Hoe sprak Boerhaave? Hijst het hoofdvoedsel der menschheid. De ongehuwde dochter. Hoe men in Bnsland danst. haalde zij met moeite de 183,700, en thans is zij gedaald tot 177,0001 Daarentegen ont wikkelen zich de voorsteden, die Brussel aan alle zijden omringen, en gaan merk waardig in bevolking vooruit. Anderlecht had in 1876 18,000 inwoners en tegenwoordig 65,000; Ixelles ging in hetzelf de tijdsverloop van 31,000 tot 72,000 over. Saint^Gilles, dat 27,000 zielen telde dertig jaar geleden, telt thans 63,000. Sahaerbeek houdt het record met 82,000 inwoners. In het kort, de voorsteden, die Brussel inslui ten in een onoverkomelijken cirkel en die alle ontwikkeling en uitbreiding van de cen trale stad tegenhouden, hebben in dertig jaren haar bevolking zien stijgen van 229,000 tot 550,000 zielen, meer dan een half mil- lioen. De vreemdeling weet niet, als hij in de Belgische hoofdstad aankomt, dat de grond, dien hij betreedt bij het verlaten van den trein, geen Brusselsche grond is. Hij is mid den in de voorstad Saint-Gillis, wanneer bij, van Parijs komend, aan do gare du Midi uitstapt; komt hij aan de gare du Nord van ons land, Duitschland of Engeland, dan is hij op het grondgebied van Saint-Josse ten Noode. Stapt hij af aan de gare du Luxembourg, komend uit Italië of Zwitser land, dan is hij op Brusselsch terrein, op de betrekkelijk kleine ruimte, die in het cen trum is gelegen en slechts enkele kilome ters oppervakte heeft. De toestand, door dezen staat van zak'.n in het leven, geroepen, voert de gemeente lijke financiën op een gevaarlijken weg. Als 'hööfdstad moét Brussel zich uitgaven ge troosten, die al zwaarder drukken en die de stad niet van zich kan afschuiven, om dat de eischen van openbare x-erkén. on derwijs en vermaalt dat niet toelaten. Nu de belastingbetalende bevolking zich lang zaam, maar zeker terugtrekt, komt. de stad voor groote moeilijkheden te staan. Het verloop der kwestie is toch doodeen voudig en natuurlijk. Toen, bij de verbete ring van sommige wijken, veel w^njngen inoèsten worden gesloopt, vielen voïkswo- ningen in wijken, waar oudtijds een zeer diëhte bevolking huisde. Om de stad te ver fraaien en bepaalde gedeelten op waadde te brengen, om nieuwe verkeerswegen in hèt leven te roepen, en vooral om de ver binding tot stand te doen komen tu^schen de gare du Nord en de gare du Midi, het noorder- en het zuider-station, zijn een groot aantal huizenblokken gevallen. En ,dat moest immers, opdat de vliegende in ternationale sneltreinen Brussel zouden kun nen aandoen, zonder treinverandering Daarbij loopen de deftige of ten minste de beste wijken van Brussel leeg door de voortgaande ontwikkeling zelve. De huizen aan de groote verkeersaderen worden door winkels ingenomen; door kantoren, banken en andere handelsondernemingen. De bewo ner van dat centrum werkt naar Engelschen trant overdag in de stad, maar woont in de voorsteden, die, op korten afstand zijnde, en door snelle communicatie-middelen nog meer nabij gekomen, gemakkelijk te berei ken zijn. En zoo wordt de centrale' gemeente rnt- volkt, terwijl de landelijke gemeenten, Koe- kelberg, Molenbeek, Saint-Gillis, IxeUes en Schaerbeek, toenemen, in bevolking en nog een wijden horizon hebben door de wij de ruimten om haar heen, die voor Brussel totaal ontbreken. Die omringende plaatsen worden verfraaid en bloeien door de elemen ten, die feitelijk van de hoofdstad afhan kelijk zijn. Doordat Brussel zoo mooi en aantrekkelijk is, kunnen de voorsteden het tot zijn grooten bloei brengen en trams hebben en monumenten oprichten en par ken stiahten. Het aangewezen