Ho. 15961
XaXSXDSCH BAdBLAD, Zaterdag* 2 Maart. Eerste Blad,
Anno 1912.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Hfaap doel gemist.
Eenige maanden geleden werd door mi
nister Talma ingediend een ontwerp tot ver
schaffing van land aan landar
beiders, aan welk ontwerp ,,I)e Stan
daard" een artikel wijdt.
Ten gevolge van hot steeds meer voor
komend grootgrondbezit komt de kleino land
bouwer in do knel: or komt bijna geen land
•vrij dan in groote peroeêlen, waar de kleino
lboer niet naar talen kan. Er wordt al eens
in kleine stukken verpacht, dan is daar zoo
veel vxaag naar, dat do prijzen verschrik-
kelijk worden opgedreven.
Om in dezen toestand verandering te bren
gen, zijn dus twee diugen noodigEr moet
omgezien worden naar oen middel, om den
landarbeiders, onder behoorlijke waarborgen,
'geld tot aankoop van land te versohaffen,
jen er moet doorgetast, om, waar in vrijheid
geen land los is te krijgen, door onteigening
den hulpeloozc te hulp te komen.
Hiervan zegt nu „De Standaard":
1 In het eerste was niet zoo moeilijk te
voorzien. Immers, in land en woning zelf lag
onderpand. Hypotheek was niet .afgesneden.
.Gemeente- en Rijkskas kunnen, evenals vroe
ger ingevolge de Woningwet, hulpc bieden.
.Toezicht kan worden uitgeoefend. Zelfs te
gen misbruik van het instituut kan gewaakt
worden, "klaar anders stond het met hot
.vrij krijgen van pand voor koop. Het was
niet onverschillig, waar de landarbeider on
der dak kwam en zijn boerderijtje kreeg. IIcol
yer af was licht land los te krijgen; maar
.wat gaf hun dit?-Hij kan zich niet te ver
verwijderen van den boer, onder wien hij
.werkt. Zijn kinderen moeten naar school
kunnen gaan. Ilij moet met zijn gezin niet
huiten de bewoonde wereld raken. En zoo hij
'goederen teelde, moest zijn erf niet te var
afliggen van den weg, die op de kom van;
het dorp of de markt uitliep. En ook een,
geschikt plekje kon niet met grof geld uit
de hand van den eigenaar gewrongen woiv
iden, of de koopsom' liep te hoog en heel
de onderneming faalde. Vandaar, dat steeds
is ingezien, dat in het toekennon van ont-
feigemngsTecht de moeilijkheid van het pro
bleem lag. Tot toekenning van dat recht
gaat dit ontwerp dan ook over.
Riet grif, noch met voorliefde, veelee'r
.öVordt alles er op aangelegd, om zonder go-
Igcbruik van dat recht het gewcnschte doel
•onder ieders bereik te stellen, maar natuur
lijk zijn dit allés slechts doekjes voor het
bloeden. Voor de eigenlijke kwestie, die liet
hier geldt, komt men toch te staan, zoo-
itlra er geen geschikt land op een geschikte
•plaats tc koop is, en dan, zoo wil het ont
werp, zal ook ten onbzenb tot onteigening
[moeten worden overgegaan.
Dat dit niet anders kan, blijkt reeds uit
j de eenvoudige considerans, dat een zeven
tal k ijke kapitalisten stelselmatig wol een
halve provincie zouden kunnen aankoopen,
en er deinwoners uit verwijderen, gelijk
Sn Schotland met meer dan één streek zoo
vaak al geschied-is. Reeds hieruit blijkt,
Üat aankoop van land niet onvoorwaarde-
i lijk aan het kapitaal kan worden toegestaan,
lën dat evenmin 'de eigenaar van zeer groote
■^tukken land vrij kan zijn bij zijn koop,
óm. allen in- en opgezetencn hun pacht op
Ito zeggen. Het 'land Ï3 voor liet volk, en
feoo bij zijn Verkoop misbruik intreedt, moet
Wel gewaakt, dat de inwoners wonen kun-
ïien. Een absoluut beschikkingsrecht over
[aangekocht land kan daarom aan niemand,
.worden toegekend, en hieruit volgt vanzelf,
'dat de Overheid van het land zioh ook af
jte vragen heeft, i'n hoeverre voor een stand
als die van onze Landarbeiders, die 100,000
iliocfden telt, cenige 'zekerheid "van woning
Jen grondverkrijging behoort vast te staan.
