If ©a 15©SSa
XjEXDSOH DAGBLAB, Zaterdag1 24 Februari. Eerst© Blad,
Anno 1912.
PERSOVERZICHT.
Aeademienieuws.
Tweede Kamer.
West-lndiê.
FEUILLETON.
Haa§* deel gemist.
„De S t a n d a a d" schrijft:
De Kamer besloot niet in te gaan op het
yoorstel, om de Bakkerswet ea de
in o t i e-T roelstra hoe eer hoe beter
aan de orde te stellen.
Vooral nu de bakkersgezellen zioh tot de
sociaal-demoeratïsohe partij hadden gewend,
;en haar hadden verzocht deze zaak in de
Kamer door te drijven, is het goed, dat dit
fiasco maakte. En ook afgezien van deze
bijkomstige omstandigheid was het ongera
den, juist nu een ontwerp in discussie te
brengen, dat Hechts appel van twist is, en
slechts met hulp van Link3 slagen kon. Het
zou stellig niet kauscher geweest zijnr om
den Minister, juist nu het sociaal in de Ka
mer spannen gaat, zijn entrée de chambre
met zulk een gedwongen en onnatuurlijk
succes te hebben laten maken.
Toch was het begrijpelijk, dat het aan
cén stem hing. 't Sentiment sprak hier
mee, en dan is het benefit altoos voor de
klagende partij. Toch zag, wie verder door
dacht, zeer goed in, dat bij een zaak, die
meer dan tien jaar hing, een verschil in tijd
Van enkele maanden den doorslag niet kon
geven.
Dat het denkbeeld om Troelstra's motie
voorop te schuiven, viel, sprak vanzelf. In
Engeland zou zulk een voorstel zelfs gansch
'niet in behandeling komen, maar op de
lijst der onverteerbare gerechten worden
bijgeschreven.
Zulk een voorstel loopt, zoo men 'fc be-
handelèn gaat, op niets dat doelloos tijd-
Verlies uit, en houdt de sociale wetten
tegen.
Het arme arbeidersvolk tot soha
Wij gaan hiermede geheel aoooord, zegt
„De Tijd."
De Bakkerswet is zeker geen ontwerp,
'dat bij de Reohterzijde, als geheel be-
fccliouwd, hooge geestdrift kan wekken of
op algemeene instemming kan rekenen.
Hoogstwaarschijnlijk zullen, als het tot de
beslissing komt, ook van Rechts stemmen
tegen dat ontwerp worden uitgebracht. En
wij vermoeden, dat in de ziel van menigen
rechts zetelenden afgevaardigde op het
oogenblik nog een strijd tusechen de argu
menten vóór en tegen gestreden wordt,
welke misschien eerst bij heb mondeling de
bat in den een of anderen zin zal worden
beslist.
Wie kennis nam van de vele en zeer ern
stige „Bedenkingen" tegen heb ontwerp
door het Bakkerscomité (voorzitter dr. J.
Roeters van Lennep; secretaris H. Blaupot
fcen Cate) reeds vóór geruim en tijd inge
bracht; en vooral wie iets kan gevoelen van
het stuitende eener vrijheidsbeperking, die
zóó ver gaat, dat zij don arbeid in eigen
zaak en in eigen woning als een strafbare
daad wil verbieden, zal zeker niet dan noo-
de, en alleen dan', wanneer hem voldingend
wordt aangetoond, dat er schreeuwende
maatschappelijke misstanden bestaan,
welke op' geen andere wijze uit den weg ge
ruimd kunnen worden, zijn stem aan het
w.-o. willen schenken.
Een niet overhaaste en rustige behande
ling moet dus stellig in het belang der tot
stand-koming van de wet worden geacht.
Daarentegen kan geen krachtiger steun
aan de tegenstanders geboden worden dan
door heb oefenen van pressie op de weife
laars ter Reohterzijde, door minderwaardi
ge middelen.
Van dat standpunt gezien, is bepaaldelijk
heb inroepen van den steun der sociaal
democratische fractie, onTde wet met allen
f.poed door te drijven, van de zijde der
bakkersgezellen een tactische fout geweest,
die niet onmogelijk haar eigen straf met
zich zal brengen.