middel, om het euvel te verhelpen, schijnt de annexatie van de voorsteden bij de hoofdstad. Maar hoezeer de Brusselaars die wenschen, de bewoners van de omringende plaatsen, die de lusten wel, maar de lasten niet hebben van het wonen in een groote stad, hebben er niet veel ooren naar. Zij willen althans aller lei waarborgen. Burgemeester Max zal, naar het heet, een plan vooTstellén en een wetsvoorstel bij de Begeering indienen, dat in hoofdzaak de tegenwoordige splitsing behoudt, maar de schaduwzijden van den huidigen toestand wegneemt. Prof. Van Leersum heeft in het ^Tijd schrift voor Geneeskunde" een karakte ristieke bijdrage gegeven tot konnis van Boerhaave en tevens tot den smaak onzer voorouders van d'e 18de eeuw. Na Boerhaave's dood verscheen een aca demische redevoering tot 's mans gedach tenis (in de aula van de Leia'sche universi teit te Leiden uitgesproken door Albert Schultens, den 4den November 1738). Van den daarin verkondigden bombast, dien de toehoorders en lezers zich blijk baar met smaak lieten welgevallen, tie volgend e staalt je s Schultens m mt Boerhaave een „mag- tig en welsprekend Redenaar", die, „met de bliksem van Welsprekende Geleerdheid de regtaardë v oedsterlingen der Genees- konst tot Hippocrates" wist weder te brengen". Wie tot hem kwam „wierd aan stonds door 's Mans achtbaar wezen ver- quikt en door d i honig eemjr welbe spraakte tong, van d' Ouden in Socrates, en Nestor, zo hoog geroemd, als met den frisschen geur eener voorspoedige qeoe zing aangeblazen." Wanneer Boerhaave het soort van rede naarstalent bezeten heöft, dat Schultens hem toedicht, dan moet echter dit de stu denten eer afgeschrikt clan aangelokt heb ben Maar dat was niet het geval. Boerhaave trok, zooals men weet, leerlingen van heinde en verre. Hij had, vertelt Haller, de meeste toehoorders: 80, 90, die, volgens Schultens, ,,aan zijn gadeloozen mond ge snoerd hingen." Natuurlijk kwamen zij af op den roep die van Boerhaave's geleerd heid, en meer nog van zijn klinische er varing uitging, maar het lijdt geen twijfel, of ook de gave van het woord', die hij vol gens de getuigenissen van tijdgeaiooten dan toch in hooge mate bezeten moet heb ben, zal tot dien toeloop veel bijgedragen hebben. En hoe sprak Boerhaave dan wel op zijn colleges Prof. Van Leersum deelt daarvan in zijn opstel een merkwaardig staaltje mee uit de dictaten, die de beroemde genees heer Gerard van Swieten, leerling van Boerhaave, stenografisch, d. w. z. woorde lijk, van de colleges van zijn leermeester maakte. Zijn colleges over zenuwziekten begon hij 21 September 1730 aldus: ,,Ik wensch u geluk met uw komst aan deze Academie, u, die hier voor het eerst komt; en ook u, die de rust der vacantie ge noten hebt, wensch ik geluk met uw be houden terugkomst. De tijd maant om, ons aan te gorden om met ijver de We ter schap te beoefenen wel ke wij ons uitverkoren hebben. En ik heb zorgvuldig overdacht fc ik van deze plaats dit jaar u uitvoerig zou uitleggen, daarop mijn oogmerk richtend u zoo wel aangenaam als nuttig bezig te houden. Rondziende kwam het mij wenschelijk voor u in de zenuwziekten te onderwijzen; in de eerste plaats daarom, omdat ik zelf Dooit opzettelijk die stof behandeld heb en met opzet, en in de eerste plaats, omdat deze onder de ziekten, die met dien naam aanduid, voor onze lieVe kindertjes, het schoon© geslacht en de mannen, die zich geheel aan de wetenschap wijden, de meest voorkomende vijanden zijn. Ja, dë zetel dezer ziekten ligt geheel in het duister, de zetel dezer aandoening wordt algemeen voor onbekend gehouden, daarom is de natuurlijke oorzaak