!Ook ons inziens kon daarom de Minister
jgeen andere keuze doen dan hij in dit zijn
.ontwerp deed. Slechts zal scherp zijn toe tc
jzien, dat geen misbruik insluipe. Nu waakt
het ontwerp reeds op meer dan écu manier
■hiertegen, maar tooh 'zal alles er van af
gangen, op wat Wijs de stand der landarbei
ders', v.oo het ontwerp doorgaat, zich dit
|H iet hoog genoeg te schatten privilegie waar-
jdig zal betoonen.
Wijl er in 'ons blad in den laats ten tijd
•herhaaldelijk is geschreven over trekhon
den, maken wij melding van hetgeen daar
omtrent in „Het Nieuws van den
Dag" wordt gezegd door E. R- D- Sohaap,
van 's-Gravenland.
Als landschapschilder zeer veel langs wei
nig bezoohte wegen dwalende en menigmaal
uren lang op eenzame plekken werkende, ben
ik meer dan menig ander in de gelegen
heid het lot der trekhonden te leeren ken
nen. Ik kan alleen oordcelen over hetgeen
er geschiedt in heb Gooi en de Vechtstreek,
en de toestand ïs daar van dien aard, dat
de lionde-n in 50 van de 100 gevallen voort
durend mishandeld worden. Feiten, die da-
lijlcs zijn waar te nemen, zijn, behalve over
lading, veel te 'groote afstanden, zonder rust,
en slechte of veel (te geringe voeding, hét
met stok of zweep slaan, heb schoppen tegen
den buik en het gebruik van zieke of aan,
rug en pooten verwonde dieren.
Of eenige wet 'dat verbiedt, be beckon t
zeer weinig, want 'de mishandelingen geschie
den in hoofdzaak op eenzame wegen, waar
soms in dagen 'geen veldwachter langs komt.
De nieuwe Trekhondcnwet verbiedt dat meer
dan twee mensehen op de kar plaats nemen.
In ontelbare gevallen zag ik buiten de dor
pen hondekarren met 3 en 4 mensehen. er
op. Ik heb bijgewoond, dat er 4 vrouwen
een paar centen betaalden oni eeu grooten
afstand mee te 'rijden; de bestuurder stapte
dan af en sloeg gedurende den rit de reeds
doodvermoeide honden voortdurend 'met een
stok.
Wat ér ook in dc wet moge bepaald zijn
omtrent tuig en aanspanning, voortdurend
ziet hien, dat door tc lange tvekzeelen de
borstriem vee.l te ver naar achteren beves
tigd wordt, zoodat het gewicht dor opwip
pende. kar steeds op het zachte buikgedeelte
drukt; „dan h,eeft 'men den hond beter in
zijn macht", wordt er geredeneerd. En wat
verwonde pooten betreft, dit komt te veel
voor dan dat ontkennen anders dan belache
lijk zoude zijn.' Het meest gebruikte genees
middel daartegen is ze met kooltcel* in te
smeren. Is een weg eenmaal met cokesafval
cn de glasachtige zelfstandigheid, die in;
sintels veel voorkomt, bedekt, dan heeft bijv.
een melkboer, die tweemaal per dag van
zijn boerderij naar zijn land per kondekar
trekt langs dien weg, zoo maar niet dc
keuze van een anderen weg.
