If ©a 15©SSa XjEXDSOH DAGBLAB, Zaterdag1 24 Februari. Eerst© Blad, Anno 1912. PERSOVERZICHT. Aeademienieuws. Tweede Kamer. West-lndiê. FEUILLETON. Haa§* deel gemist. „De S t a n d a a d" schrijft: De Kamer besloot niet in te gaan op het yoorstel, om de Bakkerswet ea de in o t i e-T roelstra hoe eer hoe beter aan de orde te stellen. Vooral nu de bakkersgezellen zioh tot de sociaal-demoeratïsohe partij hadden gewend, ;en haar hadden verzocht deze zaak in de Kamer door te drijven, is het goed, dat dit fiasco maakte. En ook afgezien van deze bijkomstige omstandigheid was het ongera den, juist nu een ontwerp in discussie te brengen, dat Hechts appel van twist is, en slechts met hulp van Link3 slagen kon. Het zou stellig niet kauscher geweest zijnr om den Minister, juist nu het sociaal in de Ka mer spannen gaat, zijn entrée de chambre met zulk een gedwongen en onnatuurlijk succes te hebben laten maken. Toch was het begrijpelijk, dat het aan cén stem hing. 't Sentiment sprak hier mee, en dan is het benefit altoos voor de klagende partij. Toch zag, wie verder door dacht, zeer goed in, dat bij een zaak, die meer dan tien jaar hing, een verschil in tijd Van enkele maanden den doorslag niet kon geven. Dat het denkbeeld om Troelstra's motie voorop te schuiven, viel, sprak vanzelf. In Engeland zou zulk een voorstel zelfs gansch 'niet in behandeling komen, maar op de lijst der onverteerbare gerechten worden bijgeschreven. Zulk een voorstel loopt, zoo men 'fc be- handelèn gaat, op niets dat doelloos tijd- Verlies uit, en houdt de sociale wetten tegen. Het arme arbeidersvolk tot soha Wij gaan hiermede geheel aoooord, zegt „De Tijd." De Bakkerswet is zeker geen ontwerp, 'dat bij de Reohterzijde, als geheel be- fccliouwd, hooge geestdrift kan wekken of op algemeene instemming kan rekenen. Hoogstwaarschijnlijk zullen, als het tot de beslissing komt, ook van Rechts stemmen tegen dat ontwerp worden uitgebracht. En wij vermoeden, dat in de ziel van menigen rechts zetelenden afgevaardigde op het oogenblik nog een strijd tusechen de argu menten vóór en tegen gestreden wordt, welke misschien eerst bij heb mondeling de bat in den een of anderen zin zal worden beslist. Wie kennis nam van de vele en zeer ern stige „Bedenkingen" tegen heb ontwerp door het Bakkerscomité (voorzitter dr. J. Roeters van Lennep; secretaris H. Blaupot fcen Cate) reeds vóór geruim en tijd inge bracht; en vooral wie iets kan gevoelen van het stuitende eener vrijheidsbeperking, die zóó ver gaat, dat zij don arbeid in eigen zaak en in eigen woning als een strafbare daad wil verbieden, zal zeker niet dan noo- de, en alleen dan', wanneer hem voldingend wordt aangetoond, dat er schreeuwende maatschappelijke misstanden bestaan, welke op' geen andere wijze uit den weg ge ruimd kunnen worden, zijn stem aan het w.-o. willen schenken. Een niet overhaaste en rustige behande ling moet dus stellig in het belang der tot stand-koming van de wet worden geacht. Daarentegen kan geen krachtiger steun aan de tegenstanders geboden worden dan door heb oefenen van pressie op de weife laars ter Reohterzijde, door minderwaardi ge middelen. Van dat standpunt gezien, is bepaaldelijk heb inroepen van den steun der sociaal democratische fractie, onTde wet met allen f.poed door te drijven, van de zijde der bakkersgezellen een tactische fout geweest, die niet onmogelijk haar eigen straf met zich zal brengen. Over de poging, om cle behandeling der motie van Troelstra betreffende gelduitdee- ling van Rijkswege aan alle zeventigjarige werklieden, aan de beslissing over de pen sioenwet van minister