Jfo. 15958.
LEIBSCH DAGBLAD, Woensdag 28 Februari. Tweede Blad.
Anno 1912.
Buitenlandseh Overzicht.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
De oorlog is weer in vollen gang.
In B a r k a wordt weer lievig gevochten.
Een officieel telegram uit Derna meldt,
dat bij den nachtelijken aanval van de Tur
ken twee Italiaanoche versterkingen ver
nield en eenige honderden Italianen gedood
zijn. Vele kanonnen en geweren vielen den
Tnrken in handen. De Turken en Arabie
ren hadden 30 dooden en 50 gewonden.
Ook in Europeesoh Turk ij e
slaat men de hand aan den ploeg.
tJit Saloniki wordt geseind: Volgens een
bevel uit Konstantinopel wordt hier niet
grootte haast aan do verdedigingswerken
gearbeid. Alle officieren zijn op hun post
geroepen. De maatregelen tot krachtige
verdediging van de haven zijn reeds geno
men. Er is een lijst gemaakt van de hier
wonende Italianen, die uitgezet moeten
worden. Van een vijandige stemming tegen
over de vreemdelingen merkt men hier ove
rigens niets.
Niet onwelkom voor de Turken is de
terugkomst van de afgevaardigde Dzjemil
Bey, die een reis door Tripolis
heeft gemaakt, en zich nu als volgt, uitlaat:
,,Ik bevond mij behalve in Tripoli in alle
streken van Barka; ik doortrok de distrio-
Jben van Derna en Tobweh, heb aan ver
scheidene aanvallen deel genomen, en kan
de eerlijke verzekering geven, dat er aan
niets gebrek is."
De vraag naar den stand van den schiet
voorraad heeft Dzjemil op de volgende
wijze beantwoord: „Wij; hebben meer dan
verbruikt wordt. De Turksche soldaat is
een uitmuntend schutter; hij verspilt geen
patronen. De hulzen worden steeds verza
meld en ;s avonds door bemiddeling van de
ëyichs aan de aangewezen plaats afgege
ven, om weer gevuld te worden. Elke huls
.wordt aes tot zeven maal gebruikt. Ons
stelsel den vijand te bestrijden veroorlooft
dos, met onzen schietvoorraad twee jaren
toe te komen. Bovendien helpen de Italia
nen ons. Enver Bei heeft n.1. bekend ge
maakt dat voor Italiaansohe geweren twee
pond en voor iedere patroon vijf para be
taald zouden worden. Wij hebben heele com
pagnieën en bataljon© met Italiaansche ge- i
weren uitgerust. Voedsel is overvloedig
voorhanden. De grond van Barka is uiterst
vruchtbaar; men is er reeds in de volle
lente bij de meeat aangename temperatuur,
'an de stemming onder onze gelederen blijft
Vertrouwend."
Ondertusschen blijft het bombardement
van Beyroeth en de uitzetting der
Italianen nog het voornaamste punt.
De Jeune Turc" deelt mede, dat alle
Italianen, die geld eohuldig zijn aan den
Turkschen staat of Turksche onderdanen,
hun schuld betalen moeten vóór de verban-
ning. Andera zullen hun eigendommen ver
kocht worden.
De Italiaansohe scholen in Turkije zijn
gesloten.
De ,,Agence Ottomans'' publiceert een
officieel telegram van dien vali van Bey
roeth aan den minister van binnenlandsohe
zaken, waarin gezegd wordt: ,,Alle buiten
landseh e consuls zijn Maandag tot mij geko
men om de regeering geluk te wenschen en
haar te bedanken. Zij hebben mij verzekerd,
dat zij 't gebeurde ter kennis van hun re
geeringen zullen brengen en zij laakten de
Italianen, die, onder het voorwendsel twee
echepen te willen vernielen, de kanonnen
richtten op duizenden onschuldigen, die op
'de kaden verzameld waren, op particuliere
woningen en op het stedelijk ziekenhuis
midden in de stad, niettegenstaande vaji
dit gebouw de vlag van het Roode Kruis
woei. Zij voegden hieraan toe, dat zij het
optreden van de Italianen zeer scherp ver-
ooi'deelen. De consuls hebben herhaaldelijk
hun bewondering uitgesproken over den
heldhaftigen tegenstand van de bemanning
der beide Turksche schepen."
