Eet avontuur van de Tooverheks.
FEUILLETON.
JACK SIMPLETON.
Be wraak der Fee.
Dienzelfden avond hep oom August den
tuin eens in, terwijl Frea! zijn reusachtig
hobbelpaard' zou bestijgen, broer hield de
teugels, maar net toen Fred in de stijg
beugels stapte, kantelde het beest en was
Fred een zandruiter.
En dat nog wel ten aanschouwe van zijn
oom, wien hij zoo graag zijn kpnst in het
handig opstijgen getoond had. Niet, dat
ons jongmensch zich zoo'n pijn had gedaan
maar zijn gezicht was rood en gezwollen
van woede en zijn zweep opheffend in de
richting van zijn broer, raasde hij:
,,YVat een dommerik! je veraiendet dat je
.er eens duchtig van langs kreeg!
,,Pas opFred," sprak oom slechts heel
kalm, ,,pas op! of ,,dat leeuwtje" zal op
groeien tot een ontembaar beest."
Alle kleur week van Freds wangen en
hij liet het hoofdje hangen, 't Was niet
voor de eerste maal, dat Oom August zijn
neefje bot zag vieren aan een van zijn driit-
buien.
Maar nu nam Fred zich dan ook voor,
met ernst den strijd aan te binden en
we twijfelen niet of hij zal overwinnen,
want zelf kwam ons ventje tot het inzicht,
hoe gevaarlijk zijn „leeuwtje" dreigde te
worden voor hem zelf en voor zijn omge
ving.
Op zekeren avond in de maand December
fwm bet jaar 1439, had er een eigenaardig
voorval plaats te Hante-s, de voornaamste
stad van het groothertogdom Bretagne, dat
op dit oogenblik bestuurd werd door Her
tog Jan V. Al reeds van den vroegen och
tend viel er een dichte sneeuw iü de stra
ten en geen mensch vertoonde zich dan ook
buiten, totdat eindelijk om vijf uren de
poorten van de abdij open gingen en er een
heele stroom jonge scholieren uitrende.
Juist stak een arme vrouw van een jaar
of zestig, in lompen gebuid het plein over.
Ze zag er allervreemdst uit eu, zooals het
gaat kinderen zijn dikwijls wreed, moet
ik tot mijn spijt eiikennen de heele woes
te bende wierp zich op haar, trok haar bij
den mantel, belegerde haar als bet ware
met sneeuwballen en riepen om het hardst:
„Hè, daar heb je die leelijke tooverheksl
JVeg met juffrouw Hesje, weg!"
Slechts een jongen van een jaar of tien
had haar willen verdedigen. Hij had zich
voor haar geplaatst om een muur te vor
men, maar dat gaf niet veel, hij was te laag
bij: den grond en tot overmaat van ramp
trof hem nog een steen, die eigenlijk niet
voor hem bedoeld was. Gelukkig kwam net
op dat oogenblik de burgemeester te voor
schijn en die merkte, tot zijn groote voldoe
ning, dat het zijn eigen zoontje was, die de
verdediging op zich genomen had.
„Schaam jullie je niet?" spralk de streoge
Een geïioimzinnig Reiziger.
8
Zonder acht te slaan op deze vraag, 2ette
de gouverneur zijn lectuur voort, stak ver
volgens het papier bij zich en keek Jacques
aan met doordringenden Wik:
„Sta op!" sprak hij, „en antwoordt- mij op
mijn 'vraag; maar vooral spreek de waar
heid of anders zal het nog slecht met je
afloopen. Dan kom je in een gevangeniskelder
terecht, waar je nooit een straaltje licht te
zien krijgt."
„Ik ben bereid, Uw Doorluchtigheid te
gehoorzamen, gelijk zij wenscht," sprak de
schildknaap, nog steeds in de meest deemoe
dige houding.
„Nu dan: "Wat viel er voor op Rockdale-
kasteel den dag, dat deze', brief geschre
ven werd?"
„Een jong edelman te paard bracht er de
tijding van den dood van den graaf, hij
kwam pas uit den oorlog en was zeer edel
moedig, want hij liet het goud maar stroo-
pien. Toch had de heer Robin een ernstige
man, „om een arme vrouw zoo te plagen*,
vooral als zij behalve oud nog gebrekkig en
ellendig is."