Talma te doen voor afgaan, hebben wij reeds onze meening ge zegd. Het zou t e dwaas geweest zijn. Niet onaardig sprak het „H andelsbl&d" van een poging om knoopen te zetten aan een jas, van welke de maat nog moet ge nomen worden. „H et Yolk" zegt: Wij wezen er reed3 op, dat het brute op treden der 'rechterzijde, o. a. door verwer ping van het voorstel om de Bakkerswet liet eerst te behandelen, gevolg was van de voosheid ter rechterzijde. Men vreest daar die behandeling. Het was meer dan een los vermoeden, dat wij uitspraken; het is bekend, dat èn Lohman èn Kuyper beiden niets van die Bakkerswet hebben moeten. Maar wij heb ben nu cle bevestiging van hetgeen wij zei den, uit cle mee6t officieele bron. ,,D e Standaard" noemt het in een driestar „ongeraden, juist nu een ontwerp in discussie te brengen, dat Rechts appel van twist is, en elechts met behulp van Links slagen kon. Het zou stellig niet kauscher geweest zijn, om den Minister, juist nu het sociaal in de Kamer spannen gaat, zijn entrée de chambre met zulk een gedwongen en onnatuurlijk succes te hebben laten maken." Dus daar wrong de schoen. Die appel van twist heeft 't hem gedaan. Maar als dat zoo is en het is zoo dan staat het ook vast, dat het niet ging om de Bakkerswet wat vroeger of wat later, maar toch in elk geval vóór Paschen te doen behandelen, maar dat de toeleg is de Bakkerswet niet te behandelen. Immers, ook aan het einde van de nu vastgestelde agenda staat ze nog voor alle andere soeiale wetsontwerpen. Zijn entrée de chambre (kamerintrede) zou cle Minister ook clan nog op dezelfde ma nier moeten maken. Het besluit komt dus hierop neerde bak kers kunnen wachten, evenals cle 70-jarigen. Voor wie 't vergeten ïnccht 't zou geen wonder wezenzij herinnerd, dat wij christel ij k geregeerd worden Onder het motto Nederland zal zijn koloniën eerst waar cl e e ren na haar verlies schrijft de heer J. van dér Eist in „D e Nieuwe Cou- r a n t" Hoe meer hefc tijdstip nadert, waarop in cle Tweede Kamer het eindoordeel over het door den Minister van Marine voorgestelde pantserschip zal vallen, des te krachtiger luiden de geruchten, dat er voor deze fai lure reeds een meerderheid gevonden is. Ongeacht hefc verloop der debatten wordt het schip toegestaan: een fraai Regeerings- beleidOngunstig beoordeeld door den Raad van Defensie, den chef van den ma nnestaf en de pers, luidde de hoogste Jof voor dat schip: „Beter een half ei dan een leege dop 1" Was de Kamer niet zoo érnstig van alle zijden gowaarschuwd, dan ware het begrij pelijk, dat zij al3 leekenlichaam geen partij dorst kiezen, doch n u zal cle aanbouw van dit schii) ten hemel schreien. AlleD, die tot dusver vertrouwen stelden in de wijze, waaróp d* tegenwoordige meerderheid 's lands defensie behartigde, zal clit ver trouwen ontnomen worden door de laatdun kende wijze, waarop d a n gehandeld zal zijn. De beslissing, door cle Kamer le né men, is een bijzonder gewichtigehet geldt niot alléén juist dit pantserschip, doch c .s geheel verder aan te nemen vercledigings- stelsel voor Indie. In clen nog niet uitge streden strijd tussohen artillerie- en torpe- dovloot schaar ik mij geheel aan de zijde der voorstanders der eerstgenoemde, maar dan moet ook zonder voorbehoudt aan hun hoofdeisch: „volwaardige, snelle pantser- schepen", voldaan worden; zoolang men kleine, langzame schepen bouwt, zoolang hebben de argumenten der voorstanders eener torpedovloot groote waarcle! Geld toestaan voor schepen, die vechten noch vluchten kunnen, is weggegooid, dat zal toch aan iederen leek duidelijk zijn. Bij de lezing en discussie