en do reis- en ver-,
hlijfkcsten van dien beroemden werktuig
kundige in Holland. Ik heb hem hierheen;
laten komen, om het verschil te loeren ken
nen tussclien de machines va.n drooglegging,
waarover men in Holland beschikt, en de
meest volmaakte van dien aard in Frankrijk
en Engeland, waarmee de heer Perrier goed
vertrouwd is, ten einde daardoor ons land
spoedig op gelijke lijn te plaatsen met ge
noemde landen. Meer in 't bijzonder heb ik
het oog op de stoompompen, die men tegen
woordig te Parijs maakt, en wensch ik on
derzocht te zien of men zioh daardoor niet
het middel zou kunnen verzekeren, om be
paalde doelen van het Rijk op een gegeven
oogenblik in veiligheid te brengen, wan
neer hen onmiddellijk gevaar dreigt,
zooals bijv. de omstreken van Gouda. Gaarne
zou ik zien, dat die plaats nog in 1811 droog
gelegd werd, hetgeen misschien mogelijk is
met wat inspanning."
Het slot van de. mededeelingen van den
schrijver in de „Temps" is gewijd aan Lo-
dewijks bemoeiingen, om de uitgestrekte hei
develden in Brabant, Holland, Utrecht,
Gelderland, Overijsel, en Drente te ontgin
nen en aan wat hij gedaan heeft tot aan
moediging van de veenderijen. Hij wilde
vooral niets weten van ontginning van laag
veen, gelijk blijkt uit den brief d.d. 25
Juli 1808 uit Nijmegen aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken Van Leyden: „Ik
wensch, dat gij mij een ontwerp van wet
voorlegt W aanmoediging van de, explaL
tabic der hoogvenen en een verbod onder
strenge straffen van de ontginning van
laagveen, dat ik niet meer wil gedoogen. Mijn
meening is te dien aanzien zeer beslist"
„Al deze maatregelen" zegt de heer
Duboscq „zijn wel een bewijs voor Lode-
wijks warme belangstelling voor de ver
betering van den gTond van zijn Rijk, en
nu de Nederlanders het reusachtige werk
van de drooglegging der Zuiderzee gaan
ondernemen, mogen zij zich wel eens herin
neren de goede en wijze bedoelingen van
dengene, dien zij trouwens tot den huidigen
dag den „goeden koning Lodewijk" zijn blij
ven noemen."
Daar Zuidoost-Azië China en Japan
inbegrepen ongeveer de helft der mensch-
heia herbergt en rijst daar in den regel het
hoofdvoedsel is, heette het tot dusver, das
de helft der menschheid rijst als hoofd
voedsel gebruikt. Naar dit feit heeft dr. C.
Bachmann (Bad Wildungen) nog eens een
onderzoek ingesteld.
De heer R. Schuiling geeft in het „Tijd
schrift voor Geschiedenis, Land en Volken
kunde" het volgende overzicht van dit ar
tikel
In Azië leven 600 millioen menschen
van rijst als hoofdvoedsel. In China en
Voor-Indië mag men hun aantal op 140 mil
lioen (2/3 van allen) stellen; in die landen
etsn ook velen als hoofdvoedsel gerst en
tarwe. Verder zijn er vrij wat rijsteters in
Japan, Korea, Achter-Indië, Insulinde en
Russisch-Azië. Hoe verder, men in Azië naar
het westen gaat, hoe meer tarwe en gerat
als volksvoedsel op den voorgrond
Wat het aandeel van de rijst betreft inv ver
houding tot het totale bebouwde geb|èjd iïi
verschillende streken, verdienen enkë)© cij
'fers vermelding.
Zij beslaat in Neder-Birma niet mincbr
dan 92 pCt. van den bebouwden bodem;1
geen wonder, dat wij daar dus ook in .«^er-
band met de niet dichte bevolking, de. rijst-
havens moeten zoekenook de andere? vl^kr
;ten van Achter-Indië zijn echte rijstlanden,
bijv. de Mekong-delta (Saigon!), maar'van
deze bestaat nog geen betrouwbare sta
tistiek. Malakka (27 pCt.) zou stellig'jvéol
meer kunnen leveren. Een echt rijstgëbied
is verder heel Zuidoost-China, dat groote
hoeveelheden naar Noord-China uitvoert.
Formosa prijkt met 60 pOt. Korea voert
zeer veel rijst uit; ze voedt er bovendien de
12 millioen bewoners. De vele kleine vlak
ten in Japan zijn, door den onschatbare
Oostmoesson, voor een goed deel met rijst
velden bedekt, het meest Noord-Hondo (00
pCt.); zelfs Jezo kweekt thans rijst (al 10
pCt. van den bebouwden bodem). In Insu
linde is Java het rijstland bij uitnemendheid
(45 pCt.); dat het Oosten en Zuidoosten
voor rijst te droog en te bergachtig is, is
van algemeene bekendheid. In Voor-Indië
6taan Oost-Bengalen en Assam met 74 pCt.
bovenaan; WesLBengalen heeft nog 57 pOt.
en daar neemt de rijstbouw naar den Be-
ven-Ganges snel af; in het subtropische
Pendsjab haalt ze slechts 3 pCt.ook de
westrand van Voor-Indië kweekt weinig rijst
(de Indus-delta intusschen nog 21 pCt.)