Wie werkelijk in deze, oordcelen mogen,
en dat zijn alleen zij, die veelvuldig cn
lang aaneen vertoeven op groote, oenzamó
wegen, ver buiten dorp en stad, zien dage
lijks .do absoluut onvoldoende werking der
Trekhondenwet. Een wofcals deze is er niet
een, die door de betrokken personen wordt!
nageslagen, om er Zich naar te riohten. Zij
ontleent haar kraoht alleen aan de bedreig
de straf. Doordat deze wet in werking is
gesteld, is heb ras der hondenbeulen niet
verbeterd of verminderd, én haar toepassing
ware alleen mogelijk als er achter iedere
hondekar voortdurend êen veldwachter per
rijwiel reed.
Het verbeteren van het hondenras zoiivoór
de helft der gevallen alleen be teek-men, dat
er ec\n beter ras mishandeld werd dan tot
nu, toe. Het gezond verstand der Èngelsohen
trachtte niet. naar eenigewet, daar zij de
onmogelijkheid der toepassing inzagen en zij
verboden daarom' kortweg 't gebruik van
den hond als trekdier. Aan Nederland ds
't voorrecht gegund een wet te bezitten,
die de mishandeling bedoelt tegen le gaan,
maar daartoe totaal onmachtig is. En ieder,
die koopt van een hondekarliouder, van wien
hij niet absoluut 'zeker is, dat hij zijn
dieren goed behandelt (en als ze oud worden
doodt, i n plaats van zc tc verkoopen o.an
andere karhoudeï3, die de afgeleefdo dieren
een jammerlijk lot 'doen ondergaan), werkt
rechtstreek-s mede tot het laaghartigsto wat
er in de wereld' bestaathet mishandelen on
kwellen van schepsèls, die aan hem onder
geschikt zijn.
„De Standaard" verwacht, dat de
Grondwetsherziening, die de
Regeering voorbereidt, een algemeene zal
zijn, m. a. w. dat daarin alle elf hoofd
stukken van onze Grondwet begrepen zul
len zijn.
Hieruit volgt aldus „De Stand
aard'' vanzelf, dat op enkele hoofd
stukken sleohts wijzigingen van onderge
schikt belang zullen worden voorgesteld, ter
wijl er andere hoofdstukken zullen zijn, die
om uiterst gewichtig principieel© wijzigingen
roepen. We denken bij het laatste vooral
aan de Troonsopvolging^ aan liet Kiesrecht-,
aan het Koninklijke gezag, aan het Onder
wijs, aan de Kerkcnkwestie en wat diea
meer zij.
Welken weg zal nu het Kabinet hierbij
inslaan1? Zal het al zijn ontwerpen van
wijziging in éénzelfde wetsontwerp saam
vatten, of zal het den weg van vroeger in
slaan, en verschillende ontwerpen van wet
indienen, rakende achtereenvolgens enkele
op elkaar volgende hoofdstukken der
Grondwet of zekere groepen van hoofd
stukke^ die nauwere verwantschap bezit
ten.
Vooral, zoo men met voorstellen in twee
den termijn te doen had, zou dit bij de
stembus zeer aanmerkelijk verschil maken.
Dan tooh zou men bij meerdere ontwer
pen een keuze kunnen doen zich voor het
ééne en tegen het andere kunnen verkla
ren. Waren daarentegen alle wijzigings
voorstellen in eenzelfde wetsontwerp saam-
gevat, dan zou men zich genoodzaakt zien
bij de stembus te beslissen, of de gewensch-
te voorstellen den prijs van de niet ge
wcnschte waard zijn.
Had men daarentegen nog niet met voor
stellen, maar nog pa-s met- eerste ontwer
pen te doen en liep cE de Revisie over een
vier of zestal ontwerpen, dan komt men
zich voor het eerste en tegen het andere
verklaren en over veel grooter vrijheid van
oordeel beschikken.
En nu kan men wel zeggen, dat het uit
de feiten blijken zal, wat keuze het Ka
binet doen zal, clooii men vergete niet
dat de indiening van welke ontwerpen dan
ook, zoo laat zou kunnen plaats grijpen,
dat er geen tijd overschoot voor een be
hoorlijke etembusactie. Uiterlijk in Maart
1913 behoort men te weten, voor welke ca
sus-positie men in Juni staan zal. Anders
toch kan men wel een opinie aan de kie
zers opleggen, maar ze niet uit den kring
der kiezers zeiven laten opkomen.
