Jfo. 15958. LEIBSCH DAGBLAD, Woensdag 28 Februari. Tweede Blad. Anno 1912. Buitenlandseh Overzicht. PERSOVERZICHT. Tweede Kamer. De oorlog is weer in vollen gang. In B a r k a wordt weer lievig gevochten. Een officieel telegram uit Derna meldt, dat bij den nachtelijken aanval van de Tur ken twee Italiaanoche versterkingen ver nield en eenige honderden Italianen gedood zijn. Vele kanonnen en geweren vielen den Tnrken in handen. De Turken en Arabie ren hadden 30 dooden en 50 gewonden. Ook in Europeesoh Turk ij e slaat men de hand aan den ploeg. tJit Saloniki wordt geseind: Volgens een bevel uit Konstantinopel wordt hier niet grootte haast aan do verdedigingswerken gearbeid. Alle officieren zijn op hun post geroepen. De maatregelen tot krachtige verdediging van de haven zijn reeds geno men. Er is een lijst gemaakt van de hier wonende Italianen, die uitgezet moeten worden. Van een vijandige stemming tegen over de vreemdelingen merkt men hier ove rigens niets. Niet onwelkom voor de Turken is de terugkomst van de afgevaardigde Dzjemil Bey, die een reis door Tripolis heeft gemaakt, en zich nu als volgt, uitlaat: ,,Ik bevond mij behalve in Tripoli in alle streken van Barka; ik doortrok de distrio- Jben van Derna en Tobweh, heb aan ver scheidene aanvallen deel genomen, en kan de eerlijke verzekering geven, dat er aan niets gebrek is." De vraag naar den stand van den schiet voorraad heeft Dzjemil op de volgende wijze beantwoord: „Wij; hebben meer dan verbruikt wordt. De Turksche soldaat is een uitmuntend schutter; hij verspilt geen patronen. De hulzen worden steeds verza meld en ;s avonds door bemiddeling van de ëyichs aan de aangewezen plaats afgege ven, om weer gevuld te worden. Elke huls .wordt aes tot zeven maal gebruikt. Ons stelsel den vijand te bestrijden veroorlooft dos, met onzen schietvoorraad twee jaren toe te komen. Bovendien helpen de Italia nen ons. Enver Bei heeft n.1. bekend ge maakt dat voor Italiaansohe geweren twee pond en voor iedere patroon vijf para be taald zouden worden. Wij hebben heele com pagnieën en bataljon© met Italiaansche ge- i weren uitgerust. Voedsel is overvloedig voorhanden. De grond van Barka is uiterst vruchtbaar; men is er reeds in de volle lente bij de meeat aangename temperatuur, 'an de stemming onder onze gelederen blijft Vertrouwend." Ondertusschen blijft het bombardement van Beyroeth en de uitzetting der Italianen nog het voornaamste punt. De Jeune Turc" deelt mede, dat alle Italianen, die geld eohuldig zijn aan den Turkschen staat of Turksche onderdanen, hun schuld betalen moeten vóór de verban- ning. Andera zullen hun eigendommen ver kocht worden. De Italiaansohe scholen in Turkije zijn gesloten. De ,,Agence Ottomans'' publiceert een officieel telegram van dien vali van Bey roeth aan den minister van binnenlandsohe zaken, waarin gezegd wordt: ,,Alle buiten landseh e consuls zijn Maandag tot mij geko men om de regeering geluk te wenschen en haar te bedanken. Zij hebben mij verzekerd, dat zij 't gebeurde ter kennis van hun re geeringen zullen brengen en zij laakten de Italianen, die, onder het voorwendsel twee echepen te willen vernielen, de kanonnen richtten op duizenden onschuldigen, die op 'de kaden verzameld waren, op particuliere woningen en op het stedelijk ziekenhuis midden in de stad, niettegenstaande vaji dit gebouw de vlag van het Roode Kruis woei. Zij voegden hieraan toe, dat zij het optreden van de Italianen zeer scherp ver- ooi'deelen. De consuls hebben herhaaldelijk hun bewondering uitgesproken over den heldhaftigen tegenstand van de bemanning der beide Turksche schepen." Doch tegelijk met het oplaaien van het oorlogsvuur, worden ook de vredesgo- r u c ïi t e n weer luider. De Ma-tin" deelt mede, dat de Fransche regeering bereid is gemeenschappelijk met de andere mogendheden bij de Turksohe re geering aan te dringen op