Doch tegelijk met het oplaaien van het
oorlogsvuur, worden ook de vredesgo-
r u c ïi t e n weer luider.
De Ma-tin" deelt mede, dat de Fransche
regeering bereid is gemeenschappelijk met
de andere mogendheden bij de Turksohe re
geering aan te dringen op beëindiging van
de vijandelijkheden en dat Engeland zich
eventueel gaarne daarbij wil aansluiten.
Rusland heeft reeds eenigen tijd geleden
enkele mogendheden te dezer zake gepolst.
Naar het echter schijnt, hebben de mo
gendheden de eerste stappen tot bemidde
ling reeds gedaan. Dit valt althans af te
leiden uit het in dit blad medegedeelde be
richt uit Konstantinopel, dat de Por te
geenszins gezind is over te gaan tot vredes
onderhandelingen, wanneer de inlijving van 1
Tripolis en Barka daarvoor als grondslag
mocht worden aangenomen.
De dreigende m ij nweriker fi
st a king in Engeland nadert
zijn beslissing. Yóór 1 Maart moet deze val-
leD.
De Engelsche bladen laten zich heden wat
optimistischer uit dan eenige dagen geleden.
Een mijneigenaar, die aan de Maandag ge
houden conferentie deel heeft genomen, ver
klaarde na afloop daarvan, dat de toestand
belangrijk verbeterd is en het uitzicht veel
hoopvoller is geworden.
Volgens den parlementairen berichtgever
van de Daily News", is het met het over
wicht van Z u i d-W ales voorloopig ge
daan. Ook de Daily Ohronicle" is van oor
deel, dat de mijnwerkersbond weliswaar
gaarne de eenheid onder de mijnweilkors wil
handhaven, maar dat er toch een sterke
stroommg is om Zuid-Wales alleen te laten
staan.
Zooals wij gisteren reeds meldden, zijn
op verschillende plaatsen de stakingen a 1
begonnen. De leiders hadden wel ge
tracht de menschen nog tot Donderdag aan
het werk te houden, hun pogingen hadden
echter geeD suooes.
Over het algemeen blijkt, dat de mijn-
wenkers zich weinig storen aan de leiders
hunner vakvereenigingen, hetgeen nog tot
groote moeilijkheden kan leiden, ook als de
vertegenwoordigers der arbeiders het met
de mijneigenaars eens worden.
Een der grootste struikelblokken voor een
sohikking is het verzet van de mijneigenaars
uit Wales tegen de invoering van een mini
mum-loon. Sir Charles Allen, directeur van
een der grootste mijnen in dat district,
heeft dezer dagen nog veilklaard: „Naar
mijn meening komt het tot een staking. De
mijneigenaars zouden dit ook niet ongaarne
zien. Zij willen de zaak uitvechten en er
zullen geen concessies worden gedaan, voor
zoover het minimum-loon betreft."
Gelukkig echter is de stem van de eige
naren uit Wales niet beslissend en zelfs
is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ooK
zij eieren voor hun geld zullen kiezen, aïs
zij zien, dat de directies uit andere distric
ten toegeven.
De mijnwerkers uit Wales schijnen ook
niet te willen toegeven. De andere arbei
ders schijnen echter zioh aan een eventueel
verzet van deze stijfhoofdige makkers nice
verder te zullen storen, waarmede ook dit
beletsel uit den weg zou zijn geruimd.
In de Luxemburg sche Kamer
hield de president een rede ter nagedach
tenis van den overleden groothertog,
waarin hij dezen hulde bracht namens de ^rer
tegen woo rdiging des lands.
