^§0
ZONDAG5BIAD*
LEID5CM DAGB1AD
-•■ VAN HE.T 4- -f.
dL
Ho. 15990.
6 April.
Anno 1912.
Vim? iT: »?T IT: ii: iTi
HET EI.
Palmpasclien.
•4
I j;# **;i i
AAA 66, ill
M
Het voorjaar, hot levenbrengende voor
jaar, was er weer. Wel plasten zware regen-
buien uit donker-grauwe luchten; wel deden
hevige rukwinden boomen zwiepen of hoe
den in dolle vaart voorthuppelen, maar toch
schoten nu en dan lichtende zonnestralen
,neer, ais vreugdevolle boden van komende
lente.zwoelte, beschijnend de gezwollen knop
pen, die te bersten stonden en hier en daar
het prangend winterkleed afwierpen, om'
te toonen het teer-fijne jeugd-groen.
Achter <de winkelramen pronkten pracht-
eieren .van suiker en chocolade, groote en
kleine, .alle wijzend op liet groote feest,
dat (komen ginghet Paaschfeest, feest der
opstanding, sprekend van nieifw leven.
Ja, het ging komen, dacht Else, en zij
stond .te peinzen voor het raam, waar traag
de regendruppels langs neergleden, sommige
ineen smeltend, om als miniatuur-stroom, ver
der .te vloeien; andere alleen.
Zij staafde naar buiten, naai de nattige
straat-, waarover de voetgangers schenen weg
te vluohten, bang voor pias-buiennaai
de somber-strakke gevels aan de overzij,
waartegen razende rukwinden sloegenmaar
zij zag dit alles niet. Eén beeld slechts stond
haar .voor oogen, het beeld van een slanken,
jongen man, met vriendelijk gelaat, waarin
idiepe, verstandige oogen, die o, zoo zacht,
zoo vol liefde blikken konden! Het beeld
van liom» .dien zij liefhad met heel haar
hart. Toegefluisterd had hij' haar met innig-
waïme stem, die klonk als verborgen mu
ziek, dat zij zich verloven zouden met
Paschen. Dan zou' voor hen beiden een
nieuwe, gulden tijd aanbreken, waarin zij
geheel voor elkander leven konden, samen
genieten .van het jonge, vroolijke leven, dat
zoo toelachte.
Toch .waren' de laatste dagen zoo stil-
treurig .voorbij gekropen. Niets ha,d zij ge
hoord van hem, niets.
Vreemd, heel vreemd! Hij kon haar niet
vergeten. En telkens weer bruisten angst-
golven op in haar gemoed, en telkens weer
klopte het hart onrustig-gejaagd. Vóór een
Week nog (hadden zij samen op de oude
canapé gezeten, in den hoek. Even gleed
haar blik in weemoedige herinnering er
langs. En zij had zich tegen hem' aange
vlijd; tegen hem, den sterke, op wien zij
voortaan steunen wou. in stil vertrouwen.
En hij had haar verteld van zijn groote liefde
voor haar en zij geloofde hem, omdat zij
zelf zoo liefhad.
Waar bleef {hij nu?
Daar ging de bel over, bedeesd, haperend.
Het geluid verstierf in de lange- gang. Dat
was z ij n bel niet. O, neen. Die tingelde
vroolijk en blij, daar spraken jeugd en
kracht uit.
Zij keek doot bet raam. Op de donker
blauwe stoep stond een sjofel mannetje, met
Haast zich vaal-bruine doozen, waarop iu
goor-gele letters de naam yan een banket
bakker.
De oude meid slofte naalj voren, de deur
^waaide open.
„Voor de juffrouw," hoorde zij .zeggen,
„enne dat karetje most er bij jaJgegeve
.worde."
Uit een del zakken diepte de man een
kaartje op, streek het glad met zijn viezige
mouw, omdat er kreukel fy'es in waren en
z'n baas niet hebben wilde, dat-ie kreu
kel-kaartjes afgaf.
De kleuir viel dicht met luiden slag. De
man vertrok met voor zich uit in hooge
stapeling de taartendoozen.
Zou 't soms van hem...,? Hoop door
stroomde haar; dn de oogen een tinteling
van blij verwachten. Ja, 't was van hem I
Daar 'stond zijn naam, dien zij zoo graag
hooren mocht ten dien zij hoopte te verbin
den aan den hare, later als zij trouwen
zouden. 'Even Imoest zij lachen, denkend aan
de blije toekomst; een gelukkige, stille
lach.
Zenuwachtig, met bang-bevende vingers,
omdat het misschien breken kon, opende
zij het pakje. Een ei, een donker.glanzend
chooolade-ei, waarop suikerengeltjes, met
teer-rose vleugeltjes, een luchtigen dans uit
voerden. Hoe fijn! Bewaren moest zij het,
om er samen van te genieten, samen op het
geliefkoosde plekje, de oude canapé in denj
hoek.