Nu was het nog in den tijd van
bijgeloof, niet waar? In de middeleeuwen
hield men het er voor, dat enkele oude vrou
wen konden tooveren en zoo'n heks werd
dikwijls heel haar leven geschuwd en ge
plaagd; ten minste nooit met rust gelaten
door de balddadige jeugd.
De kinderen dropen intusschen af en Je
„heks" prentte alleen nog maar de trek
ken van haar weldoener in het geheugen,
vroeg hem tiaar zijn naam en ging toen
haars weegs.
Acht jaar later was een jong student uit
de universiteit te Engers, een der meest
bekende hoogeschoien van Frankrijk, in den
omtrek dier stad uit wandelen en had zich
daar in een boschje neergezet*' waar hij zich
verdiepte in de lectuur van een boek. Zoo
bad hij niet eens gemerkt, dat hij opeens om
ringd was door een heele groep ruiters.
„Wat lees je daar zoo aandachtig, vriend?"
vroeg een der pas aangekomenen.
Den bijbel", antwoordde Yves le Foil.
„In den Hebreeuwschen tekst?"
„Ja."
„Nu, een dergelijke gast zal dunkt rae
juist in den smaak vallen van onzen heer
Gilles de Rais."
De anderen barstten in lachen uit.
„Héla, baas, ga jij maai' eens met ons mee,
Hier dicht bij op het kasteel valt er een
wertaje voor je te doen. dat best naar je yin
zal zijn."
„En als ik nu eens niet verlang mee te
gaan?"
„Wel, dan zullen we je best een eindje
helpen." In een oogenblik was hij nu achter
op het paard vast gebonden en naar het
kasteel Chantocé gevoerd.
„Daar aangekomen werd ophaalbrug on
middellijk opgehaald en werd de student
voor den eigenaar Gilles de Rais geleid. Al
lerlei vreemde geschiedenissen deden de
ronde van dezen burggraaf, die nog gestre
den had aan de zijde van Jeanne d'Arc,
maar die op het oogenblik zoozeer in armoe
de en verval was geraakt, dat hij aÜe.'lei
mysterieuze middelen moest te baat ne
men, om aan den kost te komen. Ook werd
hij verdacht van leelijke dingen, o.a. moeBt
hij tal van kinderen hebben opgelicht.
Toen de student nu toegelaten was bij
zijn gastheer, reikte die hem onmiddellijk
een Hebreeuwsch manuscript over, waarin
ook over toovenarij gehandeld werd en hij
sprak:
„Zeg eons, jullie universiteit heeft zoo'n
groote roep van geleerdheid over heel de
wereld, zou jij me nu ook po as kunnen zog-
gel welk woord hier staat?" Yves le Foil
was echter altijd zoo'n afkoer ingeprent
van al wat op die duistere kunsten leek, dat
hij dit onmiddellijk zeer bout weg weiger
de.
woordenwisseling met hem en ik geloof zelfs,
dat het j;ot handtastelijkheden kwam, want
er werd ton minste opeens een heele drukte
gehoord en na afloop van dezen twist moet
de intendant toen den brief gegeven hebben,
dien ik al dien tijd vergeten heb, zooals ik
u al zei."
„Hoe lang is de ridder op het kasteel ge
bleven
„Tot den volgenden dag slechts; de heer
Robin en hij, die toen ineens de beste vrien
den schenen, vertrokken samen naai* de pa-
ketboot op Dover en hier moet de inten
dant den ruiter hebben voorgesteld als een
bloedverwant van hem, hetgeen natuurlijk
een leugen is, daar de man heel geen familie
bezit."
„Dus die Robin heeft den jongen man
naar Frankrijk helpen vertrekken?"
„Om u te dienen."
„Zou je ook bewijzen kunnen aanvoeren
voor die bewering?"
„Jawel, uw Doorluchtigheid. Tom Carver
kan het ook getuigen, evenals het heele per
soneel van het kasteel. Ook kan kapitein
Webb ondervraagd worden en baas Raleigh,
de eigenaar van het hotel „De Roode Leeuw",
waar de heeren gezamenlijk nog gedejeuneerd
hebben, alvorens te vertrekken."-'
„Zoo, weet je wel goed wat je zegt?" NV
bet zien van dit boek toch, moet je óf mijn!
medeplichtige worden, óf je moet sterven."!