„De laatste agnaat van het huis van
Nassau", zoo zeide hij, „daalt ten grave,
omgeven met een stralenkrans van goedheid
en smarte en betreurd door allen, zonder
dat hij het ideaal van gerechtigheid, arbeid
en eendracht, dat hij zich had gevormd,
heeft kunnen verwezenlijken.
De overdracht van de regeering geschiedt
in volmaakte kalmte en onder het vertrou
wen van het geheeèe volk. Het land kan
zijtfi toekomst met gerustheid te gemoet zien.
Er zal een nieuw tijdperk aanbreken onder
de levenwekkende stralen van de vrijheid
in vooruitgang en welvaart."
De president aohtte het een gunstig tee-
ken voor de toekomst-, dat de groothertogin
Marie Adelaide in het groothertogdom ge
boren is, waardoor zij bekend is met de
ideeën, het streven en de tradities van haar
volk. De scepter verzwakt niet in handen
van een vrouw, wanneer zij met kracht,
wijsheid en voorzichtigheid wordt gevoerd,
onder leiding van een moeder, dio zooveel
bewijzen van gehechtheid aan het land heeft
gegeven.
Marie Adelaide zal als conatitutionneele
vorstin vreten te waken voor de handhaving
van de onafhankelijkheid on de vrije instel
lingen van het land.
De zitting werd daarna ten teeken van
rouw opgeheven.
Na de heropening werd een deputatie be
noemd, die zich naar het kasteel Berg zal
begeven om daar de hertogin-weduwe als
regentes te beëedigen, die gedurende de
minderjarigheid van de vorstin zal opbie
den. Deze zal op 14 Juni e.k. zelf het be
wind aanvaarden.
Zal Roosevelt nog candidaat worden
voor het presidentschap der Yereenig.le
►Staten? Thans wordt een briel gepubliceerd,
waarin hij het volgende schreef:
„Ik ben het volkomen met u eens, dat
deze quaestie (de aanvaarding eener oandi-
datuur) beslist afgescheiden moet worden
gehouden van persoonlijke voorkeur of be
lang, en alleen beslist mag worden met het
oog op het belang van het volk als een ge
heel.
Ik zal de candidatuur voor het president
schap aanvaarden, zoo die mij wordt aange
boden.
Een der hoofdbeginselen, waarvoor ik
steeds heb gestreden on thans nog strijd en
dat ik steeds in praktijk heb gebracht en
nog in praktijk hoop te brengen, is de ver-
kelijko voliksregeering en daarom hoop ik
dat aan het volk zooveel mogelijk gelegen
heid zal worden gegeven om uit te maken
wie de candidaat van de republikeinse.!©
conventie zal zijn."
In M e x i c o is het weer onrustig.. De op
standelingen hebben een aanbal op Juarez
gedaan en dit ingenomen, na eenige salvo's
te hebben afgevuurd. Tegenstand werd
haast niet geboden, de verdedigers losten
slechts enkele sohoten.
De opstandelingen zijn nu meester van
al de gemeentegebouwene het douane-kan
toor, de kazernes, de gevangenis en andere
openbare gebouwen.
Amerikaansche troepen patrouilleerden
gedurende den aanval laDgs de grens, ge
reed om Juarez binnen te trekken, als EI
Paso mocht worden bedreigd.
Er vielen geen kogels op Amerikaansch
grondgebied.
In een artikel Al te veel huive
ring zegt dë „Provinciale Gro
ninger Courant'.:
Een gezaghebbend man heeft onlangs 1 n
staf gebroken over de herinneringsfeesten,
met name over dë herinneringsfeesten van
letterkundigen.
Het was de Leidsehe hoogleeraar G.
Kalff, die tegen dat vele jubüeeron protes
teerde in een artikeltje in „De Amster
dammer". In September gaat men m
Alkmaar de nagedachtenis van mevrouw
Bosboom huldigen. Dan volgt naar prof.
Kalff schrijft in 1912 nog Hasebroek, in 1914
Beets, in 1916 Hofdijk, in 1913 Yan Yloten
in 1919 Lindo en Ten Kate, in 3920 Alber-
dingk Thijm en Multatidi, in 1922 Bodewijk
Mulder, 1923 Schimmel, in 1926 Vosmaer n
Huet enz. En dan Cremer, De Genes te tr
Allard Pierson enz.