Vermoed mag dan ook worden, dat de
Troonrede in September 1912 over dit ge
wichtige punt wel heb noodigc licht zal
verspreiden. En mocht dit onverhoopt niet
heb geval zijn, dan zou, vóór 1912 ten
einde liep, allicht een vriendschppelijke
interpellatie aan de Regeering de gelegen
heid kunnen verschaffen, om het publiek
zekerheid te geven aangaande haar plan
nen
„D e Robber damme r", instemming
betuigende met heb artikel van rar. A. van
Gijn in „D e Nieuwe Courant" over
vergrooting van het aantal
leden der'Twee de Kamer, voegt
aan de door den schrijver aangevoerde
pleitredenen voor vergrooting van 't grond
wettelijk getal leden der Tweede Kamer
nog de volgende toe:
Vooreerst zal een gro-ote Tweede Kamer
veel meer werkkracht opleveren, geschikt
voor commissie-arbeid. Groote parlementen
zullen allicht heel wat werk verwijzen naar
commissies. Wat vooral ten voordeele komt
van allerlei wetgevenden arid, waaraan
geen actueel politiek belang is verbonden,
maar die van groot nationaal belang zijn-
Thans verdringt de politieke arbeid a Lie an
dere, en al dit andere blijft dan ook schier
regelmatig jaar in jaar uit eenvoudig lig
gen. Meer commissie-arbeid, meer krachten
daarvoor en meer afdoening van zaken zal
dus het gevolg zijn.
En in d'e tweede plaats bestaat er groote
kans, dat het Kamerlidmaatschap voor de
individueel© leden veel minder beslag op
den tijd zal leggen en dus voor een veel
breeclere rubriek van personen bereikbaar,
die thans zich niet beschikbaar kunnen
stellen. Het is een misstand, dat hoe langer
hoe meer het Kamerlidmaatschap een af
zonderlijk beroep wordt. Tal van uitnemen
de krachten worden daardoor aan het Par
lement onttrokken, die daar thuis hooren.
Vele bekwame mannen uit handel, indus
trie en gcatudeerde kringen van verschil
lenden aard zouden gaarne een deel van
hun trVl geven. Ook mannen van de adrnis-
tratie als wethouders van groote re plaat-
mensch, zooals een der onderwijzeressen
eens had gezegd. Het leven kon eerst voor
haar beginnen, als de leerjaren voorbij war
ren, en het zelf moeten werken voor het
brood een aanvang nam.
LevenMaar zou dat werkelijk haar toe
komst zijn. Als zij ergens onderwijzeres
werd, wat een zorgen wachtten haar dan
Zij dacht aan de onderwijzeressen op de
kostschool. Wat werden die, iederen dag
opnieuw, veel geplaagd. Wat een zonloos
leven leidden zijEen gevoel van tegenzin
in zulk een leven maakte zich van haar
meester. Neen, clat mocht geen genotvol
leven heeten.
Geheel andere verlangens had zij, geheel
andere dingen zouden haar geluk brengen.
Reizen, veel van de wereld zien, zich over
veel schoons verheugen en geen zorgen
hebben over geld...
Toen begon zij te rekenen. De baron was
vijftig jaar. Zoo oud ongeveer als haar
vader, toen deze stierf. Maar dat verschil
was te groot. Neen, neen, zoo iets kon
niemand van haar verlangen. Als zij Friccl-
rich eens om raad vroeg... of Dorothé Maar
de baron had zelf nog geen woord over zijn
plannen gesproken. Francisca kon zich best
vergissenhet was een veronderstelling,
die allen grond van waarheid miste.
En toen dacht Annalena weer aan de on-
pleizierige stemming, die er de laatste da
gen op Damitz heersehte. En zij vroeg zich
af of oom Anton haar wel op Voswinkel zou
willen ontvangen. Het zou daar heel wat
aangenamer zijn dan hier. Met Francisca
kon zij niet meer praten en Frieclrich z&g
zij bijna in bet geheel niet meer.