Yves bleef echter volharden bij zijn weige
ring en de woedende edelman gaf daarna!
bevel, dat hij in het vertrek daarnaast zouj
gevoerd worden, waar hij zajn verder lotj
mft.a.r moest afwachten. Terwijl de jonge I
man hier diep wanhopig ter neer zat, ging!
de deur opeens open en een vrouw in het',
grijs gehuld en met een sluier voor het ge-
laat trad binnen. Ze keek den jongen stu-1
dent even scherp aan, vroeg alleen nog zijn!
naam en zonder een enkel woord te spre-:
ken zei ze: „volg mij". Ze gele:dde den jon-,
gen man toen over een portaal naar een ge-!
heime deur die beneden in het achterhuis!
uitkwam en waardoor hij ontvluchten kon,
zonder dat hij de ophaalbrug over hoefde.
„Wie zijt gij toch?" vroeg de jonge Yves
nieuwsgierig.
„De heks, die gij redde toen ge tien jaar.
waart en die zich nu gelukkig voelt, je
vandaag deze daad van erkentelijkheid te
kunnen bewijzen." 1
Eenige maanden later werd de burggraaf
Gilles de Rais opgehangen wegens het op
lichten van honderd negen en veertig kinde
ren dus Yves le Foil dankte den Hemel,
dat hij niet de medeplichtige was gewor
den van een dergelijke schavuit.
De heele hofhouding van het feeënrijk
was verzameld in de zalen van het paleisJ
waar dien ochtend het doopfeest zou plaats]
hebben van Prins Frits, den vermoedelij-!
(ken opvolger des rijks. Ministers en groot-,
waardigheidsbekleeders waren bijeen, omj
deze verheven plechtigheid naar behoorsn
te vieren. Lang hoefde er gelukkig net
gewacht te worden door de nieuwsgierige
menigte, want al heel gauw kondigden de
herauten aan: de Koning en de Koningin l
En de Koning begon:
„Heeren en dames die hier bijeen zijn, ik
stcl u bij deze voor mijn zoon en opvolger
Prins Frits en om diens doopplechtigheid
te vieren heb ik U allen bij elkaar geroe
pen.
Onmiddellijk ging er een vleiend gefluis-,
ter op onder de gasten, want dat jonge,
koningskind Prins Frits was pas actit,
dagen oud moet je weten was waarlijk'
een allerliefste baby: zachte, moillge rose
wangetjes, en wat het voornaamste was'
een allerzo'miigst humeur had het kleintje
al. Hij had nog nooit gehuild van zijn le
ventje en verroerde zich nu ook letterlijk
niet in de armen van zijn peet.
Toen de ceremonie in de kerk was af-
geloopen, begonnen de feestelijkheden'
eerst recht in het paleis. Midden in de
zaal stond een groote bouquet camélia's;-
daar kwamen nu op eenmaal allé feeën uit
De gouverneur scheen nu voldaan over deze
inlichtingen, greep een blaadje papier nteti
het Engelsche wapen er pp en schreef in
haast:
„Order, om' overal waar hij maar te vin
den is den heer Robin God's Mercy aan te
houden, den intendant van Rockdale-kasteel,
die beschuldigd wordt van een samenzwering
tegen de veiligheid van den Staat.
Geteekend
De Lord-Gouvemeur der Prov. Kent.,
G. WARREN,
Do ver-Kasteel, .25 October 1652."
„Reginald," zei hij, het geschrift aan den
luitenant overreikend, „neem er zes van de
garde mee en zie dat je de hand legt op
den schelm), wiens naam hier vermeld staat.
Deze baas hier en de Gouverneur wees
op Jacques zal jullie tot gids dienen."
Met een gebaar gaf hij daarop den offi
cier te kennen, dat ,die wel vertrekken kon
en de schildknaap boog ook diep, terwijl zij
beiden de order nu gingen uitvoeren.
Het zal zoo wat negen uren in den avond
zijn geweest, toen de kleine expeditie stil
hield voor Rockdale-kasteel en de ophaal-,
brug overtrok.
rjLa^t mij alleen binnengaan,"- spr^k;