En nog zoo meent de hooggeleerde
schrijver is dat zoo erg niet, wanneer
men blijft bij 100-jarige herinneringen aan
geboortedagen. Doch wanneer men nu cok
nog komt met 50-jarige herinneringen ann
boek-uitgaven otf aan sterfdagen „dan
wordt de toekomst toch inderdaad huive
ringwekkend, En de heer Kalff brengt die
huivering in beeld door nog eenige krach
tig-spotten de opmerkingen.
Wdj kunnen die huivering niet meegevoe
len. Zekert er is veel mal vertoon bij alle
jubilea. Er is daarbij veel ijaëlheid, lust om
zich op den voorgrond' te dringen, reclame,-
commercieel© neigingen, enz. enz.
Maar toch is er ook heel wat voor dat
jubileeren te zeggen en met name voor dat
jubileeron ten aanzien van groote figuren
uit het verleden van schrijvers bijv.
In aë eerste plaats kunnen zulke gebeur
tenissen tot geestdrift leiden. En waar
geestdrift in deze lage, mistige, kalme lan
den zoo moeilijk en dan alleen in het ve.'
borgen bloeit, lijkt ons besoherming en ver
menigvuldiging van dit plantje een eerste
taak voor wie de zedelijke gezondheid' van
ons volk ter harte gaat. Daarbij komt, dat
een klein beetje meer „helden-vereering-"
ook geen overliodige weelde is, wanneer
men die uit ditzelfde oogpunt beschouwt.
Ziet men af van enkele politieke „helden",
dan is daarvan in Nederland heel weinig
te merken. En dat is jammer, zoowel voor
de zedelijke gezondheid van het voik m h-rt
algemeen als voor de ontwikkeling van hól-
individu in het bijzonder.
Nu verhezen wij; niet uit het oog, dat in
overdrijving hier een groot gevaar schuilt.
Doch voor die overdrijving vreezen wij bij
den nuchteren, paradoxalon geest van onze
landgonooten niet, vooral, terwijl wij de po
sitieve voordeelen van het eeren van zijn
groote mannen door een volk zeker bekend
mogen veronderstellen.
Daarbij Ikomt dan nog een paedagogisch
voordeel voor het individu, dat vroeger wel
eens overschat., doch tegenwoordig, dunkt
ons, vrij algemeen onderschat wordt.
Vroeger meende men den jongen, den
mensch niet beter te kunnen ontwikkeien
dan door hem levens van groote mannen te
doen kennen. En men maakte daarbij niet
zelden de fout, dat men groote mannen ten
bate der jeugd tot zoete jongens maakte,
welke door hun braafheid den geduldigen,
jeugdigen lezer in hooge mate de keel uit
hingen.
Nu gelooft men klaarblijkelijk heel wein«g
meer in de ontwikkelende kracht van goede
levensbeschrijvingen. Ten onrechte, dunkt
ons. Juist de groote menigte der lezers, zoo
licht geneigd om te be- en te veroordeelen
en om alles naar hun maatstaf neer te ha
len, kan er slechts bij profiteeren, wanneer
de welgelijkende portretten der groote man
nen wat lager worden gehangen, opdat ook
de niet-geJetterden hen zullen kunnen bezien
en bewonderen.
Dat sohijnt ons dan ook de groote opvoe
dende (kracht van zulke jubilea. De portret
ten van groote mannen worden lager ge
hangen. Er wordt eens een tijdje over hen
geschreven, over ben gesproken. Zij icomen
ietwat in de modo. Hun le /.'.n-geschiedenis-
sen vinden voor een tijdje dikwijls
weer een rnarkt. En daaruit kinnen dan ook
de groote meerderheid der lezers wat meer
bescheidenheid en cbjoctwircit loeren.