Over de poging, om cle behandeling der
motie van Troelstra betreffende gelduitdee-
ling van Rijkswege aan alle zeventigjarige
werklieden, aan de beslissing over de pen
sioenwet van minister Talma te doen voor
afgaan, hebben wij reeds onze meening ge
zegd. Het zou t e dwaas geweest zijn. Niet
onaardig sprak het „H andelsbl&d"
van een poging om knoopen te zetten aan
een jas, van welke de maat nog moet ge
nomen worden.
„H et Yolk" zegt:
Wij wezen er reed3 op, dat het brute op
treden der 'rechterzijde, o. a. door verwer
ping van het voorstel om de Bakkerswet
liet eerst te behandelen, gevolg was van de
voosheid ter rechterzijde. Men vreest daar
die behandeling.
Het was meer dan een los vermoeden,
dat wij uitspraken; het is bekend, dat èn
Lohman èn Kuyper beiden niets van die
Bakkerswet hebben moeten. Maar wij heb
ben nu cle bevestiging van hetgeen wij zei
den, uit cle mee6t officieele bron.
,,D e Standaard" noemt het in een
driestar
„ongeraden, juist nu een ontwerp in
discussie te brengen, dat Rechts appel van
twist is, en elechts met behulp van Links
slagen kon. Het zou stellig niet kauscher
geweest zijn, om den Minister, juist nu het
sociaal in de Kamer spannen gaat, zijn
entrée de chambre met zulk een gedwongen
en onnatuurlijk succes te hebben laten
maken."
Dus daar wrong de schoen. Die appel van
twist heeft 't hem gedaan. Maar als dat
zoo is en het is zoo dan staat het ook
vast, dat het niet ging om de Bakkerswet
wat vroeger of wat later, maar toch in elk
geval vóór Paschen te doen behandelen,
maar dat de toeleg is de Bakkerswet niet
te behandelen. Immers, ook aan het einde
van de nu vastgestelde agenda staat ze nog
voor alle andere soeiale wetsontwerpen.
Zijn entrée de chambre (kamerintrede) zou
cle Minister ook clan nog op dezelfde ma
nier moeten maken.
Het besluit komt dus hierop neerde bak
kers kunnen wachten, evenals cle 70-jarigen.
Voor wie 't vergeten ïnccht 't zou geen
wonder wezenzij herinnerd, dat wij
christel ij k geregeerd worden
Onder het motto Nederland zal
zijn koloniën eerst waar cl e e
ren na haar verlies schrijft de heer
J. van dér Eist in „D e Nieuwe Cou-
r a n t"
Hoe meer hefc tijdstip nadert, waarop in
cle Tweede Kamer het eindoordeel over het
door den Minister van Marine voorgestelde
pantserschip zal vallen, des te krachtiger
luiden de geruchten, dat er voor deze fai
lure reeds een meerderheid gevonden is.
Ongeacht hefc verloop der debatten wordt
het schip toegestaan: een fraai Regeerings-
beleidOngunstig beoordeeld door den
Raad van Defensie, den chef van den ma
nnestaf en de pers, luidde de hoogste Jof
voor dat schip: „Beter een half ei dan een
leege dop 1"
Was de Kamer niet zoo érnstig van alle
zijden gowaarschuwd, dan ware het begrij
pelijk, dat zij al3 leekenlichaam geen partij
dorst kiezen, doch n u zal cle aanbouw van
dit schii) ten hemel schreien. AlleD, die tot
dusver vertrouwen stelden in de wijze,
waaróp d* tegenwoordige meerderheid
's lands defensie behartigde, zal clit ver
trouwen ontnomen worden door de laatdun
kende wijze, waarop d a n gehandeld zal
zijn. De beslissing, door cle Kamer le né
men, is een bijzonder gewichtigehet geldt
niot alléén juist dit pantserschip, doch c .s
geheel verder aan te nemen vercledigings-
stelsel voor Indie. In clen nog niet uitge
streden strijd tussohen artillerie- en torpe-
dovloot schaar ik mij geheel aan de zijde
der voorstanders der eerstgenoemde, maar
dan moet ook zonder voorbehoudt aan hun
hoofdeisch: „volwaardige, snelle pantser-
schepen", voldaan worden; zoolang men
kleine, langzame schepen bouwt, zoolang
hebben de argumenten der voorstanders
eener torpedovloot groote waarcle! Geld
toestaan voor schepen, die vechten noch
vluchten kunnen, is weggegooid, dat zal toch
aan iederen leek duidelijk zijn.