Gisteren had de opzichter zich als volgt
_t<2£eu haar ge uit
sen en Gedeputeerde Staten zouden dit
gaarne doen. Thans geschiedt dit óf niet
ten koste van de deugdelijkheid van cén
van beide waargenomen bebrekkingen, En
juist de hier bedoelde personen bchooren
in de Tweede Kamer thuis, ook al spreken
zij in de openbare vergaderingen dan niet
veel.
Wij gelooven dan ook niet, dab, zooals
mr. Yan Gijn heb noemt, het aureool van
het Kamerlidmaatschap zou dalen. Wij ge
looven eerder, dat het zou stijgen. Er zul
len altoos enkele politieke leiders blijven,
voor wie dit leiderschap een levenstaak
vormt, en dus op hun gcheelen werktijd zal
moeten beslag leggen.
Maar wat thans zoo veelszins ontbreekt,
zal er dan komen, Dat is die groep van
door maatschappelijke en administratieve
ervaring of door deskundige studie kundige
mannen, die niet bestemd zijn om op de
openbare zittingen veel t>e praten, maar ia
de commissies en bij de voorbereiding in
het algemeen nuttigen arbeid te verrichten.
Wij wijzen er maar eens op, hoe hoog reeds
thans in de Tweede Kamer een kundig me
dicus, bouwkundige of landbouwkundige
wordt gewaardeerd en hoe men vaak juist
deze elementen mist. En die zijn alleen te
verkrijgen, als het Kamerlidmaatschap niet
te veel tijd vergt van do gewone, niet po
li tiek-leidende leden.
Wij hopen, dat dit punt ernstige bespre
king en overweging zal vinden.
,,D e Maasbode'' bespreekt, naar
aanleiding van het geval, dat een onderwij
zer te Sloten, dio een leerling geslagen hacl,
veroordeeld werd tot een geldboete van
f 10, het t u c ht i g i n g s r e c h t on
schrijft o. a.
Wij zouden niet gaarne zien, dat ae on
derwijzers meenden, dab een zeker tuchfci-
gingsrecht hun niet toekwam.
Vooral zou het eon ware ramp zijn,
voor een deel reeds besbaat dio meening
indien die verkeerde opvatting zich bij de
ouders en do jeugd zelf verbreidde.
De onderwijzer, dio een last-igen leerling
in do klas heeft, ware, als het rooht op
zekere" lichamelijke kastijding niet bestond,
diep te beklagen.
Wel zou het overeenkomen met een wee-
kelijke humanitaire richting in de opvoe
ding, maar het onderwijs zou er ten zeerste
scha bij lijden.
Een goed onderwijzer gebruikt het u 1-
timum r e m e d i u m, dab meest mate
rieel© middel, zelden of nooit.
Maar heel iets anders zou het zijn, als
in het uiterste geval hem dit middel ont
brak ja, meer nog de jeugd, de enkele
lastpost ia de klas, in de wetenschap van
zijn onschendbaarheid den toon in de klas
bedreven, heb onvoorwaardelijk-noodzake-
3ijk gezag van den onderwijzer vernietigen
kon.
Het tuchtiging»recht staat, ook niette
genstaande do enkele uitspraak van de"»
Amsterdamechen rechter, boven twijfel en
blijvo dat-
Maatschappij der Ned. Letterkunde.
In do gisteravond gehouden maandeiijk-
scho vergadering van de Maatschappij der
Ned. Letterkunde liield dr. E. B. Kielstra,
te 's-Gravenhage, een voordracht over
„Nederlands betrekkingen tot Riouw",
welk onderwerp hij behandelde in verband
met het Sultanaat aldaar.
