ZO N D AG5 E> IA Df
ISID5CH DAGBIAD
De eerste tocht per stoom»
boot over het Kanaal.
STOFGOUD.
RECEPT.
No. 2.5961,
2 Maart.
Anno 1912.
+1»
i?r •ffr* iri -;Ti•\?iiT;
rz 11 li in ilin iS|hnli!mi;iii it ili ui {li*tl gin}
*r VAN HET 'v
ill «4 40*4««&é4d lil
Van plan veranderd.
Eet groeien van den rnenscü.
In een oudé Belgische oouTOnt komt een
•uitvoerige beschrijving voor van den eersten
tocht per. stoomboot van Londen naar Havre.
He reis begon den 9den Maart 1816 en duuirde
negen dagen.
Hoe men tot zulk een „koene onderne
ming" kwam? iWel, de heer Laf fit te, de
latere Minister van Financiën in Frankrijk,
in die dagen directeur van een Bank, treeder
én ondernemer van snelpostvetrvoer in Parijs,
wenschte er zich van te vergewissen, of de
nieuwe uitvinding (beweging door stoom)
ook van practischó waarde was. Tot dat
doel gaf hij een dér officieren zijner zeil-
vaartmaa.tsoliappij, Andriel genaamd, op
dracht, oml tot eiken prijs een stoomboot
uit Engeland te halen en na^lr Parijs te
brengen.
In de Haven: van Londen Vond Andriel
Örie van dé bedoelde booten en kocht, de
grootste, die zestien méter lang en vijf me
ter breed was en een machine van zes poalr-
Idekrachten bezat. Hij doopte het bootje
vJülise" en ving 9 Maart de reis aah. Nau
welijks in zee, werd de „Elise" door een'
Zuidwestenstorm! overvallen. De verschrikte
bemanning begon te morren en Andriel zag
rich genoodzaakt zijn schip te Dungenesjs
ïn Veiligheid te brengen. Den 15den Maart
feoheen de zee kalmer te worden en de stoom
boot verliet de veilige haven; maar weldra]
jBtak een nieuwe storm' op, de zee werd
'geweldig onstuimig en door den golfslag
braken van een der raderen van de boot
vier schoepen. Met veel moeite wist Andriel
ér zich doorheen te slaan tot Newhaven, waar
'de geleden averij werd hersteld, en den 17den
Maart koos hij ia tegenwoordigheid van een
groote massa toeschouwers ten derden male
zee. Te middernacht verhief de storm zich
opnieuw en de bemanning drong er sterk op
aan, naaT Engeland terug te keer en. Andriel
(echter 'besloot verder te gaan en liet de
yuTen nog eens goed iaariblazen.
Het slechte weer nam hand over hand
•toe, de boot slingerde en stampte ontzettend;
van tijd tob tijd rolden stortzeeën over boord,
waardoor de ontstelde bemanning telkens
tegen dek wérd geslingerd. Toen Andriel
zich eenige ocgenblikken in zijn hut op
hield, viel daar de kachel om', waardoor een
begin van brand ontstond, dat echter ge>-
lukkig spoedig geblnscht werd. Nogmaals
deed de bemanning een poging, den kapi
tein tot térugkeeren te bewegen; deze had.
^Hier echter geen oo'ren naar en bozwoer de
isteeds aangroeiende ontevredenheid met de
belofte, dat bij dengene, die land meldde,
[drie flesschen rum zou geven.
Em tegen den morgen weerklonk de lang
verwachte roept men had Havre in 'tzicht.
Het was toen IS Maart, 6 uren in den mor
gen. In de verte kruiste een loodsboot, maar
nauwelijks had de bemanning daarvan het
vreemdsoortige vaartuig opgemerkt, of, in
t .weerwil van de noodseinen, die Andriel gaf,
ging die boot zoo spoedig mogelijk een,
andere richting zeewaarts.
Andriel poogde nu zonder loods binnen
te komen; dat gelukte hem en om acht uur
lag de „Eli.se", aangegaapt door een reus
achtige volksmenigte, aan de kade. De ver
tegenwoordiger zijner reeder ij was er even
wel niet en Andriel moest hem in zijn woning
ia Havre opzoeken, en zijn mededeeling, dat
hij mét een stoomboot uit Engeland was
aangekomen, vond in den beginne heel geen
geloof. De agent méende, dat zijn bezoeker
hem iets op de mouw speldde; hij zou wel
mét do post over Galais zijn gekomen. Dat
een stoomboot met zulk stormweer een der
gelijke zeereis kon doen, hield hij voor on
mogelijk.