beëindiging van de vijandelijkheden en dat Engeland zich eventueel gaarne daarbij wil aansluiten. Rusland heeft reeds eenigen tijd geleden enkele mogendheden te dezer zake gepolst. Naar het echter schijnt, hebben de mo gendheden de eerste stappen tot bemidde ling reeds gedaan. Dit valt althans af te leiden uit het in dit blad medegedeelde be richt uit Konstantinopel, dat de Por te geenszins gezind is over te gaan tot vredes onderhandelingen, wanneer de inlijving van 1 Tripolis en Barka daarvoor als grondslag mocht worden aangenomen. De dreigende m ij nweriker fi st a king in Engeland nadert zijn beslissing. Yóór 1 Maart moet deze val- leD. De Engelsche bladen laten zich heden wat optimistischer uit dan eenige dagen geleden. Een mijneigenaar, die aan de Maandag ge houden conferentie deel heeft genomen, ver klaarde na afloop daarvan, dat de toestand belangrijk verbeterd is en het uitzicht veel hoopvoller is geworden. Volgens den parlementairen berichtgever van de Daily News", is het met het over wicht van Z u i d-W ales voorloopig ge daan. Ook de Daily Ohronicle" is van oor deel, dat de mijnwerkersbond weliswaar gaarne de eenheid onder de mijnweilkors wil handhaven, maar dat er toch een sterke stroommg is om Zuid-Wales alleen te laten staan. Zooals wij gisteren reeds meldden, zijn op verschillende plaatsen de stakingen a 1 begonnen. De leiders hadden wel ge tracht de menschen nog tot Donderdag aan het werk te houden, hun pogingen hadden echter geeD suooes. Over het algemeen blijkt, dat de mijn- wenkers zich weinig storen aan de leiders hunner vakvereenigingen, hetgeen nog tot groote moeilijkheden kan leiden, ook als de vertegenwoordigers der arbeiders het met de mijneigenaars eens worden. Een der grootste struikelblokken voor een sohikking is het verzet van de mijneigenaars uit Wales tegen de invoering van een mini mum-loon. Sir Charles Allen, directeur van een der grootste mijnen in dat district, heeft dezer dagen nog veilklaard: „Naar mijn meening komt het tot een staking. De mijneigenaars zouden dit ook niet ongaarne zien. Zij willen de zaak uitvechten en er zullen geen concessies worden gedaan, voor zoover het minimum-loon betreft." Gelukkig echter is de stem van de eige naren uit Wales niet beslissend en zelfs is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ooK zij eieren voor hun geld zullen kiezen, aïs zij zien, dat de directies uit andere distric ten toegeven. De mijnwerkers uit Wales schijnen ook niet te willen toegeven. De andere arbei ders schijnen echter zioh aan een eventueel verzet van deze stijfhoofdige makkers nice verder te zullen storen, waarmede ook dit beletsel uit den weg zou zijn geruimd. In de Luxemburg sche Kamer hield de president een rede ter nagedach tenis van den overleden groothertog, waarin hij dezen hulde bracht namens de ^rer tegen woo rdiging des lands. „De laatste agnaat van het huis van Nassau", zoo zeide hij, „daalt ten grave, omgeven met een stralenkrans van goedheid en smarte en betreurd door allen, zonder dat hij het ideaal van gerechtigheid, arbeid en eendracht, dat hij zich had gevormd, heeft kunnen verwezenlijken. De overdracht van de regeering geschiedt in volmaakte kalmte en onder het vertrou wen van het geheeèe volk. Het land kan zijtfi toekomst met gerustheid te gemoet zien. Er zal een nieuw tijdperk aanbreken onder de levenwekkende stralen van de vrijheid in vooruitgang en welvaart." De president aohtte het een gunstig tee- ken voor de toekomst-, dat de groothertogin Marie Adelaide in het groothertogdom ge boren is, waardoor zij bekend is met de ideeën, het streven en de tradities van haar volk. De scepter verzwakt niet in handen van een vrouw, wanneer zij met kracht, wijsheid en voorzichtigheid wordt gevoerd, onder leiding van een moeder, dio zooveel bewijzen van gehechtheid aan het land heeft gegeven. Marie Adelaide