LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 6 April. Tweede Blad.
Anno 1912.
Marktberichten.
Een zoet winstje.
jSo* 15©90i
De Zonsverduistering van 17 April 1912.
L
Een zoo merkwaardig' verschijnsel als ons
[Woensdag 17 April te wachten staat, zal
Ongetwijfeld de algemoene aandacht trekken,
Jiet kwam mij daarom niet ondienstig
yoox, nu iets over zonsverduisteringen in
het algemeen, en later over die van 17
'April in het bijzonder iets mee te deelen.
"Wanneer men 's zomers op een duin staat,
£f op een andere verhevenheid, die een ruim
[uitzicht biedt, en .een donker wolkje trekt
langs een overigens helderen hemel en ont
trekt de zon tijdelijk aan het oog, dan valt
het gemakkelijk, de gevolgen daarvan pp
het landschap na te gaan- Zoolang we zelf
Hog in het zonlicht staan, zien we in de
yerto de schaduw der wolk als een donkere
[vlek op ons toekomen. Heeft de schaduw
ons bereikt, zoodat de zon voor onze stand
plaats. verdwenen is, dan glanst in do verte
het overige landschap nog in het gouden
licht. En als we door do beweging van,
de wolk weer buiten haar schaduw geraf.
leen, als de wolk voor ons de zon is get
rasseerd, dan zien we 'diezelfde donkere scha<-
Iduwvlek 'zich oVer het- landschap voort
spoeden na,ar den verren horizon, waarbij;
laan telkens andere punten hot licht der
'zon onttrokken wordt.
"We behoeven slechts dit wolkje te ver
vangen door do nieuwe maan, en we heb
ben een duidelijk beeld van een zonsver
duistering voor oogen. Natuurlijk zijn eü.1
verschillen, maar de overeenkomst i-s groot
genoeg, om ter verduidelijking van het ver
schijnsel dezcf vergelijking voor oogen te
houden.
Een zonsverduistering kan alleen schijnf-
baar zijn, dat wil zeggenhet licht, dat
■de zon steeds blijft uitstralen, verdwijnt iniet
in werkelijkheid, maar kan alleen door een
tusschengeplaatst lichaam belet worden, ons
dog op een bepaalde plaats te bereiken. Heel
iets anders is het met de nraausverduisterin-,
gen, waarvan we op 1 April een klein voor
beeld hebben gehad. Het verduisterde deel'
van de maan is dan werkelijk duister,
dmdat de maan, die zelf een donker lichaam
is, dan in haar geheel of voor een ge
deelte de schaduw passeert, d onze aard-a
(evengoed achter zioh werpt ;..s elk ander
ondoorzichtig lichaam', dat. dopr do zon be*
Schenen wordt.
Men had zonsverduistering" kunnen noe*
men elk geval, waarbij ons het licht der
zon onttrokken werd, hetzij' door een muur,
een boom of e-en wolk, hetzij door een
'liohaam ver buiten onze aarde. Men heeft
lechter dien naam uitsluitend toegepast op
het geval, dat dp donkere (nieuwe) maan
zich tusschen ons en.de zon plaatst, en ons
daardoor geheel of gedeeltelijk belet-, de zon
ie zien. Het is dit natuurv e rs chijnseldat
■W'e thans (Lets nader zullen bespreken.
Bij de werkelijke nieuwe maan passeert
!do maan op haar weg aan den hemel vlak
bij de zon, meestal- iets cr boven of iets
(ar jander, maar soms ook, zooals de verduis
teringen leeren, over de zonneschijf heen.
Wat men in het dage-lijksch leven vaak
de nieuwe maan hoort noemen, wanneer na,
zonsondergang zich in het Westen een smalle
maansikkel aan den avondhemel vertoont,
dat is al lang niet meer de nieuwe maan,
maar de maan van een paar dagen oud,
^ooals de uitdrukking daarvoor luidt. Hieruit
..blijkt reeds, wat er in die paar dagen is
gebeurd. De maan hoeft zich aan den hemel
.van 'de zon verwijderd door een beweging,
rdie hoofdzakelijk van rechts naar links, dus
van het Westen naar het Oosten is gericht.