Den volgenden morgén ging Andriel verder
'de Seine op naar Parijs. Den 22sten Maart
lag 'de „Elise" voor het Champ de Mars
voor anker; hier kreeg de boot twee kanon
nen, oml saluutschoten te kunnen lossen,
voer daarop de Tuilerieën langs en vuurde
de voorgeschreven 20 schoten af. Koning
Lodewijk XVHI gaf bij deze begroeting
persoonlijk zijn ingenomenheid te kennen door
in de handen te klappen.
Een mensch', dien de nabijheid van den
groot man niet in vlam zet en buiten zioh-
zelven doet geraken, is niets waard.
Wat iedereen Voor een uitgemaakte, zaak'
houdt, heeft het meest noodig te worden
onderzocht.
Lichtenberg.,
Warm» chooola/delpuddiing.
200 gram oud brood zonder korst, 150
gram zoete amandelen, 250 gram suiker, 65
gram poeder-cbooolade, 4 eieren, li decili
ter melk, 10 gram boter.
Bereiding: De poedorchocolade in een
kom doen met de suiker en aanmengen
met de melk. Hierbij één voor één ö'e eiéri
dooiers voegen, de gemalen amandelen on
het geraspte of fijngebrokkeld brood. Dit
alles goed door elkaar werken, het zécr
stijfgeklopte eiwit er daarna bijvoegen en
anes in een met boter ingewreven pudding
vorm doen. De pudding moet een uur in
kokend water koken en wordt gepresen
teerd met een warme vanieljesaus.
Afgeluisterd.
Drie dames in de tram. Druk pratend
over pretjes, schouwburg, uitgaan, partij
tjes.
,,We zullen eens een buitenpartijtje hebr
ben binnenkort," zegt er èen.
„Wanneer!"
„Met Pasohen.
„Wanneer is 't Paschen?"
„Kijken." De eene dame zoekt in Haar
almanakje: „7 en 8 April."
De ander: „7 April, wanneer is dat? Op
welken dag?"
„Op Zondag."
„Hè, hoe vervelend!"
„Eerste Paaschdag is toch altijd Zon
dag?"
„O ja?
Stille verbazing rondom.
Z e e r j u i 6 t.
Een rijk man laat bij zijn dood 200,000
gulden na, en wel 1/5 aan zijn zoon, 1/6 aan
zijn dochter, 1/7 aan zijn vrouw, 1/8 aan
zijn broer en de rest aan een liefdadige in
richting. Wat heeft nu iedere erfgenaam?
Kleine Piet: ,,'n Advocaat meester!"
Evenknie.
Op een kantoor is de boekhouder overle
den. Een van de jongere bedienden wendt
zich schriftelijk tot de directie met het
verzoek de opengevallen plaats te mogen
innemen. Hij schrijft:
„Onze boekhouder is gestorven; aange
zien ik betzelfde kan doen, zou ik gaarne
zijn plaats innemen."
Boosaardig.
„Waarom schrijft Muller altijd zuïké ón-
matig lange brieven?"
„Om zeer veel „zijdig" te lijken.'!
Slimme bonden.
Twee heeren zaten in een café over de
slimheid hunner honden op te snijden.
„De mijne", zei de een, „is buitengewoon
verstandig. Hij brengt mijn brieven naar
de post. Gisteren liet hij er een vallen eu
begon met den staart te kwispelen. Ik (keek
den brief na, woog hem en merkte, dat bij
niet voldoende gefrankeerd was."
„Ik geloof u graag", antwoordde de an
der. „Wat Uk met den mijne ondervond» ia
nog sterker: Hij brengt mijn brieven ook
naar de post. Vanmorgen liet hij er oea
▼allen en wou hem niet meer opnemen. Weet
u waarom?"
„Neen."
„Het adres was niet juist. Ik had Lei
den geschreven in plaats van Haarlem 1"
De deugden der dieren.