zal als conatitutionneele vorstin vreten te waken voor de handhaving van de onafhankelijkheid on de vrije instel lingen van het land. De zitting werd daarna ten teeken van rouw opgeheven. Na de heropening werd een deputatie be noemd, die zich naar het kasteel Berg zal begeven om daar de hertogin-weduwe als regentes te beëedigen, die gedurende de minderjarigheid van de vorstin zal opbie den. Deze zal op 14 Juni e.k. zelf het be wind aanvaarden. Zal Roosevelt nog candidaat worden voor het presidentschap der Yereenig.le ►Staten? Thans wordt een briel gepubliceerd, waarin hij het volgende schreef: „Ik ben het volkomen met u eens, dat deze quaestie (de aanvaarding eener oandi- datuur) beslist afgescheiden moet worden gehouden van persoonlijke voorkeur of be lang, en alleen beslist mag worden met het oog op het belang van het volk als een ge heel. Ik zal de candidatuur voor het president schap aanvaarden, zoo die mij wordt aange boden. Een der hoofdbeginselen, waarvoor ik steeds heb gestreden on thans nog strijd en dat ik steeds in praktijk heb gebracht en nog in praktijk hoop te brengen, is de ver- kelijko voliksregeering en daarom hoop ik dat aan het volk zooveel mogelijk gelegen heid zal worden gegeven om uit te maken wie de candidaat van de republikeinse.!© conventie zal zijn." In M e x i c o is het weer onrustig.. De op standelingen hebben een aanbal op Juarez gedaan en dit ingenomen, na eenige salvo's te hebben afgevuurd. Tegenstand werd haast niet geboden, de verdedigers losten slechts enkele sohoten. De opstandelingen zijn nu meester van al de gemeentegebouwene het douane-kan toor, de kazernes, de gevangenis en andere openbare gebouwen. Amerikaansche troepen patrouilleerden gedurende den aanval laDgs de grens, ge reed om Juarez binnen te trekken, als EI Paso mocht worden bedreigd. Er vielen geen kogels op Amerikaansch grondgebied. In een artikel Al te veel huive ring zegt dë „Provinciale Gro ninger Courant'.: Een gezaghebbend man heeft onlangs 1 n staf gebroken over de herinneringsfeesten, met name over dë herinneringsfeesten van letterkundigen. Het was de Leidsehe hoogleeraar G. Kalff, die tegen dat vele jubüeeron protes teerde in een artikeltje in „De Amster dammer". In September gaat men m Alkmaar de nagedachtenis van mevrouw Bosboom huldigen. Dan volgt naar prof. Kalff schrijft in 1912 nog Hasebroek, in 1914 Beets, in 1916 Hofdijk, in 1913 Yan Yloten in 1919 Lindo en Ten Kate, in 3920 Alber- dingk Thijm en Multatidi, in 1922 Bodewijk Mulder, 1923 Schimmel, in 1926 Vosmaer n Huet enz. En dan Cremer, De Genes te tr Allard Pierson enz. En nog zoo meent de hooggeleerde schrijver is dat zoo erg niet, wanneer men blijft bij 100-jarige herinneringen aan geboortedagen. Doch wanneer men nu cok nog komt met 50-jarige herinneringen ann boek-uitgaven otf aan sterfdagen „dan wordt de toekomst toch inderdaad huive ringwekkend, En de heer Kalff brengt die huivering in beeld door nog eenige krach tig-spotten de opmerkingen. Wdj kunnen die huivering niet meegevoe len. Zekert er is veel mal vertoon bij alle jubilea. Er is daarbij veel ijaëlheid, lust om zich op den voorgrond' te dringen, reclame,- commercieel© neigingen, enz. enz. Maar toch is er ook heel wat voor dat jubileeren te zeggen en met name voor dat jubileeron ten aanzien van groote figuren uit het verleden van schrijvers bijv. In aë eerste plaats kunnen zulke gebeur tenissen tot geestdrift leiden. En waar geestdrift in deze lage, mistige, kalme lan den zoo moeilijk en dan alleen in het ve.' borgen bloeit, lijkt ons besoherming en ver menigvuldiging van dit plantje een eerste taak voor wie de zedelijke gezondheid' van ons volk ter harte gaat. Daarbij komt, dat een klein beetje meer „helden-vereering-" ook geen overliodige weelde is, wanneer men die uit ditzelfde oogpunt beschouwt. Ziet men af van enkele politieke „helden", dan is daarvan in Nederland heel weinig te merken. En dat is jammer, zoowel voor de zedelijke gezondheid van het voik m h-rt algemeen als voor de ontwikkeling van hól- individu in het bijzonder. Nu verhezen wij; niet uit het oog, dat in overdrijving hier een groot gevaar schuilt. Doch voor die overdrijving vreezen wij bij den nuchteren, paradoxalon geest van onze landgonooten niet, vooral, terwijl wij de po sitieve voordeelen van het eeren van zijn groote mannen door een volk zeker bekend mogen veronderstellen. Daarbij Ikomt dan nog een paedagogisch voordeel voor het individu, dat vroeger wel eens overschat., doch tegenwoordig, dunkt ons, vrij algemeen onderschat wordt. Vroeger meende men den jongen, den mensch niet beter te kunnen ontwikkeien dan door hem levens van groote mannen te doen kennen. En men maakte daarbij niet zelden de fout, dat men groote mannen ten bate der jeugd tot zoete jongens maakte, welke door hun braafheid den geduldigen, jeugdigen lezer in hooge mate de keel uit hingen. Nu gelooft men klaarblijkelijk heel wein«g meer in de ontwikkelende kracht van goede levensbeschrijvingen. Ten onrechte, dunkt ons. Juist de groote menigte der lezers, zoo licht geneigd om te be- en te veroordeelen en om alles naar hun maatstaf neer te ha len, kan er slechts bij profiteeren, wanneer de welgelijkende portretten der groote man nen wat lager worden gehangen, opdat ook de niet-geJetterden hen zullen kunnen bezien en bewonderen. Dat sohijnt ons dan ook de groote opvoe dende (kracht van zulke jubilea. De portret ten van groote mannen worden lager ge hangen. Er wordt eens een tijdje over hen geschreven, over ben gesproken. Zij icomen ietwat in de modo. Hun le /.'.n-geschiedenis- sen vinden voor een tijdje dikwijls weer een rnarkt. En daaruit kinnen dan ook de groote meerderheid der lezers wat meer bescheidenheid en cbjoctwircit loeren. In elk jubileum is een hoeveelheid univer sity extension is een sterlk opvoedend ele ment. Niet alleen de ethische opvoeding van den gewonen lezer kan da: rdoor gebaat worden, doch ook de literaire, de geschied kundige. "VVat 't 1ste aangaat, kan men 't betrekke lijke van alle mode-bewegingen op literair gebied leeren kennen, wat voor velen, zelfs meer beschaafden, zoo'n bijzonder wensohe- lijike verrijking van kennis zou zijn. En dan vermeerdert men den liistoriscken zin, «ie (kennis van het verleden, de waardeering voor de klassieken Dat alles hebben mannen van het gehalte van den geleerden schrijver in „D e A m- sterdammer" niet noodig. Van lien begrijpen wij, dat zij door de herhaling van bekende feilen, door alle drukte en door veel ijdclheidsvertoon geërgerd worden. Doch daarbij mogeu zij dan toch ook niet uit het oog verhezen, dat het groote pu bliek andere nooden heeft. Als de oacao-firma's niet adverteeren, drinkt het publiek geen oacao. Met de gees telijke genie-tóngen van het publiek gaat het niet anders. Er moet reclame voor gemaakt worden. En juist als reolame, als een heel onschuldige en volstrekt niet commercieel© reclame voor deze Nederlandsche schrijvers, achten wij die jubilea haast onmisbaar. Anders dan prof. Kalff hopen wij dan ook, dat men nog veel zulke jubilea niet ,,on opgemerkt zal later^voorbijgaan", ten pro fijt© van de ontwikkeling van ons volk uls geheel en van de ontwilkkeling van zijn bur gers. In „Do Nieuwe Courant" publiceert de bcür A. van Gijn een artikel over „0 n ze l&ngzaaïn werkende Volk avert e- g-onwooïdigiii g". Do lieer Van Gijn doet een tweetal mid delen aan de hand, om hierin verbetering te brengen. In do eerste plaats, zegt hij, deugt het aantal loden vajn ons Lagerhuis niet. Een vergadering, die zaken wil doen, moet öf zóó klein zijn, dat ieder lid, wol niet bij elke gelegenheid, maar tooli zoo nu en dan eens con duit in heb zakje lean doen, óf zóó groot, dat zulks voor een groot