In een oveizichb van dio betrekkingen ge
durende drio eeuwen, stelde spr. in het
licht hoe onbetrouwbaar in den regel de
Riouwsche vorsten waren, goweest, vooral
de „onderkoningen", afstammelingen van
de aanvoerders der zeerooversvloten, waar
mede een der Sultans in het begin der
18de eeuw zijn rijk veroverd had. Spr.
deelde o. a. mede hoe die zeeroovers nog
tot het midden der 19de eeuw. soms met
medewerking van sultan of onderkoning
een belangrijke rol in dat eilandenrijk speel
den hoe de Sultan in 1784 door onze wa
penen in zijn gezag hersteld, een paar jaar
later verraad pleegdo.
In 1857 werd de toenmalige sultan a-fge-
Zulke heeren zijn er niet veel. Dat is
maar van den vroegen morgen tot den
laten avond werkzaam op het landgoed.
Werkelijk, het is bewonderenswaardig! En
hoe alles door al dien arbeid hier veranderd
is, juffrouw 1 Er wordt zuinig huisgehouden.
Maar toch gaan we nog niet zoo snel voor
uit als gewenscht was. Ik wou, dat we het
geld hadden, clat voor het jacht uitgege
ven is. Maar mevrouw schijnt zich in het
geheel niet te interesseeren voor het land
goed. Dat was toch met juffrouw Dorothé
heel anders. Die mis ik eigenlijk nog iede
ren dag; mijn vrouw trouwens ook. Wan
neer zou zij terugkomen?''
Annalena werd steeds somberder gestemd.
Geld, altijd weer geldWaarom kon haar
broer het landgoed niet tot dion bloei bren
gen, die noodig was? Omdat hij geen kapi
taal genoeg had natuurlijk, had Dorothé
liaar eens gezegcl. Dat begreep Annalena
met. Francisca wierp het geld toch bij han
den vol weg. En wat van Francisca was,
dat behoorde toch ook aan Friedrich,
dacht zij.
Zij gevoelde, dat ook zij tob nu toe weinig
geweten had van wat er eigenlijk op Damitz
voorviel. En zij besloot van nu a-f de oogen
goed open te houden, opdat zij van alles op
de hoogte zou blijven. Als het dan bleek,
dat zij werkelijk zoo arm was, als zij dan
toch een beroep moest kiezen om van te
leven, ja, dan zou ze...
Het verdere bleef zelfs i'n gedachten 'on
uitgesproken.
In droevige stemming ging zij huiswaarts.
Den volgenden morgen reed Annalena met
hoor broeder het dol in, Hot rijtuig wa
zet, omdat hij zich als onafhankelijk vorst
gedroeg, en zich tegen ons verbod in, rneb
de zaken op het Maleiech schiereiland be
moeide.
Toen cle Sultan in 18S3 overleed zondek
een opvolger na te laton, kozen de la nel s-
grooten den Boegineeschen onderkoning,
en toen deze weigerde, diens zoon, tot Sul
tan. De Indische regeering keurde dab
goed. Ofschoon zij wist dat de Boegineesch©
partij haar weinig genegen was, achtte zij
het niet noodig, maatregelen te nemen tob
verzekering van haar invloed. Met het over
lijden van den onderkoning in 1899 nam
diens waardigheid een eincle, maar niet
heb stoken van zijn partij, aan welker
hoofd een halve broeder van den Sultai*
stond.
De Sultan trok zicli zoo weinig aan van
onze opperheerschappij, dat cle Gouv.-Gen-
Rooseboom hom op bijzonder duidelijke
wijze mededeelde dat men zoodanige hou
ding niet langer zou dulden. De bedreiging
hielp slechts tijdelijk. De toestand werd ge
heel onhoudbaar toen des Sultans zoon cn
troonopvolger, wiens moeder juffrouw
Barens, van Europeesche afkomst was
zich geheel bij de anti-Europeesche partij
aansloot, en ook zijn vacler daartoe over
haalde. Nu moest worden doorgetast. Do
Sultan en zijn zoon werden afgezet en niet
vervangen. Van nu af nemen Europeeschej
ambtenaren hun plaats in, zeker tot voor
deel van land en volk.