Bij de lezing en discussie over „Torpeclo-
statistiek" door den luitenant ter zee 1ste
klasse Da Neve op 2 November 1911 in de
Marinevcrecniging, moet deze, tot dusverre
voorstander eener torpedovloot, erkennen,
dat, indien wij krachtiger en sneller pant
serschepen zelfs geen Dreadnoughts
wilden bouwen, het vraagstuk dadelijk m
het voordeel der artillerie vloot zou zijn op
gelost. Mijn meening over hefc noodigo
groote type in Indië is: Wanneer Nederland
een pant3erschip wilde bouwen met pefcro-
leum-motoren groote bespariug aan
ruimte, gewicht en twee derde machiae-
kamerpersoneel dan zou een 12,000-tous-
sohip artilleristisch krachtig en snel genoeg
kunnen zijn om zich met veel grootere te
meten.
Tegenover de financieele bezwaren, tegen
een (krachtiger artillerievloofc ingebracht,
zou ik willen vragen, of het een overdreven
eisch is, dat de bijdrage van Indië minstens
even groot zal zijn als die van Nederland
aan de Marinehet budget van Indië over
treft het onze toch reecis verre. Wat doen
in dezen de Engelsche koloniën niet? Stelt
Indie niet evenveel prijs op zijn moeder
land als Canada, de Kaap, Australië cn
Nicuw-Zeeland op het hunne?
Het bezwaar van den Minister, een krach
tiger vloot niet te kunnen bemannen, is ge
makkelijk op te lossen door onze zeemili
tie ook in de koloniën te gebruiken en haar
diensttijd te verlengen.
Waar een wil i3, daar is ook een weg!
Onze leidsmannen hebben een ruimeren
blik noodig; het gaat toch in de toekomst»
om onze waardevolle koloniën; zij moeten
cle natie durven zeggen, waar hefc op staat,
indien wij onze struisvogelpolitiek blijven
volgen door kleine scheepjes te bouwen,
die precies in ons budget passen.
»Schrijver zet dan nog eens uiteen, dat
het aangevraagde schip w e 1 moet dienen
tot werkverschaffing voor do Rijkswerf.
Deze werf en niet 's lands belang be
paalt de grootte onzer oorlogsschepen. Zoo
lang cle Rijkswerf zal bestaan, zoolang zal
de Staat der Nederlanden er de dupe van
blijven. Eens was do Minister zelf voorstan
der eener opheffing, thans ontwijkt hij deze
cenige oplossing en tracht in de Kamer een
meerderheid te vinden voor een schip dat
niets kan.
Nederland heeft in Indië een veel sterkere
zeemacht noodig, doch. met aanbouw onder
de leuze „beter een half ei dan een leege
dop" dient nu voor altijd gebroken te wor
den. Ik meen dan ook uit naam van zéér
velen in en buiten de marine te spreken,
door de Volksvertegenwoordiging te ver
zoeken, veel liever den aanbouw van groote
schepen te schorsen dan zeven millioen 'oe
te staan voor een schip, dat cle marine niet
begeert. Moge men nu, op hefc juiste oogen
blik, eens inzien, dat de verdediging van
Indië een Regeeringszaak is van het hoogste
belang en geen eenvoudige rekensom voor
den Minister van Marine, die de -12 ton
's jaars, voor aanbouw vastgesteld, zoo pro-
fijtelijk mogelijk moet zi?n te plaatsen. Ons
Marine-budget dient verder gelijken tred te
houden met de geheele Begroeting, terwijl
Indio daaraan minstens evenveel behoort bij
te dragen en alleen onder die voorwaarden
zal men, met allo inspanning en toewijding
-der natie, in staat blijven cle koloniën voor
Nederland te behouden.
Kunnen Regeering en Volksvertegenwoor
diging zich niet. met dit beginsel vereeni
gen, wordt de .affaire op denzelfden voet
voortgezet en het voorgestelde schip toch
aangenomen dan is Neerlands vloot weer één
misbaksel rijker, bij verder afwerken van
het program in 1915 nog écn...., in 1918 weer
één...., in 192' nog één...., wie kan die ramp
ooit keeren
Onder het hoofd Landsverdedi
ging en sociale wetgeving zegt
„D e Nederlande r":
Van zekere zijde worden altijd deze beide
zaken, tegenover elkander gesteld. Betoogd
wordt, dat iedere gulden, voor de landsver
dediging uitgegeven, aan cle armere klassen
wordt ontroofd en ten voordeele van cle
,,heerscliende klassen" wordt besteed.