zoo wei nig doorschouwd, dat niet beginnelingen, niet de gewone geneeskundigen (neen) zelfs de eerste doctoren dikwijls hun toe vlucht hebben genomen tot geesten, demo nen, voorteekenen, gedachten en ik weet niet wat voor ongegronde diDgcn, meenen-, de, dat de oorzaak hiervan zoo subtiel is,! dat zij volgens de wette van het menscae-| rijk organisme haar niet hebben kunaen verklaren. Maar daar het een soort vao ziekte is, die tij voorbeur de hoogj.re klas-j se bezoekt (en die) bovenal bij de vrouwen voorkomt, zoodat velen gemeend hebben, dat het een specifiek vrouwe]ijkr ziekte is,; moeten wij ons de? te meer toeleggen...."] Na Schultens te. hebhen hooren uitwei den over Boerhaave's machtig redenaars talent, Zal! men die gemoeidelijkheëd en; dien eenvoud van taal wel Diet verwacht hebben. Ver-betering wan den bodem' van Nederland onder de regeerüng van Lodewijk Bonaparte. Onder dezen titel schrijft André Duboscn in de Temps" over de groote belangstel ling en deskundige kennis van koning Lo dewijk, wat "betreft de middelen om de' productiviteit .van den Nederlandschen bo dem te verbeteren. Hij herinnert aan zijn' bemoeiingen voor de droogmaking van de Haarlemmermeer, een "werk, dat in de dagen, van het Koninkrijk Holland reeds ernstigj overwogen werd. In het artikel in de „Temps" wordt een brief aangehaald van$ Lodewijk, d.d. 22 December 1808, waarin' de Koning uit Amsterdam aan Twent van Raaphorst (Directeur van Waterstaat) schreef: „Mijnheer Twent, ik zou gaarne in lichtingen hebben ovea* zekeren Neff, make laar te Amsterdam, die u een plan moet; overhandigd hebben voor do drooglegging van de Haarlemmermeer. Meld mij wat gij' van hem en van zijn plan weet." De Koning had ook door den ingenieur Conrad groote sluizen deen houwen, te Kat wijk, vooreerst om te vermijden, dat de Rijn boven Leiden in hot zand verliep, en ook om voor de Haarlemmermeer een nieuwe, uitwatering te verzekeren. Van dien tijd (6 November 1809) dagteckent ook een brief: van den Konng aan Twent, die wol be wijst hoezeer de droogmaking Lodewijk ter, harte ging. „Mijnheer Twent, wil de noodige fond sen geven aan den heer Don nat, adjudant,, voor zijn reis naar Zweden, en aan den. heer Van del, om met don heer Penner do) molens, stoompompen, baggerworktuigen, sluizen van Katwijk, enz. te bezoeken. Ik acht (het wenjsohelijk, dat gij zelf aan den, heer Vandel instruotiën geeft en dat gij met den lieer Perrier de noodige sc.hiklrin-| gen treft voor het doel en do reis- en ver-, hlijfkcsten van dien beroemden werktuig kundige in Holland. Ik heb hem hierheen; laten komen, om het verschil te loeren ken nen tussclien de machines va.n drooglegging, waarover men in Holland beschikt, en de meest volmaakte van dien aard in Frankrijk en Engeland, waarmee de heer Perrier goed vertrouwd is, ten einde daardoor ons land spoedig op gelijke lijn te plaatsen met ge noemde landen. Meer in 't bijzonder heb ik het oog op de stoompompen, die men tegen woordig te Parijs maakt, en wensch ik on derzocht te zien of men zioh daardoor niet het middel zou kunnen verzekeren, om be paalde doelen van het Rijk op een gegeven oogenblik in veiligheid te brengen, wan neer hen onmiddellijk gevaar dreigt, zooals bijv. de omstreken van Gouda. Gaarne zou ik zien, dat die plaats nog in 1811 droog gelegd werd, hetgeen misschien mogelijk is met wat inspanning." Het slot van de. mededeelingen van den schrijver in de „Temps" is gewijd aan Lo- dewijks bemoeiingen, om de uitgestrekte hei develden in Brabant, Holland, Utrecht, Gelderland, Overijsel, en Drente te ontgin nen en aan wat hij gedaan heeft tot