Vrouw: „Neem een voorbeeld aan de die
ren, die drinken alleen, wanneer ze dorst
hebben."
Man: „Ja, en praten doen ze heelemaal
niet."
Bij de Niagara.
Engelschman (met acht dames op reis, fct
gids): „Zeg, zijn we nog niet bij de water
vallen?"
Gids: „We zijn er vlak bij, meneer, en
als de dames een oogenblikje den mond zou
den willen houden, zou u een donderènd ge
raas booren."
Staatsloterij.
Twee buurvrouwen spelen samen in oe
Staatsloterij- Bij het nazien van cfo trek
kingslij st zegt de eene tot de andere:
„We zijn niet bij de nieten en oofc niet
bij de watten."
Er'ïn geloopen.
Hij kwam diep in den nacht thuis uit de
©oos, trok beneden aan de trap zijn laarzén
uit en sloop op de teenen de slaapkamer
binnen. Toen hij bemerkte, dat zijn vrouw
wakker werd, zat hij in een oogwenk niasb
'de wieg en begon verwoed te schommelen.
„Wat doe je toch?" informeerde me
vrouw.
„Wel, ik zit hier al 'n paar uur en ik kan
baby maar niet in slaap krijgen."
„En hij ligt hier bij mij in bed."'
Duidelijk.
Moeder: „Hoeveel bier heeft vader gis
teravond in de herberg gedronken, Jantje?"
Jantje (zwijgt).
Vader: „Kom, geef antwoord! Waarom
sta je daar of je niet tot één tellen (kan?"
Uit eenroman.
„Vele jaren waren sedert den moord ver-
loopen. Maar de gewetenswroeging knaagde
aan het merg van den niet ontdekten moor
denaar en spoedig moest hij in het gras bij
ten, dat over de zaak gegroeid was."
Een lesje inzake schoon
moeders.
Naar aanleiding van onderstaand Aller-
leitje in ons vorig Zondagblad:
„G edeeld leed.
Het heeft zijn goede zijde, als men een
meisje hu\jt, dat veel zusters heeft: dan
wordt de schoonmoeder meer verdeeld 1"
ontvingen wij volgend schrijven:
„Mijn beer
gij heb zeker een lastiege schoon moeder
of ge hat daar gij het er zoo dikwijls over
heb in het zondags blad van het lijsohe dag
blat zulke aardigbede ver wekke bij jonge
luij die nog moete trouwe al een vooroordeel
in teegen een schoon moeder voor al bij
domme mensche welke hüwelijke worde cr
tegen woordig ge slooten van veelle die
zoude wille dat ze nog van elkaar en ver
deelt konde worde om dat ze ellkander niet
verstaan zonder dat er een schoonmoeder
bij te pas komt ik zeg niet dat er geen
lastiege schoon moeders zijn maar ook ruim
zoo veel lastige schoon zoons en dogters heb
u het daar in het ver volg maar eens over
in het allerlij
nü dit schrijven ïs van een moeder die
niet ver deelt behoeft te worde
Want die verdeelling van die schoon
moeder wort tog onder een grap bedoelt
omdat zij lastig zijn of biet©"
iilÉlMlTÉl
M
Op ïekérën avond deden bardnes De Maircy
én haar ©enige zoon Max een wandeling
door het park.
Jane Lussac, een achternichtje, dat óp Het
kasteel als juffrouw-van-gezelschap dienst
deed, liep, treurig door hetgeen zij hoorde,
achter hen,
„Wees toch' verstandig, kind, ik ben wel
niet schatrijk, maar heb toch geld genoeg,
om je een onafhankelijk bestaan tc verze
keren. Niets verplicht je tot dat huwelijk."
„Miss Bella Burkson is een lieve blon
dine met zwarte oogeu, moeder; dk heb haar
nog niet lief, maar zij bevalt mij. En zij is
rijk".
„Die Aanerikaansche is de vrouw niet,
'die ;ik je toewcnscli. [Waarom zoek je het
geluk zoo ver?"
Hoe (onderworpen het nichtje ook was,
over dit plan voelde zij' toch groot ver
driet. ;Want zij hield van haar neef en
dacht: „Als ik geld had, zou hij dan be
merken, da.t ik ook een blondine ben met
zwarte oogen
Deze overdenking werd onderbroken door
den uitroep van Max: „Daar hebben ze
alweer het hek uitgetrokkenZeker hoeft
Bcustand het weer gedaan. Ik heb dan ook
bevel gegeven hem' vannacht te laten arres
teeren."