In Russisch-Azië- verdienen Samarkand
en Tasjkent (47 pCt.), benevens Roekhara,
vermelding; in Perzië de randvlakte van
den Elboers langs de Kaspische Zee (do
provinciën Gilan en Me>senderan).
De andere werelddeelen beteekenen, ver
geleken met het moessongebied van Azic
(Z.-W., O. en N.-W. moesson), niet veel.
In Afrika komen in aanmerking Madagas
kar en omliggende eilanden, benevens Weï.t-
Afrika, te zamen door Bachmann begroot
op 28 millioen rijsteters.
In Amerika komen in aanmerking Bra
zilië, Guyana en Westdndië (waar de rijst
meest wordt ingevoerd), te zamem met 10
millioen rijsteters.
In het oosten der Vereenigde Staten en
de Po-vlakte wordt wel vrij wat rijet ver
bouwd, maar in deze beide streken is z© ner
gens hoofdvoedsel.
Als totaal krijgen we dus op aarde 640
millioen rijsteters of twee vijfden der
menschheid.
Voorwaarden voor rijstbouw zijn: een zo
mer- of jaartemperatuur van gemiddeld 20
gr., veel neerslag in den g'roeitijd c.n een
vruchtbare bodem, liefst alluvium. Deug
den van dit gewas zijnhet is voedzaam,
verteert gemakkelijk en verhit het lichaam
weinig, terwijl de opbrengst zeer aanzien
lijk is-
Wat Parijs verbruikt.
't Is wel ..uwelijks mogelijk zich een
voorstelling te maken van hetgeen een
wereldstad! als Parijs met zijn 2* millioen
inwoners en .d© honderd duizenden vreem
de bezoekers per jaar noodig heeft om
ziah. te voeden.
In de eerste plaats worden per sohip en
per spoor 1,10C),000 centenaars graan en
3,000,000 centenaars meel naar Parijs ge
bracht (oDgevëer 11,000 centenaars per
dag.) Aan vleesch wordt jaarlijks meer
dan 200 millioen EL G. verbruikt, wat per
dag een verbruik van 600,000 K. G. aan
wijst. Van deze 200 millioen K. G. wor
den ongeveer 150 EL G. aan levend vee
en de overige 50 millioen aan geslacht
direct ingevoerd. Vt -*r deze vleesch-mas-
sa worden per jaar volgens de bereke
ning van een vakman 280,000 ossen, 300,000
kalveren, 2 millioen schapen en 450 dui
zend varkens ten offer gebracht. Het ver
bruik aan wild en gevogelte bedraagt 30
millioen K. G., visch 40 millioen, boter
25 millioen, eieren 40 millioen, kaas 9
millioen en zout l. 2 millioen. Verder aan
wijn 7 millioen H. L. en spiritualiën
100,000 H. L.
Ook de aardappel neemt in de provian
deering van Parijs toch nog een belang
rijke plaats in; jaarlijks meer dan 1 mil
lioen centenaars.
Het suiker verb ruik sluit zich hier met
1,200,000 K. G. aan. Aan melk, voor den
Parijzenaar een zijner voornaamste voe
dingsmiddelen, heeft de „ville lumière"
350 millioen liter noodig. Om ten slotte
de 5 millioen ton steenkolen (het verbruik
voor de spoorwegen er buiten gelaten
die voor licht en warmte zijn, niet te ver
geten.
Een rijde van het sociale vraagstuk, dat
hoogstens tot het onderwerp van spotten
de opmerkingen aan de kletstafel wordt
gemaakt, vormt ó'e huiselijke toestand vaD
de ongehuwde dochter.
Een Engelsche dame, Josephine KnowLes
geheeten, heeft in de Steinway Hall te
Londen over dit onderwerp een lezing ge
houden, waar natuurlijk voornamelijk over
het Engelsche, ongehuwde meisje werd ge
sproken, en wel in de eerste plaats over
dochters uit den onbemiddeld en, dodh
beschaafden middenstand.
Deze zijn er, volgens mevrouw Knowles,
het slechtst aan toe, omdat ze zoowel het
voordeel van het proletariërs-kind missen,
dat haar brood in de fabriek verdient, als
van de meisjes van goeden en rijken huize,
die. genoeg mannen tot een huwelijk ver
lokken. Bovendien wordt in die gezinnen
nog meer geld aan de ontwikkeling van
de jongens dan van de meisjes ten koste
gelegd, „omdat doze immers toch later
trouwen."