aan moediging van de veenderijen. Hij wilde vooral niets weten van ontginning van laag veen, gelijk blijkt uit den brief d.d. 25 Juli 1808 uit Nijmegen aan den Minister van Binnenlandsche Zaken Van Leyden: „Ik wensch, dat gij mij een ontwerp van wet voorlegt W aanmoediging van de, explaL tabic der hoogvenen en een verbod onder strenge straffen van de ontginning van laagveen, dat ik niet meer wil gedoogen. Mijn meening is te dien aanzien zeer beslist" „Al deze maatregelen" zegt de heer Duboscq „zijn wel een bewijs voor Lode- wijks warme belangstelling voor de ver betering van den gTond van zijn Rijk, en nu de Nederlanders het reusachtige werk van de drooglegging der Zuiderzee gaan ondernemen, mogen zij zich wel eens herin neren de goede en wijze bedoelingen van dengene, dien zij trouwens tot den huidigen dag den „goeden koning Lodewijk" zijn blij ven noemen." Daar Zuidoost-Azië China en Japan inbegrepen ongeveer de helft der mensch- heia herbergt en rijst daar in den regel het hoofdvoedsel is, heette het tot dusver, das de helft der menschheid rijst als hoofd voedsel gebruikt. Naar dit feit heeft dr. C. Bachmann (Bad Wildungen) nog eens een onderzoek ingesteld. De heer R. Schuiling geeft in het „Tijd schrift voor Geschiedenis, Land en Volken kunde" het volgende overzicht van dit ar tikel In Azië leven 600 millioen menschen van rijst als hoofdvoedsel. In China en Voor-Indië mag men hun aantal op 140 mil lioen (2/3 van allen) stellen; in die landen etsn ook velen als hoofdvoedsel gerst en tarwe. Verder zijn er vrij wat rijsteters in Japan, Korea, Achter-Indië, Insulinde en Russisch-Azië. Hoe verder, men in Azië naar het westen gaat, hoe meer tarwe en gerat als volksvoedsel op den voorgrond Wat het aandeel van de rijst betreft inv ver houding tot het totale bebouwde geb|èjd iïi verschillende streken, verdienen enkë)© cij 'fers vermelding. Zij beslaat in Neder-Birma niet mincbr dan 92 pCt. van den bebouwden bodem;1 geen wonder, dat wij daar dus ook in .«^er- band met de niet dichte bevolking, de. rijst- havens moeten zoekenook de andere? vl^kr ;ten van Achter-Indië zijn echte rijstlanden, bijv. de Mekong-delta (Saigon!), maar'van deze bestaat nog geen betrouwbare sta tistiek. Malakka (27 pCt.) zou stellig'jvéol meer kunnen leveren. Een echt rijstgëbied is verder heel Zuidoost-China, dat groote hoeveelheden naar Noord-China uitvoert. Formosa prijkt met 60 pOt. Korea voert zeer veel rijst uit; ze voedt er bovendien de 12 millioen bewoners. De vele kleine vlak ten in Japan zijn, door den onschatbare Oostmoesson, voor een goed deel met rijst velden bedekt, het meest Noord-Hondo (00 pCt.); zelfs Jezo kweekt thans rijst (al 10 pCt. van den bebouwden bodem). In Insu linde is Java het rijstland bij uitnemendheid (45 pCt.); dat het Oosten en Zuidoosten voor rijst te droog en te bergachtig is, is van algemeene bekendheid. In Voor-Indië 6taan Oost-Bengalen en Assam met 74 pCt. bovenaan; WesLBengalen heeft nog 57 pOt. en daar neemt de rijstbouw naar den Be- ven-Ganges snel af; in het subtropische Pendsjab haalt ze slechts 3 pCt.ook de westrand van Voor-Indië kweekt weinig rijst (de Indus-delta intusschen nog 21 pCt.) In Russisch-Azië- verdienen Samarkand en Tasjkent (47 pCt.), benevens Roekhara, vermelding; in Perzië de randvlakte van den Elboers langs de Kaspische Zee (do provinciën Gilan en Me>senderan). De andere werelddeelen beteekenen, ver geleken met het moessongebied van Azic (Z.-W., O. en N.