Waarbij dan steeds de opmerking gemaakt
wordt, dat hefc corlogsbudget zonder reden
het sociale budget drukt.
Van onzen kant werd daartegenover meer
malen in het licht gesteld, clafc landsverdedi
ging vóór alles gaat en d e socia-le kweetic
bij uitnemendheid is, zoodat zij, die op cle
landsverdediging beknibbelen, averechtsche
politiek voeren, die him wel d® gunst van
kortzichtige kiezers kan cloen winnen, maar
clie inderdaad niet m het belang van hefc
armste gedeelte onzer bevolking is.
Nu zijn wij in veler oogen „conservatief!''
Misschien, dat men meer waardo hecht aan
de volgende uiting, clie wij aantroffen in
oen recent hoofdartikel in de „Soziale
P r a x i s", een allesbehalve „conserva
tief" orgaan:
„Het economische leven van een volk, dat
zijn volmaking en verbetering in de sociale
politiek moet vinden, is zonder bewaring
van den vrede en beveiliging tegen aanval
len van buiten voortdurend in gevaar. Zon
der onze sterke uitrusting te water cn te
land zou zoowel de economische opleving
van Duitschlancl onmogelijk geweest zijn
als de organisatie van de staatshulp en
eigen hulp voor de arheider6mass.'s...
Een wereldoorlog of zelfs oen
nederlaag zou in clen a 1 g e m e c-
nen ondergang allereerst cl o
m a s s a 's meesleuren, die cl a n
geen sociale hervorming voo-r
de ellende zou kunnen bewa-
s en." (Wij spaticeren.)
In Duitschlancl ziet men dit in. In Ne
derland eveneens]
Ook „Het Vaderland" heeft mot
verwondering gezien,- dat het ontwerp -
Auteursrecht reec^s --voor het thans
begonnen afdeeling60nderzoek is aangewe
zen. Zij aoht zulk een spoed „te haastig",
wijl deze wet zic\h uitstrekt over een veel
grooter gebied dan de bestaande Auteurs
wet, en ook sohilder-, bouw-, beeldhouw
kunst-, enz., enz. omvat. Tegenover een
eerst op 9 Februari j. 1. ingediend ontwerD
denkt men hier onwillekeurig aan de oude
spreekwijze van „hollen of stilstaan."
„Deze overijlde behandeling heeft het
groote nadeel, dat cle betrokken belangstel
lenden geen gelegenheid zullen hebben, zich
tijdig over het wetsontwerp uit te spreken.
Zoo vernamen wij bijv., dat de Uitgevers
bond op 5 Maart a. s. zou vergaderen, om
het wetsvoorstel te bespreken; men hacl
clan den tijd om a têto roposéc cle voorge
stelde bepalingen te bestudecren en cle re
sultaten der daarover to voeren bespre
kingen op schrift te stellen en aan de Ka
mer te doen toekomen. Maar 'ui de Kamer
reeds deze week tot het afdeelingsonder-
zoek overgaat (do volgende week begint
de openbare zitting weer,) is het niet mo
gelijk dit vóór clien tijd te cloen.
In hetzelfde geval zullen waarschijnlijk
tal van andere vereenigingen van deskundi
gen verkeeren: schilders, letterkundigen,
toonkunstenaars, teekenaars, kunstnijveren
graveurs, lithografen, drukkers, photogra-
fen, kinematograaf- en phonograaf- opera,
teurs, etc., etc.
Wij achten deze overijling eon groot na
deel en hopen, dat er nog iets op gevonden
zal kunnen worden, om aan de belangheb
bende takken van kunst en industrie de ge
legenheid te verzekeren hun stem te doen
hooron, zóó dat deze op de schriftelijke
voorbereiding nog van invloed zal zijn."
In een asterisk O n d e r w ij z e r s s a-
larissen lezen wij in „Hefc Cen-
t rum":
Het „Dagblad' van Noord-Bra
bant" bevat een artikel over cle onderwij
zers-salarissen waarin hefc waarschuwt, da-fc
de onder\vijzera zioh niet te veel illusicn
moeten maken van salaris-verhooging.
„Dan zal er meerdere toeloop van jon
gens komen uit die standen, waar f 1500
's jaars voor een begeerlijk gezins-inkomen
geldt. Maar er zal ook meerdere toeloop
komen uit die, waar dit cijfer meer be
schouwd wordt als een mooi inkomen voor
een ongehuwd meisje. Dat wil zeggen: uit
de hoogere standen."