Terwijl de barones en haar ZGon do
schade, aan het hek toegebracht, onderzoch
ten, (richtte'de strooper, die, in het kreupel
hout verborgen, alles gehoord had, zich op
en legde zijn geweer op Max aan. Jane, die
het zag, wierp zich, meegesleept door haar
gevoel, vooruit om Max te beschermen. Met
een gaf zij, om' hem tc waarschuwen, een
gil, die zich verloor in het geweersohot.
Hot nichtje voelde dadelijk een stekende
pijn in haar voorarm, maar reeds ver
school Boustand zich in het struikgewas,
en do baron, geheel ongedeerd, riep: „Hij
loerde op mij, da schavuit! Hij hoeft óp
mij geschoten! Als ik hem ooit te pakken
krijg!"
„Vervolg hém niet. Hij is gewapend én
jij bent het niet."
Het nichtje had zich intusschen weer
Hersteld. Haar arm' deed haar pijn. Zij
voelde zelfs haar mouw nat worden; maar
zij hield zich goed, can het geheim van
haar hart niet te verraden.
„Dó kogel van dien onhandigen snuiter
is zeker verloren gegaan," sprak Max;
„maar, michtje, wat zie je bleek."
„Ik ben erg gescJiTokken," antwoordde
het mëisje, haar best doende om haar
verwarring te verbeTgen.
„Laat ons dan spoedig in buis gaan,"
raadde de barones aan.
Kort daarna, na zioh tijd te hebben ge
geven de wonde op haar kamer te verbin
den, moest Jane in heb salon verschijnen.
„Nichtje," sprak de barones, „ik ben moe
en Max zal je in mijn plaats een brief dic-
teegen."
Dó jonge' iu'ahr ha ©ven nagedacht te
hebben, begoh: i
i „Lieve mévTouw Burksonl j i -J
Ik wil een goh ei m toevertrouwen', 'dat
ti zeker al geraden heeft. Mijn zoon, Max,
hoeft een vurigen wensch
Hier Hield nichtje op, haar vingérs werden
stijf, 'do drukking en de wrijving van het
vloeiboek op de mouw, had het heele verband
losgemaakt.
De wond deed pijn, maair Het voorgevoel
van den .volzin, die volgen moest, deod nog
meer pijn.
„Wat is er, liefste?" vroeg de barones.
„Och, niemendal, mevrouw; ik ben wat
nerveus, mijn vingers beven. Uw zoon zou
mij oen pleizior doen, zelf dien brief af te
maken."
„Mevrouw Burkson zou zijn schrift her
kennen," sprak de barones, „en dat zou
incorrect zijn."
„Kam het niet .uitgesteld worden tot mor
gen
„0, neen!" riep Max uit. ,,'t Moot hu
Imanr ineens uit zijn. Kom, nichtje, je bent
wat al te 'angstig. Je zult jo nooit beteren,
als je ér je niet teg^n verzet."
En de tafel naderend, met beide handen
in de zakken, begon hij opnieuw te dic~
teeron.
„Zoudt u niet denken, dat do banden,
die onzë beide families verbinden, inniger
konden worden? Mijn zoon heeft eeu vu
rige liefde opgevat voor uw dochtér Bella
Do armé Jane, onder het felle branden
der ontstoken wond, schreef slechts koorts
achtig, bij sprongen. Toen zij het woord
„liefde" en den naam der Amerikaanscho
schrijven me>est, kostte het haar ontzettend
voel moeito.
Zij voelde nog dieper in haar hart dan
aam haar arm' de pijn, zoodat zij met een
snelle bewoging de pen losliet. En daar
begon uit haar mouw van de heropende
wond het bloed te strooraen en bedekte op
het papier het woord „liefde" en den naam
Bella.
Toen Max die roode plek zag, maakte
hij oen beweging van verbazing.
„Maar je bent gewond," riep hij,
„Boustand heeft je gewoüd. Hij heeft toch
op mij gemikt. Toen je hem zag, waarom
ben je niet achteruit gegaan. Waarom? Ik
begrijp je niet!"