In elk jubileum is een hoeveelheid univer
sity extension is een sterlk opvoedend ele
ment. Niet alleen de ethische opvoeding
van den gewonen lezer kan da: rdoor gebaat
worden, doch ook de literaire, de geschied
kundige.
"VVat 't 1ste aangaat, kan men 't betrekke
lijke van alle mode-bewegingen op literair
gebied leeren kennen, wat voor velen, zelfs
meer beschaafden, zoo'n bijzonder wensohe-
lijike verrijking van kennis zou zijn. En dan
vermeerdert men den liistoriscken zin, «ie
(kennis van het verleden, de waardeering
voor de klassieken
Dat alles hebben mannen van het gehalte
van den geleerden schrijver in „D e A m-
sterdammer" niet noodig. Van lien
begrijpen wij, dat zij door de herhaling van
bekende feilen, door alle drukte en door
veel ijdclheidsvertoon geërgerd worden.
Doch daarbij mogeu zij dan toch ook niet
uit het oog verhezen, dat het groote pu
bliek andere nooden heeft.
Als de oacao-firma's niet adverteeren,
drinkt het publiek geen oacao. Met de gees
telijke genie-tóngen van het publiek gaat het
niet anders. Er moet reclame voor gemaakt
worden. En juist als reolame, als een heel
onschuldige en volstrekt niet commercieel©
reclame voor deze Nederlandsche schrijvers,
achten wij die jubilea haast onmisbaar.
Anders dan prof. Kalff hopen wij dan
ook, dat men nog veel zulke jubilea niet ,,on
opgemerkt zal later^voorbijgaan", ten pro
fijt© van de ontwikkeling van ons volk uls
geheel en van de ontwilkkeling van zijn bur
gers.
In „Do Nieuwe Courant" publiceert
de bcür A. van Gijn een artikel over „0 n ze
l&ngzaaïn werkende Volk avert e-
g-onwooïdigiii g".
Do lieer Van Gijn doet een tweetal mid
delen aan de hand, om hierin verbetering
te brengen.
In do eerste plaats, zegt hij, deugt het
aantal loden vajn ons Lagerhuis niet. Een
vergadering, die zaken wil doen, moet öf
zóó klein zijn, dat ieder lid, wol niet bij
elke gelegenheid, maar tooli zoo nu en dan
eens con duit in heb zakje lean doen, óf
zóó groot, dat zulks voor een groot deel
der ledeu vrijwel uilgesloten is. Ons aan
tal, 100, is in dit opzicht niet gelukkig.
Vermits nu om verschillende redenen van
beperking van het aantal loden geon
sprake kan zijn, wil het mij voorkomen,
dat oeln niet onbelangrijke uitbreiding veel
Hut zou hebben.
Gelijk de zaken nu staan, geneert ieder
lid van de Kamer zich om hot gaasche jaar
of ecüiige jaren ach ter oca geheel te zwij
gen.
Etn dan schrijft hij ver dór o.a-
Zal jnu dit kwaad genezen worden door
vermëerdeining van het aantal leden? Het'
wil m!ij voorkomen, dat er niet aan, behoeft
te wdrdejn getwijfeld. 'Natuurlijk zou dé
toestand Veel erger worden, als het uitge
breider aantal leden ook noodig mocht vin
den allen op hun tijd mee te praten.
Maar hiier zou de wal het schip koeren.
De afdoening van alles pou zóó onmogelijk
worden, er zou zulk een absurde toestand
omtfltaan, (dat het kwlaad spoedig zichzelf
zou 'genezen- Ik geloof zelfs, dat het geen
oogenblik zoover zou komen, dat het hin
derlijk was. Iedere partij of groep, welke
zich niet belachelijk wilde maken, zou in
zien, dat zij een zekere disciplme moest
invoeren, als nu reeds bij enkele groepen
bestaat. En menigeen, die niet voor zijn
pleizier spreekt, maar eenvoudig, omdat
hij het niet. lateu kan, zou allicht eens af
wachten, of heb aantal der zwijgers nu
niet zóó gëoot werd, dat hij zioli niet meer
zou behoeven te geneeren om er toe te bc-
hooren.