Hefc bedoelde Dagblad is daarom „geens
zins tegen verhooging der onderwijzers-sa
larissen."
Hefc verklaart, dat die op den tegenwoor-
digon voet beslist te laag zijn.
Hefc waarschuwt alleen, gdijk gezegd, to
gen illusicn, omdat de positie der onder
wijzers „niet louter afhangt van de wette
lijke regeling van meer of minder," maar
door „den loop der feiten in het gedramr
komt," wijl „a'e sociale opvatting omtrent
vrouwen-arbeid is gewijzigd."
Dit laatste moge volkomen juist zijn, toch'
zien wij niet in, dat dit feit in casu ob
„waarschuwing" zou moeten strekken.
Voor de meeste vrouwen zal de ondervTfjs-
taak altijd slechts een t- ij d e 1 ij k e wezen«
ook al staan zij, wat de salarieering l ©-
treft, met de mannen op gelijken voet.
Maar buitendien gaat cle opmerking van
het „Dagblad van Noor a-B r ar
bant" buiten de eigenlijke z*.ak om.
De vraag is ten slotte alleenof de
derwijzers-salarissen verhooging dienen te
ondergaan.
En indien die noodig blijkt te zijn, wab
hefc blad gaarne toegeeft, dan mag de "er-
hooging ook niet uitbliji en, afgezien van
hetgeen daarvan hefc gevolg kan zijn, of
cle illusicn, welke daardoor k u nn e ii
worden opgewekt.
Leiden. Het bestuur van de Theolo
gische Faculteit der Leiclsche studenten
is als volgt samengessteldJ. G. Steenbeek
(praeses) W. cle Voogcl v. cl. Straaten
(abaotis), T. W. van dor Ley (quaestor),
G. W. Oberman (assessor I,) M. Haaisma
(assessor II).
Bij besch. van den Min. van Binnenl.
Zaken is, met ing. van 1 Maart, op verzoek
eervol ontslag verleend' aan dr. S. A.
Koopal, ah assist, voor de scheikunde aan
de univ.
Groningen. Op stellingen bevorderd
tot doctor in cle rechtswetenschap de heer
P. de Groot, geboren te Engwierum.
De clezs week vergaderde afdeelingen
der Tweede Kamer zJjn gisteren alle meb
hefc onderzoek der ontwerpen gereed geko
men, behalve de derde sectie, welke heden
nog bijeen was.
Opgclogde pr o v o o s t s t r a f f e n.
Ingevolge de door hom hij cle behandeling
van de Oorjpgsbegrooting in do Tweede Ka
mer gedane mededeel ing, hcofi do Minister
van Oorlog thans aan de Kamer doen toe
komen een opgave van het aantal cla-gen
provoost, opgelegd tijdens do in November
j.l. gehouden inspectie over verlofganger^
der landweer, benevens van het aantal land-
weorplichtigen, Kqaji wie bedoelde straffen
zijn opgelegd.
Daaruit blijkt, dat aan een totaal van
802 lanclwosrplichtigcn oen totaal van 2017.
dagen provoost is opgelegd, waarvan 104
wegens dronkenschap of te laat versolrij-
nen bij de inspectie, clan wel beide.
Pensioen regeling; spoorweg'
personeel.
Ingediend is écn wetsontwerp tot bekrach
tiging van nadero overeenkomsten met do
Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor
wegen on met de Hollandsche IJzeren Spoor
weg-Maatschappij betreffende de pensioen-re
geling voor haar personeel.
CURACAO.
Willemstad, 26 Jan.
Langdurige droogte.
De „Gur. Ct." schrijft:
Nog altijd blijft de regen uit. Ons is be
kend, dat men reeds melkkoeien begint te
slachten, uit vrees, dat zij wegens gebr:k
aan voeder zullen sterven. Sterfte onder
hefc vee (komt dan ook inderdaad reeds hier
en daar voor.
Over hefc geheele eiland doen zich gevol
gen van cle droogte gevoelen. Is hefc gebrek
aan regen buiten bij eiken stap merkbaar,
in do stad kan men niemand spreken, die
niet steen en been klaagt over cle leegte van
zijn regenbak of aohaarschte van water.