Gevaar voor den vischstnnd.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Door cle Vereeniging tot veredeling vant
den NederLandschen vischstand i3 het vol-»
gende adres aan B. en Ws. gezonden:
„Dc Vereeniging ter veredeling van dert
Nedertandsc-hen vischstand, kennis geno
men hebbende van uw voorstel aan don ge
meenteraad, om een gedeelte gemeente-»
grond aan de noordzijde van het IJ in erf^
pacht te geven aan een maatschappij, dia
zich ten doel stelt daar een fabriek op to
richten voor het smelten en bewerken vait
metalen, heeft de eer uw aandacht te ves
tigen op het volgende:
Indien aan zulke fabriek gelegenheid
wordt gegeven afvalwaters of residuen in
het IJ te lossen, of haar dampen, die schx-r
delijke bestanudeelen bevatten, los te
ton, ontstaat er groot gevaar voor den
vischstand van onze wateren, en van dezul
ke, die met dezelve in verbinding staan.
Do vereeniging hoopt, dat gij alle maafn
regelen zult weten te bedingen, om deze"
nadeelen geheet en al te keeren."
Verklaringen van huwelijks
voltrekking;.
Naar aanleiding van een door verschillen
de ambtenaren van den Burgerlijken Stand
tot den Minister van Financiën gerichte
vraag, of zij ongezogéld kunnen afgevende
verklaringen van huwelijksvoltrekking,
wclko bestemd zijn om te worden overge-»
lcgd vóórdat tot het kerkelijk huwelijk
wordt overgegaan, heeft de Minister alsr
zijn meening tc kennen gegeven, dat er
geen twijfel bestaat, dat 'n verklaring van.
huwelijksvoltrekking, afgegeven d'oor amb
tenaren van den Burg. Stand behou-j
dons gevallen van gebleken onvermogen
op zegel behoort te worden gesteld, zelfs
«al wordt zulk een verklaring afgegeven in
den vorm van een onderteekend berieht,
omdat het ook in dien vorm blijft een
stuk door een openbaar ambtenaar in zijn
quaiiteit onderteckend en opgemaakt
met het doel om tot bewijs te strekken
Naar cien Minister is medegedeeld, worden
bedoelde verklaringen 6inds eenigon tijd
ongezogeld afgegeven.
Bij cle wijziging van de Zegelwet zal wor
den overwogen, of voor het in r-' 136 B.,
W. bedoelde bewijsstuk een vrijstelling in
liet leven k«on worden geroepen. Zoolang
do tegenwoordige Zegelwet evenwel bestaat
behooren haar bepalingen te worden nage
leefd.
haar naar Voswinkel brengen en Friedrioli
begeleidde haar tot de 6tad.
„Nu, pleizierige reis!" zei hij bij het af>
scheid nemen. „En doe oom Ajiton mijn
hartelijke groeten en Dorothézeg haat-
dat ik haar zeer mis."
Terwijl Friedrich een bezoek aan a-dvo
caat Burger, een ouden studievriend van
hera, bracht, met wien hij een zeer ernstig
onderhoud had, reed Annalena door den.
heerlijken morgen langs de rivier op Vos<
winkel toe. Voswinkel lag midden in clel
bosschen en 't was voor dc eerste maal, dat
AnnalcDa er zou komen. Tijdens het leven
van haar vader toch waren nooit bezoeken
over en weer gebracht.
Eenige n tijd vóór Ket eten kwam zij op
Voswinkel aan, waar zij met gelach en geju
bel en geblaf van wel een dozijn honden ben
groet werd.
„Nu, daar is zo dan eindelijkzoo bo-
groette oom Anton haar hartelijk. „Tyras
heeft blijkbaar al vriendschap met je ge
sloten. Welkom op Voswinkel. Het wordt
hier zoo langzamerhand eon jongedames-
pension."
Hoc good deed ADnalena die hartelijk-»
heid. En met hoeveel liefde sloeg Dorothé
haar armen om haar hals en wat keek zij
met haar goedige oogen haar aan
„Ik heb zoo naar jo verlangd, Dorothó.'*
„En ik naar jou, Annalena."