over „Torpeclo- statistiek" door den luitenant ter zee 1ste klasse Da Neve op 2 November 1911 in de Marinevcrecniging, moet deze, tot dusverre voorstander eener torpedovloot, erkennen, dat, indien wij krachtiger en sneller pant serschepen zelfs geen Dreadnoughts wilden bouwen, het vraagstuk dadelijk m het voordeel der artillerie vloot zou zijn op gelost. Mijn meening over hefc noodigo groote type in Indië is: Wanneer Nederland een pant3erschip wilde bouwen met pefcro- leum-motoren groote bespariug aan ruimte, gewicht en twee derde machiae- kamerpersoneel dan zou een 12,000-tous- sohip artilleristisch krachtig en snel genoeg kunnen zijn om zich met veel grootere te meten. Tegenover de financieele bezwaren, tegen een (krachtiger artillerievloofc ingebracht, zou ik willen vragen, of het een overdreven eisch is, dat de bijdrage van Indië minstens even groot zal zijn als die van Nederland aan de Marinehet budget van Indië over treft het onze toch reecis verre. Wat doen in dezen de Engelsche koloniën niet? Stelt Indie niet evenveel prijs op zijn moeder land als Canada, de Kaap, Australië cn Nicuw-Zeeland op het hunne? Het bezwaar van den Minister, een krach tiger vloot niet te kunnen bemannen, is ge makkelijk op te lossen door onze zeemili tie ook in de koloniën te gebruiken en haar diensttijd te verlengen. Waar een wil i3, daar is ook een weg! Onze leidsmannen hebben een ruimeren blik noodig; het gaat toch in de toekomst» om onze waardevolle koloniën; zij moeten cle natie durven zeggen, waar hefc op staat, indien wij onze struisvogelpolitiek blijven volgen door kleine scheepjes te bouwen, die precies in ons budget passen. »Schrijver zet dan nog eens uiteen, dat het aangevraagde schip w e 1 moet dienen tot werkverschaffing voor do Rijkswerf. Deze werf en niet 's lands belang be paalt de grootte onzer oorlogsschepen. Zoo lang cle Rijkswerf zal bestaan, zoolang zal de Staat der Nederlanden er de dupe van blijven. Eens was do Minister zelf voorstan der eener opheffing, thans ontwijkt hij deze cenige oplossing en tracht in de Kamer een meerderheid te vinden voor een schip dat niets kan. Nederland heeft in Indië een veel sterkere zeemacht noodig, doch. met aanbouw onder de leuze „beter een half ei dan een leege dop" dient nu voor altijd gebroken te wor den. Ik meen dan ook uit naam van zéér velen in en buiten de marine te spreken, door de Volksvertegenwoordiging te ver zoeken, veel liever den aanbouw van groote schepen te schorsen dan zeven millioen 'oe te staan voor een schip, dat cle marine niet begeert. Moge men nu, op hefc juiste oogen blik, eens inzien, dat de verdediging van Indië een Regeeringszaak is van het hoogste belang en geen eenvoudige rekensom voor den Minister van Marine, die de -12 ton 's jaars, voor aanbouw vastgesteld, zoo pro- fijtelijk mogelijk moet zi?n te plaatsen. Ons Marine-budget dient verder gelijken tred te houden met de geheele Begroeting, terwijl Indio daaraan minstens evenveel behoort bij te dragen en alleen onder die voorwaarden zal men, met allo inspanning en toewijding -der natie, in staat blijven cle koloniën voor Nederland te behouden. Kunnen Regeering en Volksvertegenwoor diging zich niet. met dit beginsel vereeni gen, wordt de .affaire op denzelfden voet voortgezet en het voorgestelde schip toch aangenomen dan is Neerlands vloot weer één misbaksel rijker, bij verder afwerken van het program in 1915 nog écn...., in 1918 weer één...., in 192' nog één...., wie kan die ramp ooit keeren Onder het hoofd Landsverdedi ging en sociale wetgeving zegt „D e Nederlande r": Van zekere zijde worden