Maar hoor! er rinkelt iets in het geschenk
en hoe vreemd-zwaar voelt het. Wat zou
dat zijn
Nog even schudden, heel voorzichtig.
Vroolijk en blij tingelde de bel, jeugd
en kracht spraken uit dat geluid. Zij schrok
z ij n bel I Het ei ontglipte aan haar vin
gers en duizenden zwarte gruzels lagen op
het bronskleurig karpet, midden in een rose
engel-vleugeltje.
Jammer! Wat zou hij daar wel van zeg^
gen? Waarom ook zoo nieuwsgierig?
Tranen druppelden uit haar cogen, groote
smart kwam over haar; niet om het ei, neen,
om hem.
Krachtige armen voelde zij om' zicK heen
slaan en in haar oor fluisterde zacht en
lieflijk z'n meelij-stem: „Niet huilen, sehatje,
't is zoo erg niet. Heb je wel gezien wat
er in 5it?"
Neen, zij had het niet gezien, snikte zij,
en o, 't was toch zoo jammer. Weer parel
den tranen in de blauwe oogen.
„Kijk dan eens hier," en hij lichtte het'
rose vleugeltje op, dat als beschermend neer
lag op een klein, wit doosje.
Nieuwsgierig keek zij met vochtige vraag-
oogen. Het doosje sprong open en in donzig-
zacht fluweel rustte een glad-gouden ring,
de verlovings., de geluksring.
Een zonnestraal viel binnen, een lente
bode en deze kuste een gelukkig paartje,
vereenigd in zoete omstrengeling.
H. G. C.
Er zijn van die eigenaardige volksfeesten
die meer en meer verloren gaan.
Wie bijv. weet in Leiden of omstreken
van Paaschvuren, zooals die in Gelderland
langs den Veluwezoom nog ontstoken
worden Een kerkelijk feest wordt opj
dien dag streng, gehandhaafd, n. 1. de in
zegening van nieuwe lidmaten.
Vanouds w. Palmzondag een feestdag
ter herinnering van den plechtigen intocht
van Christus te Jeruzalem. In de Middel-]
eeuwen al lezen wij van „Palmdach". De
palm was dien dag hoofdzaak. Wie er maar
een vinden kon, liep er mee naar de kerk,1
om hem te laten wijden. Was er geen te,
vinden, dan moest een groene tak dienst
doen. Dan was het vaak al in den vroegeü
morgen een gedrang van geweld. Evenals^
vaak nu nog, was de brutaalste veelal er 'tj
best aan toe en de besoheidene kwam thuis:
zooals hij gegaan was. Een oud spreek
woord zei dan ook van een onnoozele: „Hij
weet niet of c'e palm gewijd is of niet.".
Was de palm eenmaal thuis, dan cing.
men zoo gauw mogelijk weer heen, om'
den optocht te t i van „ons Heer opten
ezele." Overal, in elke stad en op elk
dorp, had die optocht plaats. De Heiland
werd daarbij voorgesteld door een beeld'
op een houten ezel gezeten. Het beeld wasj
omhangen met den fraaisten mantel, die
maar te krijgen was, terwijl de ezel op rol
len ging en voortgetrokken werd door
plaatsgenooten.
Zoo te Amsterdam van de Oude Zijde
naar de Oude Kerk. Later ook trok de
processie door de Kalverstraat naar de
Nieuwe Kerk. De Jeruzalemsvaarders,
allen aanzienlijke mannen, die een bede
vaart naar het Heilige Land ge-daan had
den, gingen Voor het beeld uit met de
Jeruzalemsveer in de hand. Achter het
beeld kwamen twaalf bejaarde mannen,
die de Apostelen moesten voorstellen.
Zoo'n processie had veel bekijks. De
scholieren der Latijnsche School, in witte
koorkleederen gehuld, zaten met palmtak
ken in de hand in de bovenkamers der
huizen rond het kerkhof. Hier hield de
processie stil, de scholieren zongen in het
Latijn en wierpen de palmtakken, onder^
volksjubel, voor het beeld. De kinderen
deden ook dapper mee. Zij riepen ,,hosan-i
na" en liepen den heelen dag met hun
Palmpaschen rond. Den volgenden dag
gingen zij getooid met bloemen en bun
palmtak naar school en hadden daar feest.
In het begin der vorige eeuw werden
nog sporen van dit schoolfeest gevonden
in de matresi-enschooltjes. Nog vinden
we in prentenboekjes de volgené* rijmpjes:
Palm, Palmpasctoöi,
Hei, koerei, hei koerei V9
Nog een Zondag, dan hebben wi een ei.
Lc;n ei is geen ei;
Twee ei is een ei;
Drie ei is 't reohte Paasch-ei.
Dit koerei is niets dan een samentrek
king van kopperei is kippenei en is dus
een toespeling op het eieren-eten met
Pasehen.