deel der ledeu vrijwel uilgesloten is. Ons aan tal, 100, is in dit opzicht niet gelukkig. Vermits nu om verschillende redenen van beperking van het aantal loden geon sprake kan zijn, wil het mij voorkomen, dat oeln niet onbelangrijke uitbreiding veel Hut zou hebben. Gelijk de zaken nu staan, geneert ieder lid van de Kamer zich om hot gaasche jaar of ecüiige jaren ach ter oca geheel te zwij gen. Etn dan schrijft hij ver dór o.a- Zal jnu dit kwaad genezen worden door vermëerdeining van het aantal leden? Het' wil m!ij voorkomen, dat er niet aan, behoeft te wdrdejn getwijfeld. 'Natuurlijk zou dé toestand Veel erger worden, als het uitge breider aantal leden ook noodig mocht vin den allen op hun tijd mee te praten. Maar hiier zou de wal het schip koeren. De afdoening van alles pou zóó onmogelijk worden, er zou zulk een absurde toestand omtfltaan, (dat het kwlaad spoedig zichzelf zou 'genezen- Ik geloof zelfs, dat het geen oogenblik zoover zou komen, dat het hin derlijk was. Iedere partij of groep, welke zich niet belachelijk wilde maken, zou in zien, dat zij een zekere disciplme moest invoeren, als nu reeds bij enkele groepen bestaat. En menigeen, die niet voor zijn pleizier spreekt, maar eenvoudig, omdat hij het niet. lateu kan, zou allicht eens af wachten, of heb aantal der zwijgers nu niet zóó gëoot werd, dat hij zioli niet meer zou behoeven te geneeren om er toe te bc- hooren. De heer Van Gijn noemt dim nog eenige suppletoir© voordoelen van oen grooter le dental. waarna hij als tweede wijziging voor stelt een wijziging van de bepaling der Grondwet, dab niet mag worden beraad slaagd of besloten, tenzij minstens de helft van de leden aanwezig is. Om niet nog veel minder af tc doen dan thans, wórdt er in de praotijk met deze bepaling de hand gelicht, somtijds op een wijze, die weinig strookt met de waardig heid van de Kamér. Gevraagd mag echter worden, of deze bepaling, die in zeer vele landen niet geldt, wel nuttig is. Wat de beraadslagingen aangaat, belangstel ling laat zócii niet afdwin gen, al dwingt men aanwezigheid af. De aanwezige, niet belangstellende, is in het beste geval niet hinderlijk. Maakt hij ge- Taas door particuliere gesprokken, dan be lommert hij de belangstelling van andóren. En wat de stemmingen aangaat, koevele stemmingen zijn or niet, die eenvoudig ge houden wórden om een einde te maken aan den strijd van ja of neenof er ccn wat groo- Icr of kleiner aantal leden aan deelneemt-, is van gering belang. Groote stemmingen worden reeds nu tcrocht uitgesteld, opdat ieder kan deelnemen. Natuurlijk zouden or bij vervallen van do bepaling omtrent het minimum aantal leden waarborgen moeten zijn tegen verrassingen. Men zou kunnen bepalen: „Wanneer min der dan de helft van do ledeu aanwezig is, mag er niet worden beraadslaagdwan neer één vijfde, mog-en besluiten niet genomen wórden, wanneer één tiende van de aanwe zig© leden zicli daartegen verzet." De „Middelburgfiche Courant" zegi over do Armenwet: W© Lebben van dit wetsvoorstel veel goeds kunnen vertellen. We gelooven, dat do aan neming er van in voel oprichten gelukkige gevolgon zal hebben, al blijven er ook nog wenschen over. Maar wat in do geschiedenis er van wel Kst moést treft, is het gelukkige resultaat van het overleg van de commissie van voor bereiding mot don Minister. Telkens en tel kens kin men in liet rapport dor commissie lezen, dat do Minister haar opmerkingen als juist erkend, en or aan te gemoot komt. Wat een verschil met de moer of min vijan dige debatten in de openbare zitting '- Mun kan Glechts weuschou, dat het insti tuut der commissie van voorbereiding in onze Tweede Kalmer nog meer uitbreiding zal krijgen dan het nu al heeft. Wat het lot dor Bakkerswet betreft, is „Patïimoniu in" hot lieeleniaal niet eens niet „De Standaard." Het blad liaalt do taclischo overwegingen aan, die het orgaan