Uit deze eenvoudige opmerking kunnen wo
direct een belangrijke gevolgtrekking yoor I
dei verduisteringen maken. De nieuwe maan
toch beweegt zich ten opzichte van de z»n
van West naar Oost, en als ze daarbij over
do zonneschijf heen schuift, hebben we haar
eerste optreden dus steeds aan den Westen
1 ij k e n rand der zon te verwachten. Voor
onze breedten op aarde begint een zons
verduistering, dus aan den rechterkant van
do zon, en heeft steeds het einde eaner eolips
ergens fan den linker zonnorand plaats.
Dat zonsverduisteringen betrekkelijk zoo
zeldzaam zijn, vindt zijn oorzaak hierin, dat
het vlak, waarin zich de maan om de aarde
beweegt, een schuinen stand heeft met be
trekking tot het vlak, waarin de aarde om
de zon draait. Vielen beide vlekken geheel,
of althans nagenoeg samen, dan leverde elke
nieuwe maan ons een zoneclips op. Iti som
mige andere wereldstelsels doet zich dat
merkwaardige geval inderdaad voor. De pla-
geet Jupiter is niet, zooa-ls onze planeet
do aarde, van slechts één maan vergezeld,
maar telt er een achttal, waarvan sommige
bij elke nieuwe maan een zonsverduistering
veroorzaken, en bij elke volle maan een'
maansverduistering ondergaan.
Men begrijpt dus, dat voor een juiste
berekening van onze zonsverduisteringen een
nauwkeurige kennis noodig is van de be
weging der maan in a.l haar bijzonderheden.
Toen Newton in het midden der 17de
eeuw de grondslagen legde van onze bewe
gingsleer der hemellichamen, nam hij ook
reeds het vraagstuk van de beweging der
maan krachtig ter hand. Maar het zou nog
een eeuw duren, eer een oplossing gevonden
werd, dio aan de nauwkeurigheid van de
toenmalige waarnemingen beantwoordde. Se
dert is met do pTa-ktijk van de waarnemin
gen ook 'de theorie, do vooruit-berekening
van de beweging der hemellicliamen, onop
houdelijk vooruitgegaan. Een kenmerk toch
van alle wetenschappelijk onderzoek is, dat
het u ooit heden tevreden is met de nauw
keurigheid, die men gisteren had leeren
bereiken. Zoo heeft ook de aanstaande zon-
eolips weer onderzoekingen uitgelokt, om
nog nauwkeuriger -dan kort geleden mo
gelijk was, alle omstandigheden dier eclips
te voorspellen.
"Wanneer men echter uit het bovenstaande
de gevolgtrekking zou willen maken, dat
in de oudheid elke voorspelling van een,
verduistering onmogelijk .was, dan gaat men
tö ver. "Wel is waar niet door kennis van de
theorie en door daarop gegrondveste bereke
ningen, maar door ijverig waarnemen en
noteeren van de hemelverschijnsels waren
reeds de oude Chaldeeërs tot de ontdekking
gekomen van een regelmatigen terugkeer der
eclipsen. De door hen gevonden periode van
18 jaar cn 11 dagen draagt den naam van
saros. Ook do oude Chineesche astrono
men kenden die periode reeds, en gebruikten
ze om verduisteringen te voorspellen. Laat
ik hier het wezen en het gebruik van die
periode met een voorbeeld toelichten.