Tegenover deze treurige schildering van
den bestaanden toestand gaf mevrouw
Knowles ook middelen tot verbetering aan.
Zij wilde in de eerste plaats, dat de zelf
standigheid van de dochter wordt aan
gekweekt; dat zij meer als onafhankelijk
persoon wordt besohouwd. Het is voor
eventueele pretendenten naar de hand van
de jonge achoone niet aanmoedigend, ach,
als rij eens bij ó'e jonge bloem een bezoek
afsteken, uit alle hoeken door tantes en
andere familieleden beloerd te weten.
Men merkt: de Engelsohe dame noemt
de dingen met een verbluffende oprecht
heid bij dën naam. Zij zou nu wenschen,
dat men het meisjr eens in de week het.
„salon" afstond, om haar kennissen te,
ontvangen, en dat het, als het uitgaat, niet
als een aanhangsel van allerlei ooms en
tantes behoeft te worden beschouwd, want
de jongedochter voortdurend door zooveel
argus-oogen omringd te rien, schrikt de
aanstaande vrijers af. Liever ga ze alleen
met haar vader uit, die zich in die omstan
digheden met beleid kan gedragen.
Als geneesmiddel sloeg mevrouw Kncrtr-
les ook nog voor, dat de meisjes, meer-
dan tot nu 't geval is, aan de emigratie
deelnemen, daar de huwelijkskansen in de
koloniën aanzienlijk beter zijn dan in 't moe
derland. Daarom bepleitte de spreekster
de oprichting van hotels in die verre
streken, waar ongetrouwd, dames zoo lang
haar intrek kunnen nemen tot zij bezigheid
gevonden hebben.
Men moge bovenstaande beschouwingen
misschien voor overdreveni houden; men
vergete niet, dat de toestanden in BritaH-
nië aanmerkelijk verschillen van die, wel
ke op het vasteland heerschen. Voorname-,
lijk in de Germaansoke landen van het
continent steekt er niets vreemds meer in,
dat een ongehuwde, jonge vrouw een vak
leert, om haar brood te verdienen- Het.
EngeLsche onderwijs maakt haar dit niet
gemakkelijk, terwijl, wat mevrouw Know
les verzweeg, het Engelsohe meisje van
kind af aan te hooge eisdhen aan het
leven leert stellen, waardoor natuurlijk la
ter teleurstelling wordt verwekt.
De Slaven houden allen veel van dansen:
het Egt in hun natuur. In Rusland wordt
bij bijna ieder feestje gedanst en men 'il
daarbij niet veeleisahend op het pont Ttta
muziek en danszaal.
Het eigenlijke dansseizoen begint ïne^
Kerstmis en bereikt zijn hoogtepunt in den,
vastentijd. Dan heeft men de zoogenaam-'
de „folie journée"bij het ontbijt eet men
„blind" (Russische pannekoeken) met kar'
viaar en gerookte zalm en drinkt cham-,
pognedaarna wordt er een sledevaart ge-^
daan en men komt opgefrischt bij den gast-,
heer terug, om tot laat in den nacht te dan-,
sen. Vroeger danste men in Rusland zeer(
snel, tegenwoordig komt echter de „Duit-,
sche wals", zooals men het daar noemt, in»
de mode. Het talent en de lust om te dan
sen rit den Russen in het bloed. Op al-e
meisjesscholen vormt het dansonderwij8 een
belangrijk deel van het leerprogramma.
In vroeger eeuwen gingen de Russische
vrouwen niet naar het bal, zoo iets kende
men toen nog niet. De voorname dames
vermaakten rich toen echter door haar
dwerginnetjes en vrouwelijke narren voor
zich in haar vertrekken te laten dansen.
Eerst aan het hof van Peter I kwam men
op de zoogenaamde „asscmbleeën" samen,
en hier werd ook gedanst. In dien tijd wer
den de Fransche dansen in Rusland bekend.
De zeden op zoo'n hofbal wnren echter dik-f
wijls nog zeer barbaarsch. Men vertelt "»n-'
der anderen, dat bij een bepaalcl teeken
iedere heer een danseres moest zoeken.,
Lukte hem dit niet snel genoeg, dan moest
hij tot straf voor zijn onhandigheid een
grooten beker, vol zwaren, koppigen wijn,4
tot op den bod^m ^«•drr-k'm
In den lateren tijd zijn de bals aail bet
hof zeer sterk verminderd In de voorname!
kringen van St.-Petersburg worden echter1
nog zeer veel bals gegeven
Ook bestaan er in Rusland nog zeer veel
nationale dansen Buitengewoon mooi zijn;
de trepack, de gopack en de kamerinskij,
een soort trepack. Het is werkelijk een ge
not om de kozakken van den Wolga de tre-
pack te rien dansen. De slanke dansers heb
ben hun zware muts recht op bet voor-