van dr. Kuyper aan voerde voor het achteraan op de agenda houden van do Bakkerswet, on schrijft dan: Hot. spijt «nis zeer, dat er ook Rechts over do Bakkerswet zooveel verschil van mooning heerscht. Men ziet blijkbaar togen een behandeling op. En dan verder Maar ook wij golooven niet, dat or vóócr Paechen nog iots van de Bakkerswet zal komen. En na Paschen? Vei" moedel ijk komen dan allereerst de Ziekte- en Radenwetten aan do orde. In hot najaar, vraagt, naar wij hopen, de Invaliditeitswet den voorrang. Wannéér zal de Bakkerswet dan aan de beurt komen In Februari van het volgend jaar Maar de Tariefwot is or imlmors ook nog( Geld is er noodig! En bovendien zijn er nog tal van ontwerpen, op welker behandeling de Regeering prijs stelt. De Nieuwe Armenwet. Na den heer Ty deman nam aan de algemeene beschouwingen giste rnamiddag deel de heer Kuyper, dio zei er zioh over te verheugen, dab de twee sfcroomin- gen* waarvan te dezer zake sprake was, zijn saamgebracht. Men had hier een strijd tusohen de Kerk en de overheid wat betreft de armenzorg, waarbij men profijt wilde trekken van die der Kerk. In 1798 kwam er een tweede antithese, dat de overheid de aimenzorg nl. geheel los van de Kerk aan zioh wilde trekken. Thorbeoke wensohte alle liefdadigheid en armenzorg onder het bestuur van den Staat te brengen en meen de, dat de instellingen van kerkelijken en particulieren aard onder art. 195 der Grondwet vallen. Maar heb ontwerp-Thor- becke druiöcht in tegen de algemeene mee- ning. Het daarna gekomen wetsontwerp- Van Reenen beschermde juist de particu liere armenzorg. Vervolgens releveerde spreker, welke po gingen er gedaan zijn, om aan de antithese een einde te maken door minister Goeman Borgesius. Met het huidige ontwerp mag men hopen te zijn. gekomen op den weg van algeheele samenwerking. Kerkelijke en par ticuliere liefdadigheid worden vrijgelaten, zij het nog niet op volkomen bevredigend© wijize-, dan toch zoo veel mogelijk. Erkend wordt voorts, dab de burgerlijk© overheid ten aanzien van de armenzorg plichten en een roeping heeft. Ook van Koomsche zijde is de noodzakelijkheid van armenzorg van. overheidsweg© erkend. In Protestantecho landen, Engeland, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Duitschland, is de armen zorg grootendeols in handen der overheid overgegaan. In Schotland en Ierland niet. Nu meent ook spr., dat men aan de over heid meer moet toekennen dan tot dusver ook in ons land is geschied. De roeping van de overheid ten aanzien van de armenzorg, is van Protestantsch-Christehjko zijde wel eens te eenzijdig genegeerd. Daartegen»'.er staat, dat men hij 't optreden der overheid niet zoozeer to doen heeft met het motief van liefde, maar met noodvoorziening. In dien zij optreedt, moet de overheid -l het mogelijke doen, om den toestand te verbete ren, d.w.z. zoo spoedig mogelijk van de ar men af te komen. Daarvoor is noodig up- heffing der armen. Dia opheffing is commer cieel en economisch in het belang der over heid ze'f. Wat do verkregen overeenstem ming betreft, moet men nu niet gaan zeg gen aldus wil spreker opmerken dat danken we aan de humanisten, want dit i een leugen. Historisch is dat eemoudig on waar, wat spr. nader uiteenzet. Lang vóór de humanisten deze zaak der samenwerking ter hand namen, werd zij reeds van Pru_ testantsche zijde voorgestaan. De vraag, cc de verdeeling- bij dit ontwerp voor particu liere en burgerli jke armenzorg gelijk uitvalt, beautwoordt spr. ontkennend. Het burger lijk armbestuur krijgt een voorsprong, dooh dit moet men 't gunnen. De Protestantsehe instellingen althans heblien boete te doen. Zij hebben den tijd laten voorbij gaan on bet diaconaat verlaagd tot een bureaucrati sche bezigheid, met bedoelingen van zelfs 50 cents per week. Nu hebben zij zioh af te' vragen: Waar zijn de krachten tot ophef fing! Die krachten liggen