altijd deze beide zaken, tegenover elkander gesteld. Betoogd wordt, dat iedere gulden, voor de landsver dediging uitgegeven, aan cle armere klassen wordt ontroofd en ten voordeele van cle ,,heerscliende klassen" wordt besteed. Waarbij dan steeds de opmerking gemaakt wordt, dat hefc corlogsbudget zonder reden het sociale budget drukt. Van onzen kant werd daartegenover meer malen in het licht gesteld, clafc landsverdedi ging vóór alles gaat en d e socia-le kweetic bij uitnemendheid is, zoodat zij, die op cle landsverdediging beknibbelen, averechtsche politiek voeren, die him wel d® gunst van kortzichtige kiezers kan cloen winnen, maar clie inderdaad niet m het belang van hefc armste gedeelte onzer bevolking is. Nu zijn wij in veler oogen „conservatief!'' Misschien, dat men meer waardo hecht aan de volgende uiting, clie wij aantroffen in oen recent hoofdartikel in de „Soziale P r a x i s", een allesbehalve „conserva tief" orgaan: „Het economische leven van een volk, dat zijn volmaking en verbetering in de sociale politiek moet vinden, is zonder bewaring van den vrede en beveiliging tegen aanval len van buiten voortdurend in gevaar. Zon der onze sterke uitrusting te water cn te land zou zoowel de economische opleving van Duitschlancl onmogelijk geweest zijn als de organisatie van de staatshulp en eigen hulp voor de arheider6mass.'s... Een wereldoorlog of zelfs oen nederlaag zou in clen a 1 g e m e c- nen ondergang allereerst cl o m a s s a 's meesleuren, die cl a n geen sociale hervorming voo-r de ellende zou kunnen bewa- s en." (Wij spaticeren.) In Duitschlancl ziet men dit in. In Ne derland eveneens] Ook „Het Vaderland" heeft mot verwondering gezien,- dat het ontwerp - Auteursrecht reec^s --voor het thans begonnen afdeeling60nderzoek is aangewe zen. Zij aoht zulk een spoed „te haastig", wijl deze wet zic\h uitstrekt over een veel grooter gebied dan de bestaande Auteurs wet, en ook sohilder-, bouw-, beeldhouw kunst-, enz., enz. omvat. Tegenover een eerst op 9 Februari j. 1. ingediend ontwerD denkt men hier onwillekeurig aan de oude spreekwijze van „hollen of stilstaan." „Deze overijlde behandeling heeft het groote nadeel, dat cle betrokken belangstel lenden geen gelegenheid zullen hebben, zich tijdig over het wetsontwerp uit te spreken. Zoo vernamen wij bijv., dat de Uitgevers bond op 5 Maart a. s. zou vergaderen, om het wetsvoorstel te bespreken; men hacl clan den tijd om a têto roposéc cle voorge stelde bepalingen te bestudecren en cle re sultaten der daarover to voeren bespre kingen op schrift te stellen en aan de Ka mer te doen toekomen. Maar 'ui de Kamer reeds deze week tot het afdeelingsonder- zoek overgaat (do volgende week begint de openbare zitting weer,) is het niet mo gelijk dit vóór clien tijd te cloen. In hetzelfde geval zullen waarschijnlijk tal van andere vereenigingen van deskundi gen verkeeren: schilders, letterkundigen, toonkunstenaars, teekenaars, kunstnijveren graveurs, lithografen, drukkers, photogra- fen, kinematograaf- en phonograaf- opera, teurs, etc., etc. Wij achten deze overijling eon groot na deel en hopen, dat er nog iets op gevonden zal kunnen worden, om aan de belangheb bende takken van kunst en industrie de ge legenheid te verzekeren hun stem te doen hooron, zóó dat deze op de schriftelijke voorbereiding nog van invloed zal zijn." In een asterisk O n d e r w ij z e r s s a- larissen lezen wij in „Hefc Cen- t rum": Het „Dagblad' van Noord-Bra bant" bevat een artikel over cle onderwij zers-salarissen waarin hefc waarschuwt, da-fc de onder\vijzera zioh niet te veel illusicn moeten maken