Van het begin van 1900 af tot nu' t-oe
zijn, nu eens hier, dan weer daar op aarde,
in het geheel 27 zonsverduisteringen zicht
baar geweest, waarvan sommige totaal, de
meeste slechts gedeeltelijk waren. Maar wie
in vroeger jaren een lijst van zonsverduiste
ringen had bijgehouden, zou daarin nu kun
nen nagaan, dat tusschen 26 Mei 1882 en
9 October 1893 ook precies 27 zonsverduiste
ringen hadden plaats gehad, en wel zoo, dat
telk van de 27 eerstgenoemde 18 jaar en
ongeveer 11 dagen later viel dan de daar
mee overeenkomstige uit 'de 27 verduiste
ringen van het vroegere tijdvak. Zoo had
er 5 April 1894, 's morgens te ongeveer
5 uur een 'zonsverduistering plaats, in ons
land onzichtbaar maar ïraai zichtbaar in
VooT-Indië en Achter.Azië tot voorbij Kam-
sjatka; en toen "reeds was het, ook zonder
berekening te voorzien, 'dat er 18 jaar en 11
dagen later, dus 'omstreeks 17 April Ï912,
weer een dito verduistering, misschien wel
een totale, op aarde ziohtbaar zou wezen-
Waar, en wanneer 'preqies die verduiste
ring zou plaats hebben, was alleen door uit
voerige berekeningen na te gaan. Evenzoo
volgt uit het [plaats hebben der aanstaande
eclips op 17 April reeds, dat er 28 April
1930 weer ergens 'op aarde een dergelijke ver
duistering te zien zal rijn. Maar ook hier
weer kan eerst teen nauwkeurig onderzoek
uitmaken, wat de juiste tijd, plaats en bij
zonderheden yan die verduistering zullen
wezen. De kennis daartoe ontbrak in die
vroegere eeuwen geheel, ten menig Chineesoh
hof-astroloog is, daarvan het slachtoffer ge
worden. Stel u hiaar eens voor, dat hij
naar zijn beste 'weten zijn keizerlijken mees
ter een zonsverduistering had voorspeld, en
op den bepaalden dag werd niets daarvan
bespeurd. "Wee dien ongelukkigeHijzelf
wist niet, hoe ïn andere wereldstreken mis
schien de eclips in volle pracht was zicht
baar geweest, en voelde zioh nog gelukkig,
slechts met verbanning 'te worden gestraft,
en zijn misdaad niet met zijn loven te moe
ten boeten.
Tot de nadere bijzonderheden, waarvan ik
hoven sprak, en 'die alleen door nauwkeurige
berekeningen kunnen worden nagegaan, be
hoort het voorkomen, het aspect van een
verduistering. In de meeste gevallen schijnt
de donkere maan slechts over een gedeelta
der zonneschijf heen te schuiven, cn blijft
er £olfs op het midden der verduistering
nog een kleiper of grootcr stuk van Je
zon zichtbaar. Men spreekt dan van een
gedeeltelijke verduistering. Maar bij)
enkele verduisteringen kan het gebeuren,
dat voor een 'reeks plaatsen op aarde de
maan de geheele zon voor eenigen tijd aan
het gezicht onttrekt, evenals we dat hij
de schaduw van de over de zon heentrek
kende wolk opmerken. Daarvoor i3 echter
noodig, dat de maan zich dan aan den
hemel althans iets grooter voordoet dan de
zon. In het algemeen ia dat niet zoo. De
gemiddelde afstand van de zon tot onze
aarde is wel is waar 389 maal grooter dan
die van de maan, maar daartegenover staat,
-dat de werkelijke middellijn der zon 400
maal zoo gTOot is als die der nüaan. In het
algemeen zal de maan ons dus iets kleiner
toeschijnen dan de zon, en kan ze bij een
verduistering niet do heclc zon bedekken.