-W. moesson), niet veel. In Afrika komen in aanmerking Madagas kar en omliggende eilanden, benevens Weï.t- Afrika, te zamen door Bachmann begroot op 28 millioen rijsteters. In Amerika komen in aanmerking Bra zilië, Guyana en Westdndië (waar de rijst meest wordt ingevoerd), te zamem met 10 millioen rijsteters. In het oosten der Vereenigde Staten en de Po-vlakte wordt wel vrij wat rijet ver bouwd, maar in deze beide streken is z© ner gens hoofdvoedsel. Als totaal krijgen we dus op aarde 640 millioen rijsteters of twee vijfden der menschheid. Voorwaarden voor rijstbouw zijn: een zo mer- of jaartemperatuur van gemiddeld 20 gr., veel neerslag in den g'roeitijd c.n een vruchtbare bodem, liefst alluvium. Deug den van dit gewas zijnhet is voedzaam, verteert gemakkelijk en verhit het lichaam weinig, terwijl de opbrengst zeer aanzien lijk is- Wat Parijs verbruikt. 't Is wel ..uwelijks mogelijk zich een voorstelling te maken van hetgeen een wereldstad! als Parijs met zijn 2* millioen inwoners en .d© honderd duizenden vreem de bezoekers per jaar noodig heeft om ziah. te voeden. In de eerste plaats worden per sohip en per spoor 1,10C),000 centenaars graan en 3,000,000 centenaars meel naar Parijs ge bracht (oDgevëer 11,000 centenaars per dag.) Aan vleesch wordt jaarlijks meer dan 200 millioen EL G. verbruikt, wat per dag een verbruik van 600,000 K. G. aan wijst. Van deze 200 millioen K. G. wor den ongeveer 150 EL G. aan levend vee en de overige 50 millioen aan geslacht direct ingevoerd. Vt -*r deze vleesch-mas- sa worden per jaar volgens de bereke ning van een vakman 280,000 ossen, 300,000 kalveren, 2 millioen schapen en 450 dui zend varkens ten offer gebracht. Het ver bruik aan wild en gevogelte bedraagt 30 millioen K. G., visch 40 millioen, boter 25 millioen, eieren 40 millioen, kaas 9 millioen en zout l. 2 millioen. Verder aan wijn 7 millioen H. L. en spiritualiën 100,000 H. L. Ook de aardappel neemt in de provian deering van Parijs toch nog een belang rijke plaats in; jaarlijks meer dan 1 mil lioen centenaars. Het suiker verb ruik sluit zich hier met 1,200,000 K. G. aan. Aan melk, voor den Parijzenaar een zijner voornaamste voe dingsmiddelen, heeft de „ville lumière" 350 millioen liter noodig. Om ten slotte de 5 millioen ton steenkolen (het verbruik voor de spoorwegen er buiten gelaten die voor licht en warmte zijn, niet te ver geten. Een rijde van het sociale vraagstuk, dat hoogstens tot het onderwerp van spotten de opmerkingen aan de kletstafel wordt gemaakt, vormt ó'e huiselijke toestand vaD de ongehuwde dochter. Een Engelsche dame, Josephine KnowLes geheeten, heeft in de Steinway Hall te Londen over dit onderwerp een lezing ge houden, waar natuurlijk voornamelijk over het Engelsche, ongehuwde meisje werd ge sproken, en wel in de eerste plaats over dochters uit den onbemiddeld en, dodh beschaafden middenstand. Deze zijn er, volgens mevrouw Knowles, het slechtst aan toe, omdat ze zoowel het voordeel van het proletariërs-kind missen, dat haar brood in de fabriek verdient, als van de meisjes van goeden en rijken huize, die. genoeg mannen tot een huwelijk ver lokken. Bovendien wordt in die gezinnen nog meer geld aan de ontwikkeling van de jongens dan van de meisjes ten koste gelegd, „omdat doze immers toch later trouwen." Tegenover deze treurige schildering van den bestaanden toestand gaf mevrouw Knowles ook middelen tot verbetering aan. Zij wilde in de eerste plaats, dat de zelf standigheid van de dochter wordt aan gekweekt; dat zij meer als onafhankelijk persoon wordt besohouwd. Het is voor eventueele pretendenten naar de hand van de jonge achoone niet aanmoedigend, ach, als rij eens bij ó'e jonge bloem een bezoek afsteken, uit alle hoeken door tantes en andere familieleden