De heer Van Gijn noemt dim nog eenige
suppletoir© voordoelen van oen grooter le
dental. waarna hij als tweede wijziging voor
stelt een wijziging van de bepaling der
Grondwet, dab niet mag worden beraad
slaagd of besloten, tenzij minstens de helft
van de leden aanwezig is.
Om niet nog veel minder af tc doen dan
thans, wórdt er in de praotijk met deze
bepaling de hand gelicht, somtijds op een
wijze, die weinig strookt met de waardig
heid van de Kamér.
Gevraagd mag echter worden, of deze
bepaling, die in zeer vele landen niet
geldt, wel nuttig is. Wat de beraadslagingen
aangaat, belangstel ling laat zócii niet afdwin
gen, al dwingt men aanwezigheid af. De
aanwezige, niet belangstellende, is in het
beste geval niet hinderlijk. Maakt hij ge-
Taas door particuliere gesprokken, dan be
lommert hij de belangstelling van andóren.
En wat de stemmingen aangaat, koevele
stemmingen zijn or niet, die eenvoudig ge
houden wórden om een einde te maken aan
den strijd van ja of neenof er ccn wat groo-
Icr of kleiner aantal leden aan deelneemt-,
is van gering belang. Groote stemmingen
worden reeds nu tcrocht uitgesteld, opdat
ieder kan deelnemen. Natuurlijk zouden or
bij vervallen van do bepaling omtrent het
minimum aantal leden waarborgen moeten
zijn tegen verrassingen.
Men zou kunnen bepalen: „Wanneer min
der dan de helft van do ledeu aanwezig
is, mag er niet worden beraadslaagdwan
neer één vijfde, mog-en besluiten niet genomen
wórden, wanneer één tiende van de aanwe
zig© leden zicli daartegen verzet."
De „Middelburgfiche Courant"
zegi over do Armenwet:
W© Lebben van dit wetsvoorstel veel goeds
kunnen vertellen. We gelooven, dat do aan
neming er van in voel oprichten gelukkige
gevolgon zal hebben, al blijven er ook nog
wenschen over.
Maar wat in do geschiedenis er van wel
Kst moést treft, is het gelukkige resultaat
van het overleg van de commissie van voor
bereiding mot don Minister. Telkens en tel
kens kin men in liet rapport dor commissie
lezen, dat do Minister haar opmerkingen als
juist erkend, en or aan te gemoot komt.
Wat een verschil met de moer of min vijan
dige debatten in de openbare zitting '-
Mun kan Glechts weuschou, dat het insti
tuut der commissie van voorbereiding in
onze Tweede Kalmer nog meer uitbreiding
zal krijgen dan het nu al heeft.
Wat het lot dor Bakkerswet betreft,
is „Patïimoniu in" hot lieeleniaal niet
eens niet „De Standaard."
Het blad liaalt do taclischo overwegingen
aan, die het orgaan van dr. Kuyper aan
voerde voor het achteraan op de agenda
houden van do Bakkerswet, on schrijft dan:
Hot. spijt «nis zeer, dat er ook Rechts
over do Bakkerswet zooveel verschil van
mooning heerscht. Men ziet blijkbaar togen
een behandeling op.
En dan verder
Maar ook wij golooven niet, dat or vóócr
Paechen nog iots van de Bakkerswet zal
komen.
En na Paschen?
Vei" moedel ijk komen dan allereerst de
Ziekte- en Radenwetten aan do orde.
In hot najaar, vraagt, naar wij hopen,
de Invaliditeitswet den voorrang. Wannéér
zal de Bakkerswet dan aan de beurt komen
In Februari van het volgend jaar Maar de
Tariefwot is or imlmors ook nog( Geld is
er noodig! En bovendien zijn er nog tal
van ontwerpen, op welker behandeling de
Regeering prijs stelt.
De Nieuwe Armenwet.