niet in de wot.i maar uitsluitend in Christus, den Heere. Indien de goede wil er is, is er geen nat van het burgerlijk armbestuur noodig. Tt- dit verband vraagt spr. of het wel billijk is, dat een Kerk, die voor eigen armen ge heel zelf zorgt, belasting te betalen zal heb-; ben voor de armen van een andore Kerk. Van het indienen van amendementen zal sprelker zich onthouden, al zijn er moeilijk heden overgebleven. Van heeler harte zal luj voor het ontwerp stemmen. De Minister van Binnenlann soheZaken is dankbaar voor de wel willende woorden, hier gesproken. lli brengt hulde aan het voorwerk, door t' „Vereeniging tot verbetering van Armen zorg" verricht, en dank aan de commissie van voorbereiding. Het ovorleg heeft spr. zoo opgevat, dat men moet trachten tot con aanvankelijk accoord te komen, waarvan men kan hopen, dat het bij de behandeling in de Kamer niet tot te veel wijzigingen aanleiding zal geven. De gevonden oplos sing voor samenwerking verheugt spieker en ook hij is van mecning, dat deze oplos sing gevonden is, niet op eon humanisti- sohen, maar op Christelijken grondslag. Wiait het aanvullend karakter der burger lijke armenzorg betreft, spr. meent-, dat -ie overheid beginnen moet. de kerke ijko rn particuliere liefdadigheid te erkennen. Tri de uitoefening van de armenzorg, als l»e- langrijk deel van haar taak, wordt in dit ontwerp een betere reclasseering-methode van de burgerlijke armenzorg mogelijk go- maakt. Dan zal dat voor de kerkelijke en particuliere armenzorg een spoorslag zijn,; om na te gaan, in hoeverre zij dio methof de kan overnemen. Meer steun van Rijks- wege wil spreker niet-. De kerkelijke rn particuliere liefdadigheid wordt geheel plaatselijk uitgeoefend. Is deze liefdadig heid niet voldoende, dan zullen de ingeze tenen hun geld via do burgerlijke overheid -geven voor de armenzorg. Plaatselijke rege ling is, met hot oog op do kosten, dus veel foeter. Een gemeentebelasting, speciaal voot armenzorg, zou een novum zijn, dat eerst nog een nader onderzoek zou vereisohen. Gemakkelijk op te lossen is deze kwestio niet, m. 11. wat betreft de vraag van ont heffing voor hen, die aan de diaconie ge ven. Nog zegt spr., dat- hot beroep op Dodo- puteerden (abt. 32) niet de bedoeling hooft, do armbesturen tc doen consrtre-n dcor hot collogo. De hoer Ty deman, rcplieecrend, lo toogb tegenover don heer Kuyper, dal dc ar menverzorger van de overheid evenzeer do ziel van den aïtao, dio bozocht. wordt, zal kunnen ver-staan als de nvmveirzorger van do particuliere en kerkelijke hefdadighouL, De Minister antwoordt en zegt, dab, de armenverzorging van een overheid nooit zal weten, wolke levensopvatting hij bij zljnj taak te volgen hoeft. Die van een Kerk 06 instelling hebben steeds ha.ur eigen levcnsop, vatting. Artikelen. 'Aï-likel 1 wordt zonder hoofdelijke slotiil ming aangenomen. Bij art. 2 maakt dr heer D r u c kor n opmerking betreffende de redactie. H wenscht te doen vervallen de woorden staats, provinciale of gemeente en dus at- teen van „instellingen" te sproken. Do Minister zegt, dat deze wool don oen historische beteekenis hebben, doch ver- klaart ze te zullen doen vervallen. Ha.sr-- wijzigde artikel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. t Ui Bij arb. 3 is een amendement-Kink, nee treffende hot bijhouden van lusten stellingen van weldadigheid door B. en W - De bedoeling van hel amendement is dab niet alleen B. en Ws„ maar Grd. &tote^ Zioh moeten houden aan de gcreoliteluke bo, slissing liotrcffende de rangschikking der i.H S^Uh"r°Plu\kSUcht zijn amende,.,col naDo Minister noemt het amendemeuf over. Het gewijzigde art 3 wordt zonde} hoofdelijke stemming aangenomen. Bij art. 4 neemt do Minister een omen dement-Do Beaufort over betreffende de W| I dactic van dit artikel Ite bodoolin? rf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5