van salaris-verhooging. „Dan zal er meerdere toeloop van jon gens komen uit die standen, waar f 1500 's jaars voor een begeerlijk gezins-inkomen geldt. Maar er zal ook meerdere toeloop komen uit die, waar dit cijfer meer be schouwd wordt als een mooi inkomen voor een ongehuwd meisje. Dat wil zeggen: uit de hoogere standen." Hefc bedoelde Dagblad is daarom „geens zins tegen verhooging der onderwijzers-sa larissen." Hefc verklaart, dat die op den tegenwoor- digon voet beslist te laag zijn. Hefc waarschuwt alleen, gdijk gezegd, to gen illusicn, omdat de positie der onder wijzers „niet louter afhangt van de wette lijke regeling van meer of minder," maar door „den loop der feiten in het gedramr komt," wijl „a'e sociale opvatting omtrent vrouwen-arbeid is gewijzigd." Dit laatste moge volkomen juist zijn, toch' zien wij niet in, dat dit feit in casu ob „waarschuwing" zou moeten strekken. Voor de meeste vrouwen zal de ondervTfjs- taak altijd slechts een t- ij d e 1 ij k e wezen« ook al staan zij, wat de salarieering l ©- treft, met de mannen op gelijken voet. Maar buitendien gaat cle opmerking van het „Dagblad van Noor a-B r ar bant" buiten de eigenlijke z*.ak om. De vraag is ten slotte alleenof de derwijzers-salarissen verhooging dienen te ondergaan. En indien die noodig blijkt te zijn, wab hefc blad gaarne toegeeft, dan mag de "er- hooging ook niet uitbliji en, afgezien van hetgeen daarvan hefc gevolg kan zijn, of cle illusicn, welke daardoor k u nn e ii worden opgewekt. Leiden. Het bestuur van de Theolo gische Faculteit der Leiclsche studenten is als volgt samengessteldJ. G. Steenbeek (praeses) W. cle Voogcl v. cl. Straaten (abaotis), T. W. van dor Ley (quaestor), G. W. Oberman (assessor I,) M. Haaisma (assessor II). Bij besch. van den Min. van Binnenl. Zaken is, met ing. van 1 Maart, op verzoek eervol ontslag verleend' aan dr. S. A. Koopal, ah assist, voor de scheikunde aan de univ. Groningen. Op stellingen bevorderd tot doctor in cle rechtswetenschap de heer P. de Groot, geboren te Engwierum. De clezs week vergaderde afdeelingen der Tweede Kamer zJjn gisteren alle meb hefc onderzoek der ontwerpen gereed geko men, behalve de derde sectie, welke heden nog bijeen was. Opgclogde pr o v o o s t s t r a f f e n. Ingevolge de door hom hij cle behandeling van de Oorjpgsbegrooting in do Tweede Ka mer gedane mededeel ing, hcofi do Minister van Oorlog thans aan de Kamer doen toe komen een opgave van het aantal cla-gen provoost, opgelegd tijdens do in November j.l. gehouden inspectie over verlofganger^ der landweer, benevens van het aantal land- weorplichtigen, Kqaji wie bedoelde straffen zijn opgelegd. Daaruit blijkt, dat aan een totaal van 802 lanclwosrplichtigcn oen totaal van 2017. dagen provoost is opgelegd, waarvan 104 wegens dronkenschap of te laat versolrij- nen bij de inspectie, clan wel beide. Pensioen regeling; spoorweg' personeel. Ingediend is écn wetsontwerp tot bekrach tiging van nadero overeenkomsten met do Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen on met de Hollandsche IJzeren Spoor weg-Maatschappij betreffende de pensioen-re geling voor haar personeel. CURACAO. Willemstad, 26 Jan. Langdurige droogte. De „Gur. Ct." schrijft: Nog altijd blijft de regen uit. Ons is be kend, dat men reeds melkkoeien begint te slachten, uit vrees, dat zij wegens gebr:k aan voeder zullen sterven. Sterfte onder hefc vee (komt dan ook inderdaad reeds hier en daar voor. Over hefc geheele eiland doen zich gevol gen van cle droogte gevoelen. Is hefc gebrek aan regen buiten bij eiken stap merkbaar, in do stad kan men niemand