Na den heer Ty deman nam aan de
algemeene beschouwingen giste rnamiddag
deel de heer Kuyper, dio zei er zioh
over te verheugen, dab de twee sfcroomin-
gen* waarvan te dezer zake sprake was,
zijn saamgebracht. Men had hier een strijd
tusohen de Kerk en de overheid wat betreft
de armenzorg, waarbij men profijt wilde
trekken van die der Kerk. In 1798 kwam er
een tweede antithese, dat de overheid de
aimenzorg nl. geheel los van de Kerk aan
zioh wilde trekken. Thorbeoke wensohte
alle liefdadigheid en armenzorg onder het
bestuur van den Staat te brengen en meen
de, dat de instellingen van kerkelijken en
particulieren aard onder art. 195 der
Grondwet vallen. Maar heb ontwerp-Thor-
becke druiöcht in tegen de algemeene mee-
ning. Het daarna gekomen wetsontwerp-
Van Reenen beschermde juist de particu
liere armenzorg.
Vervolgens releveerde spreker, welke po
gingen er gedaan zijn, om aan de antithese
een einde te maken door minister Goeman
Borgesius. Met het huidige ontwerp mag
men hopen te zijn. gekomen op den weg van
algeheele samenwerking. Kerkelijke en par
ticuliere liefdadigheid worden vrijgelaten,
zij het nog niet op volkomen bevredigend©
wijize-, dan toch zoo veel mogelijk. Erkend
wordt voorts, dab de burgerlijk© overheid
ten aanzien van de armenzorg plichten en
een roeping heeft. Ook van Koomsche zijde
is de noodzakelijkheid van armenzorg van.
overheidsweg© erkend. In Protestantecho
landen, Engeland, Zweden, Noorwegen,
Denemarken en Duitschland, is de armen
zorg grootendeols in handen der overheid
overgegaan. In Schotland en Ierland niet.
Nu meent ook spr., dat men aan de over
heid meer moet toekennen dan tot dusver
ook in ons land is geschied. De roeping van
de overheid ten aanzien van de armenzorg,
is van Protestantsch-Christehjko zijde wel
eens te eenzijdig genegeerd. Daartegen»'.er
staat, dat men hij 't optreden der overheid
niet zoozeer to doen heeft met het motief
van liefde, maar met noodvoorziening. In
dien zij optreedt, moet de overheid -l het
mogelijke doen, om den toestand te verbete
ren, d.w.z. zoo spoedig mogelijk van de ar
men af te komen. Daarvoor is noodig up-
heffing der armen. Dia opheffing is commer
cieel en economisch in het belang der over
heid ze'f. Wat do verkregen overeenstem
ming betreft, moet men nu niet gaan zeg
gen aldus wil spreker opmerken dat
danken we aan de humanisten, want dit i
een leugen. Historisch is dat eemoudig on
waar, wat spr. nader uiteenzet. Lang vóór
de humanisten deze zaak der samenwerking
ter hand namen, werd zij reeds van Pru_
testantsche zijde voorgestaan. De vraag, cc
de verdeeling- bij dit ontwerp voor particu
liere en burgerli jke armenzorg gelijk uitvalt,
beautwoordt spr. ontkennend. Het burger
lijk armbestuur krijgt een voorsprong, dooh
dit moet men 't gunnen. De Protestantsehe
instellingen althans heblien boete te doen.
Zij hebben den tijd laten voorbij gaan on
bet diaconaat verlaagd tot een bureaucrati
sche bezigheid, met bedoelingen van zelfs
50 cents per week. Nu hebben zij zioh af te'
vragen: Waar zijn de krachten tot ophef
fing! Die krachten liggen niet in de wot.i
maar uitsluitend in Christus, den Heere.
Indien de goede wil er is, is er geen nat
van het burgerlijk armbestuur noodig. Tt-
dit verband vraagt spr. of het wel billijk
is, dat een Kerk, die voor eigen armen ge
heel zelf zorgt, belasting te betalen zal heb-;
ben voor de armen van een andore Kerk.
Van het indienen van amendementen zal
sprelker zich onthouden, al zijn er moeilijk
heden overgebleven. Van heeler harte zal luj
voor het ontwerp stemmen.