Zelfs bij een zoogenaamde centrale ver
duistering, als het middelpunt van de maan
precies met het middelpunt der zon schijnt
samen te vallen, zelfs dan blijft er dus in
't algemeen dan nog een smal randje van
de zon aan alle kanten over. De verduiste
ring heet dan r i n g vor mi g. Het kan
echter soms ook zijn, dat de maan zich groo
ter vertoont dan de zon, en daardoor kans'
krijgt, de gansohe zonneschijf te bedekken,
in welk geval men van een totale zons
verduistering spTeekt. Bij de 27 zoneclipsen
sinds Januari 1900 heeft dit geval zich 9
keer voorgedaan. De verklaring ligt in de
wisselende afstanden tot onze planeet. Voor
al da weg, dien do maan om de aardo af
legt wijkt merkbaar van een cirkel af; nu
eens is de maan dichterbij, dan weer verder
van ons verwijderd. En hoe dichter bij, hoe
grooter ze ons toeschijnt, zoo zelfs, dat haar
schijnbare grootte die van de zon merk
baar kan overtreffen. Dan zal de maan
voor een plaats, waar de verduistering cen
traal is, de lieele zonneschijf, en zelfs meer
dan dat bedekkendan werpt de maan
haar schaduw als oen cirkelvormige zwarte
vlek op de aarde. Hoe groot de middel
lijn van die schaduwvlek is, hangt daar
van af, hoeveel de maan in grootte de zon
schijnt te overtreffen. In gunstign geval-
len, zooals bij de totale eolips van 18 Mei
1901 ^u ons Oost-Lndië, kan die middellijn
leenige honderden kilometers bedragen.
Met die schaduwmiddeliijn, dus met de
schijnbare grootte van de maan hangt de
duur van een totale verduistering ten nauw
ste samen. Evenals in ons vroeger voor-;
beeld de schaduw met de wolk voortjoeg
over het landschap', zoo volgt ook bij een
zoneclips da schaduw der maan den loop
van dat hemel liohaam'. "Wel,sclujnt de maan
ons over de zonneschijf voort te kruipen
als een slak, maar de werkelijke snelheid i.u
haar baan bedraagt ongeveer een kilometer
in elke seconde. Ook de schaduw van do
maan holt dus over de aardoppervlakte voort.
Vaak duurt een tota-le eclips voor elke plaats
dan ook slechts enkele seconden, en in 'ti
allergunstigst geval niet langer dan 6 of
7 minuten.
,Doot die voortbeweging der schaduw
vlek in oostelijke richting genieten dan de
aardbewoners over een smalle strook achter
eenvolgens het verschijnsel eeiier totale zons
verduistering. Aan weerszijden van die
smalle strook ligt een breeder terrein, waar
men de eclips nog als een gedoeltelijke
kan waarnemenvoor het overige d.ee-1 der
naar de zon toegekeerde zijde dor aarde
blijft het zonlicht onverzwakt schijnen, even
als in lhet voorbeeld van de voorbijtrekkende
wolk het landschap in de verte blaakte in
zonlicht, terwijl wij zelf in de schaduw
stonden. Een zonsverduistering heeft dus
steeds een beperkt terrein; het grootste deel
der aarde ziet er weinig of niets van. Van
daar, dat voor eenzelfde plaats zonsverduis
teringen veel minder talrijk zijn dan maans
verduisteringen, ofschoon er in 't geheel ge
nomen meer zon- dan rnauneclipsen voorko
men. Van Januari 1900 tot nu zijn van de
27 zonsverduisteringen er slechts 5 in ons
land gedeeltelijk zichtbaar geweestvak
de 18 maansverduisteringen in hetzelfde tijd
vak kon men er hier daarentegen 15 waar.
nemen. Vooral een zonsverduistering", die
totaal is of ook maar de totaliteit nabij
komt, is voor elke plaats op aarde een zeld
zaamheid, waarop mten vaak eeuwten lang
vergeefs kan wachten.
"Wat kunnen nu de verschillende verduis
teringen aan de sterrekundigen leeren?
Een gedeeltelijke maansverduistering als
op 1 April 1.1. heel weinig; ook een totale
maaneclips, betrekkelijk weinig; een gedeel
telijke verduistering van de zon iets, maar
een totale of nagenoeg totale zéér veel.
Hierop hoop ik echter in een tweede artikel,
dat meer in 't bijzonder over de verduis
tering van 17 April handelen zal, nader
terug te komen.
H. J. ZWIER3.
4 April 1912.
lies&i'fljdÜBsg vim liet uaoiid- en
klauwzeer.