Voegt men daarbij de duurte van de aller
noodzakelijkste levensbehoeften, een gevolg
zoowei van de hier licerschende droogte als
van cle stijging in prijs in cle landen van
herkomst van vele artikelen, clan behoeft
men geen pessimist te zijn, om de toetkomefc
donker in te zien.
33)
„Al lang. Ik heb mijn liefde voor Ribbeek
na vaders dood zooveel mogelijk trachten
te bedwingen. Wij, als zusters, vonden hefc
eerst goed, dat je met ons geld beproefde
het landgoed er boven op te brengen; maar
ik moet er je nu toch om vragen. Het valt
mij moeilijk je hieraan te herinneren,
Friedrich; maar-het is waarlijk mijn eenige
.uitweg."
„Ik weet hefc, zeker, zeker," zei hij.
„Misschien vinden wij een goede oplossing."
„Wij hebben elkaar al meer dan twee
jaar lief, Friedrich, en sinds jouw huwe
lijksdag zijn wij in stilte verloofd. Daarom
zal je begrijpen waarom Joost op een be
slissing aandringt. Ook voel ik dat ik hier
in huis steeds meer overbodig word."
„Voor mij niet, Dorothé," zei Friedrich
ernstig.
„Neen, maar Francisca heeft mij niet
graag in haar nabijheid. Ik heb dat in den
laatsten tijcl aanhoudend opgemerkt. Als
mij de mogelijkheid wordt verschaft om te
trouwen, clan zijn jelui van mijn onaange
name aanwezigheid bevrijd."
„Hoe kan je zoo praten? Damitz zal
steeds een tehuis voor Annalena en jou
blijven. Zoo heeft vader hefc ook gewild."
„Het is hefc minste, wat hij doen kon ons
voor altijd van jouw wil afhankelijk te ma
ken," zei Dorothé bitter. Zij werd door
Franciscans kalmte en zwijgen driftig.
„Het was verstandig van je vader, om je
alleen cle rente van je kapitaal te verzeke
ren. Hij wilde je voor een bedelaarshuwe
lijk beschermen," zei Francisca koel.
„Het ie beter droog brood te eten met
den man, dien men lief heeft, dan zijn
lichaam en ziel voor geld en goed te ver-
koopen. Jij meent het omgekeerde zeker,
Francisca!" riep Dorothé, buiten zichzelf
van woede.
„Dorothé."
Satow strekte ontsteld zijn hand uit om
een storm, dien hij van Francisca's zijde
verwachtte, te bezweren, maar deze bleef
uiterlijk geheel kalm en tergend rustig
zei ze:
„Wie verlangt nu van je, dat je een der
gelijk huwelijk om geld als jij bedoelt,
zoudt sluiten!' Als er een man je hand ge
vraagd had, die je een positie naar je stand
aan kon bieden, clan zou ik misschien cle
eerste geweest zijn om Friedrich te helpen,
zoodat hrj je uitbetalen kon. Maar voor een
officiershuwelijk zooals dit, daarvoor wil
ik mijn hulp niet verleenenDat zou zijn
je met moedwil in liet ongeluk storten."
Dorothé hoorcle die woorden met trotsch
opgeheven hoofd aan. Zij zag in, dat zij
verloren had, en met toornig flikkerende
oogen zei ze:
„Ik begrijp, dat ik onze zaak bedorven
heb. Het was misschien toch maar beter ge
weest als ik Ribbeek alles had laten rege
len. Hij wacht mi.j in hefc park en ik zal hem
het treurige resultaat van mijn onderhoud
met jelui meededen. Je zult me wel toe-
efcaan, dat ik hem in cle kamer Jaafc, Fried
rich Het zal cle laatste maal zijn, dat ik
je wat vraag. Yóórclat ik een besluit neem
voor de nu volgende stappen, moet ik met
Joost spreken."
Zij ging cle kamer uit zonder antwoord
af te wachten cn toen Friedrich een bewe
ging maakte om haar terug te roepen, leg
de Francisca haar hand op zijn arm en zag
hein bevelend aan. Zoo hefc hij Dorothé
gaan.
Hefc gesprek van de beide verloofden was
slechts kort. Dorothé beschuldigde zichzelf
door haar heftigheid alles bedorven te heb
ben.
„Heb daar maar geen spijt van," zei Rib
beek. „Hefc is beet, dat je haar ten minste
éénmaal eens goed de waarheid hebt gezegd
Weet je waarom zij dit „bedelaarskuwe-
lijk", zooals Nzij het genoemd heeft, tot
eiken prijs wil verhinderen? Nu zal je alles
weten.