Nichtje, nu doodsbleek geworden, ontzet,
de waarheid niet meer kunnende verbergen,
veelde zich verloren.
't Scheen haar toe, dat het bloed stroomde
niet uit haar arm, maar uit haar hart, van
waar uit het lieve geheim was gerukt. Eu
groote tranen van schaamte, van verwar
ring, sprongen uit haar bedroefde oogen.
Dezen keer raadde, begreep Max alles,
getroffen als hij zich voelde in het diepst
van zijn wezen; die tranen bekenden hem,
wat het nichtje altijd had verzwegen.
Nu openbaarde zij zich aan hem in haar
volle, heldhaftige teedo.rheid. Hij bezag
haar voor den eersten keer en voor den
eersten keer bemerkte hij, dat Jane met
moeder zwarte oogen er liever uitzag en
blonder was dam miss Bella.
Teïwijl de barones ongerust kwam aan-
geloopen naar het nichtje, de wond on
derzocht en verbond, em haar moederlijke
dankbaarheid in gevoelige woorden uitte,
staarde Max, diep in gedachten verzonken,
naar de plek zoo rood gloeiend op hot witte
blad, als ware zij werkelijk iets zinnebeel
digs, alsof heb nichtje daardoor met haar.
hartebloed den naam; van miss Bella had
willen uitwisscbcn, het hart van haar neef
willen sohoonwasschen van elke hebzuchtige
leugen, em met den prijs van haar leven zelf
deze liefdefoltering wilde vrijkoopen.
„"VVil je dezen brief nu# afmaken, ja of
néqn?" vroeg de barones.
Do baron schrikte op uit zijn droóml
zijn moeder was weer in haar fauteuil go»
zeten; met, zorg verbonden, nam Jane hafitt
tig de pen op.
Toen zcido Max, ziju nichtje omvattend,
in een teedere licfkoozing,. met een stem,
dóór nieuwe teederhedd verzacht:
„Neen, ik ben van plan veranderd. De
brief ihoeft geen haast, en bij verder na
denken geloof ik, ovenals u, moeder: „Waar
om de liefde en het geluk zoo ver te'
zoeken i
Bij oppervlakkige beschouwing schijnt de,
gToci van den mensch een volkomen onre
gelmatig toenemen in lengte en gewicht
Het eene kind groeit langzaam, het andere;
snel; -het ecmo wordt in korten lijd zeer.
veel grooter, het andere blijft plotseling in,
zijn ontwikkeling staan; hét eene blijft klein'
en dik, het amdero wordt lang ou mager.
Wie echter nauwkeurig onderzoekt, wie alle
toevallige omstandigheden, welke op deu
gToei inwerken, uitschakelt en slechts op de
normale gevallen let, ontdekt tot zijn ver
rassing, dat ook hier zeer bepaalde wetten
golden.
Eerst in de laatste jaren hébben Bowditch,
Axel Key, Cammerer, von Longe en dr. C.
H, Stratz de wetten van den groei op deze
wijze onderzocht en er bleek tusschën al
hun uitkomsten veel overeenstemming tc
bestaan. Ook strookten zij met do normaal-
verhoudingen, door Schadow en Geyer voor
andere doeleinden en langs andere,1 kunst
matige wegen gevonden. Beide feiten plei
ten voor de algemeen-geldigheid van de re
sultaten.
De mensch groeit van 3 of 31/:? kilogram
gewicht en 50 oen timeter lengte bij de ge-
boorte tot respectievelijk 60 of 70 kilogram
en 170 tot 180 oentimeter, weegt dus vol
wassen 20-maal zooveel en is 37s-m&al Zoo
lang als bij de geboorte.
Op 5 jaar is de lengte verdubbeld, op
14 jaar is het kind 3-maal zoolang als toen
het ter wereld kwam. Als zuigeling eet de
mensch het meest en is dan ook het dikst.
Zijn gewicht verdriedubbelt in het eerste
jaar en hij gebruikt dan dagelijks een ne
gende tot een achtste van zijn gewicht, ter
wijl de volwassene aan een dertigste vol
doende heeft en een maand doet over een
hoeveelheid voedsel zoo zwaar als hijzelf.
Van Het tweede tot het vierde jaar vertoo-