De „Vereeniging tot Ontwikkeling van
don Landbouw in Holland-s Noorderkwar
tier" zal een adres aan de Begeering zen
den, waarvan rij haar standpunt ten op
zichte van mond- en klauwzeer zal uiteen
zetten.
In dat adres zal i0.m. worden gezegd, dat
de tegenwoordig geldende wetten en beslui
ten ter bestrijding van besmettelijke vee
ziekten ongeschikt zijn om te worden toe
gepast op het mond- en klauwzeer en wel
hoofdzakelijk, omdat bij deze ziekte groot
verschil behoort te zijn in de maatregelen,
bij de eerst optredende gevallen toe te pas
sen, en die, welke bij meer algemeen voor
komen van de ziekte nog kunnen worden
gehandhaafd.
Bij het eerste optreden moet al het mo*
goelijke worden gedaan, om zulk een besmet-i
tingshaard onschadelijk te maken, hetzij
door onteigening, hetzij door andere doel
treffende middelen.
Indien tot isoleering en bewaking wordt
overgegaan, moet, zoo wordt verder in heti
adres gezegd, de bewaking veel beter wor
den ingericht dan tot nog toe gebruikelijk
was. Door bedreiging met zware straffen
moet het verzwijgen van ziektegevallen
worden voorkomen, terwijl de ontdekking
en vaststelling van overtredingen zoo
goed mogelijk moet worden verzekerd.
Bij verbod van uitvoer van melk en vleesch
uit een afgesloten kring of boerderij moet
alle daaruit voortvloeiende schade worden
vergoed, terwijl slachtdieren, die de eige
naar op het oogenblik van de insluiting ge-i
schikt aokt voor de slachtbank, door het
Rijk voor de slaoktwaarde moeten worden
overgenomen en afgemaakt.
De medewerking van de veehouders bij he*
nemen en handhaven van maatregelen ter.
beteugeling van de ziekte zal niet te ver
krijgen zijn, zoolang zij niet de overtuiging
bezitten, dat met hun belangen zooveel mo-.
gelijk rekening wordt gehouden. Die overtui
ging zal hun waarschijnlijk kunn.en worden
gegeven, door het toepassen van allerlei, het
bedrijf belemmerende maatregelen niet over
te laten aan den districts veearts, maar de
zen de verplichting op te leggen tot heb ple<
gen van overleg met een daartoe benoemde
oommissie van in zijn ambtsgebied wonende
veehouders, omtrent alle maatregelen, die
op de vrije uitoefening van het bedrijf in
breuk maken en waarbij zeer snel optreden
niet noodzakelijk is, zooals het vaststellen
van de grenzen van kringen, het verbieden
van markten, keuringen en tentoon3telIin-.
gen.
Aan een centrale commissie voor het ge*
heele land, bijv. bestaande uit de voorzit
ters van deze districtsoommissies, zal de
taak moeten worden opgedragen, de Regeo-
ring voor te lichten bij het nemen van maat\
regelen, waarbij de belangen van meer dan
één district betrokken zijn, terwijl tevens de
geschillen tusschen den districtsveearbs en
de districtscommissie aan haar oordeel vor*
den onderworpen, alvorens de Regeering
hierover een beslissing «^«unt.
Gou<£a, 4 April. Kaas. AfiDgevoerd 110 partijen.
Handel vlug, lsfe qual. ƒ30.— a ƒ33.60. 2d®
qual. f 26a f29.zwaardere a
Noord-Hollaüdsohe a
boter. Aangevoerd 1739 et. van kg., handel
vlug; prys der goe- ƒ1.40 a 1.50, wei- ƒ1.26
a 130.
Vette Varkens met red. aanvoer, handel vlug,
28 a 30 o. per KG. Biggen voor Engeland
met red. aanvoer, haudel matig, 20 a 22 o. per
KG. Magere biggen met goeden aanvoer, handel
stug, ƒ1.66 a ƒ1.86 per week. Nuchtere kalveren
met goeden aanvoer, handel vlug, 10 a 16,
Fokkalvereu ƒ14 a f24.