„Nu?"
„Omclat zij mij als kind al lief heeft ge
had. En eerst toen ik haar aandringen
afwees, nam zij uit wraak den rijken.
Stephany."
„Joost ik heb het vermoed, dat er iet-s
tusschen jelui beiden was. Nu wordt mij
alles duidelijk. Hefc is ijverzucht geweest,
die haar zoo hatelijk tegen mij deed zijn,
zooclra zij van onze liefde wist."
„Afgewezen liefde és voor een vtouw als
zij een doodelijke beleediging."
„Maar je bleef toch nog haar vriend,
toen Friedrich met haar trouwde."
„Hoe weinig ken je zulke vrouwen, Do
rothé. Toen zij weduwe was en hier in de
staci woonde, heeft zij weer beproefd mij
te bewegen met liaar te trouwen. Ik bleef
echter weigeren en toen trouwde zij met
mijn vriend, je broer, omdat zij clan bere
kende mij met uit haar leven te zullen
verliezen."
„Joost!"
„Ja, zoo iets houdt je voor onmogelijk. Zij.
wilde een nieuw spel beginnen. En zij be
gon dat met mij, ondanks haar huwelijk."
„Maar jij bleef haar afwijzen."
„Natuurlijk. Ik had alleen jou lief. Maar
zij is gevaarlijk voor mannen. Je ziet het
aan je broer, die als was in haar hand is.
Hij gelooft, dat ze zijn liefde beantwoordt.
Ik hoop, dat hij in dat, geloof blijft. Zij
dacht er over, clat baron Thurnin niet jou
trouwen moest, clat zou haar positie ver
sterken, zij zou toegang krijgen tot hoogere
kringen. Later heeft zij haar dwaling inge
zien."
„En toen begon haar haat. Zij kon mij
niet meer uitstaan. Maar zeg nu, Joost
wat zullen wij doen. Hier blijven kan ik
niet langer."
„Oom Satow moet je in zijn huis opne
men. Ik ga morgen vroeg naar hem toe.
Verlies clen moed maar niet. Wij behooren
bij elkaar en niemand kan ons scheiden!
Als het niet anders kan, neem ik mijn ont
slag als officier en begin wat anders."
„Neen, Joost, wij moeten wachten. Om
mij moet je je geliefde betrekking niet
prijsgeven."
„Dank voor je vertrouwen."
Zij scheidden en Dorothé ging naar haar
kamer om in harden arbeid haar onrust te
onderdrukken. Zij wilde vóór zij heenging
haar boeken in goede orde hebben. Alles
moest geboekt zijn, alles moest kloppen.
Hefc was middernacht vóór zij ging rusten.
Den volgenden dag tegen één uur kwam
oom Satow en vroeg een onderhoud met
mevrouw aan. Toen Friedrich, die juist uit
wilde gaan, hoorcle dat hij gekomen was,
snelde hij naar de vestibule en kwam oom
Anten daar hartelijk te gemoet.
„Komt u in mijn kamer, oom."
„Ik kom niet om jou te spreken. Mijn
bezoek geldt je vrouw, clie hier blijkbaar
hefc hoogste gezag vormt. Waarom zou ik
eerst met jou praten? Laat je niet storen
en verzorg hefc landgoed zoo goed als je
kunt. Daar is Johan al."
„Mevrouw wacht u, meneer."
„Goed, Johan."
„Zal ik uw koetsier zeggen, dat hij uit
moet spannen, oom?"
„Als hefc mijn plan was hier te blijven,
dan had ik daar zelf last toe gegeven. Heb
rijtuig moet wachten. Is Dorothé thuis?
Goed, ga- dan naar mevrouw, Johan, en
zeg dat ik aan kom."
Zonder zijn beteuterden neef nog één blik
toe te werpen liep oom Anton door. Hij
was in zwarten rok, en hield zijn cylinder
in cle hand. Het was alsof hij ook daarmee
wilde fcoonen, dat hij alle vertrouwelijkheid
wilde voorkomen.
Francisca begreep terstond wat hij kwam
deen; half spottend, half lachend keek zij
naar den strijder voor hefc jonge paar. Zij
was gereed zich met hem te meten, over
tuigd dat zij hem ovenals Dorothé een ne
derlaag zou doen lijden.
(Wordt vervolgd!)