beloerd te weten. Men merkt: de Engelsohe dame noemt de dingen met een verbluffende oprecht heid bij dën naam. Zij zou nu wenschen, dat men het meisjr eens in de week het. „salon" afstond, om haar kennissen te, ontvangen, en dat het, als het uitgaat, niet als een aanhangsel van allerlei ooms en tantes behoeft te worden beschouwd, want de jongedochter voortdurend door zooveel argus-oogen omringd te rien, schrikt de aanstaande vrijers af. Liever ga ze alleen met haar vader uit, die zich in die omstan digheden met beleid kan gedragen. Als geneesmiddel sloeg mevrouw Kncrtr- les ook nog voor, dat de meisjes, meer- dan tot nu 't geval is, aan de emigratie deelnemen, daar de huwelijkskansen in de koloniën aanzienlijk beter zijn dan in 't moe derland. Daarom bepleitte de spreekster de oprichting van hotels in die verre streken, waar ongetrouwd, dames zoo lang haar intrek kunnen nemen tot zij bezigheid gevonden hebben. Men moge bovenstaande beschouwingen misschien voor overdreveni houden; men vergete niet, dat de toestanden in BritaH- nië aanmerkelijk verschillen van die, wel ke op het vasteland heerschen. Voorname-, lijk in de Germaansoke landen van het continent steekt er niets vreemds meer in, dat een ongehuwde, jonge vrouw een vak leert, om haar brood te verdienen- Het. EngeLsche onderwijs maakt haar dit niet gemakkelijk, terwijl, wat mevrouw Know les verzweeg, het Engelsohe meisje van kind af aan te hooge eisdhen aan het leven leert stellen, waardoor natuurlijk la ter teleurstelling wordt verwekt. De Slaven houden allen veel van dansen: het Egt in hun natuur. In Rusland wordt bij bijna ieder feestje gedanst en men 'il daarbij niet veeleisahend op het pont Ttta muziek en danszaal. Het eigenlijke dansseizoen begint ïne^ Kerstmis en bereikt zijn hoogtepunt in den, vastentijd. Dan heeft men de zoogenaam-' de „folie journée"bij het ontbijt eet men „blind" (Russische pannekoeken) met kar' viaar en gerookte zalm en drinkt cham-, pognedaarna wordt er een sledevaart ge-^ daan en men komt opgefrischt bij den gast-, heer terug, om tot laat in den nacht te dan-, sen. Vroeger danste men in Rusland zeer( snel, tegenwoordig komt echter de „Duit-, sche wals", zooals men het daar noemt, in» de mode. Het talent en de lust om te dan sen rit den Russen in het bloed. Op al-e meisjesscholen vormt het dansonderwij8 een belangrijk deel van het leerprogramma. In vroeger eeuwen gingen de Russische vrouwen niet naar het bal, zoo iets kende men toen nog niet. De voorname dames vermaakten rich toen echter door haar dwerginnetjes en vrouwelijke narren voor zich in haar vertrekken te laten dansen. Eerst aan het hof van Peter I kwam men op de zoogenaamde „asscmbleeën" samen, en hier werd ook gedanst. In dien tijd wer den de Fransche dansen in Rusland bekend. De zeden op zoo'n hofbal wnren echter dik-f wijls nog zeer barbaarsch. Men vertelt "»n-' der anderen, dat bij een bepaalcl teeken iedere heer een danseres moest zoeken., Lukte hem dit niet snel genoeg, dan moest hij tot straf voor zijn onhandigheid een grooten beker, vol zwaren, koppigen wijn,4 tot op den bod^m ^«•drr-k'm In den lateren tijd zijn de bals aail bet hof zeer sterk verminderd In de voorname! kringen van St.-Petersburg worden echter1 nog zeer veel bals gegeven Ook bestaan er in Rusland nog zeer veel nationale dansen Buitengewoon mooi zijn; de trepack, de gopack en de kamerinskij, een soort trepack. Het is werkelijk een ge not om de kozakken van den Wolga de tre- pack te rien dansen. De slanke dansers heb ben hun zware muts recht op bet voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12