Jjoosrfuiiien, 5 April. Groenten veiling. De vol
gende prijzen werden betaald:
Komkommers (ICng.) lste soort ƒ17.80 aƒ 19.80*
dito 2de soort f 10.90 a 15.10.
Salade lste soort ƒ4.— a ƒ5.50, 2de soort
ƒ1 30 a f340.
Peen lste soort ƒ22.30 a f29.—,2de soort f
a per 100 stuks.
Prei f2.90 a ƒ3.20.
Radys ƒ1.70 a 3.10.
Raapa'elen f 1.60 a ƒ1.90 per 100 stuks.
Rabarber f 3.60 a f 5.70.
Selderij ƒ0 60 a ƒ0 80.
Spinazie ƒ0.40 a ƒ0.59.
Stoofsla 22 a 65 o. per ben.
Komkommerstek f0.70 a /0.95 por ben.
Aanvoer wegens Goade Vrijdag niet groot; 36,443
krop salade, 13,328 komkommers en 8433 ben
spinazie.
XXXXXXXXXXKX
Het was morgen geworden en de D-ürein
rolde door landelijke streken. Een man van
middelbare jaren, zwaar, bijna grof gebouwd,
ö'prong uit het nauwe bed van den slaap
wagen, kleedde zich uit en hegaf zioh in
iden t,,couloir", waar het hem gemakkelijk
viol to bepalen in welk deel van Frankrijk
hij zich bevond. De platte daken, die liel-
ider e, lichte hemel, die jeugdige frisc'hheidj
yan Jen bodem in 't hartje van den win
ter, :dat alles wees op Provence.
Een paar uur nog en hij zou te Ca-
louris zijn. Zijn ongerustheid 6teeg, naarmate
'de .afstand verminderde. Hoe zou hij zijn
zoon aantreffen, zijn George, zijn „jongen",
'gelijk hij zijn stamhouder nog steeds placht
te .noemen, ofschoon deze de twintig reedtf
lang achter d.en rug had. Volgens zijn laab-
ftten brief was het jongmensch eenigszins
ongesteld. En zou' hij ide volle waarheid wel
hebben geschreven? Misschien verborg hij
iets. Om een eind aan alle onzekerheid te
tnaken, was Cotet denzelfden avond nog op
den trein gesprongen.
Hij had dan ook niets anders op de we
reld „dan zijn ^jongen". Eu als hij trachtte'
Veel te verdienen, als hij milliocnon en mil-
lioenen bijeengaarde, als hij sinds dertig
jaar kanalen had gegraven, forten gebouwd,
wegen aangelegd, uitgemalen en gedampt,
met houweel en spade de aardkosb had be
werkt, dan was dat alles alleen ter wille
van zijn „jongen."
Hij wist wel wat men van hem, de A
'g'rooten aannemer zei; piamolijk, .dat hij „in
halig, hardvochtig was ten voor zijn be-
roepsgenooten de gevaarlijkste concurrent."
Maar hij hield nu eenmaal van strijd, en
van geld. Mogelijk ook was hij zoo, omdat
al wat aan gevoel in hem woonde, zich'
riohtte op één plekje in zijn hart, op zijn
*oon -
Deze nü was zWak van gestel, hetgeen
wel geen reden tot ernstige bezorgdheid
gaf, maar toch, in verband met den vroeg-
tijdigen dood van rijn moeder, aanleiding
was tot waakzaamheid. Eiken winter zond
Cotet zijn zoon naar heb Zuiden. Ditmaal
was de keuze van het jongmensch pp Ca-
louris gevallen. Als hij nu maar geen zware
veikoudheid had. opgedaan!
Te Marseille stapten drie personen in den
trein, die blijkbaar gezamenlijk reisden.
Cotet zat in gedachten en zag ze niet. Zij
daarentegen hadden hem onmiddellijk her
kend en schenen rijn aanwezigheid met de
grootste ongerustheid te bemerken. Hun
gezichten betrokken.