De Minister van Binnenlann
soheZaken is dankbaar voor de wel
willende woorden, hier gesproken. lli
brengt hulde aan het voorwerk, door t'
„Vereeniging tot verbetering van Armen
zorg" verricht, en dank aan de commissie
van voorbereiding. Het ovorleg heeft spr.
zoo opgevat, dat men moet trachten tot con
aanvankelijk accoord te komen, waarvan
men kan hopen, dat het bij de behandeling
in de Kamer niet tot te veel wijzigingen
aanleiding zal geven. De gevonden oplos
sing voor samenwerking verheugt spieker
en ook hij is van mecning, dat deze oplos
sing gevonden is, niet op eon humanisti-
sohen, maar op Christelijken grondslag.
Wiait het aanvullend karakter der burger
lijke armenzorg betreft, spr. meent-, dat -ie
overheid beginnen moet. de kerke ijko rn
particuliere liefdadigheid te erkennen. Tri
de uitoefening van de armenzorg, als l»e-
langrijk deel van haar taak, wordt in dit
ontwerp een betere reclasseering-methode
van de burgerlijke armenzorg mogelijk go-
maakt. Dan zal dat voor de kerkelijke en
particuliere armenzorg een spoorslag zijn,;
om na te gaan, in hoeverre zij dio methof
de kan overnemen. Meer steun van Rijks-
wege wil spreker niet-. De kerkelijke rn
particuliere liefdadigheid wordt geheel
plaatselijk uitgeoefend. Is deze liefdadig
heid niet voldoende, dan zullen de ingeze
tenen hun geld via do burgerlijke overheid
-geven voor de armenzorg. Plaatselijke rege
ling is, met hot oog op do kosten, dus veel
foeter. Een gemeentebelasting, speciaal voot
armenzorg, zou een novum zijn, dat eerst
nog een nader onderzoek zou vereisohen.
Gemakkelijk op te lossen is deze kwestio
niet, m. 11. wat betreft de vraag van ont
heffing voor hen, die aan de diaconie ge
ven.
Nog zegt spr., dat- hot beroep op Dodo-
puteerden (abt. 32) niet de bedoeling hooft,
do armbesturen tc doen consrtre-n dcor hot
collogo.
De hoer Ty deman, rcplieecrend, lo
toogb tegenover don heer Kuyper, dal dc ar
menverzorger van de overheid evenzeer do
ziel van den aïtao, dio bozocht. wordt, zal
kunnen ver-staan als de nvmveirzorger van
do particuliere en kerkelijke hefdadighouL,
De Minister antwoordt en zegt, dab,
de armenverzorging van een overheid nooit
zal weten, wolke levensopvatting hij bij zljnj
taak te volgen hoeft. Die van een Kerk 06
instelling hebben steeds ha.ur eigen levcnsop,
vatting.
Artikelen.
'Aï-likel 1 wordt zonder hoofdelijke slotiil
ming aangenomen.
Bij art. 2 maakt dr heer D r u c kor n
opmerking betreffende de redactie. H
wenscht te doen vervallen de woorden
staats, provinciale of gemeente en dus at-
teen van „instellingen" te sproken.
Do Minister zegt, dat deze wool don
oen historische beteekenis hebben, doch ver-
klaart ze te zullen doen vervallen. Ha.sr--
wijzigde artikel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen. t Ui
Bij arb. 3 is een amendement-Kink, nee
treffende hot bijhouden van lusten
stellingen van weldadigheid door B. en W -
De bedoeling van hel amendement is dab
niet alleen B. en Ws„ maar Grd. &tote^
Zioh moeten houden aan de gcreoliteluke bo,
slissing liotrcffende de rangschikking der i.H
S^Uh"r°Plu\kSUcht zijn amende,.,col
naDo Minister noemt het amendemeuf
over. Het gewijzigde art 3 wordt zonde}
hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij art. 4 neemt do Minister een omen
dement-Do Beaufort over betreffende de W|
I dactic van dit artikel Ite bodoolin? rf