spreken, die niet steen en been klaagt over cle leegte van zijn regenbak of aohaarschte van water. Voegt men daarbij de duurte van de aller noodzakelijkste levensbehoeften, een gevolg zoowei van de hier licerschende droogte als van cle stijging in prijs in cle landen van herkomst van vele artikelen, clan behoeft men geen pessimist te zijn, om de toetkomefc donker in te zien. 33) „Al lang. Ik heb mijn liefde voor Ribbeek na vaders dood zooveel mogelijk trachten te bedwingen. Wij, als zusters, vonden hefc eerst goed, dat je met ons geld beproefde het landgoed er boven op te brengen; maar ik moet er je nu toch om vragen. Het valt mij moeilijk je hieraan te herinneren, Friedrich; maar-het is waarlijk mijn eenige .uitweg." „Ik weet hefc, zeker, zeker," zei hij. „Misschien vinden wij een goede oplossing." „Wij hebben elkaar al meer dan twee jaar lief, Friedrich, en sinds jouw huwe lijksdag zijn wij in stilte verloofd. Daarom zal je begrijpen waarom Joost op een be slissing aandringt. Ook voel ik dat ik hier in huis steeds meer overbodig word." „Voor mij niet, Dorothé," zei Friedrich ernstig. „Neen, maar Francisca heeft mij niet graag in haar nabijheid. Ik heb dat in den laatsten tijcl aanhoudend opgemerkt. Als mij de mogelijkheid wordt verschaft om te trouwen, clan zijn jelui van mijn onaange name aanwezigheid bevrijd." „Hoe kan je zoo praten? Damitz zal steeds een tehuis voor Annalena en jou blijven. Zoo heeft vader hefc ook gewild." „Het is hefc minste, wat hij doen kon ons voor altijd van jouw wil afhankelijk te ma ken," zei Dorothé bitter. Zij werd door Franciscans kalmte en zwijgen driftig. „Het was verstandig van je vader, om je alleen cle rente van je kapitaal te verzeke ren. Hij wilde je voor een bedelaarshuwe lijk beschermen," zei Francisca koel. „Het ie beter droog brood te eten met den man, dien men lief heeft, dan zijn lichaam en ziel voor geld en goed te ver- koopen. Jij meent het omgekeerde zeker, Francisca!" riep Dorothé, buiten zichzelf van woede. „Dorothé." Satow strekte ontsteld zijn hand uit om een storm, dien hij van Francisca's zijde verwachtte, te bezweren, maar deze bleef uiterlijk geheel kalm en tergend rustig zei ze: „Wie verlangt nu van je, dat je een der gelijk huwelijk om geld als jij bedoelt, zoudt sluiten!' Als er een man je hand ge vraagd had, die je een positie naar je stand aan kon bieden, clan zou ik misschien cle eerste geweest zijn om Friedrich te helpen, zoodat hrj je uitbetalen kon. Maar voor een officiershuwelijk zooals dit, daarvoor wil ik mijn hulp niet verleenenDat zou zijn je met moedwil in liet ongeluk storten." Dorothé hoorcle die woorden met trotsch opgeheven hoofd aan. Zij zag in, dat zij verloren had, en met toornig flikkerende oogen zei ze: „Ik begrijp, dat ik onze zaak bedorven heb. Het was misschien toch maar beter ge weest als ik Ribbeek alles had laten rege len. Hij wacht mi.j in hefc park en ik zal hem het treurige resultaat van mijn onderhoud met jelui meededen. Je zult me wel toe- efcaan, dat ik hem in cle kamer Jaafc, Fried rich Het zal cle laatste maal zijn, dat ik je wat vraag. Yóórclat ik een besluit neem voor de nu volgende stappen, moet ik met Joost spreken." Zij ging cle kamer uit zonder antwoord af te wachten cn toen Friedrich een bewe ging maakte om haar terug te roepen, leg de Francisca haar hand op zijn arm en zag hein bevelend aan. Zoo hefc hij Dorothé gaan. Hefc gesprek van de beide verloofden was slechts kort. Dorothé beschuldigde zichzelf door haar heftigheid alles bedorven te heb ben. „Heb daar maar geen spijt van," zei Rib beek. „Hefc is beet, dat