„Daar hebt g"e zoowaar Cotet."
„Zou hij er ook op afkomen?"
„Natuurlijk."
„Dat 's vervelend."
„Ja, dan kunnen wij eigenlijk wel ;naair.
huis gaan."
„Tegen hom kunnen we toch niets aan
vangen. Laten we hem in elk geval eens
polsen
In een snelle bespreking fluisterden zij
cijfers en stelden een plan op.
Intusschen kwam Cotet volstrekt niet voor
de .zaak, waarbij zij zijn concurrentie ducht
ten; hij was er zelfs geheel onkundig van.
Er zou namelijk te Calouris een aanbe
steding plaats hebben van een reeks van
werken, die min of meer met elkaar ver
band hielden. Het gold den bouw van een
Kurhaus, een electrische tram naar het sla
tion en een jachthaven.
En nu hadden drie aannemers uit Mar
seille, in plaats van elkaar het „lekker
beetje" te betwisten, de handen ineenge
slagen om de winst gezamenlijk te deel en.
"Welk een teleurstelling dus, toen zij daar
opeens den grooten Cotet, hun geduchtsten
mededinger, Cotet den onverwinlijke.rn den
trein aantroffen, nog wel op den dag der
aanbesteding en op weg naai' Calouris. Zon
der eenigen twijfel zou hij hun het zaakje'
voor den neus weg-kapen, als het niet ge- I
lukte hem bijtijds uit te schakelen.i
Bijwijze van deputatie begaven de drie
ondernemers zich dus in den „couloir" en,
naderden den grootmachtige.
„Zoo, mijnheer Cotet, hoe gaat het?"
Maar geheel vervuld van zijn vaderlijke
zorgen, keerde de aannemer zich om, den
groet met hoogst onvriendelijken blik be
antwoordend. Wat willen die collega's?
Dadelijk was hij op zijn hoede. Hij gaf hun
de hand, maar zonder dat zijn gezichtsuit
drukking veranderde.
„En mijnheer Cotet.... ook zoo eens
hier in ons uithoekje?"
„Och, ja, wat zal ik u' zeggen, hè
„Is het onbescheiden te Vragen, waar dó
reis naar toe gaat?"
Hij had niet de minste reden daar een
geheim van te maken, en antwoordde:
„Naar Calouris."
De drie conoujrenten stootten elkander"
aan. Het kon niet missen. Hij kwam voor
dezelfde 'zaak als zij, en zou natuurlijk niets
verzuimen om hun de loef af te steken.
Waarop stemmen en blikken nederig en
vleiend werden.
„Nu maar, mijnheer Cotet, ge zult ons
toch zeker niet in de wielen rijden
„In de wielen rijden? Hoezoo?" Cotet be
greep volstrekt niet, waarop zij doelden.
Maai' ide zakenman, de geldwolf, was in
hem ontwaakt. Hij rook, dat zijn vakgcTnoo-
ten leen concurrent in hem zagen bij een
zaak van eenig belang, en wachtte zich dus
wel verwondering aan den dag te leggen,
die hein zou hebben verraden, of inlichtin
gen te vragen.
Zijn blik dwaalde over de blauwe zee,
die de rotsen bespoelde. En met pen op-
waartsche handbeweging de onmacht van
den mcnsch' jegens het lot aanduidend,
zei hij
„Een ieder moet 'maar weten wat hij doet."
Een verschrikkelijk mensch was die Cotet.
Men trachtte hem te vermurwen.
„Maar mijnheer Cotet, wat kan het u
toch eigenlijk schelen? Ge hebt zooveel
Wterken ogder handen, bier, in Afrika, i&
Azië. .Terwijl voor lieden van bescheiden
middelen, zooals wfij, dit nu,' juist een bui
tenkansje zou zijn, omdat het zoo (dichtbij
is. Ons materiaal, onze mtenschcn, alles heb
ben wij onmiddellijk bij do hand. En daarom'
zouden "wlij het werk zoo graag hebben."