„Dat zegt ze nu maar. Ze heeft haar aart-»
dacht bij heel iets anders," spotte oom. „Je
zult zelf wel zien; ik wil niet uit de school
klappen. Het moot een verrassing voor je
blijven."
(Wordt vervolgd.)
'89)
„Ik verbied je die hofmakerij nog langer
ïn de hand te werken. Annalena is nog ge
heel onschuldigzij vermoedt ook nog niets
van de plannen van den baron. Ik zal niet
'dulden, dat je haar in hot ongeluk stort. Je
zult me beloven, dat je hen tot het vertrek
van Thumm geen oogenblik meer alleen
•laat."
Francisca wierp het hoofcl in den nek en
stapte zoo naar haar kamer, het aan hem
overlatend haar zwijgen uit te leggen zooals
hij wilde. Friedrich begaf zioh eveneens
naar zijn kamer. In een vertrekje naast zijn
studeerkamer had hij een ledikant laten
zetten onder voorwendsel, dat hij door zijn
yrocg opstaan zijn vrouw niet in haar nacht
rust wildé'storen. Hij wist niet hoezeer hij
Francisca daarmee had geërgerd.
Friedrich had zijn vrouw t-ot nu toe steed g
met allerlei attenties omringdhij had haar
•steeds veel liefs gezegd. Nu was dat met
'één sl«ag veranderd en Francisca vroeg zich
af, of het voor altijd was, dat zij dit zou
moeten missen. Hij was vroeger zoo gemak
kelijk te leiden geweest. Wat dat plotseling
veranderd? Zij wish clat hij haar liefhad,
en het was toch niet mogelijk, dat. dit was
veranderd? Een oogenblik dacht zij er over,
i om Dorothé haar erfdeel toch maar uit te
betalen; misschien zou Friedrich dan weer
'als vroeger worden. Maar daarmee zou zij
(het geluk van Ribbeek bevorderen en dat
jBt-ond haar tegen. Van dat plan zag zij
dus af.
Ondanks het verbod van haar man, zorg
de zij er voor, dat baron Thumm nog gerui-
men tijcl met Annalena alleen was.
Toen Thumm vertrók, herinnerde hij An
nalena nogmaals aan wat hij den vorigen
dag gezegd had.
„En schrijf mij van tijd tot tijd."
„Goed en in October zien wij elkaar
weer hèl''.
De baron stapte in zijn auto. Zijn vertrek
was onverwachts een uur vervroegd en zoo
kwam Friedrioli niet tijdig genoeg, om af
scheid van Thumm te nemen.
Francisca zag de auto eenigen tijcl na en
wendde zich toen tot Annalena.
„Weet je wel, dat de man, die daar juist
wegrijdt, je zeer liefheeft?"
„De baron? Ja, hij is altijd erg aardig
voor me", zei Annalena. wat verward.
„Je hebt tot nu toe slechts een goeden
vriend in hem gezien. Hij wil echter meer;
als hij weerkomt, zou hij je tot zijn geluk
kig klein vrouwtje willen maken."
„Francisca!" riep Annalena ontsteld.
„Het zou een huwelijk zijn, waarom allen
je benijden zouden, kind. Grijp toe, als het
geluk zoo nabij is; als je dat niet cloet, zal
je er later spijt van hebben. Spreek er met
niemand over tot hij terugkomt."
Francisca ging naar boven en Annalena
greep haar hoed en snelde naar het bosch.
Een gevoel van groote schaamte greep haar
«aan. Zij moest «alleen zijn.
Zij herinnerde zich nu zoo menig woord,
zoo menigen blik van den baron, die voor
haar nu plotseling een zoo geheel andere
beteekenis had. Zij voelde, dat er'Veel waar
was van wat Francisca had gezegcl. Het
gold een niet alledaagsche partij. En wat
jriEen schoolmeisje aofr een wordend 1