je haar ten minste éénmaal eens goed de waarheid hebt gezegd Weet je waarom zij dit „bedelaarskuwe- lijk", zooals Nzij het genoemd heeft, tot eiken prijs wil verhinderen? Nu zal je alles weten. „Nu?" „Omclat zij mij als kind al lief heeft ge had. En eerst toen ik haar aandringen afwees, nam zij uit wraak den rijken. Stephany." „Joost ik heb het vermoed, dat er iet-s tusschen jelui beiden was. Nu wordt mij alles duidelijk. Hefc is ijverzucht geweest, die haar zoo hatelijk tegen mij deed zijn, zooclra zij van onze liefde wist." „Afgewezen liefde és voor een vtouw als zij een doodelijke beleediging." „Maar je bleef toch nog haar vriend, toen Friedrich met haar trouwde." „Hoe weinig ken je zulke vrouwen, Do rothé. Toen zij weduwe was en hier in de staci woonde, heeft zij weer beproefd mij te bewegen met liaar te trouwen. Ik bleef echter weigeren en toen trouwde zij met mijn vriend, je broer, omdat zij clan bere kende mij met uit haar leven te zullen verliezen." „Joost!" „Ja, zoo iets houdt je voor onmogelijk. Zij. wilde een nieuw spel beginnen. En zij be gon dat met mij, ondanks haar huwelijk." „Maar jij bleef haar afwijzen." „Natuurlijk. Ik had alleen jou lief. Maar zij is gevaarlijk voor mannen. Je ziet het aan je broer, die als was in haar hand is. Hij gelooft, dat ze zijn liefde beantwoordt. Ik hoop, dat hij in dat, geloof blijft. Zij dacht er over, clat baron Thurnin niet jou trouwen moest, clat zou haar positie ver sterken, zij zou toegang krijgen tot hoogere kringen. Later heeft zij haar dwaling inge zien." „En toen begon haar haat. Zij kon mij niet meer uitstaan. Maar zeg nu, Joost wat zullen wij doen. Hier blijven kan ik niet langer." „Oom Satow moet je in zijn huis opne men. Ik ga morgen vroeg naar hem toe. Verlies clen moed maar niet. Wij behooren bij elkaar en niemand kan ons scheiden! Als het niet anders kan, neem ik mijn ont slag als officier en begin wat anders." „Neen, Joost, wij moeten wachten. Om mij moet je je geliefde betrekking niet prijsgeven." „Dank voor je vertrouwen." Zij scheidden en Dorothé ging naar haar kamer om in harden arbeid haar onrust te onderdrukken. Zij wilde vóór zij heenging haar boeken in goede orde hebben. Alles moest geboekt zijn, alles moest kloppen. Hefc was middernacht vóór zij ging rusten. Den volgenden dag tegen één uur kwam oom Satow en vroeg een onderhoud met mevrouw aan. Toen Friedrich, die juist uit wilde gaan, hoorcle dat hij gekomen was, snelde hij naar de vestibule en kwam oom Anten daar hartelijk te gemoet. „Komt u in mijn kamer, oom." „Ik kom niet om jou te spreken. Mijn bezoek geldt je vrouw, clie hier blijkbaar hefc hoogste gezag vormt. Waarom zou ik eerst met jou praten? Laat je niet storen en verzorg hefc landgoed zoo goed als je kunt. Daar is Johan al." „Mevrouw wacht u, meneer." „Goed, Johan." „Zal ik uw koetsier zeggen, dat hij uit moet spannen, oom?" „Als hefc mijn plan was hier te blijven, dan had ik daar zelf last toe gegeven. Heb rijtuig moet wachten. Is Dorothé thuis? Goed, ga- dan naar mevrouw, Johan, en zeg dat ik aan kom." Zonder zijn beteuterden neef nog één blik toe te werpen liep oom Anton door. Hij was in zwarten rok, en hield zijn cylinder in cle hand. Het was alsof hij ook daarmee wilde fcoonen, dat hij alle vertrouwelijkheid wilde voorkomen. Francisca begreep terstond wat hij kwam deen; half spottend, half lachend keek zij naar den strijder voor hefc jonge paar. Zij was gereed zich met hem te meten, over tuigd dat zij hem ovenals Dorothé een ne derlaag zou doen lijden. (Wordt vervolgd!)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5