Cotet gaf toe:
„Ja, dat is waar."
De drie Marseillanen meenden reeds go-
wonnen te hebben.
„Dus ziet ge er van af?"
„Wacht eens even, een oogenblik," ant
woordde Cotet, zonder te weten waarvan,
sprake Was; maar gevoelend., dat hij het
drietal in zijn macht had.
Toen hun aanval wlas afgeslagen, raad
pleegden zij elkaar met 'de oogen.
„Ge zult natuurlijk heel laag inschrijven.
Tien, negen, acht millioen."
Cotet zei luchtig:
„Och, dat wieet ik nog niet."
„En wie hegrijpen heel goed, dat het ons
veel geld zal kosten, als wij daaronder
willen gaan."
„Mogelijk I"
„Zouden We daarom niet' beter doen, als
wte een accoordje maakten?"
Zeer uit de hoogte, met gefronste wteuk-
brauwen, plaatste hier Cotet «en; „Hè,
wat
Zoodat zijn denkbeeldige concurrenten'
zich haastten zijn bezwaren uit den weg te
ruimen, door nauwkeuriger hun bedoeling
te omschrijven.
xVerschooning, mijnheer Cotot, kijk eens,
wij hegrijpen zeer goed, dat ge schade zendt
hebben, als ge de zaak liet loopen. En daarom
zouden We het niet meer daji billijk vinden,
da,t gij een vergoeding kreegt. Dab is trou*
Wens gebruikelijk. Wat zoudt ge zeggen
van een vijftig duitfond franken?"
Cotet begreep nog niet Wat hij eigenlijk
moest laten loopen. Toch antwoordde hij, op
goed geluk:
„Dat is don lieeren toch geia ernst?"
Een der drie Marseillanen, ongelukkiger
dan de anderen, besloot ineens den tegenj*
stand van den tiran te breken en zei i
„Nu, dan honderd duizend franken l"
Maar Cotet uitte' minachtend: I-!-*/
„Waarom geen honderd sous?"- i
Het drietal stond geslagen.
„Luister eens, mijnheer Cotet, als wy no'4
inee-r moesten geven, om de vrije hand t$
hebben, dan zat er voor ons' niets meei?
iaan."
Cotet echter, hoewel geheel onkundig van]
den .omvang der zaak, haalde de schouder^
op, ,eu zei met een veelzeggend knipoogon,.;
„Kom, kom'!"
Het bleek beslist onmogelijk den gevreesd
den tegenstander een vlieg af te vangen^
„Enfin", hoevoel vraagt go dan, om niefj
in te schrijven?"
„Tweemaal honderd duizend franken." 1
Het drietal verzette zich zoo luid, dat an>
dere passagiers in den couloir het geruohlj
hoorden en omkeken. Onderwijl begonnen
zij fluisterend niet elkaar raad te houden'*
„Laton wij 't vórschil deelen," stelden zii
voor. „Honderd vijftig duizend franken*
MaaT verder ga,an We dan ook niet."
Cotet keek op zijn horloge. De trein zou,
binnen enkoio minuten te Calouritf aankom
men.
„Nu goed dan," zei hij. „Ik wil niet lieQ
Onderste uit de kan hebben. Honderd vijf*
tig duizend franken, dan schrijf ik niet in*
Vanmiddag om; twaalf uur, iu „Hotel Métro-
pole", mak'eu We! dat nog nader in orde.''
Daarop keek hij uit het portier, want dë
trein stoomde het station binnen. Op het
perron zag hij zijn tfoon staan, frisch en'
welvarend. Wat een verruiming, wat een;
geluk
Hij gaf den jongen een fermen handdruk
iên klopte hem op den schouder. i
„Jongen', kefrel, wat ben ik blij, dat ik
je' jzie'. Wat ben ik blij! En Wat een 'gotedë
gedachte .van më, om] j"ë te komen" óptfoekehV
Ik vind jë Zóó gezond als een yi3oh! pn ik
heb op den koop toe nog even bonder^
vijftig duizend, franken verdiend l"